STAARTEN
ZONDER
PAARD
wÊÊv* f
12 -10-9-76 - De Voorpost
Om de spiritualiteit van Piet Moereels te illustreren, zijn gebondenheid met de klassiekers te
verduidelijken, en zijn gehechtheid aan het paard te bevestigen publiceren we hier een literair stukje
geschrijf van bovengenoemd paardenkenner. Het artikel zag in 1963 het daglicht en werd geschreven voor
het klubblad van de Oud-Domper, 4de jaargang, nr. 3, januari 1963.
Na het nutten van een paar
denoog (Z.N. voor spiegelei), kan
de eter ervan genoeg aan het
hipposoferen slaan, en het
gevleugelde paard Pegasos be
stijgen. om zich daar aan
Kentauriaanse bespiegelingen
te wijden.
De katalysator van deze paar-
derie was het krantenbericht:
«Nederlandse Tweede Kamer zit
met paardenstaartkwestie».
Let wel op. het gaat er niet om
het attribuut dat het achterste
van 'n jong meisjeshoofd versiert
en dito jeugdkwestie. Wel
om eeri attribuut dat niet aan het
achterhoofd maar aan het reële
achterste van een waarachtig
paard bengelt, dus een onver
valste «in cauda venenum»
kwestie. Deze Kamervaderen
waren, zoals het hoort, in twee
klassieke kampen, verdeeld de
pro en de kontra. primo over het
wel dan niet kappen of snijden
van de staart des paards, en
zo wel, tot waar er mocht gekapt
worden, dus hoelang, of beter
nog, hoe kort die staart mocht
zijn. En secundo, op welke
ouderdom of tot op welke men
het best staarten kapte. Daar
naast hoorde men beschouwin
gen over de staart als insekten-
verjager en de direkte psycho
motorische bewegingen hen hun
cerebrale invloed op de houding
en gedragingen van het paard en
over de staart als sier- en
zwaaimiddel, waarbij de hip-
poquetterie en hipposeksuele
achtergronden als dusdanig een
rol spelen. In elk geval moest
aan deze historie eens een staart
komen of geen. Wie de einduit
slag wil weten, moet maar op
zijn gemak zo een hollands
paard van het huidig type gade
slaan.
EEN PAARD IS GEEN EZEL
En zo komt men in feite langs de
achterkant van de zaak in
kwestie, het paard, en kunnen
we de filosofie over het paard
beginnen. Belangrijk is het
verschil tussen een paard (pa
raveredus) en een ezel (equus
asinus), dit is een muilezel of een
muildier, naar gelang de kom-
binatie der kruisende paren, of
der parende paarden (ezels
inbegrepen).
Opvallend is ook de variatie in
maten en gewichten: van de
grootte van een hond. maar dan
een grote (Shetland poney), tot
de grootte van een olifant, maar
dan een klein (Brabantse fok-
hengst). bestaat er een ganse
gamma en variëteit naar keus,
beurs, werk en ter beschikking
staande stal.
Kwestie van seksen, staan er drie
op het programma, met de ruin
als middengeslacht tussen de
twee estremen merrie en hengst.
Over dit ruinschap pleegde Max
Dendermonde volgend proza in
«Bruin, rood en groen»: «Ik
wacht even tot de maan weer vrij
komt en dan zie ik op het bord
een witte vlek met vier streepjes
naar onderen, een vlek opzij, en
een straaltje naar achteren. Dit
moet de witte ruin zijn met lijf,
poten kop en staart. Ervan
afgezien of het beest werkelijk
een paard is. kan het toch
onmogelijk een ruin zijn: daar
voor danst het te wild in het
maanlicht... Maar dan, deze
overweging afbrekend, tast ik
haastig naar de kruk en stap «de
hongre blanc» binnen.
«De origine» komen de paarden
voort van het oertype Hippa-
rion, niet groter dan een vos. De
overgang van Hipparion tot de
huidige aquiden. loopt tot het
tertiar tijdperk. Hieruit valt te
konkluderen dat alle begin
moeilijk is en dat iemand die
klein begint, het nog ver kan
schoppen.
Hamilton Schmit vond in zijn
tijd het zogezegde oerpaard
Tarpan in Klein-Azië. Onnodig
te verklaren dat deze brave
geleerde het bij het verkeerde
paarden-eind had. Zijn Tarpan
is door de evolutieleer reeds lang
de kopen staart ingedrukt.
