IETS OVER INKA
EN PRE-INKA KULTUREN
Opwarmpjevoor
500-jaar Sint-
Martinuskerk
ERIC CAPIAU IN GALERIJ MAXANDRA
RUDY BALLIU
SOCIETY
SERENADERS
In de marge van de
Peru-tentoonstelling
te Affligem
■o - 30.5. lyau - ue voorpost
Het tentoonstellingsembleem is «Eén van de figuren op
de zonnepoort te Tiahuanaco. Het is een gekroonde
Uiterst links Eric Capiau. (Per)
Vandaag wordt de Peru-tentoonstelling in het Kultu-
reel centrum te Aiiligem opengesteld. Zij loopt vanaf
heden tot en met 15 juni e.k. en is elk weekeinde
toegankelijk.
Terwijl, naast een beperkt doch zeer belangrijk pre-
columbiaans onderdeel wat deze tentoonstelling
een ekstra dimensie meegeeft, in de eerste plaats
het huidige ambachtelijke Peru aan bod komt is
echter ook dit onderdeel niet weg te halen uit zijn
etnisch-kulturele achtergrond en voedingsbodem
wat ons meteen opnieuw laat aansluiten met de
grote Inka en pre-Inka beschavingen waarvan de
Indiaanse inwoners van Peru in de eerste plaats de
erfgenamen zijn.
Via de volkskunst, de tra- twistbaar iets van de ver-
dities en vooral het zeer gane grootheid van wel-
artistieke ambachtelijke eer, grootheid wat zich
werk ervaart men onbe- inderdaad in een zeer be-
Condor-God met skepter»
Een van de vele muzikale festiviteiten die in het
najaar de stad zullen beheersen is de viering van
500-jaar Sint-Martinuskerk. Alhoewel de eigenlijke
herdenkingsperiode pas op 1 november zal starten
en uitlopen tot midden december zijn er een paar
belangrijke voorlopers gepland. Zowas er bv. de
uitvoering der Mariavespers van Monteverdi, een
radiomis van Renaat Mores door hetzelfde koor, een
mis die trouwens later nog eens zal herhaald wor
den, en morgen 31 mei komt een andere belangrijke
schakel: de «Missa in honorem Beatae Mariae Virgi-
nis de Lourdes» van Edgar Tinei. De bezetting is niet
alleen zeer indrukwekkend, maar bovendien mas
saal. Niet minder dan vier koren staan hiervoor
borg: het Antwerps Bachkoor, voorbereid door M.
Scheck, de Gregoriusgilde uit Oudenaarde, de Ou
denaardse Zangvereniging, en Psallite uit Sint-Ni-
klaas. De algemene leiding berust bij M. Scheck.
De personata verspreid door Stadssecretaris Chris-
tiaan Willems spreekt hier terecht van een uiting
van vroegere Vlaamse volkse geloofsovertuiging,
met een massa-optreden ter ondersteuning van hun
ontvoogding, (waarbij men dan toch niet het
«Vlaams» karakter van Tinels muziek mag over
drijven).
Daar de uitvoering plaats heeft tijdens de wekelijkse
Eucharistieviering van zaterdag 31 mei te 17.30 u. is
de toegang uiteraard gratis.
Een must voor alle koorzangers uit het Aalsterse.
langrijke mate op het ar
tistieke plan manifes
teerde.
Omdat dus in alles en
nog wat vandaag, op een
of andere wijze het oude
Peru nog doorleeft, wil
len wij hier, zeer be
knopt, het pre-colum-
biaanse verleden van dit
land even situeren.
Kuituren van de Centrale
Andes
(van 1800 V.C. tot de
Spaanse verovering).
Voor wat de kronologie
betreft van de oude kui
turen van de centrale An-
dés, onderscheiden wij
twee grote perioden:
het tijdperk vóór het
pottenbakken
het tijdperk waarin
deze kunst werd beoe
fend.
Deze laatste periode kan
ingedeeld worden in zes
grote tijdvakken:
aanvangsperiode van
1800 tot 900
eerste periode van
900 tot 300
vroege overgangspe
riode van 300 tot 600
midden periode van
600 n.c. tot 1000
late overgangsperio
de van 1000 tot 1450
eindperiode van 1450
tot de Spaanse ver
overing.
Elke periode wordt nog
afzonderlijk getypeerd
door de verschillende
plaatselijke- en streek-
kenmerken, waarvan
hierna de voornaamste
nog worden voorgesteld.
