Achiel Buysse:
was de
mooiste»
Won drie keer de Ronde van Vlaanderen
Een nationaal
kampioenschap
is niet te koop
44 - 14.3.1980 - De Voorpost
ACHIEL BUYSSE
Kampioen van Helgif voor beroep.»re
Ik lach nog altijd wanneer
ik aan mijn toenmalige
tegenstanders moet den
ken. We hadden toen ren
ners als een Odiel («De
Witten») Van der Meer-
schaut uit Melsen die bij de
beroepsrenners nog enkele
klinkende overwinningen
op zijn naam schreef. René
Dick uit Merelbeke was
toen een erg moeilijke
klant aan de streep, Achiel
De Backer uit Zomergem,
die later nog kampioen van
België zou worden achter
volging, en ik herinner me
ook nog ene Van Melkebe-
ke. Er waren nog wel ande
re goeie renners in de jon-
gerenklasse. maar ik meen
dat deze kerels toch wel het
kruim van de toenmalige
wielerbeweging waren. Er
waren minder wedstrijden
maar het ontbrak niet aan
spanning, wees gerust.
Natuurlijk waren de om
standigheden waarin we
toen moesten fietsen totaal
verschillend van wat nu al
lemaal aan het gebeuren is.
Ik trok veel naar de streek
maar bij de liefhebbers
mag je nog spelen. Velen
hebben zich veel te vroeg
«te serieus» gedragen, heb
ben teveel van zichzelf
geëist en als die dan de
grote stap moeten zetten,
zakken ze door de knieën.
En wat dan? Nee, ik ging
vroeger hoop en al twee
maal in de week naar een
wedstrijd en nooit zou ik
twee dagen na elkaar op
die fiets zijn gekropen. Ik
voelde gewoon aan dat ik
mijn krachten moest spa
ren. Jonge renners zouden
soms het karakter moeten
hebben om niet te rijden!
Ik moet toegeven dat de
ene meer moet trainen dan
de andere om behoorlijk te
presteren, ik had nooit veel
training nodig. Zelfs toen
ik in 1941 voor de tweede
maal de Ronde van Vlaan
deren won, had ik amper
drie weekjes geoefend. El
ke dag ging ik een uurtje in
de Speelbos te Wetteren
lopen en fietsen, daarna
naar huis om een kleinig
heid te eten en dan de fiets
dagen voor de wedstrijd
sprak ik nog met mijn toen
malige verloofde, met wie
ik later huwde: «Luister
spruitje, als ik op de Kwa-
remont nog bij de eersten
over de top kan duikelen,
dan zijn de zegebloemen
voor jou.» Mijn buur Ro
bert De Backer, een fer
vent wielerliefhebber,
werkte ook nog enkele sno
de plannetjes uit. Naar be
langrijke punten stuurde
hij vooraf een brief met het
nodige geld erbij, naar een
vertrouwensman. Die vond
dan de poen met de bood
schap erbij waarop ge
schreven stond: «Zit num
mer 8 nog bij de kop
groep?». Die goeie man
stuurde stante pede een
telegram terug om de men
sen in Wetteren, en dan
voornamelijk de hele groep
rond mijn buurman op de
hoogte te brengen. Op de
Kwaremont kwam Chris-
tiaens het eerst door. op
het wiel gevolgd door Mar
cel Kint en mezelf. Vanuit
Ronse werd er een spoed-
heel wat gemakkelijker was
om te rijden dan op de weg
zelf. Als ik daar de kloof
kon maken zagen ze me
voor de streep niet terug,
want ik rekende ook op de
massa volk die op de been
was gebracht: die zou de
anderen wel genoeg inslui
ten. Zo gezegd, zo gedaan.
Een vijftigtal meter voor
we de weg naar Wetteren
kozen, wipte ik recht op de
trappers en als een zelf
moordenaar schuurde ik
over die wegeltjes naar het
centrum toe. In Overbeke,
een dikke kilometer voor
het einde had ik nog een
100 meter voorsprong op
Schotte en Hendrickx. Zo
veel mensen heb ik nog
nooit samengezien als toen.
