ins® DCS MKÏÏÏÏ 15 - 7-9-1973 In 1936 kwam een 14-jarige Nederlandse jongen naar Aalst met vakantie. Een pummeltje was hij niet, eerder een stevig uit de kluiten gewassen knaap. Wat hij deed om de tijd te doden? Een eerder overbodige vraag met andere rakkers van zijn leeftijd schopte hij tegen een bal. Hij had dat trouwens al eerder gedaan. In Sittard, waar hij met zijn grootouders woonde, voetbalde hij bij de amateursvereniging VVS. Tijdens één van die matchkes-voor-de-lol, was Augustijn Verhulst, een grote naam uit de geschiedenis van Eendracht Aalst één van de toevallige kijkers. Die had het onmiddellijk door die grote jongen stak boordevol talent Hij repte zich naar één van de dirigenten van de club, men hield krijgsraad en er werd een geimproviseerde wedstrijd georganiseerd. Men wist genoeg naar Nederland tuffen om grootpa en grootma te overpraten en ze naar Aalst te lokken, duurde niet lang. De familie verhuisde. Het betekende het begin van een lange voetbalcarrière. Voor Eendracht Aalst kon de "periode Karei Voogt" beginnen. In Sittard, het stadje van Toon Hermans, rezen voor voorzitter Pierre Cornelis niet veel problemen de transfer was in een oogwenk in kannen en kruiken amateurs konden vrij een club kiezen, zodat niets de overgang belette Het waren échte liefhebbers, vertelt Karei Voogt, ik betaalde een dubbeltje lidgeld per week om te mogen shotten. En dan moest ik zelf voor shoe's, kousen, broekje en shirt instaan. In België sprak men toen al over onafhankelijke spelers. Bij Eendracht betaalde men in die tijd 120 frank per wedstrijd. Minderjarigen kregen 20 frank "cash", de rest ging op een spaarboekje. Twee matchen bij de invallers speelde Karei Voogt dat seizoen. Nadien kreeg hij een plaats in het fanionteam. In november werd hij vijftien, en eigenlijk was dat net niet oud genoeg om met de grote mensen te mogen meedoen. De Belgische Voetbalbond maakte echter voor één keertje een uitzondering Voogt kreeg de toelating om bij de seniores op te treden. U HERINNERT ZICH NATUURLIJK NOG AL DE "GROTE NAMEN" UIT DIE EERSTE PERIODE, MIJNHEER VOOGT? Die start vergeet ik nooit. Die viel samen met een glansperiode van de club. Keeper De Munter, Omer Geubels, Gaston De Block, Dolf De Buck, Stijn Verhulst, Nobert Moreels, Jef Petit, Julien De Bilde, Strens Willems, Raemdonck, Pele- man, Cornelis en misschien nog een paar anderen waarvan me de naam ontsnapt, waren stuk voor stuk mannen waarop de fans konden bouwen. Niet dat het allemaal kerels met internationale klasse waren, doch één ding vond ik reuze; het waren vrienden. Zij wisten wat clubliefde betekende, en ze streden tot ze door de knieën gingen. Voetballen was toen nog prettig een hobby. Soms duikelden we een uur voor aanvangsuur het stadion binnen om te trainen. Overwinningen werden uitbundig gevierd na de match bleven we samen en vies van een pintje was niemand. Echt, ik had het nergens beter kunnen treffen. Kameraadschap zoals die bij Eendracht bestond, kon je uren ver zoeken zonder die te vinden. GE WAART IEMAND MET EEN KEI HARD SCHOT EN EEN PRECIESE KOPSTOOT. STAKEN DAAR "GE HEIMPJES" ACHTER? Hard knallen kan niemand je leren. Toen ik in Nederland met mijn ooms met de bal stoeide, leerde ik "en volée" naar doel schoppen. Ik liet het lichaam een beetje naar beneden hellen en pafte toen in één tijd naar de goal. Hoe het kwam weet ik zelf niet, doch ik voelde dat er