Tijdperk voor het potten
bakken
Voor zover men het reeds
heeft kunnen nagaan
leefden de bewoners van
het Centrale Andesge-
bied, vóór 2500 voor onze
tijdrekening, als noma
den van de jacht, de vis
vangst en het oogsten
van de in het wild groei
ende vruchten en gewas
sen. Nadien leerden zij
een eenvoudige vorm
van landbouw bedrijven.
Wanneer maïs, het nieu
we kuituurgewas, zijn in
trede doet en de land
bouwmethodes verbe
terd worden, komen er
steeds meer nederzettin
gen tot stand. Dit werkt
de sociale strukturen en
de uitbouw van de eerste
primitieve gemeen
schappen sterk in de
hand. De oudste monu
menten van Zuid-Ameri-
ka werden tegen het ein
de van deze periode ge
bouwd in het noordelijk
deel van de centrale
kuststreek van Peru.
Aanvangsperiode (-1800
tot -900)
In deze periode ver
schijnt de pottenbakkers
kunst. De eerste primitie
ve vormen van aarde
werk zijn nog niet weer
gevonden, wel vermoedt
men dat de opkomst vari
het pottenbakken te wij
ten was aan invloeden
uit noordelijke streken
zoals Ecuador en Colum
bia. Daar heeft men spo
ren van pottenbakkers
kunst aangetroffen waar
van het beginpunt om
streeks 3000 jaar voor on
ze tijdrekening wordt ge
situeerd.
Eerste periode (-900 tot -
300)
Deze periode wordt
hoofdzakelijk geken
merkt door het ontstaan
van een eerste vorm van
kulturele eenheid en de
verspreiding van de
Chavin-kultuur over een
groot gedeelte van het
Andesgebied. In deze pe
riode zien wij een sterke
toename van landbouw
nederzettingen. Alhoe
wel irrigatie nog niet op
grote schaal toegepast
werd, verbeterd men
langzaam de landbouw
methoden. De bevolking
groeit aanzienlijk aan.
Ceremoniële centra wor
den meer en meer opge
richt en nemen in be
langrijkheid toe. In dit
tijdvak ontwikkelde zich
de technische vaardig
heid op gebied van aar
dewerk, metalen en
weefsels. Tegen het ein
de van deze periode ont
staan een reeks van sub
kuituren die zich lang
zaam onttrekken aan de
Chavin-invloed. In het
volgende tijdvak komen
deze kuituren naar de op
pervlakte.
Vroege overgangsperio
de (-300 tot 600)
Deze periode wordt door
gaans in twee delen on
derverdeeld: de over
gangskuituren en de
«klassieke» kuituren.
In het gedeelte der over
gangskuituren ontwikke
len zich de aldus ge
noemde «overgangskui
turen» die zich losrukken
uit de Chavin-invloed.
Weliswaar bewaren zij
soms nog enkele Chavin-
elementen maar zij
groeien zelfstandig uit
met aparte kenmerken
die verschillen van
streek tot streek. De be
staanszekerheid van de
landbouwbevolking
wordt verhoogd door ver
beterde landbouwtech
nieken, met aanleg van
bevloeiingswerken en
het invoeren van nieuwe
kuituurgewassen. De her
en der verspreide neder
zettingen worden gelei
delijk gegroepeerd tot
grotere bevolkingscen
tra. In het algemeen ge
beurt de beschildering
van het aardewerk op
twee wijzen: de stijlen
«Wit - op - rood» en «Ne
gatief». De «Wit - op -
rood»-stijl komt voor in
de streken van Vicus, Sa-
linar, Huaras, Puerto
Moorin en Banos de Bo-
za. Bij de «Negatief» -
techniek wordt het motief
uitgespaard. Dit komt
voor in Vicus en Gallina-
zo, Huaylas en gedeelte
lijk Paracas en Lima.
Voor het zuiden blijft het
polychrome aardewerk
voor het tijdvak Laat-Pa-
racas en Proto-Nacza.
Sommige kuituren heb
ben een betrekkelijk kor
te levensduur: «Wit - op -
rood» slechts 200 a 300
jaar. Andere kuituren,
zoals Cajamarca, blijven
verder bestaan tot de
Inka-overheersing.
Onder het gedeelte
«Klassieke» kuituren,
van de vroege over
gangsperiode, verstaan
wij Mochica, Nacza, Hua-
ri en Tiahuanaco. Zij zijn
bepalend voor deze inte
ressante bloeiperiode.
De maatschappelijke en
sociale ontwikkeling
komt voor goed op gang
en leidt tot een arbeids-
struktuur en de ontwik
keling van religieuze en
politieke instellingen.
