WILFRIED
WESEMAEL
De pisterenner
die koos voor het
zware labeurwerk
K- 44 - 4 4.1980 - De Voorpost
wielerban^ h
iiezo dicht mod
het wegseiza
Naarmate ge el
ouder word
Wilfried Wesemael werd in de jongerenreeksen
gedoodverfd als de pistier. De jongeman, zo
voorspelde de betweters, zou het nooit ver
schoppen op de weg. De kritikasters werden door
de Gijzegemmenaar in het ongelijk gesteld.
Wesemael is uitgegroeid tot één van de beste
wegrenners uit onze contreien. Met het bewijs in de
hand, alhoewel hij daar niet zwaar aan tilt. Wie won
vorig seizoen de Ronde van Zwitserland? Inder
daad, Wesemael, de knecht van Jan Raas. De
kommercialisering van de wielersport is echter zo
ten top gedreven, dat men van die prestatie geen
blikvanger maakte.
mij weinig. Die draaien
alleen maar rond je, als
het goed gaat. Mensen
die je in periodes als het
minder goed gaat allerlei
verwijten naar het hoofd
komen slingeren, daar
heb ik geen kontakten
meer mee en daar kan ik
geen respekt voor op
brengen. Ze zouden toch
niet willen dat ik hen van
naaldeken tot draadjen
Wilfried Wesemael:
Zwitserland.! ar
thuis in Gijzegen
Wilfried is echter een
nuchtere doordenker ge
worden. Of zijn jarenlang
rijden in Nederlandse
ploegen daar iets mee te
maken heeft, weten we
niet. In ieder geval, voor
hem is de uitleg over het
uitblijven van rendement
na een Ronde van
Zwitserlandzege voor de
hand liggend:
«Ik heb geen kontrakten
voor de kriteriums meer
moeten tekenen, laat
staan een hogere ver
goeding ontvangen Als
men de situatie van het
wielrennen door en door
kent, wekt dit geen ver
wondering. Het kransje
van de vedetten, die er
altijd en overal moeten
bij zijn, is beperkt. De
grote brokken worden
onder hen verdeeld. De
kruimels blijven over
voor de kleintjes of de
streekrenners, die hun
omgeving naar de krite
riums moeten lokken en
voor wie er altijd de
verplaatsing maken. Het
is dus onmogelijk met
een uitgeput budget ie
mand, zoals ik bijvoor
beeld, met een Ronde
van Zwitserlandoverwin
ning, er nog wat boven
op te geven. De publici
teit draait rond de gro
ten. Ik maak er mij geen
zorgen of begoochelin
gen over. Ik konstateer
alleen maar.»
Het was met een het-zal-
mijn-tijd-wel-duren uit-
0 drukking, dat Wilfried
zijn slechte ervaringen
vertelde. We vonden het
in ieder geval een inte
ressant begin om met
Wesemael een praatje te
beginnen over de wielèr-
sport in het algemeen en
het wielrenner zijn in het
bijzonder.
Waarom begon het op de
piste?
Wilfried kan er eigenlijk
zelf geen gegronde reden
voor vinden, waarom hij
zoveel pistewerk deed in
de beginjaren van zijn
wielerloopbaan«Velen
komen aandraven met
goede raad. Zelf weet je
van niets, daaruit spruit
voort dat ge je alles laat
wijsmaken en je bent
vertrokken. Ik werd aan
gespoord om op piste te
rijden. Ik deed het, maar
vraag me niet precies
waarom. Het had tot
gevolg, dat ik in het
begin van het wegsei-
zoen een goede konditiie
had, maar achteraf
steeds terugviel. Dat had
uiteraard te maken mijn
piste weerbaarheid. Ik
kreeg dat wel kritiek te
slikken. De supporters,
een begrip dat ik met een
korreltje zout neem,
noemden mij een lui
aard, iemand, die het op
zijn gemak nam, die niet
kon afzien. Ik heb me er
nooit om bekommerd. Ik
heb hen nooit van ant
woord gediend. Ik zou nu
vandaag kunnen replike
ren, dat ik als liefhebber
geen overtollige inspan
ningen deed en daar nu
als beroepsrenner de
vruchten van pluk».
