i
EN DRUKKE SCHEEPVAARTWEG
E RETER VERDIENDE
De Voorpost - 24-2-1978 - 11
De industrialisatie
i
tere aanwezigheid van een waterloop als natuurlijke verkeers-
ig was een belangrijke faktor die meespeelde in de indus-
jt tie ontwikkeling van onze streek. Langsheen de oevers van
ten rivier ontstonden de eerste woonkernen, die later uitgroei-
rij» n tot steden en gemeenten. Herhaaldelijk diende de mens
sidjte grijpen om de rivier aan te passen aan zijn noodwendig
heden. Het geringe verval en de grillige loop van de Dender
sch n steeds grote hinderpalen geweest voor de scheepvaart.
uits n de bevaarbaarheid te verbeteren, onderging de Dender
®r-* »r toedoen van de mens grondige veranderingen.
pelgrimsoord. Jaar na jaar in de
lente verschenen ze opnieuw,
tot grote schrik van de bevol
king, die vluchtte naar de bos
sen van het zuiden. Dat
duurde tot 891, jaar waarin de
Noormannen te Leuven voor
goed werden verslagen.
Slechts moeizaam en traag zou
de fel uitgedunde bevolking
zich herstellen van de chaos
door de Noormannen veroor
zaakt. De relatief rustige tijd, na
het einde van de invallen,
schiep anderzijds gunstige
voorwaarden voor de herop
bloei van de ekonomie.
Rendez-vous van de kooplui
Los van de landelijke samenle
ving, evolueerden sommige
plaatsen langzamerhand tot
trefpunten van kooplieden.
Deze vaste trefpunten ontston
den aan kruispunten van ver
keerswegen, liefst in de na
bijheid van een sterkte. Tussen
de tiende en twaalfde eeuw
kwamen aldus alle steden tot
hun eerste ontwikkeling. Dit
was het geval voor de Dender
steden en dus ook voor Aalst,
waar een belangrijke landweg
de Dender kruiste. De aanleg
plaatsen der barken werden
ruilplaatsen van koopwaren
van verschillende herkomst.
De drukke handelsbedrijvig
heid en verkeerskoncentratie
deed allerlei hulpdiensten ont
staan, zoals wagensmeden,
sjouwers, herbergiers, e.d.,
terwijl langshee de aanleg-
kaaien stapelplaatsen werden
opgericht. Reeds in de 12de
eeuw vermeldt de kroniek van
de abdij van Affligem het be
lang van het handelsverkeer in
het Aalsterse
In die tijd was de Dender een
riviertje van een tiental meter
breed, veel langer dan nu door
de vele kronkels, en onderhe
vig aan de getijden. Waar
schijnlijk was ze toen reeds be
vaarbaar tot Aalst, en zelfs tot
Geraardsbergen. voor lichte
schuiten. Getuige hiervan is
een oorkonde daterend van het
einde van de 12de eeuw,
waarin BoudeWijn. graaf van
Vlaanderen, het toltarief van de
scheepvaart op de Dender tus
sen Aalst en Dendermonde
vernieuwt. Deze oorkonde licht
ons ook in nopens de aard van
de schepen die de Dender be
voeren. Er is sprake over kleine
schepen met een los roer door
de schipper in de hand gehou-
dert de vroegste bewoning
sorfonze streek reeds werd de
Jnder bevaren. Aangezien
janiit verkeer te land vrijwel on-
°°r jgelijk was wegens de on-
h!iordringbare bossen en de
8 oerassige bodem, ligt het
or de hand dat de rivier in die
na ten de meest praktische ver-
jegi ïdingsweg was tussen de
len (verbewoners. Men neemt
srei m dat de mens reeds zeer
'9® oeg de draagkracht van het
ir* iter aanwendde om zware
jachten zoals boomstammen
vervoeren. Door boom-
immen samen te binden tot
>n vlot, beschikte hij over een
be\ g maar nuttig vaartuig. In
eh( reken met een moerassig ka-
hij kter, zoals de kustvlakte,
•jaar men aangewezen was op
(t verblijf in paaldorpen, werd
frj (oral gebruik gemaakt van
eri#n uitgeholde boomstam,
iortbewogen door een ped-
it «I, een duwstok of een zeil.
gtear er tot vóór het begin van
t tijdrekening in onze
k van handelsbetrekkin-
omzeggens geen sprake
bleef de scheepvaart
:rjt2r voor zover dit woord kan ge-
anruikt worden zeer plaatse-
CMfk en rudimentair.
