ACHTER DE
SCHERMEN
VAN DE ARDRITRAGE (10)
De ANDERE match
mawi-tsè-m UI.
Jt
'•r
-
li
26 - 7.3.1980 - De Voorpost
Paul De Moor zag in Aalst Vader Abraham dansen
De zevende dag van de week is een dag waarop de meeste mensen de zaken iets
rustiger bekijken. Voor de arme nieuwtjesverzamelaar daarentegen heeft het een
totaal andere dimensie. lederen nuttigt op zijn zevenhonderdduizendste gemakje
een ijskoud aperitiefje terwijl de stereoketen hemelszachte klanken over de ruimte
laat neerdwarrelen. Mijn chef jaagt me echter zo op, dat ik amper de tijd vind een
degelijk maal te consumeren, laat staan te verorberen. Bliksemsnel sla ik de
heerlijke voedingsmiddelen (de zondag worden de beteremenu's uit de
huishoudelijke pan geschud) in de mond. Een aandachtige waarnemer kan een
vergelijking met de boer die het hooi met reuzeworpen op de kar gooit omdat het
weldra zal gaan regenen, niet uit zijn al dan niet lege hoofd verdrijven. Om één uur
precies stappen we in de wagen van mijn chauffeur met dienst om naar
karnavalvierend Wichelen te rijden.
Voor de laatste bocht kruist ons een boterbruine Peugeot. Marcel is al op pad. Ik ben
natuurlijk te laat, ik spring me het hart uit het lijf en die kerel durft dan toch nog wel
vragen of het tooggesprekje bij Stad Pijpe zolang aansleepte.
Als straf krijg ik geen koffie maar dat vind ik lang niet erg, ik lust dat spul toch niet.
Maar dat zeg ik hem vanzelfsprekend niet, anders neemt hij iets weg waar ik
misschien lang niet vies ben. Voorbeelden zijn hier echter niet op hun plaats. Via
ultra-smalle baantjes bereiken we toch nog Aalst. We doen het zelfs stukken beter
dan we verhoopten; zonder kleerscheuren bereiken we het stadion van Eendracht
Ajuin dat vandaag de maan zou willen blussen. Die gasten nemen ook nogal wat
hooi op hun vork, nietwaar. Met forse schreden voorwaarts, rukken we op naar de
hoofdingang. Onderweg loopt Marcel iemand met een lange baard overhoop.
«Botsing tussen twee bulldozers»', blokletter ik in mijn hoofd. De meeste mensen
maken zich om dergelijke voorvallen bijzonder druk, maar hier hebben we te doen
met twee gentlemen die hun plaats en hun manieren op dit aardbolletje kennen.
Vrolijk lachend schudden ze eikaars hand, eerst het linker, daarna het rechter
(kwestie om het evenwicht te bewaren waarschijnlijk). Ik vind het nogal verdacht
dat ze eikaars voornaam gebruiken. Die moeten mekaar kennen, dat kan niet
anders.
Vader Abraham blijkt Cyriel te heten. Eensklaps slaat de tronie van die kerel me
als een bliksem in het geheugenscherm. «Zag ik U niet zitten in de perstribune op
AA Gent», vraag ik voorzichtig. En jawel hoor wat dacht je) voor de derde maal
had ik het bij het rechte eind (hoewel ik pas begonnen ben). Enkele spelers van de
witzwarten drukken me de hand, terwijl Cyriel Baard me hun namen noemt. Op de
banken van het onovertreffelijke Gantoise had ik reeds in de mot dat die vlegel een
uitgesproken fan is van de Aalsterse boys. Als we op de tribune verschijnen (na
lang zoeken van mijnentwege) bemerk ik dat de spelers reeds op het veld staan.
Zelfs al aan het voetballen zijn. Ik schrik me een aap. Dat kan toch niet, de spelers
waren over enkele minuten nog in mijn onmiddellijke omgeving te signaleren. Het
zijn de meisjes die hun benenspel en hun voetgegoochel voor de aanwezigen
tentoon spreiden. De Karamellekens hoor ik ergens fluisteren, maar volgens
ingewijden (Cyriel en Marcel) laten de meisjes zich gezamelijk de Kamillekens
noemen. Mijn verwonderde blik dwaalt over de weide, plots slaan beide kijkers
«tilt»! De oranjevrouwen duwen de bal tegen het net van de tegenstrevers (zonder
pardon).
