PRIJSUITREIKINGEN IN DE FEESTZAAL ÏET KUIJKEN CONSORT: MUZIEK JIT HET JAAR VAN OPIMIUS Hugo Sonck, leraar aan de Akademie, zat de jury voor (per) De Voorpost - 4.4.1980 - 11 erst even de titel verklaren. Voor de Romeinen gold wijn uit het jaar van Opimius (121 V.C.) als uperieur. En telkens de dichters behoefte hadden tan superlatieven om de kwaliteit van de wijn te jmschrijven, klonk het: «Hij is bijna zo goed als die jit het jaar van Opimius». Vandaar de vergelijking i de titel. igiswald, Barthold en Wieland Kuijken maken een muziek, ze zijn het als het ware. Zo ontspannen non-conformistisch hun verschijning is, even econcentreerd is hun spel en even doorleefd hun luziek. We weten dat ze in het voetspoer van lustav Leonhardt en Nicolaus Harnoncourt voor- echters zijn van een streven naar authenticiteit raarbij situering in het tijdskader en bedoelingen an de componist primeren. it sluit het risico in dat de «hoorders zich aanvanke- jk onwennig voelen en hun ren niet kunnen geloven, en vaiend van mij kon zich ij het beluisteren van Har- joncourts interpretatie niet foorstellen dat hij de lente lit Vivaldi's seizoenen hoor- le. De muziek van Mozart zal nu minder gepolijst ion klinken en minder ele- it. maar ze zal aan span icht en reliéf en kleur Maar Sigiswald .en (uijken is nuchter en realis- :h genoeg om in zijn )t|eielf relativerende inlei- l^jjjing te onderstrepen dat ze elen zoals het misschien id kunnen zijn. Toch is het dat er aan de weg irdt getimmerd in verband iet de benadering van de iituur. Uiteraard bestaat >t gevaar voor hineininter- retatie, berusting echter lidt tot stagnatie. En het m geen kwaad nu en dan ins te krabben aan alge- leen geldende normen die ms en voor goed werden rastgelegd door een of an- ire grootheid. Tot voor en- Ie jaren gold de interpre- iie van de barokmuziek I Musici als normatief, melodieën vloeiden /erfijnd en charmant. Ver gassingen waren uitgeslo- 'an1en. Harnoncourt en de ge- ale broeders Kuijken daarente gen hebben altijd wel iets bijzonders in petto en men luistert nieuwsgierig naar een effect, een versiering, een wending die je onge woon voorkomt maar die trouw blijft aan de geest en de bedoelingen van de com ponist. Hun muziek ruikt eerder naar de gezellige woonruimte van de compo nist dan naar de kunstmati ge sfeer van aristocratische salons. Maar terzake nu. «Pro Arte» en het Davidsfonds deden een uitstekende keuze voor hun laatste seizoenconcert. Ik weet dat er heel wat ba rok en klassiek door onze stadsfeestzaal heeft geklon ken dit jaar. maar het is telkens weer een belevenis geweest het koloriet van het ensemble Andrée Colson. het Consortium Classicum. het Philidorensemble en het Kuijken Consort te ontdekken. «Pro Arte» heeft een uiterst getrouw concertpubliek dat kwaliteit weet te waarde ren. Bovendien is er telkens garantie voor sfeer en stilte. De verschijning van de ge broeders Kuijken. Sigiswald (viool). Barthold (traverse - houten dwarsfluit) en Wie- land (gamba en cello) en hun begeleider Robert Koh- nen (clavecimbel) is onge woon spontaan. Hier niet het plechtstatige etiket van heilige plicht maar direct en ongedwongen contact. Si giswald slaat een praatje met de luisteraar en ieder een is geboeid als was het een gesprek onder vier ogen. Hij geeft een korte toe lichting bij de instrumenten, bij de bedoelingen van het Ensemble, bij de muziek op het programma. De dwars fluit komt uit Duitsland (ze dateert van rond 1800), ze is licht uitlopend en conisch. Haar klank is in tegen stelling met de moderne zil veren fluit inegaler, min der homogeen. Het timbre vertoont verschillen. Voor moderne oren is dit een eu vel, maar veel componisten (Wagner bv.) waren er erg op gesteld. De gamba's da teren respectievelijk uit 