DE KMO ALS VOLWAARDIGE UITVOERDER
WIE IS
m
HECTOR DE BRUYNE?
DE VOORPOST SPRAK MET MINISTER VAN BUITENLANDSE HANDEL HECTOR DE BRUYNE
Geboren op 1 maart 1917 in Gouda (Nederland).
Studies
Licenciaat in Handels- en Consulaire Wegschappen van de
Universitaire faculteiten Smt-lgnatius. Antwerpen
Licenciaat in Ekonomie van de Rijksuniversiteit van Gent
Beroepsaktiviteiten
Redaktie-sekretaris van de wetenschappelijke ekonomische
tijdschriften UFSIA: «Ekonomisch en Sóciaaf Tijdschrift» en
«•La Vie Economique et Sociale»
Hoofdredakteur van tweetalig Antwerps beursdagblad
Avond-Echo» en «Echo du Soir»
Ekonomisch redakteur bij «De Standaard»
Beurskronijker bij -De Gazet van Antwerpen»
Direkteur van «De Financiële en Economische Tijd
Politieke aktiviteiten
Senator sedert 1971
Lid van de Kommissies Buitenlandse Zaken en Financiën
Lid van Belgische delegatie op de UNCTAD-konferentie in
Santiago de Chili in 1972
Lid van de Belgische delegatie bij de Parlementaire Assem-
blée van de Raad van Europa en van de West-Europese Unie
(1972-1977)
Regeringsfunkties
Minister van Buitenlandse Handel (1977)
minister van Buitenlandse Handel werkt in de koelissen van de ekonomie, zou je zo kunnen stellen,
oorgaans geen vedette voor 't grote publiek is ie toch één van de piachinisten zonder dewelke het
ordijn niet zou open gaan. Hector De Bruyne (V.U.) is zo iemand, een persoonlijkheid zonder Eyskens -
imonet imago waar je niet aan voorbijloopt zonder te zeggen: nou, vandaag zag ik een minister in
levende lijve, maar iemand die aan kennis van de buitenlandse materie konkrete opties inzake onze
k^laties met onze handelspartners weet te koppelen.
Volgend gesprek dat de Voorpost had met minister De Bruyne krijgt u hier, enkele dagen vóór zijn
komst naar Aalst in het kader van de reeks informatieavonden van het gemeentebestuur ten behoeve van
Ie plaatselijke handel, nijverheid en landbouw. Afspraak op 24 mei te 20 uur in de feestzaal van het
Htadhuis.
•erksfeer van de minister van
buitenlandse Handel is dus zoals
:czegd traditioneel niet geweldig
ipvallcnd. maar niettemin zeerbe-
ingrijk voor de Belgische eko-
imie. België heeft immers een
ekonomie die in grote male
ingewezen is op de handelsrela-
met het buitenland daar we
lagenoeg geen grondstoffen en
jecn energie hebben.
zijn gedwongen tot invoer die
toet betaald worden; dit houdt in
loAat we tevens gedwongen zijn tot
ivcn grote uitvoer. Zo werd er in
3n«|l977 door de BLEU voor 1343
Ijard goederen uitgevoerd. In
Voor honderden vertegenwoor
digt de afzet op de vreemde mark
ten meer dan de helft van hun om
zetcijfer en vormt hij de basis van
hun expansie. Wegens het steeds
versnellen van de internationalise
ring van het ekonomisch leven en
van de industrie en de geleidelijke
totstandkoming van de verruimde
Europese gemeenschappelijke
markt, ligt het voorde hand dat de
export zich verder zal ontwikke
len.
De Buitenlandse Handel van Bel
gië bereikte in 1977 slechts een
matige expansie. Onze uitvoer
steeg inderdaad van 1976 tot 1977
ons BNP te exporteren opdat het
evenwicht op onze handelsbalans
zou gehandhaafdblijven. Niets
wijst erop dat aan deze beweging
een einde is gekomen. Het jaar
1977 werd gekenmerkt door een
vrij lage ekonomische konjunk-
tuur. Over het geheel genomen
werden de relatieve optimistische
vooruitzichten van einde 1976
door de feiten tegengesproken.
