STAARTEN ZONDER PAARD wÊÊv* f 12 -10-9-76 - De Voorpost Om de spiritualiteit van Piet Moereels te illustreren, zijn gebondenheid met de klassiekers te verduidelijken, en zijn gehechtheid aan het paard te bevestigen publiceren we hier een literair stukje geschrijf van bovengenoemd paardenkenner. Het artikel zag in 1963 het daglicht en werd geschreven voor het klubblad van de Oud-Domper, 4de jaargang, nr. 3, januari 1963. Na het nutten van een paar denoog (Z.N. voor spiegelei), kan de eter ervan genoeg aan het hipposoferen slaan, en het gevleugelde paard Pegasos be stijgen. om zich daar aan Kentauriaanse bespiegelingen te wijden. De katalysator van deze paar- derie was het krantenbericht: «Nederlandse Tweede Kamer zit met paardenstaartkwestie». Let wel op. het gaat er niet om het attribuut dat het achterste van 'n jong meisjeshoofd versiert en dito jeugdkwestie. Wel om eeri attribuut dat niet aan het achterhoofd maar aan het reële achterste van een waarachtig paard bengelt, dus een onver valste «in cauda venenum» kwestie. Deze Kamervaderen waren, zoals het hoort, in twee klassieke kampen, verdeeld de pro en de kontra. primo over het wel dan niet kappen of snijden van de staart des paards, en zo wel, tot waar er mocht gekapt worden, dus hoelang, of beter nog, hoe kort die staart mocht zijn. En secundo, op welke ouderdom of tot op welke men het best staarten kapte. Daar naast hoorde men beschouwin gen over de staart als insekten- verjager en de direkte psycho motorische bewegingen hen hun cerebrale invloed op de houding en gedragingen van het paard en over de staart als sier- en zwaaimiddel, waarbij de hip- poquetterie en hipposeksuele achtergronden als dusdanig een rol spelen. In elk geval moest aan deze historie eens een staart komen of geen. Wie de einduit slag wil weten, moet maar op zijn gemak zo een hollands paard van het huidig type gade slaan. EEN PAARD IS GEEN EZEL En zo komt men in feite langs de achterkant van de zaak in kwestie, het paard, en kunnen we de filosofie over het paard beginnen. Belangrijk is het verschil tussen een paard (pa raveredus) en een ezel (equus asinus), dit is een muilezel of een muildier, naar gelang de kom- binatie der kruisende paren, of der parende paarden (ezels inbegrepen). Opvallend is ook de variatie in maten en gewichten: van de grootte van een hond. maar dan een grote (Shetland poney), tot de grootte van een olifant, maar dan een klein (Brabantse fok- hengst). bestaat er een ganse gamma en variëteit naar keus, beurs, werk en ter beschikking staande stal. Kwestie van seksen, staan er drie op het programma, met de ruin als middengeslacht tussen de twee estremen merrie en hengst. Over dit ruinschap pleegde Max Dendermonde volgend proza in «Bruin, rood en groen»: «Ik wacht even tot de maan weer vrij komt en dan zie ik op het bord een witte vlek met vier streepjes naar onderen, een vlek opzij, en een straaltje naar achteren. Dit moet de witte ruin zijn met lijf, poten kop en staart. Ervan afgezien of het beest werkelijk een paard is. kan het toch onmogelijk een ruin zijn: daar voor danst het te wild in het maanlicht... Maar dan, deze overweging afbrekend, tast ik haastig naar de kruk en stap «de hongre blanc» binnen. «De origine» komen de paarden voort van het oertype Hippa- rion, niet groter dan een vos. De overgang van Hipparion tot de huidige aquiden. loopt tot het tertiar tijdperk. Hieruit valt te konkluderen dat alle begin moeilijk is en dat iemand die klein begint, het nog ver kan schoppen. Hamilton Schmit vond in zijn tijd het zogezegde oerpaard Tarpan in Klein-Azië. Onnodig te verklaren dat deze brave geleerde het bij het verkeerde paarden-eind had. Zijn Tarpan