Het supporter-verschijn
sel
Wilfried Wesemael,
woont bij zijn ouders die
in Gijzegem Café Den Uil
uitbaten en men zou
kunnen verwachten dat
hij van dichtbij betrok
ken is bij de wielersup-
porters, maar de realiteit
ligt helemaal anders.
«De echte supporters
kan men vrij vlug onder
scheiden». aldus Wil
fried. «Er is hier een club
en de kern is steeds
dezelfde gebleven. Die
kan ik nog als «aanhan
gers» bestempelen. De
andere, die interesseren
iemorabele Ronde van
uitleg, waarom het min
der gaat en waarom dit
niet en het andere wel.
We moeten toch aan
niemand rekenschap ge
ven. Ik wil de vergelijking
doortrekken met iemand
die dagelijks naar zijn
werk gaat. Die moet op
het einde van de week of
de maand toch ook niet
voor elkeen zijn arbeids
voorwaarden op tafel
leggen. Ik ben van nature
uit al iemand, die bij
voorbeeld niet geschikt
zou zijn om achter de
toog te staan en elkeen
van antwoord te dienen
of om met de klanten een
diskussie aan te gaan.
Mijn mening of gedachte
moet zeker niet die van
iedereen zijn, maar ik
houd vol dat een wiel
renner van mijn slag,
slechts enkele goede
supporters heeft. Als het
goed gaat groeit de
schare aan en als ge
slecht rijdt, vallen ze als
dode bladeren van de
bomen. Ik leg er geen
nachten van wakker. Bij
ons thuis zijn het moe
der en vader die de
kritiek moeten horen».
Het goede wiel van Jan
Raas.
Pro of contra, Wilfried
vindt Jan Raas een toffe
kopman, Hij wil er geen
kwaad woord over horen
en voor hem is de lente
in de wielersport begon
nen, en is ondertussen
uitgegroeid tot een goe
de zomer, op het ogen
blik dat hij koos om
knecht te worden bij
Hollands sterke Jan. De
grootste eigenschap van
de huidige wereldkam
pioen is volgens Wilfried
Wesemael, dat hij niet
meehuilt met de wolven
in het bos.
We laten Wilfried hier
zijn kopman zelf aan het
woord
«Jan Raas is heel korrekt
als mens. Hij is en
spreekt rechtuit. Je weet
wat je er aan hebt. En dat
is in de wielersport heel
wat. Hij draait niet rond
de pot. Hij noemt een kat
een kat. Als je ietwat
vertrouwd bent met de
wielersport, dan moet er
geen tekening bij ge
maakt worden om te
vertellen, dat niet
iedereen daar mee ge
diend is.»
«Dat de gemoeds
gesteldheid van kop
mannen niet altijd de
zelfde is, vind ik nor
maal. Zij dragen de last.
Zij hebben de verant
woordelijkheid en dat
kan soms eens zwaar
vallen. Het moeten vol
gens mij mensen zijn,
met een speciale soort
zenuwen om er niet aan
ten onder te gaan. Het is
dan ook logisch dat een
kopman af en toe ner
veus wordt. Dat kan ook
met Jan en waarom niet.
Hij neemt het op voor de
ganse rennersgroep eri
dat noem ik een ver
dienste. Voor mij is de
betere periode begonnen
toen ik in 1977 met Jan
Raas bij Frisol reed en
achteraf met hem mee-
kon naar Raleigh».
Wordt de postploeg ge
viseerd?
We maakten van de
gelegenheid gebruik om
met Wilfried even over de
internationale wieiertop
te praten. Hij die er
middenin zit en ermee
wordt gekonfronteerd.
