DE DIEPE GRONDEN [VAN DE DENDER lli*toi*i*<*litk en aardrijkskundige bijdrage over de gesehiedeni van de Dender te Aalst van de Ijstijd over de ÜVerviers naar een onzekere toekomst aiiiniiiiiiiiiHiiiiminiiisiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiuiain Bnmimi8inism«n»ii»n»—mmi—«iiiiw«immmim»if 16 - 17-2-1978 - De Voorpost Als het water stil staat dan stinkt het, zegt het spreekwoord en dan zal de kritische lezer zich wel afvragen hoe je dat laat rijmen met de Dender. Want inderdaad, de Dender staat niet stil en toch...nou ja, ze heeft sedert het wegtrekken van de Diestiaanse Zee zo weinig stil gestaan datje zon denken dat Simon en Garfunkei hier hun «Bridge over troubled water» hebben geschreven. Hoe dan ook, Gilbert De Smet is voor ons gaan graven naar de historische achtergronden van wat ooit het paradijs was van de kikker, van wat de drinkbak was van de Frankische koeien, de zondagv ijver van onze hengelende stadsgenoten tot zelfs de gootsteen van de industrie die heden ten dage nog ais enige pootje durft baden in een rivier die al lang geen pleisterplaats meer is voor amoureuzen. Om geen brug te ver te gaan beginnen we met de ijstijd... Over het ontstaan van de dender Ons land. en zeker het Vlaamse grondgebied, is herhaaldelijk overspoeld geworden door de zeewateren. De schommelingen van het zeepeil waren het gevolg enerzijds van krachten in ver band met de verstoring in de ligging van de aardlagen (geolo gen noemen dat tektonische krachten), anderzijds en voor namelijk van het vormen en smelten van de ijskappen, die enorme watermassa's vasthiel den tijdens langdurige ijstijden. Een beweging van miljoenen jaren, menen de historici. Het museum van het Oud-Hos pitaal te Aalst bezit daar een aantal stille getuigen van een groot aantal fossielen van zee fauna die in onze streek gevon den werden en die wijzen op de aanwezigheid van de zee in onze gewesten; haaientanden en al lerlei fossiele weekdieren uit het zogenaamde Secundair en Ter tiair. Ook in de oude zandgroe ven van Meldert zijn deze fossiele overblijfselen overvloe dig aanwezig. Het huidig rivierenstelsel De laatste grote transgressie is die van de zgn. Diestiaanse Zee (einde Tertiair), die ons land overspoelde vanuit het noord oosten in de richting van het zuidwesten, tot aan de kam van Artesië. Volgt later een enorme weeg schaalbeweging onder tekto nische invloed die het zuidelijk vasteland (Artesië en de Arden nen) zal'doen stijgen terwijl het de Nederlandse bodem doet dalen. De zee trekt zich daar door noordwaarts terug. Noord zee en Nauw van Calais stonden toen (bij wijze van spreken natuurlijk) nog op geen enkele landkaart te lezen. Hoedanook, op de vrijgekomen hellende vlakte kon dan de erosie onmiddellijk haar vernie tigend werk beginnen. Sommige delen bleven echter gespaard van dit wegvreten en steken nu nog in het landschap uit. Het zijn «getuigeheuvels» die een beeld geven van de hoogtelig ging van het gebied, miljoenen jaren geleden. De Kemmelberg (156m) is zo'n getuigeheuvei. In het omliggende van deze heuvel is ongeveer 100 m weggespoeld. Het is in deze beweging (weg trekken van de Diestiaanse Zee) dat we het ontstaan van het huidige rivierenstelsel -en dus ook van de Dender- kunnen situeren. De Dender een «consequente» rivier? Verschillende teorieën werden hieromtrent sinds de vorige eeuw reeds naar voor gebracht. De meeste hiervan zijn louter hypotetisch en onvoldoende we tenschappelijk te verantwoor den. Meer aanneembaar is volgende