Die sprongen letterlijk zo
voor mijn wiel weg, want
een afsluiting werd toen en
kel de laatste honderd me
ter opgesteld. Op bepaalde
momenten reed ik met
mijn ogen toe, ik was echt
doodsbang iemand over
hoop te rijden.
Ik had de indruk dat de
ker voor een tweede maal
wint, lijkt dat al stukken
vanzelfsprekender te zijn.
Tenslotte ken je de tegen
stand veel beter, en je bent
meer overtuigd dan je ei
gen kunnen en niet kun
nen. In december 1940
stapte ik in het huwelijks
bootje zodat ik de trai
ningsperiode later aanving.
Pas kort voor de Ronde
klom ik op de fiets om me
voor te bereiden, ik had
niet veel tijd nodig om me
klaar te stomen want op
mijn kracht stond nog altijd
geen maat! Deze klassieker
zou trouwens mijn eerste
wedstrijd van het seizoen
worden. Het klinkt wel ver
wonderlijk, maar in die tijd
was dat vrij normaal. Er
was nog helemaal geen
sprake van luchtkuren of
oefenkampen in het zuiden
van Frankrijk of allerlei
middelen om zich op het
seizoen voor te bereiden.
Maar kom, terug naar het
uitgangspunt. In '41 moes
ten we opnieuw over de
Kwaremont. met een stuk
Met een cassetterecorder in aanslag sta ik in de ruime
winkel van Achiel Buysse, winnaar van talrijke grote
wielerwedstrijden waaronder liefst driemaal de Ronde
van Vlaanderen. Met een handdoek in de handen komt hjj
uit een deurtje dat toegang tot het «fietsherstellingsate-
Iier» verspert. Hij wijst me de weg naar het salon, boven,
op de verdieping. De gastheer is iets vergeten, glijdt naar
beneden en wipt, zonder een krimp te geven, terug naast
my. Ik benijd hem die prestatie, maar in onderstaand
gesprek zal de beste renner die Wetteren ooit heeft
voortgebracht me nog meer dan eens verschrikt doen
opkijken.
In een weelderige en fraai
gemeubileerde kamer zak
ik languit in een knusse
zetel die me met open ar
men verwelkomt. De ex-
wielrenner mikt nog een
ijskoude cola in een glas en
gaat vervolgens op de rand
van een luie stoel zitten.
De ellebogen rusten op de
knieën, de handen raken
elkaar maar zijn niet ver
strengeld
Hoe begon
het allemaal?
Ja, toen was dat nog de
romantische periode. In
Wetteren-Ten-Ede, waar
ik toen woonde, was er na
melijk een Serafien Mo
reels die een echte koers-
fiets in zijn woonkamer had
staan. Ik weet niet precies
om welke reden ik met die
kerel toenadering zocht,
maar het feit dat hij over
zo'n ijzeren strijdros be
schikte zal daar wel een en
ander toe bijgedragen heb
ben. We liepen samen
school in Beirstoppel. hij
was dertien en ik twaalf
jaar jong. En zoals alle
kwajongens fietsten we el
ke dag om het hardst naar
school. Ik was toen nog
geen vuist hoog, maar Mo
reels kon me toch niet uit
de wielen rijden. Toegege
ven, soms zag ik blauw van
de inspanning, want ik reed
op mijn moeders damesve-
lo terwijl mijn rechtstreek
se konkurrent op een flink
geoliede fiets kon spurten.
De laatste zondag van sep
tember kregen enkele lie
den in mijn geboortedorpje
de idee in het hoofd om een
wielerwedstrijd te organi
seren. Thuis kreeg ik na
tuurlijk te horen dat ik daar
niet mocht aan meedoen,
maar andere mensen hiel
den daar een geheel andere
mening op na en zij dus
maar zeuren. Ik, die dol
graag wou meefietsen, was
natuurlijk op een akkefiet
je omgepraat.