Kirrende gilletjes van verrukte dames stijgen de lucht in. Iemand die zich reeds in de
perstribune heeft gewrongen, voert zelfs een sierlijke samba uit. Dat is toch wel
Armand zeker! Die is er ook altijd bij wanneer iets buitengewoons op het programma
staat.
Twee dagen voordien zat hij ook al in mijn omgeving, om te smullen dan. Toen ik
hem vroeg of hij nog een derde keer bediend wilde worden, knikte hij lachend nee,
maar wanneer ik daarop voor een tweede maal van de lekkernijen wilde veroveren
kon hij een bulderende lach nauwelijks onderdrukken. Ik had er geen erg in, maar
ik moest beter geweten hebben. Toen ik voor het banket opdaagde bleek het eten te
zijn verdwenen. Enkel nog een plakje ham was onaangeroerd gelaten. Vandaar die
lol natuurlijk. Ondertussen spelen de dames onverdroten verder. De bal gaat zowat
alle richtingen uit, want die dames kunnen behoorlijk trappen op dat leer. Ik mag
er niet aan denken dat een van die vriendelijke meiden me een schop tegen de
schenen zou geven, dat wordt gewis een inactiviteitsperiode van meerdere weken.
Ik ga iets dichter bij de vertoning slaan, zodat ik me volledig kan toewijden aan het
fotograferen van enkele «actievolle» momenten. Het resultaat van dat voorbeeldig
werk is echter niet in verhouding met de geleverde prestatie, heel dikwijls zijn de
afbeeldingen zo verhullend dat de gevoelige laag van mijn film door bleekheid
werd geslagen. Tegen dergelijke pech kan een reprofotograaf niets ondernemen
(zelfs al haalt hij de puurste rock-and-roll uit zijn gitaar). Terwijl de meisjes het
plein verlaten, neem ik vlug nog enkele shots. Eentje wuift zelfs even met haar
rechterhand naar me. Ik laat het toestel vallen en wuif vriendelijk terug. Maar ik
heb sterk de indruk dat niet ik, maar iemand anders aanspraak op die geste mocht
maken. Jammer van het toestel natuurlijk, maar de schade blijft gelukkig beperkt
tot een verwrongen toets en enkele schrammen. Ik keer me om en bemerk dat,
behalve Marcel (die in een discussie is gewikkeld), de andere collega's eieren voor
hun perskaart hebben gekozen en vanachter het schrijfbankje zijn gevlucht.
Marcel wil wel kwijt dal ze hier of daar iets gaan drinken zijn. Vliegensvlug leg ik
mijn Japanees op het schrijfgestoelte en als een haas wip ik de trappen af, roepende
dat ik even «moet». In het bierwinkeltje nippen beide kollega's aan een ijsgekoeld
pintje bier. «En jullie zouden me nog niets zeggen als je iets gaat slurpen», bestraf ik
hen. «Dat zijn manieren, maar dan slechte. De Aalst-verslaggever spoedt zich echter
al naar de tapkraan en komt terug met blondschuimend vocht. Ik beloof hen Marcel
niets te zeggen, want die drinkt nooit wanneer hij aan het werken is.
Armand heeft blijkbaar zout op zijn lever gestrooid want zijn portie is in een
*4 «OU.
Johan Van de Meirssche: een man als scheidsrechter
voor Kamillekes-Meninas, of ivat dacht je? (per)
Het is afgelopen: de Kamillekes wonnen. Eendracht ook:
de happening kan beginnen, (pdnt)
minimum van tijd verwerkt! De elfjes deden reeds hun come-back op het veld
wanneer we ons vermoeid op onze zitbankjes laten neervallen. Bij de tegenpartij
(meisjes die het Menen) speelt achteraan een verschrikkelijke tsarina mee (of moet
ik zeggen een assepoester die geen vuiltje op de grasmat kan zien) want ze schopt
tegen alles wat ze maar enigszins kan raken (heel vaak schopt ze zelfs nog op de bal
ook). Haar lange haren dwarrelen een goeie halve meter achter haar aan,
waarschijnlijk wordt dat veroorzaakt door de witte band die ze rond het hoofd
draagt. Marcel heeft het steeds maar over een temperament-volle Willy Steveniers,
maar ik kan hem moeilijk volgen. Wanneer hij een soort verklaring wil geven en
zelfs over het basketbal begint door te dreunen, ben ik het noorden helemaal kwijt.