beschouwing van de evolutie van het Scheldebekken. Wanneer men op de kaart van België het tracé bekijkt van het Vlaamse rivierenstelsel, dan valt het op dat de hoofdstronken van de meeste rivieren parallel lopen en de richting zuidzuidwest- noordnoordoost volgen (Ijzer, Leie. Schelde van Oudenaarde. Dender Zenne, enz.). Deze rivieren schijnen de terugtrek kende beweging van de zee naar bedding ligt te Aat op ongeveer 29 m boven de zeespiegel. Tussen Aat en Lessen is de brede vallei diep ingesneden. De rivier Opgravingen De steilere oostelijke dalhelling is slechts door een dunne loesslaag bedekt, terwijl de zachte westelijke helling door een tientallen meters dikke loessafzetting wordt geken merkt. Door die afzetting wordt de Dender in haar dal zelfs voortdurend naar het oosten gedrongen, wat nog bijdraagt tot de erosie van de oostelijke dalwand. Een bewijs hiervan is dat van de trekweg naast de IlBiBMB De dender te Erembodegem. Vroeger was de trekweg langsheen de Dender heel wat' breder dan nu Her en der strekten zich grote moerassen uit, woest en onher bergzaam. Het Osbroek te Aalst is hiervan een -sterk geredu ceerd- overblijfsel. De eerste mensen die hier de voet zetten zijn zwervers. Ze volgen de rivier en verblijven bij voorkeur op de bosrijke hellingen van de ooster oever, die een veilig onderkomen biedt bij overstromingen. Som migen onder hen zullen een klein stukje bos ontginnen en die bewerken zij zijn de eerste landbouwers. Talrijk zijn de vondsten die er op wijzen dat de Dendervallei reeds bewoond was in het Neolithi- cum. Vooral in de streek van Ninove werden in en om de Dender tal van wapens en werktuigen uit de Steentijd gevonden. Het zijn vuistbijlen, messen, pijlpunten, e.d. meestal vervaardigd uit silex. Het museum van Aalst bezit een belangrijke verzameling voor werpen uit die verre tijden. Met heel primitieve wapens moesten de voorhistorische mensen het opnemen tegen de wilde dieren, die toendertijd leefden in de dalen van Schelde en Dender de wolf. de beer, de vos, het hert, de oeros, de mammoet, het everzwijn, enz... Die eerste bewoners baanden ook de eerste wegen. Het waren niet meer dan smalle bospaden, waarlangs de reizigers trokken om hun goederen op andere plaatsen te gaan omruilen. Deze primitieve handelswegen volg- het noorden over de Kempen te hebben gevolgd. Het zijn con sequente rivieren, t.t.z. deze waterlopen volgden de oor spronkelijke helling van het terrein. Men mag aannemen dat ook de Dender op die wijze evolueerde, met name als een consequente rivier. Later ontstonden ook subse- quente rivieren dit zijn de waterlopen die niet de helling van het terrein volgen, maar integendeel dwars ten opzichte van de consequente rivieren lopen, Ze groeven hun bedding in de zachtere gesteentelagen en vormen de voornaamste bijrivie ren van de consequente waterlo pen. Dit aspekt vertoont bv. de Bellebeek voor de Dender. Onthoofding van de Dender Het spreekt vanzelf dat de loop van een rivier voortdurend veranderingen ondergaat. Zo gebeurt het dat een subsequente rivier een nabijliggende conse quente rivier bereikt, die deze laatste dan langs een geul afleidt. Het lijkt niet uitgesloten dat dit fenomeen, «onthoofding gehe ten, ooit ook de Dender te beurt is gevallen. Zo nemen sommige onderzoekers aan dat de Boven schelde, in plaats van via Condé en Espierres naar Oudenaarde te stromen, rechtdoor naar het Noorden liep en de huidige Dender vormde. Hoewel hier omtrent geen wetenschappelijke bewijzen voorhanden