Het bruto nationaal produkt van de
Verenigde Staten en van Japan
steeg met 5 tot 6 De groei in de
Westerse industrielanden bedroeg
nog geen 3
De bovengeschetste verzwaring
Minister De Bruyne: de KMO hebben een belangrijke rol
Jatzcltde jaar werden er voor 1442
miljard aankopen gedaan in het
ke| buitenland.
00
00
tie
i de export te spelen (RDW)
De helft van de totale produktie
'an onze bc- en verwerkende nij
verheid wordt in het buitenland
«fgezet.
40 van de uitgevoerde goederen
pe wordt vervaardigd met buiten-
-,jnlandse produkten. die eerst wor
den bewerkt.
Het grote belang van deze transac
ties en de invloed die deze hebben
ika PP onze rnatericle rijkdom, op het
bruto nationaal produkt, op de te
werkstelling, (men zegt dal de
lel ft van de Belgen in de nijvcr-
leid direkt of indirekt werkt voor
de export), op de betalingsbalans
of de positie van onze munt. op de
prijsevolutie enz. is dus onmiddel
lijk duidelijk.
Duizenden Belgische onderne
mingen verkopen hun produkten.
diensten en technieken in het bui-
nland.
slechts met een kleine 5 in reële
prijzen, terwijl van 1975 tot 1976
de groei meer dan 14 bedroeg.
De invoer steeg van 1976 tot 1977
met een kleine 4 terwijl van
1975 tot 1976 een vooruitgang
werd geboekt van meer dan 12 9c.
In deze ekonomische recessiepe-
riodc zijn de moeilijkheden die
gepaard gaan met de buitenlandse
handel door een aantal specifieke
faktoren toegenomen.
Minister De Bruyne: Een eerste
faktor is de verzwaarde invocrlast
door de stijging van de energie
prijzen sedert de petrolcumkrisis
van 1974. De energie en grond
stoffen nemen een aanzienlijk ge
deelte in in ons globale invoerpak-
ket. Deze sektor heeft te sterke
prijsstijgingen ondergaan waar
door er een zwaardere last ont
staan is op de Belgische ekono
mie. Dit houdt-in dat we moeten
proberen om een groter deel van
van de invoerlast stelt ons onmid
dellijk voor de eis tot exportver
hoging, willen we de import niet
beperken en willen we onze wel
vaart niet prijs geven.
De grondstolienprijzen zullen
verder stijgen naarmate de minder
ontwikkelde landen hogere eisen
stellen; dit doet het belang toene
men van een aktief beleid op ge
bied van de export willen we onze
munt beveiligen.
Een tweede faktor waarbij we bij
het overschouwen van onze bui
tenlandse handel moeten rekening
houden, is de verzwakking van
onze internationale koncurrcntie-
positic. Ons land werd inderdaad
ook aangetast door de inflaticspi-
raal die ontstond in 1969 en ver
snelde in 1974. Nu kunnen wc wel
vaststellen dat het stijgingsritme
van de prijzen aanzienlijk werd
verminderd, o.a. wegens de
zwakke vraag en de ineenstorting
van de beursnoteringen van be
paalde grondstoffen.
Een derde faktor die onze buiten
landse handel bemoeilijkt is de
strukturele wijziging in de wereld-
ckonomie. waarbij massaal in
dustrieën van ontwikkelde naar
minder ontwikkelde landen wor
den overgeplaatst. Op zichzelf is
dit natuurlijk niet ongewenst daar
die landen zich meer ontwikkelen
waardoor zowel hun mogelijkhe
den als hun desiderata toenemen,
wat voor ons weer nieuwe ex
portmogelijkheden schept. Doch
onze ganse industriële structuur
moet op die veranderingen van in
ternationale arbeidsverdeling
worden ingesteld. Onze Belgische
ekonomie heeft zich jarenlang ge
specialiseerd in halffabrikaten en
is zeer kwetsbaar door die struktu
rele veranderingen.