PAARDEN INDE
LITERATUUR
In het verre Nibelungenlied kan
men het paard horen zoemen,
terwijl het op de koop toe nog
welgedaan is. luister maar eens:
-J**'
Dc spirituele Piet Moreels (el)
«auf den wegen gi-mit klingen
den zoumen manie Pferit wolge-
lan».
Het paard uit Parsival is er
heel wat slechter aan toe, het is
niet alleen barrevoets op weg,
maar het arme dier moet
daarenboven nog de volle last
van een vrouwenpersoon torsen,
in «ein barfuoz Pferet dass
muoze tragen eine frowen».
Het eksemplaar uit Tristan en
Isolde, is een snuiter met een
rare gank. 't is om mee te
manken met volgend vers: Ir
Pfert hat einen sanften ganc».
Uit het dierenboek van een
zekere heer Gessner komt vol
gende omschrijving; «het paard
is een machtig, fier. hoog,
prachtig mannelijk en dapper
dier. «Volgend citaat van deze
heer is een ware voltreffer: «de
enige ware lust van het paard is
te rennen».
Naar het getuigenis van G.
Bosnians moet Vergillius niet
alleen een groot dichter, maar
ook een uitstekend ruiter ge
weest zijn. in «zie den eveneens
bronze Vergillius te paard, in
vollen draf den Aeneas lezend,
werkelijk een uitmuntend rui-
terstukje».
Met«Seitdeni blinden Larm is
niir's in die Gedarm gefahren.
dass ich alle Augenblicke vom
Pferde muss», klassert Goethe
zich daarentegen als kavalier
langs de flauwe kant.
Van Schiller kan men de
kwaliteit van het ruiterschap
moeilijk achterhalen hij ver
meldt ons «Seine Pferd baumt
sich wühtend, schleudert den
Reiterab», waarbij men omtrent
den gesleuderten reiter helemaal
in het duister tast.
De grote W. Shakespeare
schatte het paard zeer hoog,
want niemand minder dan één
van zijn machtige koningen, liet
hij eens met volle borst en
overtuiging uitroepen: «A horse!
A horse! My kingdom for a
horse».
De ezel van zijn kant staat bij
William niet hoog aangeschre
ven. getuige volgend dialoog
tussen Apemantus die aanhaalt:
«geheel Athene is een bos vol
beesten geworden», waarop
Tinion wedervoer «hoe is de ezel
door een muur heengebroken,
dat gij buiten de stad zijn
VAN DE EZEL GESPROKEN
Van de ezel gesproken, hij is een
van de opvallendste historische
dier-verschijningen. 't zij als
leverancier van slagmiddel of
wapen-bedenk de Kainslag- 't
zij als sier en warmtemiddel - zie
kribbe van Bethlehem - 't zij als
vervoermiddel - zie de Palmzon-
dagintrede, Pieter de Kluize
naar, Sancho Panza en dierge
lijken. De ezel is ook grondstof-
donator: 1ste voor perkament en
bewaarmiddel van zoveel ge-
schiedschrijverij, 2de voor
Trommelvel of aankondiger van
zovele revoluties en evoluties.
Vergeet daarbij zijn dominate
rol niet. die gespeeld wordt
gedurende het ganse studiever
loop van de mens: door het
befaamde ezelsvel of brevet van
akkademieker voor de hogere
studies: door de ezelsbrug,
waarmee Pythagoras over zijn
stelling geraakte maar menig
leerling niet, tijdens de mid
delbare studies: door het ezels
bord of ezelsoor in de beroemde
jardin d'enfantsperiode. Voeg
daarbij de beruchte ezelsstamp,
waarmee ieder dagelijks kan
gekonfronteerd worden, en men
komt tot de konklusie dat men
zijn leven lang be-ezeld wordt.
Tot slot volgend stichtend ezel-
gerijm, van de schoolmeester,
uit het gevleugeld hobbelpaard:
«een ezel is een heer met een
staart, dien hij vanachteren-
draagt, als een paard. Het
verschil tussen ezels en geleerde
doktoren, zit hem minder in 't
hoofd, dan wel in de oren».
HIPPOCRATES
Van Kentauriaanse bespiege
lingen gesproken; stellen wij nu
de beroemde Kentaur «Hippo
crates» zelf voor.
Hij is chevalier van het rosbeaf
en drager van de roskamorde.