is door de evolutieleer reeds lang de kopen staart ingedrukt. PAARDEN INDE LITERATUUR In het verre Nibelungenlied kan men het paard horen zoemen, terwijl het op de koop toe nog welgedaan is. luister maar eens: -J**' Dc spirituele Piet Moreels (el) «auf den wegen gi-mit klingen den zoumen manie Pferit wolge- lan». Het paard uit Parsival is er heel wat slechter aan toe, het is niet alleen barrevoets op weg, maar het arme dier moet daarenboven nog de volle last van een vrouwenpersoon torsen, in «ein barfuoz Pferet dass muoze tragen eine frowen». Het eksemplaar uit Tristan en Isolde, is een snuiter met een rare gank. 't is om mee te manken met volgend vers: Ir Pfert hat einen sanften ganc». Uit het dierenboek van een zekere heer Gessner komt vol gende omschrijving; «het paard is een machtig, fier. hoog, prachtig mannelijk en dapper dier. «Volgend citaat van deze heer is een ware voltreffer: «de enige ware lust van het paard is te rennen». Naar het getuigenis van G. Bosnians moet Vergillius niet alleen een groot dichter, maar ook een uitstekend ruiter ge weest zijn. in «zie den eveneens bronze Vergillius te paard, in vollen draf den Aeneas lezend, werkelijk een uitmuntend rui- terstukje». Met«Seitdeni blinden Larm is niir's in die Gedarm gefahren. dass ich alle Augenblicke vom Pferde muss», klassert Goethe zich daarentegen als kavalier langs de flauwe kant. Van Schiller kan men de kwaliteit van het ruiterschap moeilijk achterhalen hij ver meldt ons «Seine Pferd baumt sich wühtend, schleudert den Reiterab», waarbij men omtrent den gesleuderten reiter helemaal in het duister tast. De grote W. Shakespeare schatte het paard zeer hoog, want niemand minder dan één van zijn machtige koningen, liet hij eens met volle borst en overtuiging uitroepen: «A horse! A horse! My kingdom for a horse». De ezel van zijn kant staat bij William niet hoog aangeschre ven. getuige volgend dialoog tussen Apemantus die aanhaalt: «geheel Athene is een bos vol beesten geworden», waarop Tinion wedervoer «hoe is de ezel door een muur heengebroken, dat gij buiten de stad zijn VAN DE EZEL GESPROKEN Van de ezel gesproken, hij is een van de opvallendste historische dier-verschijningen. 't zij als leverancier van slagmiddel of wapen-bedenk de Kainslag- 't zij als sier en warmtemiddel - zie kribbe van Bethlehem - 't zij als vervoermiddel - zie de Palmzon- dagintrede, Pieter de Kluize naar, Sancho Panza en dierge lijken. De ezel is ook grondstof- donator: 1ste voor perkament en bewaarmiddel van zoveel ge- schiedschrijverij, 2de voor Trommelvel of aankondiger van zovele revoluties en evoluties. Vergeet daarbij zijn dominate rol niet. die gespeeld wordt gedurende het ganse studiever loop van de mens: door het befaamde ezelsvel of brevet van akkademieker voor de hogere studies: door de ezelsbrug, waarmee Pythagoras over zijn stelling geraakte maar menig leerling niet, tijdens de mid delbare studies: door het ezels bord of ezelsoor in de beroemde jardin d'enfantsperiode. Voeg daarbij de beruchte ezelsstamp, waarmee ieder dagelijks kan gekonfronteerd worden, en men komt tot de konklusie dat men zijn leven lang be-ezeld wordt. Tot slot volgend stichtend ezel- gerijm, van de schoolmeester, uit het gevleugeld hobbelpaard: «een ezel is een heer met een staart, dien hij vanachteren- draagt, als een paard. Het verschil tussen ezels en geleerde doktoren, zit hem minder in 't hoofd, dan wel in de oren». HIPPOCRATES Van Kentauriaanse bespiege lingen gesproken; stellen wij nu de beroemde Kentaur «Hippo crates» zelf voor. Hij is chevalier van het rosbeaf en drager van de roskamorde. Tijdens zijn jeugd had hij meer equiliaanse (equilus-veulen)dan kinderachtige