Bij de AAlsterse meisjes spelen enkele knappe grieten mee. Greta Van Hauwermei-
ren bijvoorbeeld. Die heeft een meer dan behoorlijke traptechniek, en ze is
onvermoeibaar. Ik wed met Armand; «Die maakt zeker nog een doelpüntje». De
Ajuinschilsters slagen er in nog vijf goaltjes aan te rekenen, waarbij Greta het
laatste voor haar rekening neemt. Ik heb weeral geluk. Vorige week ging ik bijna
aan de haal met een suikerpot en een melkkannetje (iemand wiens ik naam in mijn
boekje «Wraakakties op middellange termijn» heb genoteerd, plukte de vruchten
van mijn geldbeugel) en vandaag win ik een pint. Het kan niet op. Het publiek
moedigt zijn speelsters onstuimig aan, soms te onstuimig zodat een letterlijke
weergave van alle opmerkingen door het Ministerie van Justitie zou worden
gecensureerd.
Maar ik kan me best voorstellen dat de meisjes- voetbalverslaggevers het lang niet
onder de markt hebben met de vakwoordenschat.
Greta dekt haar man», dat hoort toch niet? zelfs indivuduele vrouwdekking luidt
raar. En wat doe je met de term «laatste vrouw»? Op de staanplaatsen werd
opgemerkt dat die veel geld zou kunnen verdienen. Van aanvallende middenveldsters lie
ben ik doodsbang. Het publiek gebruikte nog tal van andere zinswendingen, maar ik I ee
ga je die besparen, trouwens ik zou nog hopen last kunnen krijgen met dames die op Iter
hun vrouwelijkheid staan (terecht natuurlijk). d
Aan de talrijke opmerkingen te horen blijkt voetbal nog altijd een echte |H
«mannensport» te zijn. Een vrouwenmatch is eerder een circusnummertje, een p
opwarmertje alvorens het publiek voor het eigenlijke voetbal» komt opdagen. ae
Maar voetballende vrouwen, vergeet echter niet dat jullie steeds een beroep kunnen Pe
doen op mijn soutien moral! De andere collega-penneridders vullen het collectief L.
aan. «Anders strijken de heren vijf minuutjes voor de aanvang neer, maar vandaag
komen ze eerst even naar de vrouwtjes kijken die ter gelegenheid van het mooie m
weer de kuiten ontblootten! Ik heb bijna geen plaats meer.
Het is ver gekomen», zucht de man die ik al eens eerder heb gezien. «Van Wetteren I
kom ik» merk ik op. «Zover is dat nu toch ook niet?» Aan zijn blik te zien was die\
heer eerder verbaasd over mijn antwoord. Ik had toch niks verkeerds gezegd? De l
blonde scheidsrechter schuifelt driemaal op zijn bombardon en de meisjes vallen L n
elkaar om de hals. Dat vind ik leuk, maar helaas sta ik op de tribune en niet op /tefLe
terrein. Ln
Er is nog meer voetbal geprogrammeerd, de mannelijke Ajuinen willen kost wat r
kost in tweede nationale blijven spelen en daarom moeten ze vandaag het groene Lg'
laken op. Willen of niet willen. De supporters van Aalst brengen hun vlaggen mee, r
er is zelfs iemand bij die een leeuwevlag meebracht, zo zien we weer maar eens dat
sport en politiek niet te scheiden zijn. Water en vuur daarentegen zijn niet wLje
verzoenen! Er gebeuren rare dingen als je het me zou vragen. De Mechelaars
spelen in het groenwit, de weenvruchten in het bloedrood. De maneblussers hebben
hun veld achter een kazerne platgerold, hoor ik ergens zeggen. Hel lag in hunL
bedoeling ook tijdens eventuele oorlogsdreiging het voetbalspel te blijven uitoefe-L
nen, en dit onder de bescherming van fanatieke militairen. Maar die kerels hebbenm
knap een kemel geschoten. Want aangezien er geen poen meer is hebben we enkelI
nog een verzameling padvinders die zich de naam militair toemeten, voor de restf"
moeten ze subsidies afbedelen. Als de Russen dat horen, gaan ze lachen, ja. Want.
