LOWLEVEL, VANUYTSEL EN PEABODY: EEN NABESCHOUWING ■a WIM DE CRAENE, O'MEARA EN BRAIN DAMAGE INTUF-TUF VOLKSKUNSTGROEP «DE SNAAR»» IN C.S.V. SFEERVOLLE KERSTNACHT MET SINT-JOBSKOOR WEIHNACHTSORATORIUM» JOHANN SEBASTIAN BACH De Voorpost - 2.T.76 - 5 Het week-end van 20 december '75 was rijkelijk gevuld met drie muziekhappenings. Op zaterdagavond speelde Low Leva! in het C.S.V. en op hetzelfde ogenblik stond Zjef Vanuytsel op Kreja's planken. Het overlappen van deze twee optredens maakt het ondergetekenden moeilijk te kiezen. Gebrek aan koördinatie tussen de organizatoren of een ongelukkige samenloop van omstandighe den? Joost zal het weten. Spijtig is het alleszins. Ondanks de konkurrentie kon de wordt, integendeel. Hun optre- Aalsterse popgroep Low Level een den was zeer genietbaar en bonivolle zaal trekken. Nog steeds voorzanger Dave Peabody be- volgens Pol Bauwens (verant- heerst zowel z'n instrumenten woordelijke C.S.V.) brachten ze als z'n muziek goed. Vooral op een fijn optreden zodat ze in het z'n national steel gitaar, speelde voorjaar opnieuw in het Fabriek- hij met Boltleneck een paar zeer ske mogen worden verwacht. De knappe bluesnummers. Hugh grotere populariteit van Zjef McNulty speelt «zeer goed» Vanuytsel en ook het feit dat Teckist-bas en Dave Griffiths is nieuwe nummers van hem kon- een zeer welkome begeleider die den verwacht worden, hadden vooral op mandoline aardig z'n best meer volk kunnen lokken man staat en de nummers wat naar JK. Kreja. «De zanger», meer kleur geeft. «L'enfant terrible», «De on derkoning van Wetteren»... persbeschrijvingen van ie mand die we gewoon weg kleinkunstenaar van-de-ho- gere-plankzouden noemen: Wim De Craene, vader van Ramses, vriend van Shaffey en bovendien schrijver van een pak prachtsongs als «Rozane», «Sara», «Boude- wijn I straat», «Tim», e.a. Wim De Craene heeft jaren in de schaduw van onze Vlaamse kleinkunst- vensters geleefd. Met zijn pas uitgebrachte derde langspeler «Alles is nog bij het oude» (Omega 163.013 X) dient hij zich aan als een der sterkste en meest belof tevolle figuren. Wim is een kerel die het wil maken en al zijn de L.P.'s «Wim De Craene» en «Brus sel» met eerder gemengde gevoelens onthaald, deze keer is het vast raak. Op 23 januari aanstaande gaat zijn nieuwe groep te Wetteren in première. Ondertussen komt hij op 10 januari 1976 (20 uur) naar jeugdklub Tuf Tuf, Zonne- straat, 20, Aalst. Met zigeu nersnor, Gibson, drie muzi kanten en een anderhalf uur durend programma. Malie- munt en andere optreden in dachtig denken we dit als een absolute aanraden te mogen beschouwen. Voor de rest stelt Ik Tuf-Tuf nogmaals haar podium vrij voor beginnende, minder bekende artiesten. Een lo venswaardige gewoonte! (Wanneer doen Kreja en Ter linden het ook?). Deze keer biedt men een dubbel vóór programma aan. Vooreerst de Ier Cearul O'Meara. Deze in Gent verblijvende nacht- blinde tracht van zijn optre dens te leven. Zo biedt hij links en rechts zijn diensten aan voor een appel en een ei Cearul O'Meara brengt Ierse folk en flamenco, een mis schien wat rare kombinatie, maar volgens kollege Hugo De Troyer, ver van slecht Het tweede deel wordt ver zorgd door de heimatgroep Brain Damage. Een vier- mans formatie dat een tijdje inaktief wasomwillevan een ongeval met de slaggitarist. De wonden zijn geheeld en volgens de sologitarist is Brain Damage druk aan 't werk om een nieuw «aan- een-kl-publiek-aangepast» programma op te bouwen. Niet dat B.D. als rook gaat verloochenen, maar het zal er wat rustiger aan toe gaan Line-up: Chris Houiele (slag), RafGees (solo), Mark Bonner (Bas) en Peter Schel- lekens (drums). Alsof dit nog onvoldoende was, er is ook een toog voor de dorstigen, en daarachter de zoete glimlach van een boemelende bloem voor de kijklustigen. De twijfelaars hebben ongelijk! René De Witte «moeder», enze zijn prachtnum- mers die het de toehoorders duidelijk hebben gemaakt dat de voor eind-februair verwachte (derde) L.P. van Zjef kwaliteits werk zal zijn. het wordt overigens wel tijd dat Vanuytsel een opvolger heeft voor «Er is geen weg terug» en «Zotte morgen». De populariteit is, denken we, door de te lange wachttijd wel wat gaan verzwakken alhoewel, klanktech- nikus (en vriend) Lieven Vanden Broeck beweert dat Zjef zeker niet te klagen heeft qua aantal optredens. Hij doet het wel wat kalmer aan omdat er druk wordt gerepeteerd met een nieuwe begeleidingsgroep die binnenkort in première gaat. Naast nieuwe arrangementen wordt er ook gedacht aan het uitwerken van een Duits repertoire. De eerste kontakten met vertalers zijn gelegd. Alhoewel er nog niets beslist is op dit gebied zou Duitsland wel een welkome circuituitbreiding moegen zijn voor Zjef. aangezien de hogere kosten door het gebruiken van begeleiders moeten worden ge dempt met meer optredens. Nederland biedt ondertussen wel al een drietal optredens per maand. Met Zjef Vanuytsel blijkt nog maals dat de kleinkunst zich in een overgangsfaze bevindt die het troubadours type (mikro, stoel en gitaal... u weet wel) stilaan het vergeelde etiket van een dood bloedend genre zal doen dragen. Redde wie zich redden kan... en aanvaarden ook. Zondagnamiddag brachten Dave Peabody, Hugh Monulty en Dave Griffiths ons met hun muziek terug naar de sfeer van de jaren 20-30. Voor zeer weinig mensen speelden ze een pro gramma van verschillende stij len Amerikaanse muziek: Jazz, ragtime, blues, jugband-music.. Vragen over het waarom van een eerder oude muziek, vallen in het niet wanneer men deze mensen bezig ziet en ze met veel plezier ook het publiek trachten te vermaken, terwijl daardoor hun muziek niet bijkomstig DY-.: Waarom wel Amerikaanse en geen Engelse muziek? Da\e Peabody: De eerste rede nen waren Woody Guthry en Jack Elliot maar de voornaamste aanleiding is Jesse Fuller ge weest (nvdr: een West Coast zanger waar Bob Dylan zelfs eens eert nummer van op plaat zette). Van toen af had ik nog slechts interesse voor de Ameri kaanse muziekstijlen. Ook om wille van de inhoud kan ik geen Engelse folk zingen. De identifi- katie met Amerikaanse folk en blues ging geoiakkelijk omdat die mensen zongen over het leven inde city. en ikzelf kan dat aanvoelen. Ik kan niet zingen over het werk tn de mijnen daar ik nooit in een mijn geweest ben. DV.: Spelen jullie allemaal eigen nummers? D.P.: We verdelen dat .ongeveer half om half. Enerzijds zou het niet goed zijn om allemaal nummers van anderen te zingen maar anderzijds zijn er num mers die we doen omdat we ze goed vinden en we ze graag zingen. DV.: Waar spelen jullie in Engeland? D.P.: Meestal in folkklubs, kolleges en universiteiten, voor een beperkt aantal mensen. In feite is de situatie er net eender: de mensen spreken enkel een andere taal maar de mentaliteit en de «response» die we er ontvangen blijft dezelfde. Wij zelf hopen enkel dat we de mensen een aangename avond kunnen bezorgen. D.V.: Kan je in Engeland nog van muziek leven? D.P.: Dat kan je inderdaad als je niet te veeleisend bent. Wijzelf houden er niet van, veel te vragen om op te treden en spelen graag voor een eerder kleine groep: daarom doen we klubs en kolleges en die kunnen meestal ook geen hoge gages betalen. We hebben zo'n 20 a 25 optredens per maand, wat misschien veel lijkt, maar toch nodig is om er kunnen van te levert. D.V.: Spelen jullie graag in België? D.P.: O ja zeer graag. Het is reeds de 3de maal dat we op toernee zijn en we konten hier steeds graag terug omdat we een zeer goeie «response» hebben van het publiek. Tot daar Dave Peabody. Spijtig was wel de lage opkomst van het publiek. Ontmoedigend weinig interesse in feite voor de organizator die de inspanning doet om wat betere muziek op een podium te brengen. Argu menten als «ze zijn te onbekend» gelden hier zeker niet. want groepen als Low Level. Lingery en zovele anderen trekken wel veel volk. Aalst schijnt op het gebied van eigenaardigheid wel alle rekords