neigingen, terwijl op leeftijd van de rijpere jongeling de dartelheid van het veulen op de achtergrond kwam om in volle wasdom van manpaard al de voor- en nadelen van zijn dualiteit in zich te verenigen. Hij verdient voor het ogenblik zijn brood of zijn haver als assistent -bestuurder van een stoeterij en wordt regelmatig gesolliciteerd voor het openen van stoeten (historische en andere), als medewerker voor openluchtspelen, en vooral voor tournooien en steekspelen. Maar. laten wij Hippocrates zelf aan het woord. «Mijn eerste stappen in het onderwijs zette ik afwisselenderwijze in de jardin de poulain en de kindertuin, zodat ik in mijn froeubeljaren reeds amphibitisch onderwijs genoot. De lagere cyklus was verdeeld tussen de stedelijke jongensschool en de menage- rieroyale en wijsbegeerte met een stage bij de Lippizaner school te Wenen. Mijn solda tendienst klopte ik bij de kavalerie. regimentgidsen, waar ik de fakto, zowel kavalerist als infanterist was en mij speciaal bezig hield met het inwijden der rekruten, zie mijn «Hand- en voetleiding voor beginnende ruiters». Om te eindigen be landde ik in de veeartsenij school. om mij te specialiseren in de paardenmeesterij. Hier deed ik terzelfdertijd als proef- en testmaterie dienst, zie «mijn paardenindrukken als proef konijn in de artsenijschool». Ik vertoef regelmatig in «L'art et métier» waar ik mij bekwaam in zoiets tussen kunst- en hoef smid. Van smederij gesproken, daar breng ik graag nog eens een uurtje door. onder het voeren van een gesprek op hoog niveau over de finesse van de hoefsme derij. met praktische wenken vanuit het paardenlijdend voor- werpstandpunt. Als half-time medewerker aan de neurose afdeling vertoef ik twee namid dagen per week in een speciaal instituut voor studie en behan deling der subtielere stoornissen en cerebralen aard. Hier is ook een speciale kwekerij voor nachtmerries, wijl er zo een geweldig te kort aan deze dieren is. Nachtermerries worden door het mensdom meer dan ooit bereden, zie mijn thesis: «de merrie in dag- en nachtdienst van de mensheid». Ik maakte een studie van de mens als ruiter door de eeuwen heen. Wist U dat ik nu liefst bereden word door amazone's, wijl ik in mijn puberteitsperiode heel wat last had van schroom valligheid bij deze berijdingen en toen zoveel mogelijk het kontakt met amazone's in kwestie vermeed. Het volgend prachtig vers van de olijken Tristan Bernard, speelt mij steeds voor den geest. «L'amazone passait sur le bord de la route un centaur y surgit, ému. visiblement lors la jeune, avec un air de doute: est ce moi qu'il en veut ou bien a ma junient?» Litterair gesproken houd ik bij poëzie van een dynamisch vers voet, vooral bij draf- en straf- rijm, ben ik sterk in alexandrij nen en spondeën, maar dan in galopmaat. PAARD EN TEATER Wat het paard in het teater betreft komt de ezel de eer toe als eerste viervoeter op het toneel te verschijnen. Oude stadsre keningen gewagen reeds in 1500 van onkosten voor voeder van ezels en ezelsveulens, waar zij schilderachtig vermeld worden ais akteurs in hun verschillende rollen: «een die Maria droeg op weg naar Bethlemhem, een voor de krib en een ander voor de blijde intrede in Jeruzalem». Van een ezelstuk gesproken! Een eeuw later kwam «mid- zomernachtdroom» van Shakespeare ter wereld, met de geweldige figuur van de onbe houwen vlegel met lange oren en harige snuit: «Bottom met de ezelskop». De heldin van het stuk Titania. als beroep koningin der feëen, na huwelijkskrakeel met haar echtgenoot Oberon, wordt door diens wraak en duistere macht zotverliefd op hoger vermelde man met ezelskop. Is er ooit charmanter in enig ezelsoor gefluisterd dan door zijn