Tijdens zijn jeugd had hij meer
equiliaanse (equilus-veulen)dan
kinderachtige neigingen, terwijl
op leeftijd van de rijpere
jongeling de dartelheid van het
veulen op de achtergrond kwam
om in volle wasdom van
manpaard al de voor- en nadelen
van zijn dualiteit in zich te
verenigen. Hij verdient voor het
ogenblik zijn brood of zijn haver
als assistent -bestuurder van een
stoeterij en wordt regelmatig
gesolliciteerd voor het openen
van stoeten (historische en
andere), als medewerker voor
openluchtspelen, en vooral voor
tournooien en steekspelen.
Maar. laten wij Hippocrates zelf
aan het woord. «Mijn eerste
stappen in het onderwijs zette ik
afwisselenderwijze in de jardin
de poulain en de kindertuin,
zodat ik in mijn froeubeljaren
reeds amphibitisch onderwijs
genoot. De lagere cyklus was
verdeeld tussen de stedelijke
jongensschool en de menage-
rieroyale en wijsbegeerte met
een stage bij de Lippizaner
school te Wenen. Mijn solda
tendienst klopte ik bij de
kavalerie. regimentgidsen, waar
ik de fakto, zowel kavalerist als
infanterist was en mij speciaal
bezig hield met het inwijden der
rekruten, zie mijn «Hand- en
voetleiding voor beginnende
ruiters». Om te eindigen be
landde ik in de veeartsenij
school. om mij te specialiseren in
de paardenmeesterij. Hier deed
ik terzelfdertijd als proef- en
testmaterie dienst, zie «mijn
paardenindrukken als proef
konijn in de artsenijschool». Ik
vertoef regelmatig in «L'art et
métier» waar ik mij bekwaam in
zoiets tussen kunst- en hoef
smid. Van smederij gesproken,
daar breng ik graag nog eens een
uurtje door. onder het voeren
van een gesprek op hoog niveau
over de finesse van de hoefsme
derij. met praktische wenken
vanuit het paardenlijdend voor-
werpstandpunt. Als half-time
medewerker aan de neurose
afdeling vertoef ik twee namid
dagen per week in een speciaal
instituut voor studie en behan
deling der subtielere stoornissen
en cerebralen aard. Hier is ook
een speciale kwekerij voor
nachtmerries, wijl er zo een
geweldig te kort aan deze dieren
is. Nachtermerries worden door
het mensdom meer dan ooit
bereden, zie mijn thesis: «de
merrie in dag- en nachtdienst
van de mensheid».
Ik maakte een studie van de
mens als ruiter door de eeuwen
heen. Wist U dat ik nu liefst
bereden word door amazone's,
wijl ik in mijn puberteitsperiode
heel wat last had van schroom
valligheid bij deze berijdingen
en toen zoveel mogelijk het
kontakt met amazone's in
kwestie vermeed. Het volgend
prachtig vers van de olijken
Tristan Bernard, speelt mij
steeds voor den geest.
«L'amazone passait sur le bord
de la route un centaur y surgit,
ému. visiblement lors la jeune,
avec un air de doute: est ce moi
qu'il en veut ou bien a ma
junient?»
Litterair gesproken houd ik bij
poëzie van een dynamisch vers
voet, vooral bij draf- en straf-
rijm, ben ik sterk in alexandrij
nen en spondeën, maar dan in
galopmaat.
PAARD EN TEATER
Wat het paard in het teater
betreft komt de ezel de eer toe
als eerste viervoeter op het toneel
te verschijnen. Oude stadsre
keningen gewagen reeds in 1500
van onkosten voor voeder van
ezels en ezelsveulens, waar zij
schilderachtig vermeld worden
ais akteurs in hun verschillende
rollen: «een die Maria droeg op
weg naar Bethlemhem, een voor
de krib en een ander voor de
blijde intrede in Jeruzalem».
Van een ezelstuk gesproken!
Een eeuw later kwam «mid-
zomernachtdroom» van
Shakespeare ter wereld, met de
geweldige figuur van de onbe
houwen vlegel met lange oren en
harige snuit: «Bottom met de
ezelskop».