te slaan want enkele maanden geleden stonden we stomverbaast toen slechts een honderdtal mensen opkwamen voor een konsert van Richard en Linda Thompson (een van Engelands beste songschrijvers). Ook nu waren er slechts een dertigtal liefhebbers. Je loopt hier als organizator van folk- achtige toestanden blijkbaar steeds met je hoofd tegen de muur. Enfin. Dave Peabody komt in het voorjaar terug naar het C.S.V. Een troots, een pleister... op een houtem been? HUGO DETROYER RENE DE WITTE Lowtz Op hetzelfde ogenblik als Wim De Craene treedt de groep «De Snaar» in het Cen trum voor samenlevingsver nieuwing op. Dit overlappen is een spijtige zaak voor de liefhebber maar goed, voor een stad van bijna 50.000 inwoners kan en mag dit geen probleem zijn voor de organisatoren. «De Snaar» vaart op het kompas van groepen als «'t Kliekske» en «De Kadullen» en alhoewel muzikaal niet zo virtuoos zijn ze toch zeer aangenaam te bekijken. Aan humor ontbreekt het hen niet en dat is toch nooit weggenomen. Plaats en datum: C.S.V. ('t Fabriekske), Wellekens- straat, Aalst, 10 jaar 1976, 8 uur. R.D.W. Traditiegetrouw werd de middernachtmis in het Capucijnen- klooster opgeluisterd door het Sint-Joskoor en orkest onder leiding van Roger Van de Wiele, Reeds meerdere malen waren we getuige van dergelijke optredens, maar dit jaar trof ons de wijze waarop de eredienst vanuit het muzikale standpunt werd geïllustreerd. KN Laten we ons nader verkla ren. Vooreerst was er de uitvoering van een mis, ge componeerd door dhr. De Graeve, vader van de huidige pastoor der Sint-Antonius- parochie. Het werk, volledig gebaseerd op het grego riaans, werd op treffende wijze georchestreerd door Roger Van De Wiele. De drukke polyfonie bleek ner gens onder de toevoeging van de instrumentale bege leiding te lijden, integen-g deel, de soberheid die Van De Wiele aan de dag legde stemde volledig overeen met wat de componist zou kunnen verlangd hebben. De uitvoering zelf verliep zon der hoorbare incidenten! Misschien zullen de perfec tionisten kritiek uitoefenen Leipzig 1734. In dat jaar schreef Johann Sebastian Bach (1685 1750) een reeks van zes cantates, een voor elk der zes feest dagen in de Kersttijd. Samen vormen ze een groots geheel dat met zijn 64 recitatieven, arias, koren en koralen door Bach zelf als «Weihnachtsoratorium» werd betitteld. Naar aanleiding van de (gedeeltelijke) uitvoering van het werk door de Schola Cantorum Cantate Domino en de Phil- harmonie van Antwerpen o.l.v. Leonce Gras willen we graag deze prachtige muziek uitvoeriger belichten. Vooreerst echter graag enkele beschouwingen over de uit voering van maandag 22 de cember in de Onze-Lieve- Vrouwkerk te Aalst door naast bovengenoemde uitvoerders de solisten Jacqueline Van de Vijver (sopraan), LucienneVan Deyck (alt), Willy Van Hese (tenor) en Walter Coomans (bas). Aan het ongestemde davecimbel zat Godelieve Smets. Wat ons die avond vooral trof was de prestatie van onze bloedeigen Schola Cantorum Cantate Domino. Trouwe le zers weten intussen dat we er gens sceptisch stonden tegen over de Bach van Cantate Do mino, maar ditmaal verliep al les in vrijwel optimale omstan digheden, zowel technisch als interpretatief en rekening hou dend met de non- professionele bedoelingen van E.H. Ghijs en zijn koor mogen we ronduit tevreden zijn met dergelijke uitvoering. Anders was het gesteld met de professionelen! De (Phil) har monie van Antwerpen musi ceerde beneden alle peil. We houden er niet van hieraan veel woorden te verspillen, maar een ensemble dat zichzelf res- pecteerd durft dergelijke Bach-interpretatie niet naar voor brengen. Hiermede doe len we geenszins op het ge bruik van moderne ^instrumen ten, want zelfs met niet- authentiek materiaal is Bachs muziek die wel tegen een stootje kan e aanvaardbaar uit te voeren. Ongelijkheden, violen klinkend als op een 78-toeren-plaat en slechte accentuering ergerden ons te vaak...In elk geval, we mogen tevreden zijn met de prestatie van Cantate Domino, en dat alleen is belangrijk voor een verdere ontwikkeling van het muziekleven in de stad. HET WEIHNACHTSORATO RIUM In «Muziek en Woord» de pe riodiek uitgegeven door de BRT verscheen (in het decem bernummer) een interessante bespreking van dit grote werk door Peter Mijlemans Graag nemen we een deel van deze tekst, die een mooi beeld geeft van de inhoud, over. «Het was in de Kersttijd van het jaar 1734 dat de goede men sen die, hetzij in de St.