Titania: «kom, vlij U op dit bloembed neer, wijl ik uw lieflijke wangen kan aaien, rozen planten in het zachte fluwelen haar van uw voorhoofd, en kussen uw prachtige lange oren, deze voor mij zo lieftallige genietingen». Op het toneel vinden wij de eerste paardensporen ten jare 1682 in «Andromède» van Cor- neille, waar het paard als zijn eigen zichzelf optrad in de rol van Pegasus: zijn toneeluit rusting bestond uit 2 aaneenge- plakte vleugels. Dit eerste op treden was een waar paarden- sukses. In «cirkus olympique» van 1840 het volgende: het paard Zisco was de ware held in «het duivelspaard», een drama in vijf bedrijven en een tiental taferelen, waarin Zisco in even veel patetische voorvallen, on vervaard het van zijn meester redt temidden van de grootste gevaren en perikelen... van paardenwerk gesproken! Beroemd is ook nog «De priaten van de Savanne» waarin een juffrouw Oceana in een licht kostuum door een vurig en woest paard (stelt U in diens plaats) doorheen zwarte en duistere rotsen wordt meege voerd. (Theatre historique 1878). Enig is de historie die Sarah Bernhardt overkwam bij het zoeken naar een equivalent van die fameuse Zisco om op te treden in «l'Aiglon» van Edmond Rostand. In de akte van Wagram zegt Flambeau «Le Ciel blanchit vers l'Est» waarop de repliek van S.B.: «J'empoigne la crinière. Alea jacta est». Bij navraag van dame Sarah aan auteur Edmond om nadere verklaring van dit eigenaardig alexandrijn wedervoer deze, dat het eenvoudigweg niets meer of minder beduidde dan de manen van het paard te grijpen en in 't zadel te springen. Hierop wordt door Sarah een paard gevorderd voor de volgende herhaling. Paard en paardeknecht ver schijnen maar d'eerste kennis making met d'edelste verovering van de mens viel falikant uit en, naar getuigenis van Sacha Guitry: Etelle ajoute: «qu'on en trouve un autre de n' importe quelle courleur, de n'importe quel age mais je veux que ce soit le cheval le plus doux qu'il ait au monde. Deux jours plus tard le laid revint avec un autre cheval. II était gros, il était gris, il est énorme et il avait la tête erttourée d'un vieux cale<;on de laine. Pourquoi? Nous allons le savoir. Le laid lui retira le calegon, découvrant un visage, si je puis dire dont la douceur extréme confirmait a la stupi- dité. Mme Sarah se leva et fit deux pas prudents vers lui. Alors, le regardant bien en face elle dit; «Hou!». Le cheval fut peut-être un peu surpris mais il n'en laissa rien parattre. «Nous allons faire une autre experience, dit elle. Apportez moi le tonnerre». Le bruit était assourdissant mais le cheval ne broncha pas. Alors tranquilisée, heureuse. Mme Sarah eut une idéé. Tendant sa main droite a Rostand, sa main gauche a mon père elle dit: «Donnons nous touslamain». Et nous nous donnames tous la main comme pour faire une ronde. Mais elle nous conduisit areculant jusqu'au fond de la scène et la elle nous dit k voix basse afin de n'être pas enten- due par le cheval: «nous allons tous courir sur lui en criant «Vive L'empereur». Attention... une, deux, trois». Et nous avons couru, entratnés par elle, vers ce pauvre cheval en criant a tue-tête: «Vive l'empereur». Alors il se produisit une chose qu'il est bien difficile de raconter. Aidez-moi. Devinez. Imaginez ce que peut faire un animal qui a peur et qui n'a pas l'usage de la parole. II ne peut faire que du bruit, n'est ce pas? Vous avez devinez. Imaginez ce que peut faire un animal qui a peur et qui n'a pas l'usage de la parole. II ne peut fair que du bruit, n'est ce pas? Vous avez devinez. C'est ce qu'il fit du bruit. Madame Sarah en fut trés offusquée, elle dit: «Nous allons le garder par ce qu'il n'est pas médiant. maisc'est