Ook het vakmanschap
wordt kwalitatief hoog
staand: metaalbewer
king, weeftechniek, pot
tenbakken en bouw
kunst. De landbouweks-
ploitatie wordt uitgebrei
der door de bevolkings
toename. Politieke een
heden ontstaan met twis
ten en oorlogen als ge
volg. De kulturele ont
wikkeling geschiedt
vooral streekgewijs.
Middenperiode 600 tot -f
1000)
Kenmerkend voor deze
periode is de uitbreiding
en nadien de ondergang
van twee grote rijken:
Tiahuanaco en Huari. De
feitelijke duur is niet lan
ger dan 200 jaar, maar de
invloed die ervan uit
straalde naar het groot
ste deel van het Centrale
Andesgebied is enorm
groot geweest. Onderlin
ge kontakten, uitwisse
ling van goederen en van
kultuurelementen vond
plaats op grote schaal.
Hierdoor werd het plaat
selijk isolement van vele
volksgroepen doorbro
ken. De Huari - Tiahua
naco - stijl mengt zich
met de plaatselijke tradi
ties. Verschillende rijkjes
vallen uit mekaar en
worden opgeslorpt door
andere. De stedebouw
breidt zich uit naar het
noorden.
Late overgangsperiode
1000 tot 1450)
Men noemt deze periode
ook wel het tijdvak van
de stedebouwers. Grote
steden ontstaan in het
noordelijk kustgebied.
De bevolking breidt zich
verder uit, hetgeen een
behoefte doet ontstaan
naar meer artikelen, en
de produktie gevoelig
doet toenemen. Het is nu
dat de basis gelegd
wordt tot het imperialis
me. Het Chimu-rijk ont
wikkelt in zijn ekspansie-
drang een sociaal en po
litiek stelsel met het oog
op de uitbreiding van het
gebied. De snelle militai
re opkomst van het Inka-
rijk doet deze droom
teniet.
Eindperiode 1450 tot
Spaanse verovering)
Deze periode wordt ook
wel het Inka-tijdvak of
imperialistische tijd ge
noemd en omvat de tijd
spanne van de regering
van de 9e Inka-keizer tot
aan de Spaanse verove
ring. De Inka's breidden
hun rijk uit over het gan
se gebied der Centrale
Andes, maar het was
vooral de 9de heerser Yu-
panqui Pachacutec die
door zijn vele
veroveringstochten de
uitbouw van het rijk be
werkstelligde. Dit leidde
tot een sterke stijlvervor
ming. Zoals men kan op
merken, is het tijdvak
korter dan 100 jaar. Noch
tans vond er een grondi
ge verandering plaats
toen in het kuituurpat
roon van de veroverde
volken. De Spaanse ver
overing in 1532 maakte
een brutaal einde aan de
Inka-overheersing. Zoals
voor de meeste andere
beschavingen staat
evenmin de oorsprong
der Inka's nog niet vast.
Echter weet men wel dat
de overwinning op de
Chanka's (1438) beslis
send was voor hun ver
dere ekspansie. Voor
dien waren de Inka's een
van de vele bergstam
men uit het hoogland
van Zuid-Peru. Opgra
vingen in het gebied van
Cuzco de «navel van
de wereld» en hun hoofd
stad die vermoedelijk ge
sticht werd omstreeks
1200 brachten een
reeks andere kultuurla-
gen aan het licht. Dank
zij hun voortreffelijke or-
ganisatieaen hun uitzon
derlijke militaire leiders,
schiepen zij een enorm
imperium. Gans het cen
trale Andes-gebied,
Ecuador en een groot
deel van Chili, kwamen
in hun macht. Vaak
wordt een parallel ge
legd tussen Rome en het
Inka-rijk. E.V.
Zondagavond is het terug zover. The Crazy Bol
Jozz Café zal weer eens stampvol zitten. Niemand
minder dan Rudy Balliu met zijn Society Serenaders
komt de kaders van de muren spelen. Phil Arijs en
Hugo Van Audenhove hadden deze formatie als
slot van het seizoen voorzien. Maar deze twee
jazzfreaks hebben precies nog een plannetje. Ze
waren zo verstandig het niet te verklappen («Anders
staat het in De Voorpost»), maar het zal schijnbaar
denderend worden. Uit goed ingelichte bron konden
we ondertussen vernemen dat er kontakten werden
gelegd met beroemde jazzformaties om volgend
jaar in Aalst op te treden. Nu Phil en Hugo de wind
in de zeilen hebben is er geen ophouden meer aan
Gelukkig maar want Aalst had nood aan een echte
jazzkroeg.
Nu goed zondag 1 juni om 20 uur treedt Rudy Balliu
op in The Crazy Bol Jazz Café. Deze formatie werd
in juli 1977 gesticht in het Gentse.