je mag niet vergelen dat die het meest angst hebben van de Belgische Krijgsmacht. I
Je kan ze niet zien afkomen, hé. Maar de piloten zullen nu niet meer staken om de |de
achtendertig-rige werkweek te laten invoeren, want vanaf augustus moeten ze nietjger
meer vliegen (tenzij dat ze buitenvliegen) zodat die luchtakrobaten rustig het vuil It i
van onder de nagels kunnen halen! 't Is me een troep. Minister Desmaret heeft al I d
laten weten dat de Sovjets in een handomdraai aan de Noordzee kunnen staan, alst lc
ze het zouden willen. De handelaars aan de kust staan er weeral goed voor, want de\i
Russen vormen één grote familie (er zijn wel merkelijk minder zielen, weet eenw
pastoor me te vertellen). Het verhaal van de match wordt geschreven door Cyriel,l
dus dat moet ik niet meer doen.
Als we het terrein verlaten zoekt Armand diep in zijn zakken naar zijn autosleutelsfÊ
Maar die hebben een ander toevluchtsoord gezocht. Volgens mensen die het kunnen
weten moet je een dergelijke autoblikopener hebben, wil je met de wagen rijden. Hetl
ziet er dus benard uit voor onze vriend. Marcel heeft echter een hart van zondags
koekenbrood en hij voert de zware (dat in elk geval) vracht naar huis. «Zet je maar in
het midden Armandlachen we, «Anders kiept de wagen om!» Gelukkig hebben n
onze banden met lucht laten vollopen anders waren onze velgen naar de hel».
Als we voor zijn voordeur halt houden nodigt Armand ons uit iels te drinken.\ine
Marcel tuimelt uit zijn karretje. Als we behoorlijk laat thuiskomen (één pint is géénuta
pint) heeft hij onmiddellijk een ekskuus achter de hand «De andere was zijn sleutelspop
kwijt, zodat ik hen naar huis moest voeren. Paul De Moor moest natuurlijk v/ugjBe
naar binnen om een glas achterover te slaan. «Wie een stok zoekt vindt er gauwJ uil
een, maar ik neem aan mijn revanche (die werk ik uit in het boekje «Wraakaktiesi d
op de kortstondigste termijn). Voor de zwijgers onder U wil ik kwijt dat ik eenu n
ekster leer spreken die ooit de volle en niets anders dan de volle waarheid (zo helpeieg
me het dierenrijk) aan het daglicht zal brengen. Eksters zijn als kraaien ze brengenp or
alles uit. Mijn eksteroog heeft zelfs reeds zoveel opgestoken dat ze maanden opfcfd
voorhand waarschuwt voor mogelijke regen. me
J> c
/ef)
Tijisp
lelM
*gr
rlai
door Marcel Van Hauwermeiren
We zegden al eerder dat een ref wordt doorgelicht.
Signalisatie en fluitsignalen worden beoordeeld. Zijn
plaatsing en verplaatsing eveneens. Waar ga je bie-
voorbeeld staan bij een inworp? Achter de spelers die
de bal «verwachten». Je dient immers niet alleen na te
gaan of de «gooier» het allemaal reglementair doet:
degenen in wier richting het ronde ding vliegt,
«verdienen» eveneens een «oogopslag». Je weet nooit
of een of andere «stoute jongen» zijn tegenstander
geen duwtje in de rug geeft, hem op de shoes gaat
staan, of aan zijn shirt trekt. Bij een inworp moeten
de spelers de adem van de zwarte man» in de nek
voelen. Dat is slechts één voorbeeld van een goeie
plaatsing.