uncochon». Edmond Rostand maakte hier op de omstaanders diets dat de situatie niet één maar twee paarden eiste, dus paardento- neel in 't groot gezien. Sarah beveelt voor s'anderendaags 'n tweede paard onder konditio- nele eis zo zacht als het eerste. Waarop de stalknecht: «dan breng ik er twee andere...». En waarom, wel dat paard dat van niets verschrikt, heeft schrik van andere paarden en juist daarom dat poëtische hoofddeksel om deze niet te zien. Sarah besloot dan geen paarden in die fameuse akte van Wagram te laten optreden. En gedurende acht honderd triomfante vertoningen heeft S. Bernhard gezegd: «j'empoigne la crinière. Alea jacta est»; met opgeheven armen en zonder paard. En hier een voorbeeld van een grote paarderol, die niet op scène kwam: het beroemde Ros Beiaard in «Het spel der vier heemskinderen» trad op een volgende manier niet op: Princes Aleis vanuit een of ander venster van het paleis van Karei De Grote nam genoegen met «Oh, kijk dat paard; het verdedigt hen en draagt ze alle vier op zijn rug. Wat een geweldig beest». Er is ook nog de formule «twee mannen zijn gelijk een paard», dus een voor de voorkant en een voor de achterkant. Dit soort paard is nog zeer in voege in Japan. Deze paardehelften zijn ofwel aspiranten ofwel akteurs zonder rang of naam. Men noemt ze doodgewoon paarde- poten of monoashi. Monoashi wordt ook toepasselijk voor de akteur die tegenvalt. Het laatste toneelwerk dat ik volgde, vanuit de stalles natuur lijk heette: «Paardjesmolen» van Leslie Stevens. Wel, deze lichte kost met aforismen over het huwelijksleven en erotiek kan ik mij in de paardenwereld, niet voorstellen. Zoiets speelt zich zeker af in de mensenwereld, zet maar gerust als titel «Paardjes molen». Hierop geeft Hippocrates nog enkele variante beschowingen: De bekende wijsgeerteorie van de wijfelende ezel, die tussen twee hooischelven in de hon gerdood stierf hebben wij meer dan eens naar realiteit getest. Niet één keer heeft deze poëet het bij het rechte eind, geven wij dus de ezel wat de ezel toekomt terwijl wij van de dichter zonder overdrijven mogen zeggen, dat het beslist geen ezelkenner is. Het paard van Troje is wel de grootste paardezet van de ge schiedenis. Ik beaam volledig Vergilius zienswijze «Timeo Danaos et dona ferrentes». Moraal: mijd U van geschenken in geweldige verpakkingen. En hebt ge soms last met een mooie Hélène, zet ze om Gods wil zonder verwijl op het eerste het beste paard en stuur ze de laan uit. A propos van die Paardekoper, ik zou graag zijn werk «Er zijn geen Belgische paarden» eens ter hand willen nemen, want dat heeft heel wat stof doen op waaien in de paardenwereld. Nu er toch zo weinig paardekopers zijn, het paard loopt als trans porteur op zijn laatste benen valt hij zowat als 'n donder uit de hemel op dat zo gezegde Belgische ras van ons. Opmer kelijk is wel dat paard noch ezel een rol toebedeeld kregen in het dierenepos «Van den Vos Reynaerde» van Willem die Madoc maecte, noch in «Le Plais de Renard»van Perrot de St.-Cloud. Zo'n heuvel kunnen wij dien Madoc of dien St. Cloud nooit vergeven. Onze plaats als kentaur zult U vragen? Wel op de levensevolu- tielijn. afdeling zoogdieren, met een aftakking langs de hoorn- hoevige en gaande in de richting van de homo-sapiens, zie ik ons hier dichtbij in de positie van de hippomosapiens. De kentaur bevindt zich als het ware op het trippelpunt der drie verhoudin gen: mens, dier, en mensdier, dus een soort van driefasaal zijnde zijn, wat heel wat uitdrukkingsproblemen mee brengt. Hier een klein voor beeld: stel mij voor in fase I mens en in fase II paard, wanneer ik mij gebolhoed en gestickt wil op weg begeven, (vb. in