Op de grote dag vroeg ik
dan maar aan ma of ik
tenminste naar de wed
strijd mocht gaan kijken.
«Ja jongen, dat kan, maar
ik verbied je ten strengste
aan die parade mee te wer
ken. Heb je dat goed in je
oren geknoopt?!». Ik be
loofde plechtig haar aan
wijzingen op te volgen.
Maar toen ik de renners
zag staan, liet ik me ook
inschrijven. Stel je voor zeg
dat vandaag de dag een
nieuweling aan de start zou
verschijnen met een vastge
roeste damesfiets! Je zou
misschien niet eens mogen
vertrekken van de organi
satoren. want die denken
dat je hen belachelijk gaat
maken. Enfin, we moesten
een ronde rijden langs
Laarne, dan over Ovèr-
schelde naar Ten-Ede waar
nog een vijftal rondjes
dienden gedraaid alvorens
te finishen. Moreels, die
reeds aan meerdere wed
strijden had deelgenomen
voelde zich natuurlijk bere
sterk tegen ons. Het feit
alleen al dat hij een pracht
van een rentoestel had
speelde al in zijn voordeel.
Wel, die Moreels was al in
de allereerste ronde wegge
lopen. Toen wij met ons
groepje aan de kleine toert
jes begonnen, liet ik even
eens het peloton voor wat
het waard was en ik ging op
zoek naar de eerste. Ik heb
hem echter pas weergezien
als hij al voorbij de witte
kalkstreep was. Maar ik
was dolgelukkig met mijn
tweede prijs. En ik had nog
vijfentwintig frank ver
diend ook!
Thuis gekomen kreeg ik
onmiddellijk een flinke
mep rond mijn oren. daar
kon zelfs mijn geldprijs
niets aan verhelpen. Het
was gedaan met fietsen.
Maar heel de winter door
hing ik aan mijn moeders
rok te zaniken, maar ze
vertikte het me een race
fiets aan te schaffen. Ge
lukkig woonde toen mijn
peter bij ons in. Ik weet
niet wat die man toen be
zielde. Kon hij het dreine
rig smeken niet meer aan
horen. of had hij werkelijk
belangstelling voor het
hardrijden? In elk geval be
sloot hij de koersfiets van
mijn vriend Moreels te ko
pen want die kreeg toch
een nieuwe. Toen kon ik
natuurlijk aan een wieier-
loopbaan begyinen. bij de
jongere kategorieën.»
Er waren toen minder wed
strijden?
Ja. zeker en vast. In die tijd
was het hele dagelijkse le
ventje nog stukken primi
tiever dan nu. Er was niet
de helft van de luxe die we
nu bezitten, althans voor
wat het rijke Westen be
treft. Maar voor de oorlog
waren er in mijn kategorie
hooguit een vijftiental wed
strijden te betwisten.
Bij de dertien-veertien- ja
rigen won ik er toch nog
een stuk of zeven van, dat
was dus nog zo slecht niet.
Aan de meet was ik niet
van de traagste, trouwens
ik speelde steeds de leperd
gedurende een rit, want ik
was niet overdreven sterk.
Vervolgens moest ik mijn
eerste jaren bij de nieuwe
lingen gaan waarmaken, en
met sukses want het eerste
seizoen won ik meer dan
dertig wedstrijden.