zijn, is de hypothese niettemin mogelijk. Nochtans, de veranderingen die de rivier in de loop der tijden onderging, zijn op heel natuur lijke wijze te verklaren. Ook heeft de Dender nooit het allure van een grote stroom gehad. De eigenlijke Dender De eigenlijke Dender ontstaat te Aat door samenvloeiing van twee armen en heeft thans een totale lengte (tot Dendermonde) va n ongeveer 65 km. De ontsloot er het Siluur (Primair voetstuk) en vulkanische afzet tingen. De porfiergroeven van Lessen, voortbrengers van de bekende kasseistenen, danken hieraan hun ontstaan. Tussen Lessen en Geraardsber- gen vernauwt de Dendervallei, om dan weer breder te worden tussen Geraardsbergen en Aalst. In haar benedenloop benadert de Dender heel sterk haar evenwichtsprofiel. Immers, na het terugtrekken van de Tertiai re zee - het zeeniveau kwam ongeveer 100 m lager te liggen dan nu - begon de zeespiegel opnieuw te stijgen. De rivieren werden teruggedrongen en hun dalen opgevuld met water. Door het geringe verval van de Dender wordt de bedding niet meer uitgeschuurd, maar bezinkt het slib onderweg. Hierdoor komt de bedding steeds hoger te liggen, met als gevolg overstro mingen in het regenseizoen. De diepste beddingen worden soms teruggevonden 10 tot zelfs 30 m onder de huidige bedding. Kenmerkend voor de Dender vallei is haar asymetrische vorm tussen Geraardsbergen en Aalst, nl. een zacht oplopende linker oever en een soms zeer steile rechterhelling. Zo gaat te Erem bodegem de Hogeweg veel steiler naar omhoog dan de Dender- straat. De voornaamste oorzaak hier van zouden de overwegend uit het westen waaiende regenwin den zijn, die de Oostzijde veel meer verweerden, terwijl de Westzijde enigszins beschermd bleef, en minder aan erosie onderhevig was. Dit verschijnsel heeft tot gevolg dat het landschap langs de rechteroever soms diep ingesne den werd door snelstromende beekjes. Te Erembodegem zijn de schilderachtige valleitjes van de St-Amandsbeek en de Bos- beek hiervan typische voorbeel den. Het beboste dal van de Sint Amandusbeek te Erembodegem (SJ) nabij de kapel Ter Muren een aanwijzing kunnen zijn een aloude weg aldaar. De vallei van de Bosbeek te Erembodegem (SJ) Dender, die vroeger 3,5 tot 10 m breed was, heden ten dage weinig of niets meer overblijft. De Dender schuift dus lang zaam op naar het oosten. Zo komt het dat men soms ver scheidene meters van de Dender verwijderd zaken opgraaft, die vroeger in de Dender terecht kwamen. Aan de diepte waarop deze voorwerpen zich bevinden kan men tevens bij benadering hun ouderdom bepalen. Bij iedere overstroming werd im mers meegevoerd puin afgezet in de alluviale vlakte. Zo zou deze ophoging sinds de Romeinse tijd tot 4 meter bedragen. Het weze ook gezegd dat de Dender in de loop der tijden ettelijke veranderingen onder ging. Nieuwe beddingen werden uitgegraven, terwijl de oude geheel of gedeeltelijk verdwe nen. Op vele plaatsen splitste de Dender haar krachten in twee of drie armen (Oude Dender te Aalst, Ninove,...). Toendemens kwam bond hij de strijd tegen de watervloed aan. Sedert vele eeuwen draagt de Dender hiervan dan ook de duidelijke sporen. Vroege bewoning in de dender vallei Uit vondsten en plaatsnaam kundig materiaal blijkt duide lijk dat het Land van Aalst reeds vroeger was bewoond. Vooral de streek tussen Schelde en Dender kende in de vroege middeleeuw en een betrekkelijk dichte be volking. De vruchtbaarheid van de kleigrond ten westen van de Dender was hieraan niet vreemd. In zijn «Commentaria» heeft Caeser het over de «vruchtbare velden van de Nerviërs». Het waren echter de Franken die als een bijenzwerm o.m. het Land van Aalst en omgeving inpalm den en er hun stempel op drukten. De eerste landbouwers. Op de plaats waar later Aalst en omliggende gemeenten zouden ontstaan, strekten zich lang voordien, vele duizenden jaren geleden, ondoordringbare wou den uit. Ze behoorden tot de immense Silva Carbonaria of Kolenwoud, dat een groot ge deelte van ons land overdekte. Hierdoor slingerde zich de Dender in de zomer niet veel meer dan een onooglijk beekje, waar men doorheen kon waden, maar in de winter aanzwellend tot een brede stroom, die de omliggende weiden blank zette. den de rivier, die als een natuurlijke wegwijzer diende. Ze liepen langs de kammen van de vallei en ontweken natuurlijke hindernissen zoals moerassen. De reiziger volgde de rivier op afstand, zonder deze uit het oog te verliezen. Op kaarten van de 17de eeuw zien we nog geen wegen langsheen de Dender, maar wel op beide hellingen. Naar bergen om silex de eerste weg. Ongetwijfeld liep reeds sedert de eerste bewoning in onze streek zo'n weg in de nabijheid van de Dender, naar het zuiden, naar Bergen. Het is immers uit de silexmijnen van Spiennes, nabij Bergen, dat onze voorouders de vuursteen waarmee ze hun wapens en landbouwwerktuigen vervaardigden, vandaan haal den. Lang voordat er sprake was van bruggen,kon de rivier op vele plaatsen overgestoken worden langs de voorden. Dit waren doorwaadbare plaatsen, die slechts in de zomer bruikbaar waren, wanneer de watervoor raad heel gering was. In vroeger tijden, vóór sluizen het debiet van de Dender regelde en vóór de kanalisatie van 1863-67, reden de landbouwers in de hooitijd soms met paard en kar door de rivier. Kort na de tweede wereldoorlog werd deze natuur lijke toestand van sterk wisse lend regime een tijdlang her steld, ten gevolge van het bombarderen van vele Dender- sluizen. De Kelten zegden tanara voor Dender In het winterseizoen, van in de herfst tot einde maart, waren deze oversteekplaatsen niet bruikbaar, omdat de rivier dan aanzwol tot een brede en diepe waterloop met snel stromend water. Niet ten onrechte dus gaven onze verre voorouders, de Kelten, aan de rivier de naam Tanara, wat betekent bruisend, woelig water. De vroegste ge schreven vermelding van de naam gaat terug tot 8% en luidt Thenra. De voorden waren meestal slechts van plaatselijk belang. Ze waren zelden de geschikte plaats voor het ontstaan van een belangrijke weg. Gezien de jaarlijkse overstromingen, voor al na de winter, lijkt het onwaarschijnlijk dat er toen reeds vaste bruggen bestonden. Het gevolg hiervan was dat er weinig kontakt bestond tussen de bewoners van beides zijden van de rivier. De Dender vormde een sterke natuurlijke schei dingslijn. Nu nog zijn er verschillen in het dialekt waar te nemen tussen de bewoners van linker- en rechteroever. Liep er een Romeinse weg over de Denderbrug te Erembode gem? Pas toen de Romeinen hier de eerste degelijke wegen aanleg den, deed zich waarschijnlijk de noodzaak gevoelen ook bruggen te bouwen. Slechts weinig plaat sen boden hiervoor de geogra fische geschiktheid. Alhoewel geen duidelijke bewijzen voor handen zijn, mogen we met vrij grote zekerheid aannemen, dat te Erembodegem reeds heel vroeg een oversteekplaats be stond, die meer dan lokaal belang had. Er waren enkel daar heuvelachtige oevers die vaste grond boden voor het bouwen van een brug. Meer stroomaf waarts, in