Londen). Fase I: «Ik trok mijn stoute 'elt ne njass schoenen aan en stapte fl naar de klub om mij tafelgenoegens eens goed doen». Fase II: «Ik trok mijn sto hoeven aan en draafde kl waarts om mij eens duchtig mijn haverzak te zetten». Gesintetiseerd in fase III mens-paard: «Ik trok stoute hoefschoenen aan, n el hoed en stick en dan op drafs naar de turfklub om aan n tafel, zak en horsale eens goe< doen». Tot slot gaf Hippocn nog volgend kort hippopticui hippoliet: is depaardemeeste^*" hippotheek: is een paarc n P stal hippotheker: paard. hippocriet: een parlementai paard hippozem: een nozem te paat k on hippodramma: een paarc i he keutel. hippodramaturg: iemand daar in uitglijdt paardesaus: paardekostuum ior ■gen apotekeiiis. ast I nslic 1 trde dc i d< paardesaucis: eetstuk bewtnta baar op lange termijn. paardebleu: een paardemuzi rdei M stuk paardentram: soort I: tussen de sporen (uitgeston soort II: liep en loopt buiten sporen, vandaag de dag all nog tweede soort en kwoteri af te raden, poney: is de hottentot van het zebra: paard in pyjama tapir: een olifantachtig paai varken of een varkensach olifantenpaard. luipaard: is misschien lui, ze jar geen paard nijlpaard: is een hippopotam gnoe: is'nstierpaard Tot daar deze Hipposofie d Hippocrates en zijn meester. arde lijn e P hou >rd ld. tijk' de l irhc Het paard «Markies de Darguis» door potteau (el) Ballon is het fenomeen ook door u opgemerkt hebben de buren het ook waargenomen heeft u zwager er achteraf ook nog over gepraat of zijn uw kinderen ook opgewonden komen aanrennen een tweetal weken geleden kon men «het» op een week einde hoog in het zwerk zien evolueren over de grote stad en over ehet dorp en over de andere dorpen en over de huizen en de verdorde weilanden en de stinkende open riool en over de goegemeente op de grond was het eerst nog een meewarrig stukje el lende een hoop ordeloos zeildoek een ondoorzichtig kluwen van touwen en vlechtwerk en slangen en wat er nog zoal bijhoort als het ware metpsssjjt... niks gevuld krijgt het allemaal echter een heel ander aanzien het zwelt op en wordt naar buiten een omvangrijk geheel binnenin is het een grote leegte want datgene wat er in zit kan men niet waarnemen het staat in dat het imposante volume gaat opstijgen zich van de begane grond vertieft en hogere regionen kan op zoeken een opgeblazen lichtgewicht zonder vaste koers stuurloos zich aan de wisselende winden overleverend I af en toe wat zandballast dat over boord wordt gegooid wat over het mierenvolkje wordt uitgestrooid en het komt vaak voor dat het zand in de ogen terecht komt van de omhoog staanders die met het hoofd in de nek en de mondopening op apegapen het wonder aanschouwen op een lange lap die aan het tuig vast zat stond een lange eigennaam in van ver leesbare kapitalen vlak voor die naam stond het woordje STEMT het werd ons ineens duidelijk wat voor een hoogverheven aangelegenheid politiek toch wel is gelukkig dat wij daar aan erhinnerd werden gelukkig dat wij die onthechte naam mochten ontwaren gelukkig dat wij hierdoor de onverschrokken ballon-vaarder mochten ken nen gelukkig dat hierdoor voor eenieder werd bevestigd- ten zoveelsten male hoe dicht sommigen reeds bij de hemel staan gelukkig met de zekertieid dat er nog belang loze overschrokken verbeeldingsrijke zichzelfopofferende opgelaten en verheven idealisten in ons midden zijn I om van de idealen zelf dan nog maar te zwijgen er zijn dus werkelijk nog dingen die boven zichzelf uitstijgen maar iemand die tussen zijn benen door het geheel onder ste boven aankeek dacht eerst dat het een omhooggeval len geval was/

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1976 | | pagina 12