FEESTEN EB PLECHTIGHEDEN VOLKSPARLEMENT. ONZE JONGENS VAN 1798 Gemeente Hamme. PRAALSTOET. HIJ EN JUDAS. Een lieve jongen Gemengde berichten. feest, zooals er te Brussel 's Zondags te voor een liad plaats gehad. Het Inzicht der Bestuurlijke Commissie raag ge kend zijn: Ons Land van Aelst is belangrijk ge noeg om eene jaarlij ksche keuring van fiengsten en merriën te hebben evenals Ninove en Gee- raerdsbergen. Nu moeten onze voorname peerden- kweekers naar St-Niklaas of Gent, dus verre van hier hunne dieren ter keuring gaan voorstellen, 't geen veel landbouwers tegenhoudtkonden wij in Aelst eene nieuwe omschrijving bekomen, de peer- denkweek zou er den gunstigen invloed vau ge nieten en de stad zou er ook bij winnen. De Commissie stelt zich voor te bewijzen dat er hier genoeg elementen zijn, en de jaarmarkt van Zaterdag 1 Juli hadde dit bewezen ware het weder gunstig geweest. Wij geven het eventwel niet op de moedige landbouwers hebben hunnen goeden wil getoond en indien het weer aanstaande jaar meêwil, is de zaak verzekerd. Er is nog al tamelijk verkocht Zuigelingen van over de 600 fr. en verders tusschen 400 en 600. Dit jaar meer kooplieden dan gerief. Aanstaande jaar zal eene nieuwe prijskamp in gericht worden, namelijk, voor de hengsten die met het schoonste lot veulens van hunnen kweek worden aan.eboden. Dergelijke prijskamp zal van groot belang zijn en leerzaam voor den landbou wer die soms te weinig de waarde van den voorttee- ler in acht neemt. Vien. Kozijn, leefde gij nog vraag ik u Stien. God zij gedankt, Vien, maar wat aardige tijden kozijn, no mensch en kan bij- kanst zijn oogen niet gelooven. Vien. Och God, ons ste ken van Olsjt sedert zoo lan gen tijd zoo stille als nen trompet die op tafel ligt, en nn, ne judas, een prij van ne vent.. Stien. Halt, kozijn, en laat er ons geen kwaad bloed in maken. Hebt ge zoüdag de stoet gezien Vien. Ai, kozijn, al had ik er mij moeten doen naartoe voeren, 'k zou 't nog moeten zien hebben zeker Stien. Daaraan ziet ge wa vernuft en korro- ge dat er in 't braaf volk zit van ons stad. Vien. 't Is waai', had dien verdomden Dousj Stien. Och, kozijn, wij zullen er ons Heer zijn goeste laten mee doen, 't zal allemaal nog wel in zijn schotel komen, laat ons Heer meester. Vien. 't Is lastig, kozijn, dagge da ziet mee doen en scherremen voor al da gemeen is en slecht; en zijn ziel verkoopen cm 't goed in den profondis te krijgen. Stien. Och Heere, als Judas ons Heer over leverde was hij ook blijmaar hoe laag heeft het geduurd Vien. Zijt gerust, Stien, de donchisten heb ben in kerken en kloosters de ruiten geweest uit smijten, te Nieuwerkerken in de richting van den Autaar van het heilig Sakrament. Stien. Dagelijks in hun gazetten de bisschop pen verwijten en de priesters, omdat ze hun plicht doen. Vien. Nen afgestraften priester die te Brussel aan 't hoofd gaat staan van de revolutie en in de Walen op eene meeting gespot heeft mot de biecht I ai, kozijn, de H. Barbara wilt hem toch sparen van eene subiete dood 1 Stien. Van hoe hooger dagge valt, kozijn, hoe leegor, 't is ons alzoo geleerd. Vien. Ons religie leert het, kozijn, de engelen uit den hemel zijn na hunnen val, de duivels ge worden. Stien. Ik heb van de week, de gazet in mijn handen gekregen, en mijn hert grawelde 1 Vien. Ge zoudt z'er laten voor te lezen, ko zijn, 't is moord of troebels al dagge leest. Stien. Awel, kozijn, de koningen, zie, 'k zou den dag van vandaag liever garentwijnder zijn als koning, zou 'k liever. DOOR PATTYN, priester. 