Oe Romeinse bezetter zal
siisfear, voor wat onze streek be-
i,e teft, weinig verandering in ge
dacht hebben. De beneden-
)op van de Schelde was heel
bejjecht bevaarbaar en haar
anjonding een uitgestrekt wad-
e iengebied, zodat haar bijrivie-
eten weinig of niet in aanmerking
°siwamen voor het ruilverkeer,
1 lat op de meer zuidelijke rivie-
jpn wel bestond. Overigens,
g^Brwijl de grotere villa's in het
d Jelgisch hoogland gericht wa-
enfen op de verkoop van indus-
u Riële produkten van steen-
antroeven. pottenbakkerij, ijzer-
'anirtswinning, enz., bleef in
Jaag-België de industriële be
drijvigheid een uitgesproken
"gesloten en landelijk karakter
yertonen: men trachtte door ei-
ew|en werk in alle behoeften te
ii doorzien. Een produktieover-
keijchot om te verkopen of te rui-
was er vrijwel niet. Wel
onze streek vooral se-
de Bronstijd (ca. 1500 voor
een bloeiende wolnijver-
waarvan sommige pro-
(bv. de Nervische kap-
ïd^nantels) zeer gegeerd waren
tijen een goede afzet vonden.
Dok in de Frankische samenle-
speelde de handel een re-
men, wat de verbetering van
deze waterweg al vroeg nood
zakelijk maakt.
In 1285 reeds worden, op bevel
van Gwijde van Dampierre, ka-
nalisatiewerken aan de Dender
uitgevoerd tussen Aalst en Ge
raardsbergen. Aalst, gelegen
op de drukke landweg van Keu
len naar Brugge, is op het einde
van de 13de eeuw een belang
rijk koncentratiepunt van de
bloeiende laken- en vlashandel
in de Denderstreek.
In 1353 blijken nieuwe kanali-
satiewerken noodzakelijk. De
kosten hiervan worden gedra
gen door de bezitters van gron
den langsheen de oevers: de
heren, de kloosters, de steden.
Zij immers hebben er recht
streeks belang bij.
Sluizen waren er toen nog niet
op de Dender. De waterstand
werd geregeld door speien.
ben spei bestond uit een ge
metselde dam in de rivier. In
deze dam was een opening,
het speigat, waarin een aantal
balken horizontaal konden
neerschuiven, om aldus het
waterpeil hoger of lager te
brengen. Dergelijke speien
werden .o.m. gebouwd te Ge
raardsbergen, te Ninove, te
Aalst.
Het overbrengen van de sche
pen gebeurde door middel van
een zgn. «overdracht». Dit was
een soort hellend vlak waar
over de schuiten werden ge
trokken door mensen of paar
den.
Deze toestand bleef gedu
rende de ganse Middeleeuwen
nagenoeg ongewijzigd.
Watermolens
De rivier was niet alleen van
belang voor de scheepvaart.
Het water deed ook op vele
plaatsen de watermolens
draaien. Om de molens niet te
laten stilvallen diende men in
de zomer zuinig om te springen
met het water. De stuwen
moesten dan soms met stro
worden afgedicht. Daardoor
gebeurde het dat er meer
stroomafwaarts, voorbij de
stuw, onvoldoende water voor
handen was om te varen. Niet
zelden rezen er dan ook ern
stige konflikten tussen schip
pers en molenaars.
Maar ook de oeverbewoners
en de eigenaars van de Den-
derweiden hadden belangen te
verdedigen. Het ophouden van
het water had namelijk tot ge
volg dat de weiden langsheen
de Dender onvoldoende kon
den afwateren en een groot
gedeelte van het jaar drassig
bleven, wat leidde tot een lang
zame verzuring van deze gron
den.
Berg-af
Ondanks allerlei verordenin
gen van de overheden, blijken
voorkwam te Denderleeuw,
wijst op deze bedrijvigheid.