kracht achter die vluchtschoten stak. Later was dat trouwens één van mijn sterkste wapens. Koppen? Als ik sprong bleef ik, op het ogenblik dat ik mijn hoogste punt had bereikt, een beetje "hangen" in de lucht, zo'n beetje zweven. Precies op dat moment kwam de bal toe en kreeg ik de tijd die werkelijk te "spelen". Ik deed er bijna mee wat ik wilde. Steeds probeerde ik het leder met het voorhoofd naar beneden te "slaan". En het lukte. Zelden kopte ik boven de deklat. Wel naast de goal of in het bereik van de keeper. Maar over, nee. Wel als ik een stevjge por in de rug kreeg. TOEN IK EEN KLEINE JONGEN WAS MOCHT IK OM DE VEERTIEN DAGEN MEE MET VADER, EEN FERVENT AANHANGER VAN "DEN EEN DRACHT". IK HEB U TOEN VER SCHILLENDE DOELPUNTEN MET HET HOOFD ZIEN AANTEKENEN. VOORAL OP HOEKSCHOPPEN EN VRIJE TRAPPEN. WAREN DIE TREF FERS HET GEVOLG VAN INGESTU DEERDE MANEUVERS? Stijn Verhulst was de man van de corners. Ik stelde me ergens buiten "het pak" op en liep automatisch naar de plaats waar de bal zou terechtkomen. Hoge Engelse voorzetten waren het. Ik mag het zo stellen dat er voor 75 procent een doelpunt instak. Bij de vrijschoppen van Dolf De Buck waren de kansen nog beter in negentig van de honderd gevallen was de keeper geklopt. Het leder kwam bijna altijd op de juiste plaats. Toeval was dat niet we trainden er speciaal op. DOELMANNEN HADDEN LIEFST DAT GE UIT HUN BUURT BLEEF OMDAT GE AL EENS MET EEN "ENGELSE CHARGE" DURFDE UITPAKKEN Ik ben altijd een bewonderaar van het Engels voetbal geweest. Ook vandaag nog laat ik geen gelegenheid voorbijgaan om de basisleggers van deze toch wel populaire sport te gaan bekijken. Een keeper op reglementaire wijze in doel duwen, leerde ik van ze. En paste het toe. Zware jongen als ik was moest de man al heel stevig op de voeten staan om niet te wijken. Onder meer tegen Cercle Brugge en Racing Mechelen skoorde ik met een "charge". Niet altijd ging de doelman met hebben en houden in de goal, maar aan die duwpartijtjes hielden we nog al dikwijls een hoekschop over. Ik vond het erg leuk dat het mocht. Het gebeurde zonder brutaliteit of bijbedoelingen. GE HEBT EEN LANGE CARRIERE ACHTER DE RUG. IN AL DIE JAREN HEBT GE EEN HELEBOEL PRETTIGE EN MINDER AANGENAME DINGEN BELEEFD. In 1936 begon het voorgoed. Eendracht werd kampioen in 1958 en steeg naar 2e Nationale. Toen hield ik ermee op. Als piepjonge knaap voetbalde ik met het "eersfee elftal", maar mocht ook nog met de kadetten meedoen. Voor een finale of een belangrijke match gebeurde dat laatste, zodat het al eens voorviel dat ik twee keer per dag voetbalde. We stegen in 1939 naar "Ereafdeling". Een hele belevenis, Nadien kwamen er ups and downs, maar kom, wij maakten er ons niet bizonder druk over. Het leven is een voortdurend vallen en opstaan. Het eerste jaar in 's lands hoogste afdeling viel mee na de eerste ronde hadden we evenveel punten als Beerschot, de koploper. Nadien zakten we duidelijk af. Over Beerschot gesproken de Antwerpenaars, met hun fameuze voorhoede Van de Wouwer-Ceuleers-Isemborghs-Braine- Saeys, waren op een bepaalde dag bij ons te gast. Er was een voormatch en die kéken tegen een 1-4 achterstand op. Het zat toen echt mee want ik skoorde toen nog vier keer, zodat Eendracht het nog met 5-4 haalde. Ik had'ook de allereerste goal aangetekend, zodat het voor mij een gloriedag werd. Die prestatie heeft mijn verdere loopbaan beinvloed