-Nicolai hetzij in de St-Thomaekerk te Leipzig de diensten bij woonden, voor het eerst de feestelijke muziek te horen kregen die hun weergaloze stedelijk Canton en Director Musices, Johann Sebastian Bach, voor de jaarlijkse viering van des Heren geboorte had geschreven. Hijzelf had aan deze Kerstmuziek de naam «Weihnachtsoratorium» gege ven, al was het een compositie die, evenals zijn Matheus - of Johannespassie, bestemd was om gedurende een en dezelfde kerkelijke plechtigheid inte graal te worden uitgevoerd. Dat was echter niet het geval, en alleen zij die op elk van de zes feestdagen van de Kerst tijd in een van beide kerken de hoofdplechtigheid bijwonnden konden er zich op 6 januari 1735 op beroemen het grootse werk in zijn geheel te hebben gehoord.» «De eerste cantate is gebouwd op de toonaard van D. (tonica), de tweede op G (subdominant t.o.v. D), de derde weer op D (tonica), de vierde op F (paral lel van de kleine teitsvariante), de vijfde op A (dominant t.o.v. D) en de zesde weer op de aanvangstoonaard D (tonica). De inherente logica van deze tonaliteitenreeks bevestigd en staaft het hogere eenheidska rakter van de gezamenlijke on derdelen. Dit eenheidskarakter is nochtans niet voldoende om het Weichnachtsoratorium ge schikt te achten voor een door lopende uitvoering van de zes cantates samen. Bach heeft het Oratorium niet zo geconci pieerd dat er bij een integrale, ononderbroken uitvoering ook een groeiende spanning zou ontstaan, een opgang naar een finale climax. De intensiteit van de feest vreugde in de Kersttijd verloopt niet in een bestendige stij gende lijn maar begint hoog, wordt enkele dagen in stand gehouden en vermindert dan geleidelijk om tenslotte op het feest van Epifanie (An Feste der Erscheinung Christi) nog even op te vlammen als apo theose van de Kersttijd. Die gevoelsevolutie kan ook in het Weihnachtsoratorium worden geconstateerd: Bachs muziek is de trouwe vertolking van de gevoelens die aan de eigen feestwaarde van de achte reenvolgende liturgische ge denkdagen beantwoorden. Dat Bach zelf de zes cantates voor de Kersttijd als een eenheid wilde zien, blijkt uit de titel die hij hun gezamelijkgaf: «Orato rium Tempore Nativitatis Christi» Anderzijds beklem toonde hijzelf eveneens de zrlfstandigheid der onderdelen door ze elk een eigen titelblad te geven, ze in een afzonder lijke fardé te noteren, met af zonderlijk stemmenmateriaal. Een gezamelijke uitgave onder één band kwam pas in de XIXde eeuw tot 6tand. De tekstdichten is onbekend, maar naar stijl en opvatting te oordelen zou het Christian Friedrich Henrici of om hem bij zijn pseudoniem te noemen Picander kunnen zijn, de rederijkei- postmeester die te Leipzig vele jaren lang be- reimde tek'sten schreef voor zondagscantates en oratoria. «Het Weihnachtsoratorium telt in totaal 64 onderdelen, zegge: koren, recitatieven, arias's en koralen, van deze 64 onderde len werden er45 oorspronkelijk voor het oratorium gecompo neerd, van de 19 andere ont leende Bach's 12 aan composi ties die hij vroegër voor profane feesten had geschreven, en 7 aan zijn kerkcantates. Zulke ontleningen aan eigen, reeds bestaande composities wor den wel een parodieën ge noemd en vroeger als momen ten van inspiratorische de pressie geblameerd, nu echter heeft de kunstkritiek meer be grip en waardering voor zulke pardodieën van eigen werk gekregen: de herschrijving van een vroeger werk betekent veelal een verrijking van het origineel, dat