In het laatste kwart van de 16de
eeuw wordt alle handelsaktivi-
teit zo goed als lamgelegd ten
gevolge van de godsdienst
troebelen. In 1576 wordt Aalst
totaal geplunderd door mui
tende Spaanse soldaten, en
enkele jaren laten door de
Geuzen. De bevolking leeft
inde diepste ellende.
De heropleving van de tran-
sitweg
Het is pas in de 17de eeuw dat
de handel langzaam begint te
herleven. De vernielde sluizen
en bruggen worden hersteld.
De kosten hiervan vallen ten
laste van de verarmde steden,
die zich verplicht zien bijko
mende accijnzen en tollen te
eisen van de bevolking. Zo zien
we de aartshertogen Albrecht
en Isabella om de drie jaar aan
Een oude prent van de loskaai aan de binnenarm van de Dender.
Vissen op de Dender, toen de oppervlaktewateren nog geen bescherming behoefden.
wijzigde grondig het stadsbeeld. Hier de Dender
f spoorwegbrug, toen nog een draaibrug. Tot in het begin van deze
met zeilen
f bescheiden rol. Het hof-
)l met zijn sterk autarkisch
ter sloot handelsbetrek-
1 tóngen vrijwel geheel uit: alle
j bedrijvigheid speelde zich af
binnen het enge kader van het
domein. Slechts op enkele
zeldzame trefpunten ontstond
een handelsnederzetting of
Portus, zo bv. te Gent.
Noormannen
Hetekonomischleven.dat toch
stilaan begon te ontluiken,
werd echter in de 9de eeuw
bnitaal onderbroken door de
'"vallen van de Noormannen,
die men hun scherpgekielde
schuiten steeds dieper ons
tónd binnendrongen over de ri
vieren.
Ook de bewoners van de Den
dervallei ontsnapten niet aan
de moord- en roofzucht van dit
barbaarse volk. In 879 ver
hoestten ze te Aalst het Zeihof
en de nabijgelegen Werf kapel,
10 dien tijde een druk bezocht
den, middelgrote schepen met
een roer vastgebonden aan
stuurboord, en grote schepen
met vast roer dat bediend wordt
door een helmstok. De schip
pers vervoeren o.m. hout, turf,
graan, ijzer, stro, maar ook
duurder stoffen zoals wijn, ho
nig, lijnwaad en andere kleer-
stoffen.
In dezelfde oorkonde wordt
eveneens melding gemaakt
van zgn. «waterpoorten». Dit
waren afdammingen van hou
ten balken dwars door de rivier
opgetrokken, om de watervoor
raad, die vooral in de zomer ge
ring was, op peil te houden en
aldus de scheepvaart mogelijk
te maken. Later worden deze
waterpoorten, de voorlopers
van onze sluizen, «speien» ge
noemd.
Kanalisatie in 13de Eeuw
De gestage ekonomische groei
van de Dendersteden doet de
trafiek op de Dender toene-
te Aalst met op de achtergrond de
'aren de meeste schepen nog uitgerust
de verbeteringswerken zich te
beperken tot het hoogstnodige.
De toenemende verzanding,
tengevolge van het zeer ge
ringe debiet, maakt de scheep
vaart op sommige plaatsen
vrijwel onmogelijk. De speien
verkeren soms in een erbarme
lijke toestand. Ze zijn veelal
privé-bezit van de heer, die wel
tol eist van de doorvarende
schippers, maar die zich verder
weinig bekommert om de
slechte staat van de rivier.
De nijverheid had in de Midde
leeuwen een uitgesproken
agrarisch karakter. Vermel
denswaard is misschien wel
het bestaan van «tichelrieën»
langsheen de Dender. Op vele
plaatsen werd het fijne rivierslib
nl. aangewend voor het bakken
van tegels en pannen. Zo be
stond in de 15de en 16de eeuw
te Erembodegem het «Hof ter
visscherie en ter tichelrie». Ook
het Erembodegems toponiem
«Pennemaker», dat eveneens
de stad Aalst een verlenging
van heffingsrecht van bijzon
dere accijnzen verlenen ter be
kostiging van de herstellings
werken aan de sluis op de
Dender te Hofstade, die door
troepen was vernield.
