Dtarir m
i
KERSTNACHTCIRKEL
OP
KERSTBOMEN: EEN GEVAAR
8 - 24-12-76 - De Voorpost
December verkilde de grootstad voor de zoveelste maal tot een donker alles
opslorpend hol. Lichtreklames spetterden aan en uit, auto's joegen de stad in en
uit, razend, brommend, op jacht naar tijdwinst, de financiële ziekte van deze tijd.
Over de lanen slierde een roes van grootstaddiukte, waaraan je onmiddellijk kon
merken dat het jaar het weer op een akkoordje zou gooien met protserige
gastronomische specialiteiten, dure kado's, in de diepvries van het menselijk
hart bewaarde glimlachjes, de eenzaamheid van de zestig-plussers en de onwe-
niige vreemde glimlach van gastarbeiderskinderen, met hun neus plat gedrnkt
tegen het raam van de banketbakker.
In een leren fauteuil gezeten, nipte bankdirekteur Grypdonck aan zijn sherry,
rookte een havanna en maakte de lijst op van de genodigden die kerstavond op
«Ter Kluize» kwamen vieren. Zijn vrouw Angela Diego de Cantilla, manicuurde
haar handen, terwijl ze luisterde naar het «Concerto pour une voix». Vanavond
zou ze de mimekunstenaar en wereldberoemde klown, de Roemeen Stefan
Czarba, aan het werk zien, tijdens de galavoorstelling in het Rondoteater-
Intemational.
Overal blokletterden affiches het optreden van deze kunstenaar. De lichtreklame
van de schouwburg zelf, schreeuwlichtte in rode en groene flitsen de toneelge
beurtenis van het jaar de stad in.
In zijn kleedkamer zat Stefan Czarba voor de sterk verlichte spiegelDe reuk van
zijn after-shave maakte stilaan plaats voor de typische schminkgeur. Hij poe
derde zijn blinkend wit gezicht en kale hoofd volledig mat, verfde zijn lippen
bisschoppaars en tekende met een groene schminkstift een vertikaal streepje over
de beurtelings gesloten ogen. Zacht speelde de draagbare radio een Mantovani-
uitvoering van Jacques Brei: «Ne me quitte pas».
Stefan trok een panty van zilverdraad aan en wrong zich dan in een bourgogne-
rood nauwsluitend keurslijf met brede barokplooiende mouwen.
Plots werd er geklopt en een stem verwittigde door de op een kier staande deur:
«Nurein viertel Stunde, HerrCzarba. Madame erwartSie. Guten Abend.» Vlak
voor hij zich naar de loge van zijn vrouw begaf hing hij een staalgrijs amulet om
zijn hals. Toen hij de kleedkamer verliet zong Diana Ross: «Let it be...».
Even later opende hij de logedeur, schoof de zware roodfluwelen gordijn wat
opzij en keek welgevallig neer op Saskia, zijn vrouw. De onnoemelijke finesse
waarmee ze zich steeds wist te kleden en de Chanelgeur die haar steeds omarm
de, deed hem steeds weer naar haar verlangen. Hij kuste haar en dacht dat zij
steeds zijn inspiratiebron, zijn muze, zijn toneelfeeling was geweest. In de
benedenzaal en het aangrenzende foyer hoorde hij het stille, aristokratische
gebabbel, een klein uitschietend lachje. Eén ding wist hij zeker: «Het Rondo-
International was uitverkocht. Twintig avonden na mekaar moest hij het publiek
betoveren, meeslepen, ontvoeren naar het paradijs van de traan en de lach».
Eeven hoorde hij het applaus al weerklinken maar hij moffelde deze klankge
dachte ver weg in de warme diepte van zijn toneelhart.
Het toneelgordijn bleef open, een vage sport wierp een tenger licht op het
toneelgaas waarmee de ganse scène afgespannen was. Motieven van de Kerst
man, grootstadgebouwen, een lege stal en groezelige bars vloeiden over de voile
in mekaar. Het toneeldekor zelf bestond uit een reusachtige, gehandschoende
handpalm.
Het was kwart voor acht. Voorde zoveelste maal kwam de toneelmeester Czarba
verwittigen. Avond na avond, hetzelfde ritueel: schminken, kleden, muziekbe-
luisteren, Saskia kussen, optreden, toemaatjes geven, applaus, applaus, applaus.
De scène sloeg donker, een blauwe lichtstraal boorde door het gaas tot bij het
lichaam in de handpalm. «Also sprach Zarathustea» weerklonk. De voile schoof
geruisloos weg en Czarba begon het meesterlijk spel van lijf en leden, de
onvolprezen mimedialoog tussen lichaam en de geest. Nu eens rollend in de
handpalm, plooiend en buigend, universele eenzaamheid van hoeren evokerend,
dan weer huppelend en springend, beschoten door de priemen van tientallen
kleurenspots, een mimeparodie op de reklame, wat later het hoofd gevangen in 't
witte licht, mimetekende hij de tegenstelling van kerstvierende smulpaperij en
brassende jeugd en de koude naakte armoe in de kerststal. Czarba speelde kaars
en licht, mens en demon, clown en rechter, muzikant en straatjongen, gluurder
en oude vrouw, in een draaikolk van lichteffekten en stromen expressieve
muziek.