bestuur, supporters en medespelers kregen plots een onvoorwaardelijk vertrouwen in mij. En bovendien ging ik van dat ogenblik honderd procent in mezelf geloven. Keepers? De Munter was een vent boordevol klasse. Bert De Raedt van Gantoise ook, al pafte ik de bal eens vijf maal in zijn kooi. En Bogaerts van White Star. Van Driessche, een eerder kleine jongen die bij SK Sint Nklaas onder de lat stond, was eveneens moeilijk te kloppen VOETBAL IS EEN PLOEGSPEL. WAT WAS DE KRACHT VAN EENDRACHT AALST? Vooral de clubliefde. Ik zegde al dat we soms een uur voor tijd in trainingspak rondliepen. Kwam daar nog bij dat we nooit voetbalmoe waren. Inplaats van na het seizoen de spullen met een diepe zucht in de hoek te gooien, speelden we in de zomer tegen kleinere clubjes en organiseerden we matchkes onder me kaar. Als er eens een minder vriendelijk woord viel, was dat ruzietje vlug bijge legd. Om financiële redenen moest de een de ander ook al niet met boze ogen bekeken we vanuit de tribune. Toeval wilde dat Van de Wouwer en Braine vlak voor me zaten. Ik hoorde de eerste tot de tweede in zijn sappig Aantwaarps zeggen "Raymond, dat terreintje is een echt tapijt, we gaan hier vandaag eens kunnen biljarten". Beerschot werd met 3-2 geklopt. We konden onze vreugde niet op. EEN VOORSPELER HEEFT HET LOGI SCHERWIJZE ALTIJD MET VERDEDI GERS EN KEEPERS AAN DE STOK. WIE WAREN UW BESTE TEGENSTAN DERS? Ik verkneukelde me altijd in de duels met de fameuze Antwerp-back Bob Paverick. Een kraan van een speler, doch iemand die u altijd sportief aanpakte. Hij deed het zonder lepe streken of vuile truukjes. Ik had veel respekt voor die man. Prima doelmannen waren er bij bosjes. Eén ervan was de Anderlechtse internationaal Rie Meert. Die klopte ik voor zijn eigen fans eens drie maal, we wonnen toen trouwens met 1-3. Ik geloof dat Rie me nog altijd kwaad bekijkt voor de loer die ik hem toen draaide. Braet was ook een crack, als keeper eigenlijk een legendari sche figuur. Doch ook hem klopte ik. De mooiste herinnering uit mijn loopbaan komt uit een van mijn allereerste wedstrijden. In 1939 kregen we het bezoek van het nu weggedeemsterde Wilrijk met de toen levensgevaarlijke midvoor Goossens. Een kwartier voor affluiten was het kalf verdronken we bekijken iedereen kreeg even veel. Door de tegenstanders werden we vooral thuis gevreesd. De supporters stonden als één man achter ons. Wie op het Pierre Cornelisstadion wilde winnen, moest goeie papieren tonen. Stel u voor dat we destijds kampioenenploegen als Club Brugge (die kreeg er met 7-1 van langs), Lierse (ook 7-1) en Lierse (6-1) gewoon belachelijk maakten. GE DEBUTEERDE BIJ EENDRACHT AALST EN SLOOT ER OOK UW LOOPBAAN AF. EN TOCH HEBT GE NOG VOOR ANDERE CLUBS GE VOETBALD. In 1949-50 speelde ik bij Olympic Charleroi. Die transfer stak eigenaardig in elkaar. Ik kreeg bezoek van een afgevaar digde van de Waalse vereniging. De man had alle overgangsdokumenten én het akkoord van het Eendrachtbestuur op zak. Ik moest nog alleen mijn handteke ning plaatsen. Een beetje aangeslagen zat ik er bij. Maar kom, financieel werd de pil verguld. Als ik het narekende werd ik voor 11.000 frank per kilogram levend vlees verkocht.De totale transfersom bedroeg 999.000 frank. Bijna een miljoen rond, en geen peulschilletje voor die tijd. De verhuis naar de Doggen heb ik me diep beklaagd. De spelers kende ik niet, doch die aanvaardden