Het ontluiken van de Hene
gouwse industrie in de 17de
eeuw kwam beslist ten goede
aan de Dender, die sedertdien
meer en meer een belangrijke
rol ging spelen als transitweg
tussen Wallonië en de Schelde.
In 1649 wordt de Dender ver
breed en verdiept tussen Aalst
en Dendermonde, zodat twee
schepen elkaar kunnen voor
bijvaren. De voltooiing der wer
ken het hfivaarhaar makpn
tot Aat kwam er niet door de
oorlogen van Lodewijk XIV, die
overigens veel schade berok
kenden aan de sassen. Pas op
het einde van de 17de eeuw
kon de kanalisatie tot Adat vol
ledig doorgevoerd worden.
De Dendersteden, kennen een
periode van stijgende ekono
mische aktiviteit. In 1699 wordt
ook Aalst erkend als stapel- en
verkoopplaats van de schape
wol afkomstig van het platte
land.
Omstreeks die tijd werd de
scheepvaart onderworpen aan
een strenge reglementering.
Om optimaal gebruik te kunnen
maken van het beschikbare
water, voeren de schepen in
een lange rij achter elkaar van
het ene sas naar het andere.
De vaartdagen en trajekten wa
ren vast bepaald. Twee keer in
de week op dinsdag en vrij
dag had de afvaart plaats te
Aat. De reis van Aat tot Den
dermonde duurde vier dagen.
Op vele plaatsen worden de
oude speien vervangen door
sassen bestaande uit twee
sasdeuren met in het midden
een sluiskolk. Ook komen op
sommige plaatsen draaibrug
gen in de plaats van de vaste
bruggen, die de scheepvaart bij
hoge waterstand blokkeren. Dit
is het geval voor de St.-
Annabrug te Aalst in 1716. Ter
vervanging van de brug, die in
februari van dat jaar tijdens de
overstroming volledig was
weggespoeld, komt er een
draaibrug.
Ondanks alles bleef de toe
stand nochtans verre van ide
aal. Voortdurend klagen de
schippers over de water-
schaarste die hen in de zomer
belet te varen en niet zelden
zien ze hun schip aan de grond
lopen.
Ultra-moderne sluizen
Tijdens de regering van
Maria-Theresia grijpen op
nieuw belangrijke kanalisatie-
werken plaats, die duren van
1768 tot 1771. Op verschei
dene plaatsen worden coupu
res doorgevoerd, waardoor
vele bochten verdwijnen
Nieuwe sluizen worden ge
bouwd, o.a. te Herdersem (het
zgn. Sas van Wies) waarvan
het koncept voor die tijd ultra
modem mag genoemd worden:
het is 14 meter breed en in to
taal 40 meter lang. Te Aalst
wordt de Dender rechtgetrok
ken tussen de Zeebergbrug en
de Iweinstraat. Terzelfdertijd
wordt het oude spui op de bin
nenarm van de Dender afge
broken.
Omstreeks het begin van oe
19de eeuw worden in de Den
dersteden de eerste verschijn
selen merkbaar van de indus
trialisatie, die een totale om
wenteling zal teweegbrengen
in de bestaande strukturen. De
industrialisering is wezenlijk
een stedelijk verschijnsel, wat
een massale bevolkingsvlucht
teweegbrengt van het platte
land naar de stad. In amper en
kele decennia ondergaat dan
ook het stadsbeeld, dat tot hier
toe zijn middeleeuws karakter
bleef behouden, een grondige
wijziging: hoog boven de hui
zen rijzen overal de rokende
schouwen op van de nieuwe
fabrieken.
Samengaand met de indus-
tnële ontwikkeling van de Den
derstreek, nam het belang van
de scheepvaart op de Dender
voortdurend toe. Helaas vol
deed de rivier lang niet aan de
noodwendigheden. De geringe
diepte, de talrijke bochten, de
vaste bruggen, de vele sluizen:
het bleven grote hinderpalen
voor de schepen.
12 dagen stroomopwaarts
De boten voeren nog steeds in
een lange rij achter elkaar. Ze
werden voortgetrokken door
mensen: de schiptrekkers
(«schiptrekkers» werd aldus de
spotnaam voor de inwoners
van Denderleeuw). Later ge
beurde dat door paarden.