De strijd van één tegen
allen of beter Raleigh
tegen het Franse wieler-
heir.
«Ik denk dat de Fransen
met schrik zitten voor de
Tour. Ze hebben het
onze ploeg blijkbaar
kwalijk genomen, dat
Zoetemelk er ook nog
bijkwam. Het geeft de
indruk dat ze niet meer
zo zeker zijn dat Hinault
de sterke man In de
Ronde zal zijn. In de
Franse voorjaarswed
strijden kregen we vlug
te maken met de koalitie.
We krijgen het hard te
verduren. Het is een
«open en blootstrljd».
Het komt en voor ons op
aan om hard te werken
en ons niet te laten
intimideren. Het verbe
terde er niet op als we
het merendeel van de
voorjaarswedstrijden
wonnen. De rekening
kregen we in Parijs -
Nice gepresenteerd».
Hoe is de verstandhou
ding?
De Ploeg Post met zijn
duizend- en -één-kop
mannen zoals wel eens
wordt beweerd, heeft zo
vertellen zommigen, wel
eens te maken met de
zogenaamde diskussies
over het kopmanschap.
Is daar nu wel wat van
aan en hoe ervaart Wil
fried Wesemael, dat als
Vlaming in het Neder
landse gezelschap.
«Ik kan het eigenlijk kort
en goed situeren; de
verstandhouding is
goed. Wat er soms ook
over mag gezegd wor
den. Sommige zaken
hebben wel te maken
met het rechtuit-karakter
van de Hollanders. Ze
zijn nuchter genoeg om
te beseffen dat ze met
elkaar over de baan
moeten en dat sukses
alleen gewaarborgd is
als ze aan dezelfde kant
staan. Dit is het sterke
wapen van de ploeg. De
mentaliteit is er goed en
dat heeft zeker wat te
maken met de konstella-
tie van de ploeg in het
algemeen. De groep is
op stevige financiële en
organisatorische grond
vesten gebouwd. Peter
Post kent het klappen
van de zweep. Hij was
zelf jarenlang renner. Hij
weet wat moet en wat
goed is. Op organisato
risch vlak is dit een
geweldig winstpunt voor
de ploeg. We moeten
ons om niets bekomme
ren.
Trainen en hard rijden
voor de ploeg is onze
job. De rest krijgen we
op een schoteltje aange
boden. Ik meen dat de
taak van sportbestuurder
vooral voor en na de
wedstrijden, heel be
langrijk is. In de wed
strijd zelf kan het alle
maal niet zo direkt ge
beuren. Daar zijn er de
wedstrijdsituaties. Het
is nog altijd de renner
die de koers wint, niet de
sportbestuurder. Als de
mouwen hun job kennen
en doen wat ze moeten,
dient niet in te grijpen,
elkeen kent zijn taak en
moet die maar uitvoeren.
De sportbestuurder heeft
een heel belangrijke taak
als psycholoog om alle
eventuele misverstanden
uit te praten. Als men de
renners daar laat over
beslissen, komt het wel
eens voor dat het mis
loopt. Er kan een kop-
pigaard tussenzitten en
dan komt er herrie van.
Bij Raleigh hebben we
daar geen problemen
mee. Peter Post heeft
het allemaal zelf mee
gemaakt en weet wat er
moet gebeuren. Het Is
zeker geen toeval dat
onze ploeg de laatste
jaren de suksessen aan
elkaar rijgt.»
Zelf zijn weg kiezen.