Reeds overal ter wereld trad men op. Talrijke TV
uitzendingen en radio-opnamen werden verzorgd.
Deze jazzgroep met terugblikken op 3 knappe
L.P.'s. Voor wie iets van jazz kent nog vlug de
namen: drums: Guy Preckler, Bas: Rudi Naeyaert,
banjo: Filip Hermans, piano. Walter De Troch,
trombone: Philippe De Smet, klarinet en leader Rudy
Balliu.
Jazzliefhebbers wees er tijdig en vergeet de bol
hoed niet. (Per)
In 1480, precies vijf eeuwen geleden, werd te Aali
begonnen met de bouwwerken van de kollegiale St
Martinuskerk.
zijn o.m. Congres 67, Ve
haeren, Europa, Marn
van St.-Aldegonde,
metropool Antwerpe
Woningfonds en Prie
ters Daens.
De herinneringsmedail
heeft een diameter v
65 mm en is 4 mm dik.
wordt vervaardigd
brons en te koop geste
aan de prijs van 750 f
bijpassend schrijn inbi m;
grepen. pr
Aalst wenst deze bijzon
dere belangrijke histori
sche luister bij te zetten
door organisatie van een
reeks kulturele manifes
taties. Hierbij behoort
o.m. een tentoonstelling
met dubbel thema. Voor
eerst wil men de kunst
schatten van de St.-Mar-
tinuskerk introduceren bij
een breed publiek en
daarnaast komt een ten
toonstelling met als the
ma de ikonografie van Ze zal waarschijnlijk b(
St.-Martinus. Ter gele- schikbaar zijn rond sef
genheid van deze her- tember 1980.
denking wordt een herin- U kan inschrijven doe
neringsmedaille gesla- storting of overschrj
gen door Mare De Bruyn, veng op prk. 06»
op verzoek van het Dirk 0500960-79 van het Dil
Martenskomitee, ontwor- Martenskomitee, Kattf
pen. Deze beeldhouwer straat 33 te 9300 Aalst,
en bedrijvig medailleur is In september kan U z
reeds met een veertigtal daar afhalen. Zo deZ
medailles vertegenwoor- penning niet kan wordei
digd in het prentenkabi- afgehaald gelieve dan bj
net van de Koninklijke Bi- de intekenprijs 50 fr. Ij
bliotheek Albert I. Zeer voegen als portkosten.
bekende en gegeerde L|
medailles van zijn hand
Kris Latour aan de gitaar, de voordrachter brengt poëzie vgn Latour. (Per)
Van 17 tot 26 mei stelde kunstschilder Eric Capiau De begeleidende tekst lijk- We trappen overi-
zijn werken tentoon in galerij Maxandra (vroeger van professor Vyncke ten gens open deuren in, in-
Valerius De Saedeleer). Hij schildert surrealistische spijt, blijft het werk dien we stellen dat de
doeken met een ondubbelzinnige symboliek en een braafjes en onpersoon- naam van professor
moraliserende ondertoon. Vyncke hoegenaamd
geen waarborg biedt
voor degelijke kunst.
Capiau schildert in de
geest van de grote sur
realisten van de dertiger
jaren: we vinden in zijn
werken ondermeer de
sterk erotische inslag die
het genre kenmerkt. De
kunstenaar wijkt echter
af van het surrealisme
door het moraliserend
karakter van zijn doeken
en de al te gezochte sym
boliek, daar waar het
surrealisme eerder het
onbewuste en het onder
bewuste wil zichtbaar
maken zonder daar al te
veel boodschappen of
waarschuwende vingers
bij te betrekken. Deze
«ontrouw» aan de stijl
waarin hij schildert drukt
een negatieve stempel
op het geheel, dat onper
soonlijk en tweeslachtig
overkomt.
Naar de vorm toe spre
ken de werken ons even
min aan; daarvoor zijn ze
te druk en te overladen,
ook in de kleur. Capiau
gebruikt weinig of geen
zuivere kleuren, maar
verwerkt er steeds een
grauwachtige, vuil ele
ment in. Technisch wil»
het wel vlotten, de schil
der respekteert de regels
van de anatomie en is
vlot in zijn verfgebruik.
Die behoorlijke techniek
komt evenwel niet tot zijn
recht daar de werken en
gagement en een per
soonlijke stempel
missen.
Maar we moeten toege
ven dat het niet gemak
kelijk is te schitteren in
een genre dat allicht he
lemaal is uitgediept door
enkele zeer grote kunste
naars, die Capiau onbe
zield nabootst.
TV