Ondertussen won ik aan
macht en vertrouwen na
tuurlijk want van die dertig
wedstrijden won ik er zeker
de helft zonder dat er ie
mand in mijn nabijheid
naar de aankomst flitste. Ik
speelde graag nogal zeker
weet je. Ik was wel nogal
klein: ik kon zelfs het zadel
yan mijn fiets niet op nor
male hoogte zetten Daar
om hadden we dat spui aan
de buis moeten vasthechten
anders kon ik niet aan mijn
trappers. Het was me een
zicht, jongens nog aan toe.
van Ninove, Denderleeuw,
Aalst, maar vervoer be
stond er niet, althans zeker
geen auto's, dus had ik
steeds met de fiets naar en
van een wedstrijd te ko
men. Maar dat was eigen
lijk helemaal niet erg hoor.
integendeel! Elke zondag
reden de wielerliefhebbers
van mijn geboortedorp
mee naar de wedstrijd.
Soms waren we met een
honderdtal man. De helft
supporterde voor Moreels.
Ik had de andere helft aan
mijn kant. Er werd aardig
wat lol getrapt, dat schrijf
ik je op een blaadje. Maar
dat was in de vroege jaren
dertig, het is enkel nog wat
nostalgie nu. Je weet wel,
«de goeie ouwe tijd». Het
gebeurt nog wel eens dat
een renner na de aankomst
doorrijdt naar huis, maar
dat wordt dan beschouwd
als een doorgedreven trai
ning en niet uit ekonomi-
sche noodzaak.
Wie koerste in die tijd?
Veel verschil met nu maak
te dat niet uit Iedereen
had wel hier of daar een
fiets staan om naar het
werk of naar school te rij
den. Er zullen er evenwel
nog niet teveel geweest zijn
die een trapmachine voor
de lol aankochten want ve
le mensen konden de
touwtjes amper aan elkaar
knopen. De generatie van
de Flandriens was nog niet
overdreven lang de wieier-
geschiedenis uit, en die
hadden euforie gemaakt.
En voor de rest? Ach. in
elk dorp was allicht iemand
die in een wielerwedstrijd
naar de eerste plaats mee
dong. In de ogen van de
jongeren waren dat helden,
In 1980 kan iedereen zich
een behoorlijke fiets aan
schaffen, trouwens de toe-
ristenklubs schieten uit de
grond. En het gebeurt
meer dat een oudere een
jonge kerel aan het werk
ziet die «het» in de benen
heeft. Kortom meer jonge
mensen hebben de gelegen
heid om zich op deze sport-
tak toe te spitsen. Wij wer
den met meer moeilijk
heden gekonfronteerd om
een wielerbaan op te bou
wen. Veel amateurs zijn
tegenwoordig halve profs.
Of beter: profs met een
persoonlijke sponsor en die
niet moeten uitwerken of
hun studies laten voor wat
ze zijn. Of dat het wonder
middel is, laat ik in het
midden, doch het valt toch
sterk te betwijfelen. Als je
aansluiting vindt bij de
profs, moet je hard aan je
konditie gaan schaven.
op om een honderdtal kilo
metertjes af te haspelen.
Dat was alles.
Een nieuw hoofdstuk?
Ja, dat wel. Het is net 40
jaar geleden dat ik voor de
eerste maal de Ronde van
Vlaanderen achter mijn
naam schreef. Ik schrik er
van op wanneer ik mezelf
hoor zeggen dat het al zo
lang geleden is. Maar ik
ben wellicht niet de enige
die wat ouder wordt (Hij
lacht hardop). Ik was nog
knap jong toen. nauwelijks
21 jaar. Maar kerel, dat
jaar vloog ik als het ware.
Ik ben er nog steeds rots
vast van overtuigd dat ik
nooit zo goed reed als in
dat jaar. Ik moest bij ma
nier van spreken niet aan
mijn trappers komen Ik
kan niet goed genoeg be
schrijven wat toen in dat
kokertje omging toen ik
met die «groten» naar de
eindstreep spurtte. Ik. jon
ge snaak, van 21 kon de
Ronde winnen. Ik wist ver
duiveld goed dat het er dik
inzat. Je weet van jezelf dat
je goed rijdt, maar al te
goed zelfs
Er waren klinkende namen
in het peloton van die dag.