me. Voor de dirigenten was ik een vreemde, en zou dat ook blijven. Bovendien hadden we een Franse trainer, en omdat ik de taal van Molière allesbehalve perfekt beheerste rezen ook daar moeilijkheden. Twee a drie keer per week naar Charleroi sporen voor de oefeningen en op zondag voetballen, werden voor mij op de lange duur een nachtmerrie. Ik was wat blij dat ik er slechts één seizoen bleef. NADIEN VERHUISDE GE NAAR HET ZUIDEN? Ik ondertekende een kontrakt voor de Siciliaanse profclub Messina. Dat deed ik voor de lieve centen. Een verbintenis voor één jaar bracht me 250.000 Belgische frank op. Dan was er ook nog een maandgeld van 8.000 frank en we ontvingen bovenop nog 1.000 frank per gewonnen punt. Messina was een "spe ciaal geval" in de Italiaanse kompetitie. Er was alleen een fanionteam waarvoor men over 21 betaalde full-timeprofs beschikte. Een verplaatsing naar Bari, onze enige "derby", betekende 400 kilometer reizen. Als we in Noord-Italië optraden, waren we voor twaalf dagen buitenshuis men profiteerde van de gelegenheid om twee achtereenvolgende uitmatchen te spelen. We logeerden in de meest luxueuze hotels en waren half goden zelfs een heel klein valiesje mochten we niet dragen. Anderen zeul den met de bagage. Messina betekende alle dagen trainen, voortdurend onder kontrole staan en leven als kloosterlin gen de echtgenotes van de spelers waren er niet geduld. Goeie kanten waren er toch ook aan verplaatsingen, eetmalen, zelfs het bioskoopbezoek werden door de clubkas betaald. We woonden in een groot appartementsgebouw met alle mo gelijke en onmogelijke comfort. Tijdens één van de reizen die we met Messina maakten, logeerden we te Abano-Thermes eens in hetzelfde hotel waar Koning Leopold en Prinses Liliane op dat moment verbleven. KON DE CLUB DIE ZWARE UITGA VEN DRAGEN? Ja, want voor de thuismatchen waren er altijd om en bij de 20.000 toeschouwers. Speelden we op verplaatsing, dan werd een radioverslag uitgezonden dat alleen in beperkte kring kon worden beluisterd en waarvoor soms tot 5.000 fans een entreekaartje betaalden. Italië was in die periode het voetbalmekka. De Nederlan der Faas Willekes en de Zweden Nordhal en Lindholm waren er ook prof. Na afloop van dat seizoen 1950-51 was in topschutter in mijn reeks en men bood me een kontrakt voor drie jaar aan. Ik hield mijn beslissing in beraad tot na de vakantie. Te Aalst werd ik benaderd door "bemid delaar" Louis Van den Neste en precies op de laatste dag van de Belgische transferperiode ondertekende ik in de operatiekamer van dokter De Cock een nieuwe overeenkomst met Eendracht Aalst. Ik voelde me gelukkig. Messina eiste geen overgangsvergoeding, dat mocht trouwens niet omdat ik er kontraktspeler was. en Eendracht moest alleen aan Olympic een simbolisch bedrag betalen. Ik had, als ik het zo mag uitdrukken, mezelf verkocht. GE ZIJT TOEN TOT EIND 1958 TE AALST BLIJVEN VOETBALLEN. WERD HET EEN MOEILIJK AFSCHEID Absoluut niet. Er is een tijd van komen en van gaan. Af en toe spreken vrienden nog over vroeger, doch wat voorbij is, is voorbij. Sommigen zeggen dat ik twintig jaar te vroeg geboren ben. Ik spreek dat met klem tegen ik was in mijn tijd gelukkig, en dat volstaat. Waarom ik nooit trainer werd? Ik ben geen leider, hou bovendien teveel van mijn eigen onafhankelijkheid om anderen mijn wil en visie op te dringen. Beroepshalve, ik ben vertegenwoordiger, moet ik 's