De produktie van die halffabrika
ten wordt immers het sterkst aan
getast door de wijzigingen in de
internationale kostenverhoudin-
gcn. Vermits daarvoor weinig
technologische kennis nodig is,
kunnen deze produkten door min-
der ontwikkelde landen goedkoper
geproduceerd worden. Zo zijn 2
van onze belangrijkste traditionele
Belgische industriesektoren nl.
textiel en metaal, globaal in moei
lijkheden.
De tewerkstelling stemt niet meer
overeen met het aanbod op de ar
beidsmarkt. Men heeft hier bij ons
veel hooggeschoolde arbeids
krachten die voor dit werk minder
geschikt zijn. We moeten onze in
dustriële struktuur aanpassen aan
onze kwaliteiten, nl. hoge techno
logische geschooldheid van onze
bevolking. In dit verband zou ik
willen wijzen op het belang van
het creëren van nieuwe produkten.
D.V.: Daar straks heeft U ge
sproken over de textielnijver
heid. Wat kan IJ als minister van
buitenlandse handel op dit ge
bied doen?
Wat de buitenlandse handelspoli
tiek betreft dient verwezen naar de
recente onderhandelingen over het
multivezelakkoord en de daaraan
verbonden bilaterale akkoorden
Voorde minister van buitenlandse
handel ligt hier één van zijn voor
naamste verantwoordelijkheden,
die dienen opgenomen te worden
in het raam van het EEG-beleid en
nog ruimer in de voltooiing van de
Tokyoronde in het kader van de
GATT (General Agreement on
Tarrit's and Trade).
De toekomst van de textielsektor
dient voor een deel verzekerd in
een wereldomvattend handelspoli
tiek model waarin enerzijds de
bezorgdheid voor 'n open wcreld-
ckonomie aanwezig is, en ander
zijds tijd en middelen voorzien
worden voor de omschakeling van
de traditionele textielnijverheid en
handel in Vlaanderen;
D.V.: Wanneer U in Vlaanderen
ergens als gastspreker gevraagd
wordt, lijkt een van uw gelief
koosde onderwerpen de kleine
en middelgrote ondernemingen
te zijn. Kan L' deze speciale inte
resse even nader toelichten?
Een van de redenen kan misschien
zijn het feit dat de KMO zich veel
beter in deze ekonomische inzin
king gehandhaafd heeft dan som
mige grote ondernemingen.
Dit manifesteert zich o m. in de
tewerkstellingsgraad die bij de
KMO bestendiger blijkt te zijn dan
bij de grote bedrijven. België telt
meer dan 400.000 personen die als
hoofdberoep een zelfstandige ak-
D.V.: Als aanvulling voor te
weinig binnenlandse afzet?
Het zou een verkeerde handels
wijze zijn zich op de buitenlandse
markten te begeven wanneer men
vaststelt dat de binnenlandse
markt plotseling onvoldoende af
zetmogelijkheden biedt. Export
mag geen okkasionclc gebeurtenis
zijn. Deze beslissing moet rijpe
lijk overwogen worden. Exporte
ren vraagt immers een specifieke
vakbekwaamheid en vakervaring.
Doch ik ben mij wel bewust van
het feit dat wanneer ik dit uiteenzet
op een KMO-vergadering deze
mensen dit met een eerder cynisch
oor opvangen.
Een KMO-bedrijfsleider moet
immers in vele gevallen instaan
voor de aankoop, de verkoop, de
personeelsproblemen, het tech
nisch produktieproces en het be
leid op het gebied van de financie
ring. Doch dit neemt niet weg dat
een kleine onderneming op de ex
portmarkten niet mag tewerk gaan
als een ontwapende debutant.
Immers, naast de klassieke pro
blemen inzake kommersialisatie
die ook eigen zijn aan de binnen
landse markt, brengt de export een
aantal specifieke moeilijkheden
met zich mee
Deze kunnen zich situeren op het
administratieve, technische, juri
dische en financiële vlak. Enkele
voorbeelden van deze moeilijkhe
den zijn o.a. het invullen van min
of meer ingewikkelde douanefor
mulieren, andere systemen inzake
maten en gewichten, specifieke
gezondheidsvoorschriften, ver
schillend juridisch statuut inzake
handelsvertegenwoordiging, be
scherming van werken en oc
trooien, koersschommelingen, be-
talingsrisoko's en dgl.