Ik denk maar aan een Thié-
tard, Briek Schotte die
tweede zou eindigen, Al-
bert Hendrickx. Marcel
Kint en nog een hele klis
andere toonaangevende
renners. Aan die historie is
nog een hele voorgeschie
denis verbonden. Enkele
telegram verstuurd naar
Wetteren waar men rode
oortjes kreeg van de zenu
wen. Via de Kluisberg en
de Edelare kwamen we in
Zottegem aan waar een
tiental premies onder de
renners te verdelen waren.
Kint luidde de eerste pre
miespurt in. Ik ging hem
zonder moeite voorbij en
toen ik bemerkte dat hij
heel wat terrein moest
prijsgeven, ben ik maar op
volle kracht doorgegaan. Ik
stak alle tien de premies op
zak. Maar ik besefte wel
dat het nog te vroeg was
om op mijn eentje naar de
aankomst te stormen, dus
wachtte ik tot de anderen
terug aansluiting konden
vinden. In Ophasselt ging
Marcel Kint tegen de vlak
te. Hij drinkt, wil zijn be
ker terug in het netje aan
het stuur neerzetten en op
de een of andere manier
geraakt dat geval tussen
zijn spaken. De rit zat er
voor hem op. Op dat ogen
blik vond ik dat natuurlijk
nog niet zo'n slechte zaak
voor mij want Kint was
rapper dan snel. In Kwa-
trecht moesten we het via-
dukt door en rechts naar
Wetteren op draaien. Het
begon dus te spannen. Ik
woog mijn kansen en
krachten af. Ik wist drom
mels goed dat de baan in
Kwatrecht superslecht was
en bovendien kende ik daar
de toestand door en door.
Naast de baan lag een piep
klein wegeltje waarover het
schreeuwende menigte me
naar de overwinning tierde.
Nu nog kan ik niet eens de
helft van wat in mij omging
vertellen. Ik zo fier als een
gieter natuurlijk, want ik
had die kampioenen toch
maar een flink voor schut
gezet. Dat was ongetwij
feld mijn mooiste overwin
ning die ik ooit behaalde,
daar twijfel ik geen sekon-
de aan.
Het publiek was ontzettend
geestdriftig, bijna liep het
uit de hand. Je kan je voor
stellen hoeveel volk er op
jaarmarkt naar Wetteren
komt feestvieren, mensen
die het meegemaakt heb
ben zullen grif toegeven dat
er dan wellicht nog meer
volk op straat aan het fees
ten was. Heel die mentali
teit. heel het opzet rond de
wielerwedstrijden veran
derde op vrij korte tijd. De
toeschouwers waren al van
de zaterdag aan het fees
ten. velen kwamen van bui
ten Wetteren. Je kan je
voorstellen dat de hel pas
goed losbarstte toen ook
nog een pure Wetteraar
met de bloemen aan de
haal ging. Tot vroeg in de
ochtend werd er zwaar
doorgezakt. De kroegen
zaten zonder bier en de
bakkerijen zonder brood
om het een beetje met
overdrijving voor te
stellen
Ronde van Vlaanderen
hoofdstuk 2
Als je de Vlaamse klassie-
of acht renners reden we
voorop. In het groepje za
ten onder andere Van Der
Meerschaut en Van Over
loop die kregen ook macht
buiten alle proporties, toen
ze het spandoek zagen
hangen
Ik kende die jongens trou
wens goed genoeg, want
het waren al konkurrenten
van bij de nieuwelingen.
