m, 4° JAAR 186. Aan de Politie van Aalst WOl/ia ZATERDAG 50 JULI 1808 i Ö0tJO> Briefwisseling. Achter de Kermis. T IS DE MODE!... •-NF Bureel Kapelleslraat13, Aalst AI)oinicmciiI.sa>B'M^ i)crjaar2,50, franco itliuis. - 5 Cciiticnicii Sici bbbbbbbbiicb*. Wc Volksstcaii BbccS'0 overal vcrkooper§ cbb woB'dtgaiiscli Viaaoderesa «loor ^cIczcbb. i icFwis»claar§ Ibi alle ^cbbiccbbIcbb. - ■Iclil £ii Iiulasen te verhuren Vraagt gij BBBCidCM of kBBCCÏBlCBB ïOelil ;lj CC BBC »C- SB'ckkiBB^; wilt gij bbwcbb liaiadcS aaBilae- vcïcbi? l'laalMdaEa iiwc aaatiiOiidi^isi^eBi las «Bat klad iacl wordl aloaii vcrhoclit Leve de Vrijheid Men late elk vrij zoo roepen Het Land tegen Aeist en De Werkman, de twee gedoemde gazetten der Werf, week in en week uit. Laat ons eens zien, hoe die verdwaalde gazettiers het woord Vrijheid verstaan. 't Land en De Werkman zijn van den eeisten tot den laatsten regel doorspekt met woorden, aantijgingen en zinspelingen vol haat en nijd, afgunst, hoogmoed en eigenbaat het is eene eeuwigdurende wetgeving aan Deken, Pastoors, Onderpastoors, Burgemeester, Schepenen en Raadsleden, met éen woord aan gansch de Ker kelijke- en Wereldlijke Overheid. Niemand doet of kan wel doen, wanneer het niet naar den zin is der zeer christene zeeveraars, vermits zij de volmaaktheid verpoonselijken en zich hoe droevig maar gedurig, schijnheilig weg, be roepen en steunen op den Godsdienst. Hoort eens, gij, Burgemeester, Schepenen en Raadsleden, gij doet volstrekt niets dat deugt vooraleer nog iets te beslissen of laten uit te voe ren, moet, gij-eerst naar de Werf, bij de mannen der Vrijheid, om raad en orders, ten einde te we ten wat ge te doen en te laten hebt. Gij, Deken, Pastoors, Onderpastoors, ge slaat allen den bal mis van kerkelijke zaken kent gij niemendal. Wanneer gij preekt op den Hoog moed, de Baatzucht of op de Schijnheiligheid en de slechte gazetten, dan is het op de aanvoerders der scheurmakerspartij dat gij zinspeelt. Preekt gij op dronkaards, onkuischaards en dieven, dan zal Pier of Pauwel rechtstaan, om te zeggen 't Is op mij, dat gij afgeeftgij maakt politiek in de kerk ....Wat gedaan dus, heeren Gees telijken Wel, naar de Werf gaan, of er, met uwe complimenten, Roosken of Rikus naartoe zenden, ten einde aan de mannen van Vrijheid te vragen, wat en op wie gij moogt preeken. Dan alleen kunt gij gerust zijn de vrijheid ongeschon den bewaard te hebben. En gij, E. H. Ponnet, de verdienstelijke Be stuurder van onzen Katholieken Werkmans kring, het is U streng verboden den volkrijksten en kortsten weg te nemen, wanneer gij eene be rechting doetuw plicht is, van eerst naar het Eiland Chipka te gaan vragen, langswaar gij moet en moogt gaan om uwe zieken te bezoe ken. Zoolang gij wacht van dit te doen, blijft ge in den ban van Pie de Zeeveraar gesl agen. Alles in eerlijkheid en deftigheid. kostelij ke gezondheid .op, 'tis de mode, en zij gaat voorop. Wat de kroon spant, 't zijnde krullen en de staande kragen die het hoofd der modepoppen om vatten, en beletten te draaien of te keeren. Het mag lastig en onverdragelijk heet zijn, de kragen moeten rechtop staan, want 't is de mode. Wilt gij van de mode zijn, en toonen dat gij uwen wereld kent dan moet gij, zooals de modejuffers, fransch spreken al was 't maar keukenfransch. Maar Vlaamsch spreken dat is gemeen?!. Zou men in Frankrijk, in Engeland, in Duitschland en in Italië ook eene vreemde taal moeten spreken