We vernamen van Wil-
fried Wesemael dat zijn
beroepsrennersloopbaan
niet altijd over rozen
liep. De eerste jaren
waren er meer doornen
op de weg gezaaid. De
belevenissen van Wil
fried kunnen waarschou
wingen zijn voor de
ambitieuze jonge ren
ners: «Je moet niet
denken dat de ploegen
zomaar direkt met de
poen op tafel komen. De
eerste vereiste is: bewij
zen dat ge iets kunt. Zeer
gevaarlijk is, dat ge als
groentje van niets weet
en men zeker niet zal
wachten je in de zak te
zetten. Beloften is het
Wilfried Wesemael: trainen in de winterse kou, wat pistewerk e
Zuiden.(c)
hoofdbestanddeel van de
ganse profentourage. Ik
moest wachten tot 1974
om onderdak te geraken
en dan had ik in feite als
de grens bereikt, maar je
moet de gelegenheid
krijgen een kontrakt te
ondertekenen. Ik won de
tweede koers die ik reed
Kuurne - Brussel - Kuur-
ne kan men toch geen
gewone kermiskoers
noemen. Ik haalde ach
teraf mooie ereplaatsen
in klassiekers, maar
kreeg ruim mijn deel aan
lichamelijke tegenslag.
De eerste jaren waren
zonder meer voor mij
ontgoochelingen. Fi
nancieel hield ik er niets
aan over. Ik was gelukkig
dat ik niet getrouwd was
en mijn ouders mij de
gelegenheid boden voort
te doen. En dan maar die
beloften en ook al niet
nagekomen verbintenis
sen, van merken die het
niet meer aankonden.
Het is zeker niet allemaal
maneschijn en reuze-
geur. Ik heb ook niet
voor alle sportbestuur
ders dezelfde erkenning.
Ik wacht nog altijd op
kontrakt dat Van Vaeren-
bergh mij ging aanbie
den. Het begon voor mij
pas vlot te lopen vanaf
1977.» In 1978 begon het
goed voor Wilfried met
een tweede plaats in de
Ronde van de Midde-
landse Zee en een derde
plaats in Milaan - San
Remo. Het ontlokte ons
de vraag of Wilfried niet
meer ambitie had om
hoger te nukken.
«Het is een kwestie van
keuze. Je moet met
beide voeten op de grond
blijven. Na een goede
prestatie of een mooi
resultaat mag je niet in
de wolken gaan leven. Je
dient zo vlug mogelijk
kleur te bekennen: blijf
ik voor mezelf rijden of
voor een ander? Die
keuze moet men maken.
Als je aanvoelt dat je de
groten maar af en toe
eens kunt kloppen, dat je
wel wat kunt sprinten,
maar eigenlijk toch een
half wieltje te kort kunt,
dan is de keuze, in ieder
geval voor mij, vlug
gemaakt: je inzetten
voor de ploeg en die aan
de overwinning helpen.
Als je werkt voor een
ploegzege, dan ken men
je nooit met de vinger
wijzen. De verantwoor
delijkheid is minder
zwaar dan voor een kop
man».
Wet van de sterkste
Uit de ontleding van de
wielersport die Wilfried
Wesemael voor ons
maakte, kwam heel dui
delijk aan het licht, dat
alleen de wet van de
sterkste telt in het pelo
ton. De tijd van een
«zachte» aanloop naar
het hoogseizoen is al
lang voorbij. Het is van
de eerste koers boksen
om er bij te zijn. Er wordt
niet meer geslenterd.
Het tempo en de snel
heid worden de hoogte
ingejaagd. De publicitai
re belangen liggen te
hoog. De kopstukken
gaan onmiddellijk tegen
elkaar op. Men moet
paraat zijn.
Wilfried Wesemael il
lustreert dit met een
voorbeeld:
«Men heeft het zo dik
wijls over de jonge ren
ners. Over de vedetten in
spe, maar het waar ma
ken is nog wat anders. Ik
ben geen klimmer, maar
ga toch mee de bergen
op. Ik ben geen toprijd-
rijder, maar klasseer mij
toch. Kijk nu naar de
uitslagen in de prologen.