avonds op stapzou ik de twee, een club trainen en auto's verkopen, trouwens niet kunnen verenigen. EEN TOPVOETBALLER STAAT BLOOT AAN KRITIEK. NIET ALLEEN VAN KIJKERS MAAR OOK VAN JOERNALISTEN. MEN HEEFT U OOK OP DE KORREL GENOMEN? In mijn latere periode speelden we eens op een stikhete dag een eindeseizoen- match te Hamme. De volgende dag las ik in een krant dat het de hoogste tijd werd dat Karei Voogt met voetballen ophield. Dat heeft me pijn gedaan. Drie jaar later schonk diezelfde reporter me een pracht- foto, feliciteerde me voor mijn prestatie en verontschuldigde zich voor zijn voor barige konklusie. De man die ik meest bewonderde was Pol Jacquemijns. Hij was een vriend. Hij brak nooit iemand tot op de grond af. Als je al eens slecht presteerde, gaf hij je na de match een bemoedigend schouderklopje en zegde "Karei, het ging niet zo goed als anders vandaag, niet". Pol deed aan opbouwende kritiek, en het is alleen maar spijtig dat hij niet eeuwig jong bleef. Mensen van zijn slag konden de belangstelling voor het voetbal opkrikken. IS DE SISTEMERIJ NIET EEN BEETJE DE ONDERGANG VAN DE VOETBAL SPORT? Helemaal niet. Een poosje geleden las ik in een weekblad interviews met gewezen vedetten. Zij menen dat er een duidelijke achteruitgang is. Ik ben het daar absoluut niet mee eens. Al gaat het vandaag vooral om het geld, het sluit niet uit dat voetbal nog mooi is als het maar goed gespeeld wordt. Kijk naar Ajax meer dan 100 doelpunten in één kompetitie. Toen Club Mechelen en Daring Brussel destijds het stopperssisteem van de Engelsen overna men, was dat toch ook een neiging naar defensief spel. En toch inkasseerden die ploegen ook doelpunten. Ik maak me sterk dat de beste voetballers van vroeger het ook vandaag nog zouden kunnen, en omgekeerd. Nee, wie spreekt over het faljiet van de huidige voetbalsport, is er glad naast. Veeleer is het een afreageren van zijn eigen verbittering. Ik sla trou wens nog regelmatig de weg naar de stadions in. Ik kies de matchen uit en beleef steeds wat moois. GE ZIJT DUS NOG ALLEEN EEN PASSIEF SPORTLIEFHEBBER? Dat dacht ge maar. 's Avonds heb ik geen tijd om er wat aan te doen. Elke morgen ben ik om vijf uur op. Winter en zomer. Het wordt dan anderhalf uur lopen, turnen of fietsen. Atletiek heeft me trouwens altijd een beetje aangesproken. Toen ik jong was liep ik de 100 meter vlak, deed aan diskuswerpen en kogelsto- ten. Het is een goeie manier om fit te blijven. OF KAREL VOOGT, DE MAN DIE IN ZIJN LOOPBAAN ZOWAT 1.000 GOAL- TJES SKOORDE, OOIT ZIJN MEMOI RES SCHRIJFT, IS ZEER TWIJFEL ACHTIG "Ik praat niet graag over wat voor altijd voorbij is. Met de jaren komen en gaan andere mensen, vedetten klim men op het hoogste trapje, anderen verdwijnen uit de aktualiteit en glijden als Jan Alleman door de dagen. Ik ben blij dat ik, eerder toevallig, via de voetbal sport een stukje van de wereld heb gezien, zelfs zeven keer in officieuze internatio nale matchen werd opgesteld, me heb kunnen waar maken. Zonder spijt, zonder heimwee naar een voltooid verleden tijd, heb ik alleen oog voor wat vandaag gebeurt, en voor de tQekomst. Er zijn mensen die zwaar tillen aan het feit dat ze als sportman op het hoogste niveau hebben afgedaan. Het is echt niet de goeie manier om gelukkig en zonder komplek- sen door het leven te gaan. M.VAN HAUWERMEIREN.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1973 | | pagina 15