27 Intussclientijd was de avond ingevallen. Het huis, dat den boek van de straat besloeg, zag langs het achterpoortjenop de velden uit, laugs voren op de groote straat, 't Was toevallig een ellegoed- winkel lijk tc onzent. Door het glazen beschot zag ik een jong meisje, zeker de dochter van dén hui ze, bezig met wollen kousen aan rekruten te bestel len. Uit den donkeren hoek tegen den heerd stond een oud vrouwke recht, dat bezig was met patat ten te schillenZij droeg een wollen rok aan draag banden over Je schouderen en had die hooge, wit te trekmuts op met fladerkappen, den vrouwen de zer streken eigen. Middelerwijl was Betje, de doch ter, uit den winkel met de lamp terug. Voor zoo veel het flauwe licht mij toeliet te zien, scheen de oude vrouw er nog terdege kloek en struisch uit, ndanks de grijze haarvlok die van onder de trek muts uitpiepte en ik weet niet wat voor een zweem van droefheid over het aangezicht. Zij hief het lamplicht op de hoogte van mijn we en ik hoorde haar eenigzins teleurgesteld tot den öfheier zeggen Maar 't is wa kind nog, mijn- Vien. Och, kozijn, wat is de gloria mondi, als er de vrede uiet bij en is, pacis. Stien. Awel, kozijn, wat is er d'ander week nog gebeurt met den kouing van Serbiën, aange rand en overvallen door nen anarchist die op zijn leven uit was, maar gelukkiglijk niet getroffen. Stien. Weeralheilig Sinte Crispyn, patroon van de schoenmakers Stien. Maar d'hiscorie en is nic uit, kozijn. Hij is gearreteerd door de marekessés mee d'haare mutseu en iu 't droog gezet en hij heeft; zijn kom- plissen moeten noemen. Vien. En genoemd ook heeft z'hij genoemd Stien. Zeker, kozijn, gezien dat hij geenen weg en kost en in de prang zat, heeft hij bekente-' nissen gedaan, en zijnen komplis of eenen ten minsten, een van zijn komplissen is ne priester die sedert eeuige jaren van de goei baan was Vien. Hemelhemelmijn haar reezeltwa lessen en wa spiegels Stien. Ja, kozijn, sedert nen tijd uit zijn be dieningen gezet, en in de plaats van in de kerk, waar dat 't zijn plaats was, in d'herbergeu, overal waar dat er woeling was. Vien. Kozijn, kozijn, 't is om van den nacht niet van te slapen. Stien, Fieus en komt ne mensch niemeer vrij uit zijn huis. Vien. 'kHeb rniju netje dikkels hooren zeg- geu dat ze benauwd was vau de jaren honderd, maar nu zie ik wel hoe dat die oü dompeles gelijk had. Stien. En de kiezingen naderen, 't is daar mee dat z'op hunnen poot overal beginnen te spe len. Vien. Maar, kozijn, als ze van nu af, als ze ouder liggen, de ruiten uitsmijten, en mee stecnen en ijzers naar de brave menschen roeien, wa zoudt zijn, moesten ze meester ziju Stien. Daarvoor is 't goed, kozijn, dat 't ge spuis ne keer buiten komt, dan ziet ge mee wie dagge te doen hebt, maar is 't waar dat Pië Donsj zou torenwachter genoemd zijn Ze klappen voort. PRO GRAMMA DER ter gelegenheid der vijf-en-twintigste verjaring der benoeming als Pastoor van Hamme en het vijftigjarig Priesterschap van den Eerweerden Heer Edouardns Autouius Vau Aalst. Zaterdag- 29 Juli 1899. Om 8 ure 's avonds. Aankondiging der fees ten door het gelui der klokken, het gebulder der kanons en opsteken der nationale vlag aan de Ge meente gebouwen. Om 8 1/2 