Hij lag op zijn rug, sloot de ogen en zag een apokaliptisch visioen van onwerke
lijke naakte kleurenvormen, vlekken die zich met mekaar versmolten op de tonen
van een ijle, elektronische muziek. Zijn hart joeg een bonsde, zijn geest hijgde,
zijn lichaam kromp ineen, smolt ineen tot een harde ovalen kei. Zijn rechter
witgehandschoende hand stak, hoog in 't licht, een witte roos omhoog.
Czarba was dood. Zijn mimeleven eindigde iedere avond weer met dat klein
beetje sterven, dat oneindig klein beetje dichter bij het publiek komen.
«Alle Menschen werden Brüder sein» uit de negende symfonie van Beethoven
weerklonk.Czarba was mimisch dood. De zaal ademde en slikte deze finale in.
Het licht doofde. De muziek zweeg.
Drie seconden later stond Czarba kaarsrecht: gevangene van het licht en het
applaus. De wereld lag aan zijn voeten.
Een half uur later vertrok hij met Saskia naar een der duurste restaurants der
grootstad, een oeverloze, met champagne overgoten Sylvestemacht tegemoet.
•Vous n'avez que rembarras du choix, Monsieur Czarba... les huitres de
Zélande dans leur écran de nacre ou bien...»
Op de spijskaart van het Hiltonhotel stond «Kerstnacht I957» geschreven.
De struikelende dronkenmanswaanzin waarmee Czarba dronk na de dood van
Saskia, had hem uit de Hof van Eden van de tcaterkunstenaars neergesmakt in de
handpalm van een klein rondreizend cirkus. Czarba diende als vulsel. Tussen
twee cirkusnummers in mocht hij even de ring in, om het goedlachse boerenpu-
bliek proberen te vermaken. Stefan Czarba speelde hier telkens de monoloog van
onbegrip, de dialoog tussen fles en mens, het drama waarop geen titel past. De
dagen dat er geen voorstelling was, bracht hij door in een smerige karavan. Het
was er koud, het rook er zuur en naar goedkope whisky. De alkohol bezorgde
hem telkens weer een drie, vier uren durende roes. Als in een met alkohol
geladen hyperbool namen zijn lichaam en geest een vlucht van honderden dia's
en belevenissen, proefde zijn geest de smaak van een nooit tot een hoogtepunt
komende solo-revolutie. De drank had zijn ogen tot wazige zoomlenzen ge
maakt, zijn stem tot een gebroken celloconcerto, zijn bewegingen tot poesjenel-
lensprongen zonder ziel.
Czarba hikte, de besmeurde tafel vervormde tot een immense vlakte, de wanden
van de karavan bogen om tot grauwe spitsboogmuren. Gevangen in de bekrom
penheid van zijn woonst, zijn levenswijze en zijn gealkoholiseerde euforie,
huilde Czarba als een razend beest bij de dans der flessen. De vijftiger jaren
dansten een frech-can-can van stijgende welvaart, de flessen liepen gekleed in
modieuze jurken, ballonrokken en droegen torenhoge kapsels. Giechelen en
preuts tonen van welgevormde flessendijenvoerden Czarba mee naar de toppun
ten uit de wereldberoemde shows der Blue-Bell-Girls. Parijs danste aan Czarda's
voeten, het flessenhal Iet gooide kushandjes, wierp bloemen, sleurde hem mee in
een wervelwind van erotieke danspassen. De flessenmonden gierden, wurgden
Czarba met de strop van het sukses...
Czarba dronk verder, schopte zijn schoenen uiten spuwde op zijn foto, die aan de
toiletkast hing. De foto stelde Czarba voor in een meesterlijke handstand op de
scène. In zijn andere handpalm lag een zilveren wereldbol, en tussen de lippen
hield hij een vuurrode roos geklemd. Czarba brulde, tierde en gooide met alles
wat hem om en in de handen kwam.hij dronk.hij raasde van de ene hoek der
karavan naar de andere... hij dronk... hij zoop... weende zonder tranen, sloeg de
handen voor het aangezicht en dronk even later verder. Uit de verste, donkere
hoek van de spotsbogen-karavan kwam een mensengrote fles «Chateau Mouton
Rothschild l er Grand Cru Classé, Pauillac M.C.» naar hem toegewandéld. Uit
de zijzakjes van het etiketgilet haalde ze een tiental flessenpoppetjes te voor
schijn. Ze zette zich neer aan het andere eind van de tafel, maakte met een oude
It.
deken en haar eigen flessenhals een soort van tentenpoppenkast en neuriede de
«Danse Macabre» van Saint-Saëns.