De heldin van het stuk Titania.
als beroep koningin der feëen,
na huwelijkskrakeel met haar
echtgenoot Oberon, wordt door
diens wraak en duistere macht
zotverliefd op hoger vermelde
man met ezelskop. Is er ooit
charmanter in enig ezelsoor
gefluisterd dan door zijn
Titania: «kom, vlij U op dit
bloembed neer, wijl ik uw
lieflijke wangen kan aaien,
rozen planten in het zachte
fluwelen haar van uw voorhoofd,
en kussen uw prachtige lange
oren, deze voor mij zo lieftallige
genietingen».
Op het toneel vinden wij de
eerste paardensporen ten jare
1682 in «Andromède» van Cor-
neille, waar het paard als zijn
eigen zichzelf optrad in de rol
van Pegasus: zijn toneeluit
rusting bestond uit 2 aaneenge-
plakte vleugels. Dit eerste op
treden was een waar paarden-
sukses. In «cirkus olympique»
van 1840 het volgende: het
paard Zisco was de ware held in
«het duivelspaard», een drama
in vijf bedrijven en een tiental
taferelen, waarin Zisco in even
veel patetische voorvallen, on
vervaard het van zijn meester
redt temidden van de grootste
gevaren en perikelen... van
paardenwerk gesproken!
Beroemd is ook nog «De priaten
van de Savanne» waarin een
juffrouw Oceana in een licht
kostuum door een vurig en woest
paard (stelt U in diens
plaats) doorheen zwarte en
duistere rotsen wordt meege
voerd.
(Theatre historique 1878).
Enig is de historie die Sarah
Bernhardt overkwam bij het
zoeken naar een equivalent van
die fameuse Zisco om op te
treden in «l'Aiglon» van
Edmond Rostand.
In de akte van Wagram zegt
Flambeau «Le Ciel blanchit vers
l'Est» waarop de repliek van
S.B.: «J'empoigne la crinière.
Alea jacta est».
Bij navraag van dame Sarah aan
auteur Edmond om nadere
verklaring van dit eigenaardig
alexandrijn wedervoer deze, dat
het eenvoudigweg niets meer of
minder beduidde dan de manen
van het paard te grijpen en in 't
zadel te springen. Hierop wordt
door Sarah een paard gevorderd
voor de volgende herhaling.
Paard en paardeknecht ver
schijnen maar d'eerste kennis
making met d'edelste verovering
van de mens viel falikant uit en,
naar getuigenis van Sacha
Guitry: Etelle ajoute: «qu'on en
trouve un autre de n' importe
quelle courleur, de n'importe
quel age mais je veux que ce soit
le cheval le plus doux qu'il ait au
monde. Deux jours plus tard le
laid revint avec un autre cheval.
II était gros, il était gris, il est
énorme et il avait la tête
erttourée d'un vieux cale<;on de
laine. Pourquoi? Nous allons le
savoir. Le laid lui retira le
calegon, découvrant un visage, si
je puis dire dont la douceur
extréme confirmait a la stupi-
dité. Mme Sarah se leva et fit
deux pas prudents vers lui.
Alors, le regardant bien en face
elle dit; «Hou!». Le cheval fut
peut-être un peu surpris mais il
n'en laissa rien parattre.
«Nous allons faire une autre
experience, dit elle. Apportez
moi le tonnerre». Le bruit était
assourdissant mais le cheval ne
broncha pas. Alors tranquilisée,
heureuse. Mme Sarah eut une
idéé. Tendant sa main droite a
Rostand, sa main gauche a mon
père elle dit: «Donnons nous
touslamain».
Et nous nous donnames tous la
main comme pour faire une
ronde. Mais elle nous conduisit
areculant jusqu'au fond de la
scène et la elle nous dit k voix
basse afin de n'être pas enten-
due par le cheval: «nous allons
tous courir sur lui en criant
«Vive L'empereur». Attention...
une, deux, trois».
Et nous avons couru, entratnés
par elle, vers ce pauvre cheval en
criant a tue-tête: «Vive
l'empereur».
Alors il se produisit une chose
qu'il est bien difficile de
raconter. Aidez-moi. Devinez.
Imaginez ce que peut faire un
animal qui a peur et qui n'a pas
l'usage de la parole. II ne peut
faire que du bruit, n'est ce pas?
Vous avez devinez. Imaginez ce
que peut faire un animal qui a
peur et qui n'a pas l'usage de la
parole. II ne peut fair que du
bruit, n'est ce pas? Vous avez
devinez. C'est ce qu'il fit du
bruit.
Madame Sarah en fut trés
offusquée, elle dit: «Nous allons
le garder par ce qu'il n'est pas
médiant. maisc'est uncochon».