ure. Luisterrijk Concert, gegeven door de Koninklijke Harmonie op het kiosk van het Marktplein. Zondag: 30 Juli. Om 9 1/4 ure voormiddag. Afhaling ter pas torij van den Eerw. Heer Jubileris door de Gees telijkheid, den Gemeenteraad en andere openbare besturen der Gemeente. Om 9 1/2 ure. Plechtige «lubeluiis, ge volgd door het Te Deum. Ten 11 1/2 ure. Aanbiedingen van gelukwen- scheu en geschenken ter Pastorij Ten-2 1/2 ure. Eerste uitgang van den Om 5 1/2 ure. FEESTMAAL. Om H 1/2 ure. MUZIEKFEEST op het kiosk vau het Marktplein, te geven door de Harmonie van Waesmuuster, de Fanfaren van Moerzeke, de Fanfaren van Hamme-Zogge en de Koninklijke Harmonie van Hamme. Om 8 ure. Schuierende verlichting des Geuiccntehuizes. Maandag 31 Juli. Om 3 ure. Tweede uitgang van den heer de kapitein, bloot een kind. Waarop de andere schouderophalend antwoord de Des te beter, moedertjezulks bewijst dat er hart in steekt. Meteen ging hij de kamer uit hij moest nog eens bij zijn volk zijn, verklaarde hij. Ge komt zoo laat, zei de vrouw. Ja, wij hebben eenen nacht en eenen dag aan één stuk gemarcheerd ik bezwijk bijna van ver moeienis. ii Betje die mij op eenen stoel zag nedervallen, loodzwaar, zei heel stil Arme jongen Wilt ge wat eten Wij hebben wel niet veel karnemelk en patatten maar wat wij hebben is u van harte gejond. De oude wees op de tafel. Indien gij het niet kwalijk neemt, zou ik lie ver eerst mijne schoenen uittrekken, bazin. Doen uwe voeten u dan zeere Geweldig ze staan vol bloedblaren van 't eeu wig gaan, bejegende ik met eene flauwe stem. Betj en herhaalde nogmaals hare stille klacht arme jongen I en meteen keek ze mij zoo weemoe dig aan dat mijn hart er week van werd. Wacht, zei de moeder, ik zal u een paar manskouseh en klompen halen. Ja, voegde het meisken er bij, en hmn eers» een warm voetbad voorzetten. Judas begaf zich 's nachts naar de vergadering der Joden. Hij sluipt 's avonds in den donkeren, langs heen de muren, de huizen binnen van liberalen, die naar geen kerk of kluis gaan. Judas maakte akkoord met de Joden, dat hij hun zijnen goddelijken Meester zou leveren. Hij maakt akkoord met liberalen en socialis ten om hun de katholieke partij te leveren. Judas verraadde zijn meester. Hij verraadt zijne partij v judas kreeg 30 zilverlingen van de vijanden van Jesus. Hij krijgt geld van de vijanden der katholie ken, en zelf van slechte gazetverkoopers. Judas was aan 't hoofd van de bende, die den Heer ging vangen in den hof van Olyven. Hij doorloopt de straten aan 't hoofd van ge- meene schoelies, die revolutionnaire liederen zin gen, die vloeken en huilen Weg met 't papenras weg met de katholieken, weg met de priesters. Judas Hij Aria kijk in den spiegel. Wat mooïe knaap is onze pie, Als hij vóór zijnen spiegel staat Hij keert en wendt en draait zich om En spint een liefelijk gelaat En lacht zich tegen, gansch verrukt.... 