aldus de waarde krijgt van een voorstudie: wat neerkomt op een procédé dat bij schilders en beeldhouwers vaak genoeg aanwending vindt. Veelal wijzigt Bach de toonaard, de klankkleur, de In ging der stemmen, de instru mentatie, in aansluiting bij de eisen van de nieuwe context waarin het stuk wordt opgeno men. Om zulke ontleningen te begrijpen moet overigens ook rekening gehouden worden met de beperkte uitvoerings mogelijkheden voor gelegen heidscomposities, wat de meeste profane cantates in feite waren, en Bach gebruikte daarom graag latere feestelijk heden om, niet lichte aanpas singen, een oudere, geslaagde compositie nogmaals tot klin ken te brengen. In 1729 had hij de leiding van het Collegium Musicum van de Universiteit te Leipzig en hij schreef hiervoor een aantal werken voor koor en orkest, in 1733 componeerde hij huidecantates voor leden van de keurvorstelijke familie, o.a. cantate 213 «Wahl des Hercules» voor de verjaardag van de prins op 5 september 1733, en cantate «Tönet, ihz Pauken» voor die van de prin ses op 8 december van dat zelfde jaar, beide schitterend en feestelijk. Daarom hernam de componist het jaar daarop 6 delen uit 213, en 4 delen uit214 voor zijn Weihnachtsorato rium.» Tot daar enkele gegevens van Peter Mijlemans. Ons lijkt dit voldoende om de lezer een ruimer kijk te geven op Bachs werken en hun ontstaan. Wat betreft het Weihnachtsorato rium, het is een compositie die op zijn minst een even grote bekendheid verdient als Bachs beide grote passies. Er be staan voldoende plaatopna mes van het werk. Een per soonlijk voorkeur gaat naar de versies van Harnoncourt (Tele- funken) en Gerhard Schmidt- Gaden (BASF). Karl Richter (DGG -Archiv) levert eveneens een opmerkelijke prestatie, maar eens gewend aan de ori ginele bezettingen en origineel instrumentarium dat beide voorgaande dirigenten gebrui ken lijkt Richters versie niet onverdienstelijk ons toch voorbijgestreefd. André De Groeve op het klankbeeld van koor en orkest, maar de zorgvul dige voorbereiding en de o- vertuigende- interpretatie, zowel van de zijde der zan gers als van de orkestleider deed ons alle vooringeno menheid op gebied van klankcultuur vergeten. Den ken we bijvoorbeeld aan «Cum Sancto Spiritu» uit het Gloria. Het fugatisch ver werkte thema werd in een traag tempo naar voor ge bracht. De bouw van de me lodie, en drukke verwerking van het gegeven bevatte al les om in deze muziek een overweldigend en theatraal effect te stoppen. Van De Wiele hield alles echter ste vig in handen; de muzikan ten en zangers respecteer den zijn intenties zodat zelfs met het trage tempo de juis te accentuering werd behou den en alles klonk zoals het moest. Dit is slechts een voorbeeld Meerdere malen echter za gen we in bepaalde passa ges een sterker uitvoerings apparaat dan voorheen Een tweede verrassing was de keuze der liederen. Daar waar voorheen vooral de na druk werd gelegd op eerder populair aandoende gezan gen - wat overigens niet na delig is - stond dit jaar de «kunstmuziek op het voor plan. Misschien ergens bui ten de verwachtingen van de (zoals altijd) talrijk opgeko men gelovigen, maar toch nuttig voorverdere ontplooi ing van het ensemble. Het stelt weliswaar hogere eisen aan de luisteraars, naar het enthousiaste applaus na drie liederen ter bekroning van de mis gaf alle hoop voor de toekomst. Ergens is dergelijke samen werking tussen parochiege lijkheid, muzikanten en ge lovigen moeilijk bereikbaar, maar wat we jaarlijks meer dere malen zien en horen in deCapucijnenkerk mag men enig noemen. We herhalen hetgeen muzikale perfec tie, maar doorleefde uitvoe ringen, volledig afgestemd op het kerkelijk gebeuren. Graag willen we ook mel ding maken van de solozang gébracht door mevrouw Daeleman - Troffaer en de heer Hubert Van Geert. Aan koor, orkest, solisten en dirigent langs deze weg onze felicitaties. André De Groeve

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1976 | | pagina 5