Edmond Rostand maakte hier
op de omstaanders diets dat de
situatie niet één maar twee
paarden eiste, dus paardento-
neel in 't groot gezien. Sarah
beveelt voor s'anderendaags 'n
tweede paard onder konditio-
nele eis zo zacht als het eerste.
Waarop de stalknecht: «dan
breng ik er twee andere...». En
waarom, wel dat paard dat van
niets verschrikt, heeft schrik van
andere paarden en juist daarom
dat poëtische hoofddeksel om
deze niet te zien. Sarah besloot
dan geen paarden in die fameuse
akte van Wagram te laten
optreden. En gedurende acht
honderd triomfante vertoningen
heeft S. Bernhard gezegd:
«j'empoigne la crinière. Alea
jacta est»; met opgeheven armen
en zonder paard.
En hier een voorbeeld van een
grote paarderol, die niet op
scène kwam: het beroemde Ros
Beiaard in «Het spel der vier
heemskinderen» trad op een
volgende manier niet op: Princes
Aleis vanuit een of ander venster
van het paleis van Karei De
Grote nam genoegen met «Oh,
kijk dat paard; het verdedigt
hen en draagt ze alle vier op zijn
rug. Wat een geweldig beest».
Er is ook nog de formule «twee
mannen zijn gelijk een paard»,
dus een voor de voorkant en een
voor de achterkant. Dit soort
paard is nog zeer in voege in
Japan. Deze paardehelften zijn
ofwel aspiranten ofwel akteurs
zonder rang of naam. Men
noemt ze doodgewoon paarde-
poten of monoashi. Monoashi
wordt ook toepasselijk voor de
akteur die tegenvalt.
Het laatste toneelwerk dat ik
volgde, vanuit de stalles natuur
lijk heette: «Paardjesmolen» van
Leslie Stevens. Wel, deze lichte
kost met aforismen over het
huwelijksleven en erotiek kan ik
mij in de paardenwereld, niet
voorstellen. Zoiets speelt zich
zeker af in de mensenwereld, zet
maar gerust als titel «Paardjes
molen».
Hierop geeft Hippocrates nog
enkele variante beschowingen:
De bekende wijsgeerteorie
van de wijfelende ezel, die tussen
twee hooischelven in de hon
gerdood stierf hebben wij meer
dan eens naar realiteit getest.
Niet één keer heeft deze poëet
het bij het rechte eind, geven wij
dus de ezel wat de ezel toekomt
terwijl wij van de dichter zonder
overdrijven mogen zeggen, dat
het beslist geen ezelkenner is.
Het paard van Troje is wel de
grootste paardezet van de ge
schiedenis. Ik beaam volledig
Vergilius zienswijze «Timeo
Danaos et dona ferrentes».
Moraal: mijd U van geschenken
in geweldige verpakkingen. En
hebt ge soms last met een mooie
Hélène, zet ze om Gods wil
zonder verwijl op het eerste het
beste paard en stuur ze de laan
uit.
A propos van die Paardekoper,
ik zou graag zijn werk «Er zijn
geen Belgische paarden» eens ter
hand willen nemen, want dat
heeft heel wat stof doen op
waaien in de paardenwereld. Nu
er toch zo weinig paardekopers
zijn, het paard loopt als trans
porteur op zijn laatste benen valt
hij zowat als 'n donder uit de
hemel op dat zo gezegde
Belgische ras van ons. Opmer
kelijk is wel dat paard noch ezel
een rol toebedeeld kregen in het
dierenepos «Van den Vos
Reynaerde» van Willem die
Madoc maecte, noch in «Le Plais
de Renard»van Perrot de
St.-Cloud. Zo'n heuvel kunnen
wij dien Madoc of dien St.
Cloud nooit vergeven.
Onze plaats als kentaur zult U
vragen? Wel op de levensevolu-
tielijn. afdeling zoogdieren, met
een aftakking langs de hoorn-
hoevige en gaande in de richting
van de homo-sapiens, zie ik ons
hier dichtbij in de positie van de
hippomosapiens. De kentaur
bevindt zich als het ware op het
trippelpunt der drie verhoudin
gen: mens, dier, en mensdier,
dus een soort van driefasaal
zijnde zijn, wat heel wat
uitdrukkingsproblemen mee
brengt. Hier een klein voor
beeld: stel mij voor in fase I
mens en in fase II paard,
wanneer ik mij gebolhoed en
gestickt wil op weg begeven, (vb.
in Londen).