1634 en 1700 - 1710. «We pokeren met instrumenten, zegt Si giswald Kuijken, we zoeken intuïtief hoe de muziek zou hebben kunnen klinken. Maar in elk geval is de sa menhang coherent». Het clavecimbel is een kopie van een Duits origineel, ge bouwd in 1740, het heeft echter een Franse klank, lang doorklinkend. niet agressief. «Alles wat hiet gebeurt, be sluit Sigiswald Kuijken iro nisch. is oneerlijk. Het is theater. We spiegelen u iets voor. de illusie van wat mooi zou kunnen zijn, van wat beter is dan de reali teit». Tafelmuziek heet de muziek die we horen op BRT III van twaalf tot één. Ze betekent ontspanning, stoort ons niet onze gespreken, maar vro lijkt ze op. Telemann is een veelschrijver van dat soort muziek. Zijn werk is onge compliceerd maar zit vol melodieuze vondsten. Het Kuijken Consort speelt er op mekaar afgestemd. Hun mu zikaal babbeltje is er vlot maar nooit oppervlakkig. Wat ze doen is creatief, niet beperkt tot een correcte weergave van het noten beeld maar persoonlijk, vol leven, dynamiek, gedroom ook. Telemanns kwartet in sol groot voor traversfluit, twee gamba's en basso con tinuo een weinig voorko mende bezetting heeft een warm. zachtaardig dol- ce. De traversfluit klinkt ini- mistisch, ze kwettert niet maar schept een sfeer van rust. Het allegro wordt door de gamba's virtuoos ingeleid en afgerond. Het thema springt open in dialoog vorm. Het soave is wazig en dromerig. Het vivace lijkt een opgewekt levensliedje maar wordt nooit extravert vertoon. Müthel is de laatste beken de leerling van Bach, op het moment dat die historisch niet meer belangrijk was, wel nog voor fijnproevers en intellectuelen. Zijn sonate in re groot voor traversfluit en basso continuo heeft een adagio vol vreemde ritmi sche wendingen en grillige effecten. Het allegro ma non troppe klatert als waterval letjes die stoten op rotsen of glijden door bergweiden en danst als een vlinder die geniet van ongestoorde vrij heid. Het cantabile is een lied van verlangen en verte dering. rijk aan versierin gen. Wagner zal wel gelijk hebben: geef mij maar het warme timbre van de tra versfluit boven de glans van de moderne fluit. En Bar thold Kuijken lijkt wel een tovenaar. Zo beheerst speelt hij. Van wat eenvoudig is en op het uiterlijke afgestemd maakt hij een bladzijde boeiende muziek. De sonate nr. 6 in la klein van een anoniem Frans componist uit de achttiende eeuw is geschreven voor een merkwaardige bezet ting: gamba en basso conti nuo (gamba). Het is pure salonmuziek, rococoachtig. met de verfijnde ietwat de cadente sfeer van Boucher en Watteau. Maar ook van wat als klatergoud zou kun nen gelden maken Sigis wald en Wieland Kuijken een tafereel vol reliëf: een dartele, bizarre klank, niet zoetgevooisd maar gebei teld. kort afgemeten, zelfs afgebeten in het allegro, een aria als een verstilde zwanezang, een dansachtig cantabile, gekenmerkt door een galante stijl met een statig, majestueus karakter, afgesloten door vijf varia ties waaronder een vreemd gesprek tussen beide solis ten dat soms stokt( en pre cies daardoor boeit) in hia ten en een passage die bijna gedurfd modern aandoet. Wat het risico van monoto nie insluit wordt door de boogstreek van de gebroe ders Kuijken springlevend. Een babbeltje met Sigis wald Kuijken tijdens de pau ze is geen neerbuigend ge sprek van kunstenaar tot leek maar van mens tot mens. Als ik hem herinner aan het optreden van «La petite Bande» tijdens het festival van Vlaanderen in Gent (in de koelkelderruim te van het Congrescentrum) met o.m. een uitvoering van Haendels «Watermuziek» en ik wijs op de speciale klank van de natuurhoorns en trompetten (waar valse klanken niet uitgesloten zijn) repliceert hij gevat en relativerend: «Misschien hadden ze beter wat