Om een groot aantal van deze
moeilijkheden te vermijden vol
staat het vaak daaromtrent inlich
tingen in te winnen, en op basis
van deze informatie de handels-
struktuur van de onderneming op
te bouwen of aan te passen, zoda
nig dat men in een zo kort moge
lijke periode over een minimale
exportstrategie kan beschikken. In
dit verband wijs ik op de diverse
mogelijkheden die de Belgische
Dienst voor de Buitenlandse Han
del ter beschikking stelt.
D.V. Kan U een paar voorbeel
den geven hoe een kleine onder
nemer kan betrokken worden
ing in gekomen, de toeleverings
zoekers zijn aktief geworden en
men komt geleidelijk tot een ver
houding van samenwerking tussen
beide partijen.
D.V'.: Om, eindelijk, meer in hel
konkrete te komen, hoe moet nu
een firma tewerk gaan die zich
interesseert voor de toelevering
in het buitenland?
Het is duidelijk dat men hier niei
op de zelfde manier tewerk kan
gaan als voor produkten bestemd
voor consumptie op de binnen
landse markt: de approach is ei
genlijk omgekeerd. Het gaat er
niet zoveel meer om te vragen «is
u geïnteresseerd aan wat ik produ
ceer?» maar wel «wat kan ik, ge
zien mijn bijzondere bekwaamhe
den, voor u fabriceren?» Dit is.
zoals gezegd een nieuwe aanpak
van zaken, met andere methodes
en andere procedures.
De hulp die u op dit gebied van de
Belgische Dienst voor de Buiten
landse Handel kan bekomen is na
tuurlijk maar suppletie!", maar
niettemin zeer belangrijk.
De Belgische onderneming die
geïnteresseerd is aan toelevering
kan aan de BDBH een markton
derzoek vragen in het land waar de
onderneming meent enige kans te
kunnen maken.
Op deze markt van de toeleverin
gen en de onderaanneming meen
ik dat er voor onze Vlaamse klein-
industriëlen nog een groot aktie-
terrein open ligt
D.V.:Ondanks alles moet een
KMO die aan export wil gaan
doen, een zekere drempelvrees
overwinnen. Hoe pakt de on
dernemer volgens U het export-
probleem het best aan?
Zoals ik U reeds zei, brengt het
bewerken van een buitenlandse
markt een aantal moeilijkheden
mee waarmee de nieuwkomer uit
eraard niet is vertrouwd.
Om de risiko's te verminderen en
zowel tijd als geld te sparen, is het
aangeraden voorzichtig te hande
len. Geografisch verdient het aan
beveling eerst de omliggende lan
den in de Europese Gemeenschap
te benaderen. De voorschriften in
zake verpakking, samenstelling
van de produkten, e.a. zijn er ta
melijk gelijkaardig aan degene die
in eigen land vigeren. Wel moet er
zorg voor gedragen worden de
verstrekte dokumentatie in de taal
Volksvertegenwoordiger Jan Caudron in gesprek met minister De Bruyne (RDW)
tiviteit uitoefenen. Dit cijfer wijst
op een bestendige stijging van het
aantal KMO's in verhouding tot
het geheel der werkgevers
Men mag niet vergeten dat iede
reen die zich als zelfstandige ves
tigt zich in de eerste plaats op ei
gen kracht inschakelt in het pro
duktieproces en daarvoor zelf de
nodige infrastruktuur schept.
Alleen al daardoor levert elke zelf
standige, al richt hij dan ook maar
een éénmanszaak op, een aanzien
lijke bijdrage tot de uitbreiding of
instandhouding van het ekonomi
sche apparaat zonder dat de kosten
hiervan ten laste vallen van eender
welk overheidsbudget.
D.V.: Hoe ziet U de kleine on
dernemer als potentiële export-
teur?
Opdat een KMO-bedrijfsleider
met sukses zou binnendringen op
nieuwe markten is het noodzake
lijk dat hij zelfbewust is van het
belang van de export.