Plaatsing en verplaatsing gaan hand in hand. Soms
zie je een arbiter door de middencirkel wandelen of
lopen: precies in een ruimte waar de bal in zeer vele
gevallen doorheen wordt gejaagd, en waar de ref
behoorlijk wat gevaar loopt hel ronde ding tegen
lichaam of benen te krijgen. Waarom blijven de
mannen in het zwart daar niet weg? In de middencir
kel mag je slechts bij schaarse momenten vertoeven:
als een aftrap genomen wordt, bievoorbeeld.
Onlangs zag ik scheidsrechter Goovaerts aan het
werk. Een man die vólgens de bevoegde heren goed
is voor Eerste Nationale. Goovaerts zondigde tegen
verscheidene basisprincipes van een goeie arbitrage:
hij verplaatste zich door de middencirkel, bewoog
zich bestendig in de lengteas van het terrein in plaats
van het veld diagonaal te doorkruisen. Het gevolg
bleef niet uit: Goovaerts kreeg (en dat moest ervan
komen) de bal tegen het been. Gelukkig maar dat uit
de aanval die eruit voortvloeide, geen doelpunt
resulteerde. Achteruit lopen moet je als scheidsrech
ter eveneens kunnen, om redenen die we reeds eerder
vertelden. Ook dat deed Goovaerts niet: van het
ogenblik af dat de bal naast het doel «out» was, of de
doelman het leder had opgevangen, keerde hij
onmiddellijk naar het middenveld terug, zonder zich
te bekommeren over wat achter zijn rug gebeurde.
Je moet weten dat achter de afsluiting andere scheids
rechters het doen en laten van hun «grote» kollega
staan gade te slaan. Ze willen van hem wat leren.
Doch aan dergelijke lessen hebben ze geen bood
schap. Integendeel.
Het resultaat van die verkeerde verplaatsingstechniek
van de reeds genoemde Goovaerts was zo logisch als
het wezen kon: hij zag de spelers nooit in profiel.
Vandaar dat 90 procent van de duwfouten in de rug
hem ontgingen. Wat hij niet zag, kon hij evenmin
bestraffen. Vandaar dat nogal wat duw- en trekwerk
«mocht» gebeuren, zonder dat een fluitsignaal de
«schuldige» betrapte. Eén van de twee gescoorde
doelpunten kwam er zelfs nadat de «goalgetter» zijn
rechtstreekse tegenspeler met een fikse duw had
uitgeschakeld. «In de wind gezel», las ik de volgende
dag in een krant.
Die verplaatsing (nou ja) van onze brave ref had nog
meer gevolgen: niet steeds kon hij gepast en tijdig
inspelen op het vlaggegezwaai van zijn grensrechters.
Waardoor de indruk werd gewekt dat de zwarte man
op het geroep van het publiek reageerde, inplaats van
zijn eigen bevindingen of die van zijn assistenten in
fluitsignalen te vertalen. Zo zie je dan maar dat het
niet steeds een garantie betekent voor een of andere
klub een hooggekwoteerd man als rechtvaardige
rechter over de drempel te krijgen.
Arbitrage vereist techniek van de beoefenaar. Het
gele spelregelboekje (vroeger was dat de «groene
catechismus», maar onlangs kwam een gloednieuwe
en in een andere vorm gegoten editie van de persen)
vertelt duidelijk hoe het moet. Teoretisch althans.
Want de scheidsrechter heeft op het terrein bepaalde
interpretatierechten. De spelregels op zichzelf mag
hij niet ontkrachten, verkrachten of met voeten
treden. Wél kan hij een faze met eigen ogen»
bekijken en ze beoordelen. Als een speler een
tegenstrever een vrijwillige slag of schop toedient,
dan kan er geen sprake zijn van interpreterende
feiten zijn er. De sanktie is tweeërlei: er dient een
rechtstreekse vrijschop, of naargelang van de plaats
van de overtreding een strafschop, te worden toege
kend aan de tegenpartij. De dader krijgt rood. Zo
zou het althans moeten. Regel 12, waarin de fouten
en ongepastheden uit de doeken worden gedaan, zegt
immers duidelijk: Een speler zal van het speelveld
verwezen worden indien hij zich, naar het oordeel
van de scheidsrechter, schuldig maakt aan geweldda
dig optreden of aan ruw spel». Hoe kan je slaan en
schoppen anders omschrijven dan met «het begrip
gewelddadig optreden»?