Geen van beiden had tot
dan toe een wedstrijd van
formaat gewonnen en ze
beseften dat ik vlijmscherp
spurtte. Dus die reden kei
hard tegen me. Gelukkig
bevonden ook Kiwiet en
Martin Van den Broeck
zich in het gezelschap,
goeie renners maar een
spurt als een botte bijl. De
anderen trachtten keer oj5
keer van het groepje los te
komen en ik moest daar
telkens achter. Natuurlijk
kruipt dat in de benen. Op
een gegeven moment komt
Kiewit naast me gebold,
zuchtend: «Achiel. valt er
iets te verdienen van
daag?». Ik antwoord na
tuurlijk bevestigend want
alleen kon ik al het werk
niet aan en ik wilde
nen; «Beantwoord alle
vallen, dan heb je 50
verdiend». Toen kon
een zetel naar de laa|
honderd meters
hoefde enkel in het wii
kruipen van Kiewit
Wetteren reed de kerel
luit op kop, en ik n
roepen: «Rapper, nog v
ger». Die heeft wat mo
doen voor zijn vijfhond
frank. Op de Jan Bi
ckaertlaan had ik me
steeds in de tweede stel
verschanst en plots za|
de schaduw van mijn sj
tende kollega's opdoem
Ik sprong recht, krulde
over mijn stuur en won i
zeker twee fietsleng
voorsprong.
Hoofdstuk 3
In '42 zat het tegen.I
Oordegem liep een bail
leeg. Ik moest van de ff
en vlug een andere «tul
op de velg kleven. Intui
waren de anderen al mi||
ten verder. Want die ga:
wachtten niet op Buy
hij was niet erg geliefd
de streep, weet je. Ik
digde tenslotte toch nogj'^
de achtste plaats. Maar H
is de overwinning die
natuurlijk.
Vervolg?
In 43 zag de toestanc
alles behalve gezond
Op de Kwaremont moe-
het kopgroepje laten g
en viel ik samen met en
anderen in een achter
gende groep. Marcel
en ik hadden rap inl
gaten dat daar niets te
dienen was. We bekijf
elkaar zo eens van:
zit het. vliegen we er I
eens in of begraven wj
strijdbijl?». Met ple
wilden we ons vel nog j
extra duur verkopen.
We reden om beurt aai
leiding. Kint en ik. i
Van den Bossche fietst
ons gezelschap maar
liet maar betijen. Zijn
was waarschijnlijk uit
Geraardsbergen vatten
de koplopers bij de lur
Het kon opnieuw alle I
ten uit. Er waren er ec
die eieren voor hun
kozen en onmiddellijk
sprongen. In Zottegen
ren die kerels nog
niet te zien. Ik ga n
mijn vriend Grysolle
den: «Gaan we op jach
En weg waren we naai
eerste toe. Even lï
kwam er een automol
naast me gedaverd, ienvt
riep «Okee. jullie heb»
reeds twee volle mimf|
voorsprong op de rer-
Dat was aangena^
nieuws. Ik dacht zo in iOi
eigen, «laat de anderer
maar wat wroeten». Ik
me gedeisd en wacht
eindspurt af. Maar in II
degem kwam er opni
een wagen naast ons g
den: «De anderen zijl
aantocht!». Ik kijk
me, en inderdaad
voorsprong was gesion
tot nog een goeie 100
ter. Ik ga onmiddellijl
de tegenaanval en ieder
moest lossen behalve gjj
solle, Albert Sercu (de
der van Patrick) en Kal
Beeckman. Grysolle
de leiding niet meer o
nemen. Veel te moe
bert Sercu en ik deden
dan maar het werk
letten er wel goed op da j
anderen op de harde ste
moesten fietsen, om ze
het wiel te krijgen. Als
renners zich in ons
vastzetten zaten ze mei
in de wind want Sercu e
gebruikten met ons beil
het smalle zijwegje. Kv
tie om elkaar uit de win
houden en de kracl
goed aan te wenden,
ons viertal stormden
naar de eindstreep in
teren. Beeckman zette
spurt in, ik verschool
achter zijn rug en toei
vond dat het welletjes
geweest, spurtte ik hem
vollë macht voorbij,
Sercu kon niet meer
dringen. Voor de dl
maal werd ik ronde!
de
ht
i niet meer l
Voor de d^^
rd ik ronde^|
(Verv^B
Paul DE MOH
Volgende week