Immers, een kontinue en stabiele
groei van zijn produktie is vaak
onmogelijk zo hij zich beperkt tot
de binnenlandse markt. Exporte
ren wil niet zeggen zo groot moge
lijk worden, doch wel een verwer
ven van de optimale bcdrijfs-
grootle. Verder biedt de uitvoerde
mogelijkheid tot risikospreiding
wat betreft de afzet.
Een derde reden waarom de KMO
bewust moet worden van het be
lang van de export is de verhoging
van de rendabiliteit doordat hij op
timaal gebruik maakt van de pro-
duktiecapaciteit.
Deze en nog een aantal andere re
denen kunnen de kleine onderne
mer ertoe aanzetten om lot export
over te gaan.
bij de grote export?
Ja, ik denk hier onmiddellijk aan
de mogelijkheden van de toeleve
ring en de onderaanneming.
De onderaanneming is in feit wat
de Engelsen noemen «joint ven
ture» of de Fransen «Association
temporaire». Dit doet zich voor
wanneer twee of meer firma's sa
men iets zullen produceren of le
veren met of zonder algemene
verantwoordelijke of leider. Dit
gebeurt bv. wanneer men een
brouwerij of een konfektiebedrijf
opricht en dat de ene kleinere
firma zorgt voor het elektrisch ge
deelte en de andere bv. voor het
gebouw.
Toelevering betekent het geheel
van produkten of diensten die een
onderneming (de opdrachtgeef
ster) voor uitvoering kan toever
trouwen aan een andere gespecia
liseerde onderneming (de op-
drachtneemster) die in overleg met
de eerstgenoemde en onder haar
richtlijnen werkt.
Toelevering betekent in feite een
vorm van koöperatie waarin de
opdrachtneemstcr de technische
richtlijnen van de opdrachtgeef
ster volgt en in haar plaats, volle
dig of gedeeltelijk, een produkt of
een bepaald werk uitvoert Het is
duidelijk dat het toeievcringspro-
ccs op de binnenlandse markt he
lemaal niet nieuw is, wat wel het
geval is voor toelevering over de
grenzen, in het buitenland
De algemene kijk van de poten
tiële toeleveraar is ook veranderd.
Totnogtoe bestond er in de toele
vering een verhouding van ver
antwoordelijkheid. waarin het i-
nitiatief kwam. Daar is nu verande
ring in gekomen, de toeleverings
van de buitenlandse gebruiker te
stellen.
Pas later zal men zich aan export
naar verdere landen of overzee,
wagen.
Voor een vooraf gaandel ij ke in
formatie is een bezoek aan de
Dienst voor de Buitenlandse Han
del te Brussel of bij de geweste
lijke direkties alleszins aanbeve
lenswaardig. In de schoot van de
Kamers voor Handel en Nijver
heid werd een exportpromotiecen-
trum opgericht, dat reeds een ge
slaagde promotiereis naar de VS
ondernam. Via samenwerking
bij voorkeur onder niet konkurren-
rerende firma's kunnen de kos
ten van dergelijke initiatieven ge-
drukt worden.
Ik zou eveneens willen wijzen op
de uitmuntende voorlichtingstaak
die de banken vervullen op het
vlak van de export, niet enkel in
zake financiering maar ook voor
wat betreft de notoricteit en solva
biliteit van eventuele handelspart
ners.
Op het internationale niveau be
staat de mogelijkheid om een be
roep te doen op gespecialiseerde
in- en uilvoerfirma's. de zg. «tra
ders», die vertrouwd zijn met alle
facetten van de handclsproblema-
tiek.
De prijs die dergelijke firma's.aan-
rekenen voor hun diensten wordt
meestal ruimschoots vergoed door
de nieuwe mogelijkheden die ze
bieden. Dat is o.m. het geval in de
export naar landen met staatshan-
del. waar vaak kompensatieaan-
kopen worden vereist en voor het
totstandkomen van driehoeksver
richtingen.
René De Witte
De Voorpost - 19-5-1978 - 7