Stroomopwaarts duurde de
reis soms 10 tot 12 dagen.
Tijdens de Hollands bewind en
de eerste jaren van de onaf
hankelijkheid was het beheer
van de Dender in handen van
de Provinciale Staten van He
negouwen en Oost-
Vlaanderen. In 1840 werd het
overgenomen door de Belgi
sche Staat. Belangrijke verbe
teringswerken werden ge
pland.
Diverse projekten om een
rechtstreeks verbindingska
naal naar de Schelde te graven
waren tot dan toe om uiteenlo
pende redenen niet verwezen
lijkt. Reeds in de 18de eeuw
bestonden plannen voor een
kanaal Aalst - Baasorde. Ook
van een kanaal van Jepappes
naar Aalst was niets terechtge
komen.
Bij wet van 1859 werd uiteinde
lijk 2,5 miljoen frank verleend
voor een volledige kanalisatie
tot Aat en voor het graven van
een kanaal van Aat naar Bla-
ton, waardoor de Dender een
bijzondere betekenis zou krij
gen als rechtstreekse trans-
portweg tussen de Hene
gouwse mijnstreek en Vlaan
deren.
Het huidige sas dateert van
1866
De grootscheepse werken, die
duurden van 1858 tot 1868,
stelden de Dender open voor
schepen tot 300 ton. De oude
sassen werden vervangen
door nieuwe sluizen. Te Aalst
werd het huidige sas gebouwd
(1866). Talrijke bochten ver
dwenen, terwijl draaibruggen in
de plaats kwamen van de vaste
bruggen. Dank zij het kanaal
Aat-Blaton was de Dender nu
de kortste verbindingsweg tus
sen de Borinage en het Schel-
debekken, wat het scheeps
verkeer op de Dender enorm
deed toenemen. Steenkolen,
bouwstoffen en graangewas
sen behoorden omstreeks
1880 tot de meest vervoerde
waren.
Nog vóór de kanalisatiewerken
waren aangevangen, deed een
geducht konkurrent van het
schip zijn intrede in onze
streek: de trein. In 1856 werd
de lijn Brussel - Aalst - Gent
ingehuldigd. Dit na eindeloze
onderhandelingen en jaren
lange strijd, want nog steeds
eisten vele belanghebbenden
dat prioriteit werd gegeven aan
het eerder geplande Dender-
kanaal.
Onmiddellijk na het beëindigen
van de kanalisatiewerken, in
1868, werd de exploitatie en
het onderhoud van de Dender
in koncessie gegeven aan een
private maatschappij: DE
«Compagnie de la Dendre».
Deze koncessie was niet zeer
gunstig voor de Dender. Winst
bejag was het enige doel van
deze maatschappij, die het on
derhoud van de rivier tot het
strikt noodzakelijke beperkte.
Om de nodige diepgang voor
het scheepsverkeer te krijgen,
werden geen baggerwerken
uitgevoerd, maar verhoogde
men eenvoudig de zijpanden,
wat veel goedkoper uitviel.
Men hield echter weinig reke
ning met de nefaste gevolgen
hiervan. Door de onvoldoende
afwatering verzuurde 11.000
ha weidegrond in de Dender
vallei. Ondanks vele protesten,
veranderden de maaimeersen
langsheen de Dender op vele
plaatsén in onbruikbare moe-
Zeilboten
Tot het einde van de 19de
eeuw werd nog veelvuldig ge
varen met zeilschepen. De
meest voorkomende waren de
pleit en de otter. Dit waren hou
ten schepen, voorzien van
twee of meer zeilen. Aan
weerszijden van de romp hin
gen de zwaarden, twee platte
vleugels die neergelaten wer
den bij het laveren en die het
afdrijven moesten beletten bij
zijdelingse winddruk. Hun ton-
nemaat schommelde tussen 43
179 ton. Ze hadden een lengte
van 23 tot 27 meter, een
breedte van ongeveer 4 meter,
en een diepgang tot 1,90 me
ter. De bemanning bestond
meestal uit het schippersgezin
en een roefknecht.