om de mode van den dag te volgen, misschien Bij kleine burgers als bij groote bezitters is het de mode geworden, dat het rouwkleed de droefheid vervangt, bij het afsterven van een familielid. In de lijkstoeten volgt men de kist al pratende, schertsende, in plaats van te bidden. Zou dat bij gevolg nu ook de mode zijn En die ten offer gaan met de handen op den rug of in den zak, schijnen ook van de mode te ziju, daar het slechts de nieuwe rijken zijn, die in de kerk zulke manieren hebben, en daar staan te klappen in plaats van te bidden. Bij deze laatsten is het nu ook de mode het kris- tenbeeld en het O. L. Vrouwbeeld uit de beste huiskamers te verbannen, ergens naar een achter keukentje. Men mag ook niet meer zeggen, als ie mand niestGod zegene u, of men behoort tot de oude mode, tot de lieden van den ouden tijd en 't is insgelijks zoo, indien men durft zeggen God beware u, tegen iemand die uitgaatllewel, ik wil het bekennen dat ik tot de gebruiken der voor ouders behoor, en ik ga het niet veranderen, zon der mij te bekommeren dat de mode mij voor of te gen is. De 3/4 van mijne loopbaan zijn waarschijn lijk in het verledene, en ik ga onveranderlijk mij nog aan't oude houden en blijven zooals ik ben, vrij van handel, gemakkelijk en onafhankelijk op- zichtens de zotternijen der mode. Mieken. Geëerde lezers en lezeressen, neemt het niet kwalijk, dat ik u spreek over de modedaar ik u noch kleingeestig noch onver standig gelool, om u te laten vangen in de dwingelandij van wat zotternijen. Ik wandelde verl. Zondag op de Gheeraerdtslaan, en zooals iedereen, nam ik al de wandelaars en wandclaarsters in nauwkeurigen oogenschouw. Flinksche heerkes, met ronde vest en wijde slodderachtige broek, gaven mij het gedacht dat zij de kleerdracht van den hollandschen boer na bootsten, doch het is de mode, even als de nijper op den neus. Wat mijne aandacht sterk gaande maakte, was dat menige oude dame zoo rood van wezen was en zulken grijzen kaarbosch droeg en dat de jonge freule er nevens met een bleek gelaat voorkwam als wit papier. Maar, zei mijn reisgezel, beide zijn van de mode, en de perruikier heeft hier zijne kunst uitgeoefend, de wezens gekleurd en het haar ver grijsd. Het floers is voor het aangezicht, of de voilette is onmisbaar om van de mode te zijn, al is het dat het gezicht er door lijdt en hoofdpijn er door ont staat. Het rijglijf of corset behoort tot de mode, en 't maakt ongelukkiglijk vele slachtoffers. Om fijne tengere leden te hebben, offert men dikwijls zijne Alle deftige ingezetenen der stad vragen zich met verontweerdiging af, hoe lang nog de open bare verergernissen door de zwemmers gegeven, zullen blijven gedoogd worden De Zwarten Hoek, onder andere, gelijkt een waren Congo jongens en meisjes, met heele zwermen, baden er zich in den Dender, derwij ze dat het aan alle eerbare lieden onmogelijk ge maakt wordt langsdaar te komen. Is er geen politie aan den Zwarten Hoek Zoo ja zijn de agenten der wijk stekeblind Er berusten op ons bureel verscheidene brie ven, ons gezonden met verzoek van opname. Zij behelzen zulke erge feiten, dat men er moeilijk geloof zou aan slaan, indien de namen der schrij vers ons niet genoeg waarborg der echtheid ver zekerden. Blijven die publieke schandalen voortduren, dan nemen wij de ons gestuurde brieven op. Brief yan Anseele uit Oostende. Wij stellen 't in Oostende wèl... Wij schuren dagelijks ons vel Of, als ge 't wilt in grooter woorden, Zoo 't past aan mannen van de stad Wij nemen dagelijks ons bad Op onze frissche Noordzee-boorden. Een kostlijk leven hier 't is waar Doch, wie gewerkt heeft jaar aan jaar, En... een bestuur heeft waargenomen, Die... won een deftig loongeld hij Heeft eens, meer dan genoeg, op zij' Om in 't seizoen naar hier te komen. Wij doen 't voor 't volk Wij zijn hier maar Als voorpost.... 