DE TOORTS.
geen adel, geen millionnaires, geen dandy's. Wij
hebben geen „high life", En dat is spijtig. Want al
ben ik rotsvast overtuigd, dat de innerlijke weelde
en de geestesrijkdom, zieleadel, oude vlaamsche
rechtzinnige simpelheid, moed en strijdlust, uitste
kend ten nutte komen, toch mankeeren wij het uiter
lijke, den schijn. En daar alleen vangt men de
menschen mee, dat maakt meer indruk en propa
ganda dan alle meetingen bijeen.
Ja, onze beweging mist luxe, mist chic, schittert
niet. In onze schouwburgen geen toilet. Wc hebben
geen theekransjes, geen tennisclubjes. We. bezitten
geen cercles, geen danspartijtjes,- geen „Samedi de
Madame", omdatomdat we in dien zin zoo weinig
dames hebben. De flaminganten ontvangen niet,
geven geen recepties.
Daar kunnen wij weinig aan veranderen. Dat kunt
ge uit den grond niet stampen.' Maar ze moeten
doen wat in hun vermogen ligt. Ze kunnen toch
persoonlijk werk verrichten en dat is gewoonlijk
't beste. Hoe willen we Brussel, het ijdele, nuffige
Brussel, ooit aan onze zijde hebben, als wij „boerscli"
blijven. We moeten toch zelf goed figuur maken.
Wetten helpen hier weinig. De plezierstad moeten
we nu eigenlijk niet hebben, daar bedanken we
feestelijk voor, die zal overigens altijd conmopolitisch
blijven. Maar we moeten niet eeuwig de simpele
zeer ernstige soms belachelijke half-boeikc-ns blij
ven. We moeten evolueeren.
Waarom moeten we nti toch altijd een flamingant,
ik spreek van de meerderheid, erkennen aan z'n
kleeding? Moeten ze nu altijd 'n halsboord dragen,
dat nwiliétnwLwit is en te hoog of te breed, waar
'n vvenstaande Wo s slecht inhaakt. Waarom altijd
'n ij gaan,doch zelf\acht,er Waarom zoo onsierlijk
gekleed ^''iió'öihpafeseffd, tie'snit onkeurig. Of altijd
- En die stijf
heid. Kunnen de Vlamingen, waar prachttvpen bij
zijn van lichaamsbouw, de Vlamingen die „kunste
naars geboren zijn", zich dan niet. kleeden? Ik meen
dat Van Cauwclacrt daar vroeger al eens op drukte.
Wij zijn, om den drommel, geen wilden of mace-
cliers. We moeten geen „zeepen" zijn, dat is even
leelijk, maar toch „gentiemen". 'n Goed gekleed
mensch, zoo man als vrouw, is een plezier voor de
oogen. Men kan niet overschatten, den goeien in
druk, dc propaganda dat het maken zoü voor onze
zaak, en onder 't klein volk, de burgerij en de
hoogerc klassen. Verbeeld U te Brussel, op het
tramplatform 'n onberispelijk gekleed jongmensch
met een mooi, mooi gekleed-meisje of dame en die'
'11 behoorlijk Nederlandsch spreken en flamingant
zijn. Maar dat ware 'n wonder te Brussel, en dat
zou wonderen voortbrengen. Dat. is levende pro
paganda. En kunnen we dan nooit flaminganten
vinden in Restaurant Riche, of bij Wefrili en Matthis,
of in 'n taverne, op 'n five o' clock thea'. Want men
kan toch heel ernstig zijn, en stevig katholiek en
hevig flamingant en toch als stedeling leven in een
stad als Brussel,. De mannen die nu te Havre zitten
konden dal wel; en die waren ook katholiek. Die
hadden daar een handje van en ze hadden toch
iedereen mee I
Ik geef dat ter overweging der Vlamingen die
strijden,..wel wetende dat er bij de voormannen, bij
de studenten en de andere zeer welhebbende men
schen zijn, die 't kunnen en 't moeten.
Ik wilwan onze heeren.en jongelingen, van onze
meisjes geen ijdele modegravuurtjes maken. Maar
waarvoor ik wedden durf,-dat is, dal waren er te
Brussel twintig „elegantes" die Vlaamschgezind zou- -
den zijn wij de halve stad zouden hebben, al was
het dan ook uit „snobisme".
Uit de Kampen.
Onuitstaanbare toestanden.
Weer doen de geruchten de ronde, dat er- een
dezer.dagen al weer eenc verandering gaat intreden,
nopens de levensmiddelenvoorziening in de Inter-
neeringskampen. Volgens de gezegden is deze toe
stand te wijten aan het gebrek van granen hier jn
het land en gevoelen wij reeds dat onze broodjes
zijn gebracht op 390 grammen, hetgeen wij in te
genwoordigheid van een aantal getuigen hebben be
vestigd door het nawegen .van het brood van den
soldaat Le Clercq, loods 38. Wat moeten wij daar
over denken, staan wij reeds op den boord van het
kille graf of gaan zc hier van onze begraafplaats
•een stadskerkhof maken? Sedc-rt geruimen tijd zijn
dc levensmiddelen veel 111 waarde verminderd, en is
er geen enkele soldaat bij machte, het noodige aan
te schaffen, dat zijne lichamelijke krachten vragen,
met de soldij van een guldeji per tien dagen. Wij
allen jongens, die in dezen hachelijken toestand niet
bij machte zijn iets bij te verdienen; met wat vermogen
wij onzen honger te stillen? Wat staat ér ons te
doen? Hoever gaan ze het brengen? Is de wereld
misschiën zoo erg veranderd, dat al de jonge jeugd
in den bloei des levens moet verdwijnen? Gaan die
beheerders het zoo regelen, dat er een toestand zal
worden teweeg gebracht, die het gruwelijkste het
wreedste kan doe'11 ontstaan, waaraan geen van ons
allen ooit heeft gedacht' Het is alsof de 'groote be
windvoerders (die jusqu'au boutistenj ons naar de
revolutionaire gedachten sturen, anders kunnen wij
er niet over denken..-Waar is nu onze .regeering?
Waar blijven die Haversche bazen, die voor hun
land zulke goedzakken zijn? Is het niet een ge
dwongen plicht, op dit gewichtig oogenblik in te
grijpen om tol de redding over te gaan van hare
vaderlandsche zonen, die op 't eerste woord klaar
stónden 0111 hunne vanen en grenzen te verdedigen.
Waar zijn ze? Waar blijven ze? En tot wat dienen
onze Belgische officieren, die hier dagelijks van uit
de stad een frisch luchtje komen scheppen? Zijn die
heertjes soms aangesteld alleenlijk om de Vlaamsche
beweging (langs regeeringszijde) -tot stand te hou
den om de jongens nog wat dommer te houden,
dan ze vroeger waren? Zc willen ons reeds voor
spellen eens.dat de krijg zal gedaan zijn, wij ons
volle recht zullen doen gelden, en dat wij geen enkel
recht behoeven aan tc nemen, door de Duitschers
achtergelaten. Maar als wij den huldigen toestand
nagaan, het leven dat we te verduren hebben en
klachten, die wij door onze vrienden hooren opgaan,
dan is 't of ze ons naar het slavenjuk voeren. Zoo
zagen wij een dezer dagen vriend Eyndels, een echten
flamingant, op het bureel geroepen van een Belgisch
officier, Finct, waar die arme soldaat onderhoord
werd, omdat hij de Gazet van Brussel aan zijne ka-