Omstreeks de eeuwwisseling
kwam op de Dender vooral de
Waal in gebruik, een lichtge
bouwd vaartuig met een groot
laadvermogen. Sommige van
deze Waleschepen beschikten
in het ruim over een stalplaats
voor het jaagpaard. Een kleiner
Walenschip, de zgn. Bak van
Charleroi, was van ijzer ge
bouwd en diende bijna uitslui
tend voor het vervoer van ko
len. Ze werden gesleept door
een stoomboot, wat later op de
Dender verboden werd omdat
de slepers, die meerdere sche
pen tegelijk voorttrokken, te
veel schade berokkenden aan
de rivieroevers.
Fabrieken en toch nog gezel
lig wandelen
In onze eeuw werd ook het plat
teland meer en meer betrokken
in het industrialiseringsproces.
Talrijke fabrieken verrezen
langsheen de Denderoevers.
Tot vóór de Tweede Wereldoor
log bleven de dorpen nochtans
hun landelijk karakter bewaren.
Watervervuiling was nog een
ongekend begrip. De dender
verschafte toen integendeel di
verse watergenoegens zoals
zwemmen, roeien, en vissen.
Te Erembodegem bv. werd op
de Dender druk gevist op
snoek, paling, baars, bliek, enz.
Zelfs Brusselaars arriveerden
hier 's zondags vroeg in de mor-
San met de trein om zich aan de
enderoevers te installeren
met hun lijnen. Wilde men roei
en, dan kon men aan 't Vlaams
Huis voor 5 fr per uur een bootje
huren.
De Denderoevers waren een
uitverkoren plaats voor zon
dagwandelaars: «...De Dender
is het meest opfrissend en ge-
notzuchtigste wandelpad van
Erembodegem. Men wandelt
er ongestoord in een omgeving
van verkwikkende lucht...»
Het klinkt heden ten dage bijna
sarkastisch...
De Dender nu: een riool eer
der dan een verkeersader
Sedert de 2de Wereldoorlog
kent de scheepvaart op de
Dender door verschillende oor
zaken een stagnatie en zelfs
een achteruitgang. Een ervan
is het stopzetten van de bedrij
vigheid in de steengroeven van
Lessen. Een andere, en wel
licht de voornaamste oorzaak,
is de grote toename van het
goederenvervoer langs de
weg;bevorderd door de mas
sale uitbreiding van het we
gennet gedurende de laatste
twee decennia.
Nochtans blijft de Dender voor
het vervoer van massagoede
ren een belangrijke transport-
weg. Niets te vroeg werden en
kele jaren geleden groot
scheepse werken aangevan
gen, met het oog op de herkali-
brering van de Dender voor
schepen tot 1350 ton.
De traag vorderende werken
omvatten o.m. het graven van
een nieuwe Dendermonding,
het bouwen van een tijsluis met
watergemaal, nieuwe dijken in
de benedenloop, verscheidene
nieuwe bruggen en sluizen.
Een voorlopig eindpunt van
deze normalisering zou zijn het
bouwen van een nieuwe stuws-
luis te Erembodegem, ter ver
vanging van deze van Aalst.
Alles bijeen een miljardenpro-
jekt, waarvan de uitvoering
echter een dringende nood
zaak is, wil men de toekomst
van de Dender veilig stellen.
Voornaamste bronnen:
H. Vangassen: De geschiedenis van Ninove
A. Verhulst: Het Landschap in Vlaanderen in historisch
perspectief.
J. De Brouwer: Toponiemen te Erembodegem (Het Land
van Aalst, 3de jg.)
V. Gaublomme: Beknopte geschiedenis van Erembode
gem (Het Land v. Aalst, 2de]g}
R. BLANCHARD: La Flandre.
J. Ameryckx G. Verschelde: Elementaire Bodemkunde
R. Bultynck: De Denderstreek
A. Delobelle: De Denderstreek (Het Land van Aalst, 17de
jg.)
J.A. Van Houtte: Economische en Sociale geschiedenis
van de Lage Landen.
M. Seghers R. De Bock: Schepen op de Schelde.
J. De Brouwer: Demografische Evolutie van het Land van
Aalst 1570-1800.