de richting van Aalst, waren deze voorwaarden geens zins aanwezig. Wegens de uitge strekte moerassen was de rivier er vrijwel ongenaakbaar. Een ander feit. dat deze veronder stelling zou kunnen staven, is het bestaan van een Romeinse of zelfs vóór-Romeinse weg, die te Erembodegem waarschijnlijk over de Dender liep. Men veronderstelt dat deze weg te Erembodegem een deel van de huidige Leuvestraat volgde. Aangenomen wordt dat het hier ging om de weg die Asse met Aalst verbond en deel uitmaakte van de heirweg van Elewijt naar Bonen. Via de brug over de Dender Kwam hij mogelijk samen met de weg Ninove-Aalst. Vanaf Erembodegem-centrum zouden beide wegen dan het zelfde baanvak gevolgd hebben tot Aalst, (de huidige Termuren- laan). Bewijzen te kort om zeer zeker te zijn. Totnogtoe werden geen overtui gende bewijzen gevonden, om trent de juiste situering en ouderdom van deze wegen. Ook naar hun belangrijkheid kan men slechts gissen. Uit de Romeinse tijd werden ter plaatse omzeggens geen bodemvond sten gedaan, die klaarheid zouden kunnen brengen. Wel werd ooit, naar het schijnt in de Dender te Erembodegem, een bronzen danseresbeeldje van Romeinse oorsprong, ge vonden. Ook de ontdekking van een bronzen paardekopbeeldje Een geschreven bron van latere tijd toont aan dat Erembodegem over de Den alleszins een zeer oude weg Het is een akte van de schepe van Gent, die dateert van 1' en waarin sprake is van «meersch up den Dendre a brugghe». Ook volgens Potter en Broeckaert is de b veel ouder en liep eertijds de van Aalst naar Brussel over brug. Het lijkt evenwel niet uitgeslo dat een oudere brug zich precies op dezelfde plaats vond als de huidige, maar r stroomopwaarts, nl. op de pli aan de Dender die in volksmond de «bermkens» noemd wordt. De toponier Avondel (a oud. vondel brugje van planken?), Av delsmeers. Avondelslos. Av delsteen (grenspaal?) die d bestaan of bestonden, schiji hierop te wijzen. Het kan H echter even goed om een hou aanlegsteigertje gaan. Het lijdt ook geen twijfel dat heuvelachtige Denderoevers Erembodegem behoorden tot ketting Romeinse versterking zoals deze van Zandberg Pollare, Ninove, Liedeket Denderleeuw, Teralfene. Dender was in de Romeinse immers een versterkte 1 Eigenaardig hierbij is wel geen enkele plaatsnaam Erembodegem aan de Romeil invloed herinnert. Nieuwe Dendergasten Sali.sche Franken Vanaf de 3de evtiw begonnen Franken, een Germaanse voll stam, de Rijn over te steken zich hier te komen vestigt Vooral in het midden van de 5 eeuw was ons land het toneel v i een massale Frankische volk verhuizing. De verzwakte meinse legioenen waren meer in staat de grenzi efficiënt te verdedigen. Het waren de Salische Franki (afkomstig van Sala), die valleien van Schelde en Dend zuidwaarts volgden en zich in onze streek vestigden. De Frankische inwijkelingen, gan families, waren hoofdzakeli landbouwers en namen eerst oude bestaande kultuurgrondt van de Kelten over. Pas late toen het bebouwde land nk meer volstond om de aangroei ende bevolking van voedsel voorzien, gingen zij over t< ontbossing en ontgonnen nieuw kultuurland. Reeds sedet de Frankische tijd zijn de grol boscomplexen in onze streek o| enkele uitzonderingen na bijna geheel verdwenen. Woeste grond wordt vruchtbaO Talrijk waren hier de nederzet tingen van klans of families, dk naam schonken aan een dorp De oudste zijn zeker de -inga heem-namen, die bestaan ui een patroniem inga (familie d

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1978 | | pagina 16