Fase I: «Ik trok mijn stoute
'elt
ne
njass
schoenen aan en stapte fl
naar de klub om mij
tafelgenoegens eens goed
doen».
Fase II: «Ik trok mijn sto
hoeven aan en draafde kl
waarts om mij eens duchtig
mijn haverzak te zetten».
Gesintetiseerd in fase III
mens-paard: «Ik trok
stoute hoefschoenen aan, n el
hoed en stick en dan op drafs
naar de turfklub om aan n
tafel, zak en horsale eens goe<
doen». Tot slot gaf Hippocn
nog volgend kort hippopticui
hippoliet: is depaardemeeste^*"
hippotheek: is een paarc n P
stal
hippotheker:
paard.
hippocriet: een parlementai
paard
hippozem: een nozem te paat k on
hippodramma: een paarc i he
keutel.
hippodramaturg: iemand
daar in uitglijdt
paardesaus: paardekostuum
ior
■gen
apotekeiiis.
ast I
nslic
1
trde
dc
i d<
paardesaucis: eetstuk bewtnta
baar op lange termijn.
paardebleu: een paardemuzi rdei
M
stuk
paardentram: soort I:
tussen de sporen (uitgeston
soort II: liep en loopt buiten
sporen, vandaag de dag all
nog tweede soort en kwoteri
af te raden,
poney: is de hottentot van het
zebra: paard in pyjama
tapir: een olifantachtig paai
varken of een varkensach
olifantenpaard.
luipaard: is misschien lui, ze jar
geen paard
nijlpaard: is een hippopotam
gnoe: is'nstierpaard
Tot daar deze Hipposofie d
Hippocrates en zijn meester.
arde
lijn
e P
hou
>rd
ld.
tijk'
de l
irhc
Het paard «Markies de Darguis» door potteau (el)
Ballon
is het fenomeen ook door u opgemerkt hebben de buren
het ook waargenomen heeft u zwager er achteraf ook nog
over gepraat of zijn uw kinderen ook opgewonden komen
aanrennen
een tweetal weken geleden kon men «het» op een week
einde hoog in het zwerk zien evolueren over de grote stad
en over ehet dorp en over de andere dorpen en over de
huizen en de verdorde weilanden en de stinkende open
riool en over de goegemeente
op de grond was het eerst nog een meewarrig stukje el
lende een hoop ordeloos zeildoek een ondoorzichtig
kluwen van touwen en vlechtwerk en slangen en wat er nog
zoal bijhoort
als het ware metpsssjjt... niks gevuld krijgt het allemaal
echter een heel ander aanzien het zwelt op en wordt naar
buiten een omvangrijk geheel binnenin is het een grote
leegte want datgene wat er in zit kan men niet waarnemen
het staat in dat het imposante volume gaat opstijgen zich
van de begane grond vertieft en hogere regionen kan op
zoeken een opgeblazen lichtgewicht zonder vaste koers
stuurloos zich aan de wisselende winden overleverend I af
en toe wat zandballast dat over boord wordt gegooid wat
over het mierenvolkje wordt uitgestrooid en het komt vaak
voor dat het zand in de ogen terecht komt van de omhoog
staanders die met het hoofd in de nek en de mondopening
op apegapen het wonder aanschouwen
op een lange lap die aan het tuig vast zat stond een lange
eigennaam in van ver leesbare kapitalen vlak voor die
naam stond het woordje STEMT
het werd ons ineens duidelijk wat voor een hoogverheven
aangelegenheid politiek toch wel is
gelukkig dat wij daar aan erhinnerd werden gelukkig dat
wij die onthechte naam mochten ontwaren gelukkig dat wij
hierdoor de onverschrokken ballon-vaarder mochten ken
nen gelukkig dat hierdoor voor eenieder werd bevestigd-
ten zoveelsten male hoe dicht sommigen reeds bij de
hemel staan gelukkig met de zekertieid dat er nog belang
loze overschrokken verbeeldingsrijke zichzelfopofferende
opgelaten en verheven idealisten in ons midden zijn I om
van de idealen zelf dan nog maar te zwijgen
er zijn dus werkelijk nog dingen die boven zichzelf uitstijgen
maar iemand die tussen zijn benen door het geheel onder
ste boven aankeek dacht eerst dat het een omhooggeval
len geval was/