Ik behoor bij mij te
vinden in een of andere
proloog. Het is voor mij
een bewijs dat er een
hemelsbreed verschil is
tussen liefhebbers en
beroepsrenners. Ik zie
het zo. Bij de liefhebbers
starten er 100 renners en
men weet bij voorbaat
dat er maar 15 kunnen
winnen. Bij de profs
starten er 100 en er
kunnen er 75 winnen.»
Te veel krachten opge
bruikt
Wilfried Wesemael geeft
blijk van een zeer klare
kijk op de situatie en met
zijn ondervinding, mag
hij zeker zijn visie over
de amateur die prof wil
worden verdedigen:
«De jonge renners vergen
te veel van hun krachten.
Ze gaan er tegenaan of
hun reserves onuitputte
lijk zijn en ze koersen
veel te veel. Twee keer,
maximum 3 keer per
week is meer dan vol
doende. Ik was 23 toen ik
als liefhebber een eerste
rittenkoersken reed. Ik
reed maar 50 koersen per
seizoen. Men heeft als
prof tijd te over om tot
het uiterste te gaan. Veel
sterke jonge krachten
gaan verloren om die
manier.»
«Om vol te houden moet
men karakter hebben en
kunnen afzien. Kwade
momenten moet men
kunnen doorbijten en
denken dat de anderen
ook met die problemen
worstelen».
Wilfried Wesemael, de
pisterenner bij uitstek in
de jeugdreeksen, komt
nu nog maar sporadisch
op de piste uit. Zijn
verklaring hiervoor is
heel simpel
«Ik voel voor mezelf dat
ik de winterrust goed kan
gebruiken. Men kan niet
steeds present zijn. An
derzijds liggen de piste-
kontrakten zo maar niet
te rapen. Als ge er
beroepsmans niets kif
aan overhouden, blij
beter van de
weg. De risico's
valpartijen kan men
naast zich leggen e
sponsors hebben
niet zo graag. Ik heb
krachten nodig voor
wegseizoen en neem
alleen maar de
heden die zo dicht
lijk bij het
liggen.
dagjes ouder
moet ge ook
trainen. De benen
en zo goed niet
rond. Ik ben
om drie tot vier uur
dag rap te trainen, uk
slenteren langs de wre
zegt me niets.»
Kj,
De toekomst et
Alhoewel Wilfried W e'
semael zich zeker
keuze wielrenner te
den niet beklaagt, speJJJ*"
de toekomst toch re#*1
af en toe door zijn hoofaar
Hij meent dat men op tjge
moment dat men oving
weegt er mee te stoppën i
een andere job in Ifn
zicht moet hebben.
«Ik heb geen schrik
te werken, maar bede
wel dat het niet alt
makkelijk zal gaan c
naar iets anders over
schakelen».
Wilfried supportert v<
Eendracht Aalst
hij brengt zijn favoriett
ploeg geen geluk. T
ken male als hij ga
kijken, verliezen ze
denkt er niet aan de fi<
aan de haak te hangen
hoopt nog een tijdje m
te draaien. Zolang
zijn job naar behoren k
uitvoeren; blijft hij in
peleton.
«Ik ben vlug tevredei
konkludeert Wilfried.
was nooit een winnaai
type. Een ereplaats k
bij mij dan ook r
vreugde scheppen
meen dat dit een enoi
voordeel was, toen
koos om in de bres
springen voor een ko
man en mijn kracht
ten dienste stelde van
ploeg in het algemeen
had geluk mijn moeil
ke eerste seizoenen
kunnen doorworstel!""^
en er voor mijzelf
blijven in geloven. Ik kj
het mij voorstellen
het is voor een joj
renner van 22 jaar,
prof wordt, een kontri
tje heeft kunnen lospt
teren en daar dan
gezin moet van on>
houden. In die omst:
digheden moet de wir^,
iersport hard zijn.
moet er fysisch en mejin
taal aan kunnen weaJn
staan». |4e'[
tekst: Beno Van Winckjfieo
foto's: Cesar Van djPoi
Biel!?