'Hoe dom Hoewel de spiegel waarheid spreek Pie neemt 't portret heel anders op Hij meentdaar prijkt een bos van hair Met krol'tjes, op zijn kalen kop... Zijn smoeltje 'lijkt aan Cupido Ah 1 Ah hoe dom De spiegel zegtuw mondje lief Is wel een' duim of zes te breed.. Uw' tandjes ziju zoo wie als.... kool, Al sprekend' zeevert ge op uw kleed, Uw knevel telt tien haïrkos wel Ah Ah 1 hoe dom Uwe armtjes zijn, gij lieve vent, In oorlog met fatsoen en maat Uw linker schouder is veel t' hoog... Uw' beentjes slodd'reu als ge gaat, Zij maaïen, als twee sikkels, ja, Ah Ah zoo krom Uw' knapheid, fiksche lichaambouw Zijn met een' modejas omtooïd.. Op uwe voetj es fraai en net Valt uw lief broeksken neêr eu plooït Zich toov'rend om 't mooï knapelijn Ah Ah zoo fijn Nu, onze Pie, toch, waant zich schoon En is op zijn persoontje fier. Ook, als hij schrijft van and're lui, Hij acht ze zooveel als 'ne pier Wat zijn zij leelijk Wat 's hij schoon Ja, toch zoo schoon Ginds, op de Markt, wat zag hij staau....? Blaaskaken, wolven twee a drij, Een tophout gansch miskweekt, dan nog Pladijzen, ras van moord'narij En waterkleddens... en... zoo voorts, Ja, immer voort Hoe spijtig, dat onz' Lieve Heer, Toen Hij den mensch schiep, niet altijd Het pront model heeft nagebootst Van onze Pie... zijn' lieflijkheid, Zijn' suikerziel... zijn smoeltje lief, Dien hartedief Zij stropte de mouwen op en in één, twee, drie was de kleine kuip klaar. God, wat voor een zalig gevoel wanneer ik de afgemartelde voeten van de ingekrompene schoenen ontprangd in het lauwe water plonste Daar de blaren open gegaau waren zoo bloedden ze, en de oude vrouw zei, bukkend met eenen handdoek Wacht, kerelke, ik zal u afdrogen. Zij droogde mijne voeten af, streek er een wei nig zalf over om de wonden te verzachten en hielp mij dan mijne kousen weer aantrekken. Toen ik dat zag werd ik aangedaan. Wat zijn er dan toch brave menschen in de wereld! En ik dacht aan mijne lieve moeder. Maar, bazin, riep ik uit, ware ik uw eigen kind ge zoudt mij niet beter behandelen. Zij keek mij vlak in de oogen haar aangezicht verbleekte. Ik heb ook eenen zoon bij de jongens. Hare stem trilde. Ze deed zichtbaar haar best om niet te weenen. Betje keek langs een anderen kanthet scheen mij dat zij het tipke van haren voorschoot aan de oogen bracht. En nu aan tafel, jonkman, zei de vrouw. Matige beweging scherpt deu eetlust, groote ver moeienis ontneemt dien. Nogthans om die brave lieden niet te bedroeven, gebaarde ik eer te doen aan hun maal. Mijne oogen vielen toe van den vaak. I .1 Y zijt gij n vroeg het meiske. Dan, ware de aardbol een Musée Geweest van meesterstuks...! maar thans Is 't een een afgrijslijk monstershok Van woeste leelijkaardsdie gansch Des Scheppers werk ontsierenis 't Nie waar 0 lieve pie iWEaatscliappij vau Ouderlingen Bijstand Onderstand iu Ziekte. Heer Uitgever, Het zij ons toegelaten van Uw geëerd blad, dat hier zeer veelgelezen wordt, gebruik te maken om te doen kennen dat een prachtige Tombola alhier geopend is ten voordeele der zieke werk lieden welke bij onzen bond aangesloten zijn. De prijzen, zoo prachtig als talrijk, zijn reeds ten deele tentoongesteld bij M. Kamiel Herre- gods, markt. Deze prijzen zijn deels aangekocht door de maatschappijdeels geschonken door de eereleden van de ziekenbeurs en andere perso nen die het wel meenen met den werkman en die zulke schoone volkswerken naar waarde weten te schatten. Onzen hertelijken dank daarvoor, en wij hopen dat zulk edel voorbeeld talrijke na volgers vinden zal. Om elkeen de gelegenheid te geven aan de trekking deel te nemen is de prijs der loten vast gesteld op tien centiemen ieder. Zoo kan arm en rijk meedoen. De opbrengst van den Tombola wordt gestort in de kas der werklieden van den onderlingen bijstand. Wij twijfelen niet of dit werk van broederlijk heid zal