Toch heeft een klub geen enkel verhaal tegen het
optreden van een ref die geen rood boven haalt voor
dergelijke overtreding. Bij het behandelen van een
eventuele klacht zal de bevoegde kommissie zeggen
dat het gaat om «feiten waarover de scheidsrechter en
hij alleen bevoegd is te oordelen op het terrein». Op
voorwaarde dat de «aangeklaagde» «zwarte man»
tijdens de konfrontatie met de «klagende partij» het
standpunt verdedigt dat hij de «beweging» van de
foutbedrijvende speler niet heeft opgemerkt, of oor
deelde dal er geen slag of schop werd gegeven. Op
dat stuk is de scheidsrechter zo onfeilbaar als de paus
en zijn woorden blijven evangelie.
Totaal anders kan de reaktie van de kommissie zijn
wanneer een «scheidsrechterlijke dwaling» is begaan.
Een voorbeeld? Een speler neemt een hoekschop en
trapt die rechtstreeks in het doel van de tegenstander.
De ref annuleert hel goaltje omdat de bal geen tweede
speler heeft geraakt. Welnu: een hoekschop wordt
gelijkgesteld met een rechtstreekse vrijschop. De
«zwarte man» dwaalt zoals de ketters als hij om
genoemde reden het doelpunt weigert. Niets zegt
evenwel dat de klub die klacht neerlegt automatisch
in het gelijk zal worden gesteld door de scheidsrech-
terskommissie. Als de scheidsrechter ter zitting ver
klaart dat hij het doelpunt niet toekende omdat één
van de aanvallers tijdens de gewraakte faze een fout
beging op een verdediger, staat de «klagende partij»
in de kou. Op dat ogenblik begint opnieuw het
spelletje van spelfeiten waarover de scheidsrechter
onherroepelijk oordeelt enzovoort...» Bekent de
man doodeerlijk dat hij inderdaad in de mening was
dat een corner een onrechtstreekse vrijschop is en de
bal dus een tweede speler moest hebben geraakt om
een geldig doelpunt te zien tot stand komen, dan
wordt de klacht vanzelfsprekend als een «scheids
rechterlijke dwalingaanvaard. Het aanvaarden van
die klacht impliceert het herspelen van de wedstrijd
niet: daarover oordeelt, op provinciaal vlak, het
P.C., dat zich moet uitspreken over het feit of de
dwalingal dan niet de uitslag van de match heeft
beïnvloed.
Een duidelijkere situatie is de volgende: een verdedi
ger mag, buiten zijn eigen strafschopgebied een j
rechtstreekse (jawel, rechtstreekse) vrijschop trap-
pen. Hij kanjert de bal in de richting van zijn eigen
doelman die niet bij het leder kan en het «ding» tegen
zijn net ziet belanden. Als de scheidsrechter de j
tegenpartij een doelpunt toekent, inplaats van het
spel te laten hernemen met hoekschop, dan is het
reglement verkracht. De ref zal de feiten onmogelijk
kunnen loochenen of de waarheid «een handje
geven: de scheidsrechterskommissie kan niets anders
dan de klacht aanvaarden en het dossier voor verder
gevolg naar het provinciaal komitee doorspelen.
Het «gele boekje» is voor de scheidsrechter een
bijbel: de man dient verduiveld goed te weten wat
erin staat. Hoe moet gereageerd op bepaalde hande
lingen van spelers en wat te doen staat in de meest
mogelijke en onmogelijke situaties. Tussen teorie en
praktijk ligt evenwel een brede kloof. Er zijn er die
op een spelregelkwis 100 procent van de punten
behalen, doch op het terrein het onderscheid niet
kunnen maken tussen een vrijwillige handfout en een
aangeschoten bal. Anderen zakken onverbiddellijk
in de teoretische eksamens omdat ze van huis uit de
gave van het geschreven of gesproken woord niet
meekregen, doch ontpoppen zich op het terrein als
echte «heren»... Zo zie dan nog maar eens.