't Volk moet komen waar Wij zijn... 'k Zie reeds in mijn gedachten Den tijd, dat al wie werkt, aan zee Zal komen voor een maand of twee... 't Is maar een kwestie meer van wachten. Dan, als de vorst van Belgenland, 1 Die ook een woonst heeft hier aan 't strand, Een stapje waagt uit zijne woning En 't volk zich spoelen ziet in zee, Dan denkt en zegt hijwel tevrêe 't Volk in mijn land leeft als de Koning. Intusschentijd, we hebben wij Hier veel bezieners Dat is HIJ En dat is ZIJ. Schier alle stappen Is dat te hooren op ons pad Men kijkt, men fluistert dit en dat... Ik ga voorbij en.... laat ze klappen. Gij, werkliên dus, die lezen zult Deez' brief, hebt moed en veel geduld Gij zult er gij toch ook eens komen Verheugt u in dat voorgevoel Ik, ik bereikte reeds ons doel In werklijkheid; u wordt het aangeboöon in DROOMEN. IMPE, den 26 Juli 1898. Den Heere P. Van Nuffel, uitgever van het weekblad De Volksstemte Aalst. Mijnheer, In uw nummer van zaterdag 23 Juli 1898, on der de rubriek Impe, lezen wij nopens de Nijverheidsdekoratie, toegekend aan onzen inge zetene Franciscus Coen dat daar een beetje tegen gecontrekaboterd wierd. Reeds had men valschelijk in de gemeente rondgestrooid, dat het gemeentebestuur, welke in deze zaak moet tusschenkomen en zijn advies geven, de toekenning der decoratie tegenwerkte. Nu schrijft uwe correspondent dat d'heer Minis ter beter is ingelicht geweest, ongetwijfeld door uwen correspondent zelf. Vermits hij dus, zoo het schijnt, in het Ministerie thuis is, dat hij de stukken ga raadplegen en dan zal hij zien dat het advies van het Gemeentebestuur, voor den bra ven werkman Coen, zoo voordeelig mogelijk ge weest is, en zal hij, als treffelijk man, zijn woord herroepen. Wij aanzien het als eene plicht, ons niet te la ten afschilderen als de vijanden van een deftigen werkman, alhoewel wij zulke valsche aantijgin gen zouden mogen verachten. Aanvaard, Mijnheer, met verzoek van inlas- sching in uw eerste nummer, onze oprechte groetenissen. De Secretaris, De Burgemeester, V. Blondeel. L. Schockaert. Zwikzwak. Ai, ai, aiwie dat er daar nu is De kermis is uit, vriend schap 1 Dikzak. Hoe, uit Hij moet nog beginnen, zeker Zwikzwak. Ge komt als alles op is, jongen. Dikzak. 'k Heb in de gazet gele zen da't geene kermis en was van dees jaar, om dat mijnheer Petrus opposiet was en bijgevolg, er go, zegt de Waal. Zwikzwak. Och erremen, als ge meent dat zij het hier laten om de wille van menheer Petrus Dikzak. 't Minste van den kermis, maar zijn al die vlaaien na op, en die hesp Zwikzwak. Nog een knostjen van een hesp. Dikzak. Alla, 'k zal dat opeten voor dat ik aanga, en hoe is alles afgeloopen Toe, vertel,.... want voor niet komen van zoo ver.... Watten, 't is allemaal op. Zwikzwak. Wel, alles wel; t' weer nog al op ziju respekt geweest, de merkt wel bezet, veel volk, uitgenomen gijfeesten om iedereen te kon tanteeren. Dikzak. Dat is nu den eersten keer d'ak mankeer 't zal mij spijten, 'k hoor het al., en die hesp en die vlaaien Eu hoe is 't met dienen her- kul van Chipka? 