wel onthaald worden bij onze bevolking en dienen tot aanmoediging der tegenwoordige leden van den bond alsmede tot aanwakkering voor deze welke nog niet aangesloten zijn en zoodoende van alle de voordeelen die er aan vast zijn verstoken blijven. De loten zijn vooralsnu reeds te verkrijgen bij de volgende personen M.M. Van den Steene, onderpastoor Eug. De Schrijver, J. De Waegenaere, Aug. Defrène, Pol Van den Dooren, August Verschelden, Ma rien De Pessemier, De Kegelaire Emiel, Pietcr- aerents Remi, en Petrus Herregodts, zijnde de bestuurleden der maatschappij alsmede bij de heeren Ath. De Beer, Kamiel Herregods, Oscar Van Nienwenhove en anderen die hunne welwil lende medehulp zullen verleenen. Het Bestuur van Onderstand in Ziekte. N. B. De personen die willen deel maken van den Onderlingen Bijstand, als werkende le den, hebben maar bij hunnen gewonen doktoor zich een certificaat van gezondheid aan te schaf fen en het te dragen bij den sekretaris der maat schappij M. De Waegenaere welke hun alle in lichtingen zal geven. Certificaat en alle inlichtingen, alles wordt kosteloos gegeven. De schobbejakken die te llofstade vóór de pastorij gaan zingen van Viva Paster Donche worden volstrekt door iedereen te diepste afge keurd. Het beroemde vat van Hcydelberg, dat sedert anderhalve eeuw wel het grootste geweest is, dat er in de wereld bestaat met zijne 2 duizend hecto liters inhoud, gaat in de schaduw gezet worden door dat van den ingenieur Fruhinsholz van van Nancy, die er een gemaakt heeft dat 4200 hectoliters bevatten kan. Men heeft er voorlaatsten donderdag de laatste hand aan gehad, het moet een prachtig stuk zijn dat 150 duizend kilos weegt en even zooveel franken kost. De duigen zijn van prachtig eikenhout en worden met 26 stalen ban den, uit een stuk vast gehouden. Het is bestemd voor de Parijsische tentoonstelling van 1900, waar het kosteloos voor iedereen toegangbaar zal zijn. Donderdag hebben de 142 werklieden, die er aan gewerkt hebben, feestmaal in gehouden, en zondag Van Boschloo, jufvrouw ze houden ook win kel in onzen t'huis. Zoo dat gij van den stiel zijt, juichte Betje verheugd, Het was oprecht eene lieve, teergevoelige meid, voor dewelke ik alras iets gevoelde lijk voor eene oudere zuster want ze was tamelijk meer gevoor- derd in j area. Toen vertelde ik haar van ons dorp- ke, wat wij geleden hadden, van pater Simoen en van moeder. Ach zei de oude, 't is overal hetzelfde liede- ke. Heel de Kempen staan in vlam en vuur. Wel mogen wij zeggen dat gij hier in 't hartje van den opstand zijt. Eerlang zullen de jongens den sans culotten eene ranseling toedienen welke hun allen lust tot eeue tweede onderneming van dien aard zal doen vergaan. Verleden week heelt het weinig gescholen of de jongens sloegen den commissaris der Fransche republiek morsdood... Ach, voegde het ouwken er zuchtend bij, de jongens doen heel wel voor vaderland en kerk te vechten maar 't is toch droevig dat het zoo moet zijn, niet waar Ik stemde met haar in ja, ja, 't was heel droe vig, de bazin had wel gelijk maar wie had er eerst begonnen Waarom waren die bandieten iu hun land niet gebleven Wij vroegen niets beter dan ze gerust te mogen laten. Ik hoor dat ge een goede patriot zijt, beje gende het ouwke gemaakt glimlachend. Wordt voortzeul).

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1899 | | pagina 2