juister gespeeld». Waarom dit ver meld? Omdat het de correc te instelling van deze men sen bewijst: we brengen mu ziek die zoveel mogelijk de muziek dient, ernstig en de gelijk maar wars van com plexen. Ook voor het tweede deel van het programma heeft Si giswald Kuijken nog een ge- Het Kuijken Consort, (per) vat woord, noodzakelijk ech ter om hun interpretatie te begrijpen (en te waarderen). Voor Mozarts sonate in sol groot voor viool en clave cimbel gebruikt Sigiswald een instrument uit de acht tiende eeuw waarvan de moderne aanpassingen zijn weggewerkt. De klank is stiller, de toon niet zo pene trant. l\gt timbre kleurrijker. Eigentijdse virtuozen voeren deze sonate uit met een viool die helder zingt en een piano met een transparant beeld. Daarom is nu ook aanpassing aan de orde. Mozart blijkt de sonate te hebben geschreven voor viool en clavecimbel of pia no forte. De viool zingt ge dempter en intiemer dan we het gewoon zijn. maar zin gen doet ze. onder Sigis- walds vingers De keuze ech ter van het clavecimbel lijkt minder gelukkig. Het instru ment mist namelijk het pa relende dat zo eigen is aan de piano en het beeld is minder scherp afgelijnd. Mozart herschept een schijn baar kinderlijk thema tot een netwerk van speelsheid en het middendeel klinkt ge voelig als een cantilene. «Ich lies gewönlich in der Instrumentalmusik meiner blos musikalischen Phanta- sie ganz freyen Lauf» is een uitspraak van Haydn die bij zonder goed toepasselijk is op zijn trio's. Van deze ontspanningsmuziek op ni veau zijn verbeelding, hu mor en charme de karakter trekken. Traversfluit, viool en collo brengen hier abso lute muziek, muziek die al leen maar muziek wil zijn. Maar wat een poëzie zit be sloten in het allegro mode rato waarin de fluit de toon aangeeft en in de verstilde toonvoering. met virtuoze versieringen in fluit en viool, met een mooie afron ding in de coda van de cello. De gebroeders Kuijken kwinkeleren elk hun eigen melodie (het clavecimbel is geen bindteken hier), elk in strument illustreert zijn ei gen geaardheid. Hier wordt geen muziek gespeeld maar getoverd. Zo op mekaar af gestemd zijn de stemmen, zo homogeen het klankbeeld. Techniek is hier de gramma tica van de taal. Wie ze be heerst. stelt zich daarover geen vragen meer. Bij hem primeert de categorie van het esthetische. En de interpretatie van C. Ph. E. Bachs (dé Bach van zijn tijd) sonate in sol groot voor traversfluit. viool en basso continuo verstrekt al leen maar deze indruk. Zo breed uitgesponnen se reen het adagio klinkt, zo vederlicht is het gebabbel van traverse en viool in het allegro, zo wolkenloos het presto. De homo ludens, de creatief- spelende mens bestaat nog. Het is belangrijk dit te kun nen constateren in een tijd van jacht en technologie. Wellicht zit daar de waarde van het Kuijken Consort: in de ernst waarmee ze de par tituur aanpakken en die uit mondt in een schijnbaar probleemloos musiceren, het herscheppen van een sfeer, het creëren van iets authentieks dat van binnen uit komt, een realtiveren dat alleen grote kunstenaars ei gen is. Eigenlijk had ik alleen maar willen vertellen dat ik voo^., dit unieke optreden geen passende woorden vind, maar ik merk dat ik gezon digd heb tegen mijn eigen principes. Maar uniek was het! W.D.B. De h. Pol De Paepe ontvangt een getuigschrift, (per) De h. Roobroeck terug bij de eersten, (per) De heer Van Limbergen werd eveneens een De Voorpost-prijs toegekend, (per) Heel wat middenstandsvolk tijdens de plechtige prijsuitreiking op het stadhuis, (per) De Standaardboekhandel mocht zich met een De Voorpost-prijs verheugen, (per) h. Schuddinck, winnaar van de reklamewedstrijd-nijverheid. (per)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Voorpost | 1980 | | pagina 11