Czarba zat kapot, verslagen met wijd opengesperde ogen te kijken; zijn bloed
stompte tegen zijn slapen, want daar bemerkte hij zichzelf, Saskia en hun
aangenomen kind, Mona, in een ballet van jaren teleurgang, verlies, dood, pijn
en teleurstelling.
Czarba werd als 't ware aangezogen door dit sinister flessenspelletje. Hij legde
zijn beide handpalmen op de tafel en even later stierf het flessenpoppetje Saskia
aan een vreemde virusziekte. Het popje schokte en beefde.lag stil en Czarba,
waanzinnig van alkoholische angst werd gedwongen het flesje leeg te drinken.
Czarba's flessenpopje danste nu in zijn eigen handpalm, vierde orgieën, zoop en
brulde Stefan toe met hem mee te drinken. Het ging op zijn ene hand staan en
hield in de andere handpalm een dansend drankduiveltje. Het flesje mimeerde
Czarba irt zijn grootste dagen en speelde op meesterlijk-visionaire wijze de val
van zijn meester.
Czarba zonk op de knieën, de handpalmen met het dansend flesje nog steeds op
de tafelHij sloeg het hoofd in delirium tegen de tafelrand en beet dan het flesje in
stukken. Het bloed liep in twee dunne straaltjes uit zijn mondhoeken. Zijn ogen,
meken twee matte, blauwe glazen knikkers.Vier, in 't zwartgeklede bourgog-
neflespoppen, namen zijn geadopteerd kind steeds weer uit zijn handpalm weg.
hij vocht en liet dan weer begaan, wilde het kind de ouderlijke zorgen en vreugde
van de eerste adoptiejaren teruggeven, stootte flessen weg, maar het leger kwam
op zijn handpalm gemarcheerd, kroop op zijn armen, op zijn schouders, zijn
aangezicht. De honderden flessenpopjes, prikten, beten en zogen het laatste
beetje wilskracht uit zijn lichaam.
De flessen haalden van rijkswege Mona uit zijn handpalm weg. Czarba vocht
tegen de grijnzende, gierende, lallende poppenstoet, hij schopte als een razende
in 't rond, tempeeste als een moegetergde, gekwetste straathond, schopte de
karavandeur open en verdween huilend in de kerstnacht. Niemand lette op zijn
wolvengehuil, niemand hielp hem rechtstaan uit de dikke smeltende sneeuwlaag,
geen mens kende het kind op de besmeurde, natte foto in de handpalm van
Czarba...
Een stille, zwijgende verpleegstershand voelde de pols van Czarba. Haar ver
stand kon troleerde met behulp van medische snufjes, de levenskansen van
Czarba. Ze nam de foto van het nachttafeltje en wreef met een dot watte, dit
kindergezichtje schoon. Heel stil voor zich uit fluisterde ze: «Dag Mona Czar
ba... dag papa»Haar lokken vielen over Stefan Czarba's kale hoofd toen ze hem
lang en lief op het voorhoofd kuste. Mona Czarba nam haar vaders handpalm en
las die kersmacht in een vermoeide hand het jarenleed dat eeuwen duurt...
Op de spijskaart in «'t Karveel» stond Kerstnacht 1976 gedrukt...
24 december 1976. Het glas is leeg, de asbak vol. Czarba stoot de fles goedkope
brandy om, krabt in zijn luizige haardos en waggelt naar de deur van zijn
woonwagen. In het loodglas van de deur ziet hij de weerspiegeling van een
menselijke drankskulptuur, oud, demonisch gepletterd door leed en onnoemlijk
zoeken naar liefde, sukses en vrede. Stefan Czarba siddert, grijnst en beleeft de
langste nacht van zijn leven. Terwijl hij zichzelf bekijkt in de verdwaasde, door
nicotine beslagen ruiten, ziet hij voor het eerst sinds vele jaren de mens in
zichzelf opleven. De pijnlijke rimpels vervloeien naar de eens zo wereldbe
roemde grimetrekken, de enerverende dronkemanstik aan zijn linkermondhoek
is net meesterlijk genoeg om zijn publiek in de ban te houden, zijn haar, kroezelig
vet, moet weer verdwijnen, Czarba leeft... de dronkeman Czarba sterft... Ter
wijl Czarba de woonwagendeur openstruikelt, kotst hij de hele trap vol. Hij
braakt, weent, roept en vloekt: «Ich bin nurein armen Wandergesel..Ich lebe.