'tis zijn fout. Zwikzwak. Hij loopt hij daar, doch hij schrijft dat hij gaat beginnen mirakelen te doen, maar tot hiertoe zijn 't nog altijd malheuren. Dikzak. 't Begint allo twee met dezelfde let ter Zwikzwak. Mensch, ge moest hier Zondag geweest hebben er moest ne grooten ballon op gaan ten 3 uren. Dikzak.Akkerdcpitjes d'ak daar niet bij en was Zwikzwak. Maar ge zult gaan hooren. Dikzak. Is er geenen opgegaan, misschien Zwikzwak. Toet, maar zijn me da perten 1 Mijnheer Petrus was daar ook om hem een oogs ken te riskeeren, en 't was of dat het er tooverde Dikzak. Toodè, vertel voort. Zwikzwak. Ne mensch moet daar ne keer tusschen zwelgen als ge dat overlegt. Zie, 'k en zal'tekkik niejugeeren, had dien ballon na men heer Petrus gezien, of hield mijnheer Petrus hem in mee een van zijn mirakels, ik en werd er niet wijs uit, maar toch en ging hij om 3 uren niet om hoog. Dikzak. Hij verkoopt tooverboekskens in zijnen winkel ik weet da misschien Zwikzwak. - En om 4 uren cn ging hij nog nie op, en om 5 uren nog nie en om 6 uren ook nie En da was daar een gedrom van 't volk, de koppen tegeneen gelijk d'habeliekes op een papier. Dikzak. Ik en kan nie goed tegen 't drum men.... Zwikzwak. Rond de negen diezend man was 't er, zei 't volk van Moorsel. Dikzak. Alla, vertel na voort van den balon. Zwikzwak. Waren mij dat streken Iede reen zei 't Is een kwa hand die er overhangt, of 't is koppigheid van zijnen kant. Dikzak. Ge zoudt zeggen dat de menschen da ze seffens aardig oppakken. Zwikzwak. Toet, mensch, wij zien hier te veel aardige toereu. Zie, veer d'ak voort vertel van van den ballon zal ik nog iet anders zeggen. Dikzak. Ja, klapt een beetje naar beneen, d'ak u goed versta. Zwikzwak. Awol, 'k en zal 't nie sjugeeren, maar zie, menheer Petrus passeert daar met de kermis langs een wafelkot cn een weinig daarach ter komt er een peerd afgestormd mee ne wagen achter zijn peerdshaar, en roeff mee geheel den bottik 't wafelhuis binnen de patatfrit hong tot aan de zoldering geplekt en de tellooren bolden tot beneen in de Molenstraat. Dikzak. 'k Heb het altijd gezeid dat dienen mensch 't malheur van de stad is doch, die bal lon na Zwikzwak. Awé ja: vijf uren lang gepro- breert, en ten alla, zie, ten mee eenen keer, mee een koleere en nen opgezetten zin. ge zaagt dat, schoot hij hem omhoog, maar opieuig en dwees, schuins naar d'apotheek Valkeneer... Dikzak. Er moest toch iet op zijn maag lig- geu... Zwikzwak. Eu hij klemde hem vast aan de kornis van 't dak der apotheek, en nie verder wil len. Dikzak. Dat is zeker iets te zeggen. Zwikzwak. Tot dat z'er hem met de fors af- gestooten hebben, eu 't en is hij, kwaad ga weg, de wolkeu uitgeschoten, hoog bij hoog, om menheer Petrus geheel zeker nie meer te zien. Dikzak. Wie zou da peinzen van ne ballon Zwikzwak. Naar Aalst moet ge komen om aardige toeren te zien. Weeral iets nieuws nu gaat mijnheer Petrus de stad in groote kosten brengen. Dikzak. Hoe dadde Zwikzwak. Ze gaan in 't kort geheel de stad doen mee plaucher leggen, de straten overal. Dikzak.Goed, schipper! Dat en bestaat in geeu een stad van Europa. Zwikzwak. 't Is gelijk 't moet er komen, waut't zal van doen zijn om de malheuren te ver mijden. Dikzak. Planchcr leggen op straat om mal heuren te vermiju wat is dat nu Zwikzwak. Ge moet weten, mijuheer Petrus m

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1898 | | pagina 1