Ich liebe...» De sterren lichtogen op het kleine stukje, zielige mens. Wind en
regen slaan Stefan Czarba terug bij zinnen, ze zingen met hun samen het lied van
duizend menselijke leedzangen, het lied van ontelbare levensvreugden, een
huilend, lachend lied van op staan en weer knielen, het lied van menselijk begrip
en jarenlange waan van geluk, het lied van vrede der eenzaamheid en proeven
van bitterheid, gegroeid in zoveel angsten.
In de Kransstraat woont José de Algaz. Tien jaar geleden dacht hij hier wat
financiële zon en Vlaamse gemoedelijkheid te vinden. Zes jaar geleden werd.
Manolito geboren. En diezelfde Manolito draagt nu bij de plastiek kerstboom
zijn eerste kerstschoolversje voor.
Jan Rijgers luistert op BRT. 2 naar de voldragen stem van Lode Baets, die een
gedicht voordraagt van Herman De Coninck:
O, ik weet het niet
maar besta
wees mooi
zeg iets
zeg
het leven is een brood om in te bijten
en de appels zien rood van plezier
en nog
en nog van alles
leer me huilen
en als ik huil
leer me zeggen
het is niets.
Stefan Czarba scheert zich het hoofd kaal, poedert zijn blinkend wit gezicht en
kale schedel volledig mat, verft zijn lippen bisschoppaars en tekent met een
groene schminkstift een vertikaal streepje over de beurtelings gesloten ogen. Hij
neuriet half nuchter, half dronken: «Ne me quitte pas..ne me quitte pas...» In
een van de opklapbare zitbanken van de woonwagen vindt hij een verfomfaaid
bourgognerood keurslijf terug. Czarba trekt het aan, herleeft, vindt zichzelf
terug. Haastig grabbelt, krasselt, zoekt hij in de laden naar het amulet. Als hij in
zijn panty sukkelt, valt hij twee, driemaal tegen de woonwagenwandStefan
Czarba kijkt in de spiegel, kust zijn eigen witte aangezicht, lacht, weent, en staat
in het Rondo-Intemational.
Visioen der visoenen, kleuren, lichten, mensen, vrede en liefde. Hij reciteert
Goethe, speelt Mefistofeles, mimeert Odysseus, en boetseert Ikaros in duizend
vluchten. Zijn bloeddoorlopen ogen zoeken het schrale licht van de walmende
petroleumlamp. Buiten zingen de populieren van boer De Rijckes weide een
sfeervolle a-capella.
Zwijgende wind en wachtende stenen. «O, Kerstnacht, schooner dan de daeg-
hen» zingt een sopraan'jongensstem in het oude kerkje. Even maar komt Czarba
tot bezinning doordat er op de deur wordt geklopt.
«Help rne!» «Mona!»
Mona Czarba doezelt weg. In zijn witgehandschoende handen, gewikkeld in
groezelige stukken onderkleren, houdt Czarba een kleinzoon geborgen.
«Hoe zal het kind heten Czarba?» vraagt de dokter.
«Lieven» fluistert Mona, «Lieve Lieven».
Czarba ziet een witte handpalm, beweging, licht, publiek.
Czarba legt een kind naast Mona en als een foto vol prijzen korrels, ziet hij Saskia
slapend wegsterven met hun geadopteerde kind, Mona, in de armen.
Czarba ziet ijsbloemen voor zijn ogen, Czarba duizelt, Czarba sterft als klown,
maar zijn handpalm legt warmte over twee slapende gezichten. Met zijn diepe
basstem neuriet Stefan Czarba de aria: «In diesen heiligen Hallen, kent mann die
Rache nicht, und ist ein Mensch gcfallen, führt Liebe Ihn zur Pflicht.
Wat verderop, «Ter Kluize» stond er op de spijskaart: Kerstnacht 1976.
STEFAN RAAT
Met kerstbomen gebeuren nog al eens ongelukken. De
stedelijke brandweer afdeling brandvoorkoming geeft de
bevolking hieromtrent de volgende tips:
koop nooit een kerstboom waarvan de naalden reeds
afvallen.
de voet van de boom degelijk in het water planten en hem zó
vast zetten dat hij goed rechtop blijft staan.
plaats de boom nooit dicht bij een gordijn of overgordijn.
gebruik geen kaarsen, het brandgevaar is veel te groot.
laat nooit lucifers of zelfs gedoofde kaarsen binnen het
bereik van kinderen die alleen thuis zijn, zelfs al zijn ze aan de
zorg van grotere kinderen toevertrouwd.
wanneer de kerstboom vuur vat. laat hem dan staan en gooi
er water op.
verplaats in geen geval een brandende kerstboom.
zorg ervoor water in de nabije omgeving van de kerstboom
te hebben.
doe de kerstboom weg zodra de feesten voorbij zijn.
Wanneer hij te droog is brandt hij als een toorts.
bij brand onmiddellijk het nummer 900bellen.
W.L.