^/aöm^ OVER Offi SIST liRTESSRERK. y w "\Oin Öntkhtr-Llitgfofr Sttit Üttii Huffd, napelleetraat, 13, te 2lalst DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG. Kolenkwestie. EEN EN ANDER. Abonnementsprijs voor gansch België, franco te huis, 2.50. Voor de vreemde landen, 5,00. 5 centiemen het nummer. Pakken en brieven hoeven vrachtvrij toegezonden te worden. Alle briefwisselingen moeten den dijnsdag avond op onze bureelen toege komen zijn, het blad den woensdag avond ter pers gaande. Ongeteekende brieven wor den in de scheurmand geworpen. Alle postbureelen ontvangen inschrijvingen, op alle tijdstippen van het jaar. De onkosten der kwijtingbrieljes zijn ten laste van den be stemmeling. Men gelieve, bij verandering van woonst, het juist terechtwijs te zenden. 6e JAARGANG. NUMMER 29' Aalst, den 8 September van het jaar 0. H. 1900. Vonnissen 1 frank den kleinen regel. Aankondigingen tusschen de nieuwstij- 1 dingen 20 centiemen per regel. Aankondigingen op de 38 bladz. 10 centiemen den regel. _1 Annoncen op de bladzijde worden berekend volgens plaatsruimte. Voor de advortentiën buiten de provincie Oost-Vlaanderen, zich uitsluitend te wenden tot het Office de Publicity Rue de la Madeleine, Brussel. De geabonneerden hebben het recht een maal per jaar eene annonce van 5 regels te plaatsen, die viermaal achtereen volgens zal verschijnen. Ruchtbaarmakingen in te zenden vóór 's Maandaags. Wij willen nog, om verscheidene redens, den volgenden ons toegestuurden boterham mededeelen, evenwel doen opmerken de dat onze briefwisselaar veel, veel te langdradig is, en dat, zijn wij insgelijks voor de afbraak des Hoog Altaars gunstig gestemd, en blijft De Volksstemop kunstgebied, eene vrije tribuun, wij er ver af zijn hem in vele punten van zijn schrij ven goed te keuren. Men weze dus in 't vervolg zoo kort- bondig mogelijk, en vooral men blijve bij de kwestie anders zullen we genoodzaakt zijn den pennetwist at te breken door het weigeren van alle artikels, van wie ze ook mochten uit gaan De Volksstem. Aalst, den 2 September 1909. Mijnheer de Uitgever Geenen uwer drie briefwisselaars zal het kwalijk nemen, hoop ik, dat ik op mijne beurt een woordje reppe over onze St Martenskerk en zijn 23tal autaars, welke den dag van he den het mikpunt zijn van hevige betwistingen. In zake van Kunst denk ik met uwen tweeden kunstliefheb ber, is elke meening vrij. Ik doorloop vervolgens de drie artikels in uw blad versche nen. Het schijnt mij zeer onnauwkeurig, te zeggen dat de komst der Commissie van Monumenten voor doel had de de laatste maatregelen te nemen, om ons wijd vermaard Monument in zijnen vollen praal te herstellenen nog veel onnauwkeuriger dat ons Kerkbestuur met de beste ge- dachten bezield is om met spoed de hand aan 't werk te slaan. Aan wie de schuld is dat de werken vooruitgaan gelijk boonen knoopenblijft een raadselmaar wat als zeker voor komt, is dat een der beide Commissiën den stok in 't wiel steekt. Anders hadden wij reeds dit eigenaardig luchtkampe- ment aan den Zoeten Naam, waar het afkappen van 't witsel onderbroken is, zien plaats maken voor een net gebeiteld hoekje, waar iederen geloovigen Aalstenaar fier geweest zou zijn zijne biduur te gaan houden. Wat er van het hoog altaar gaat geworden dat zal den tijd beslissen. Hem afbreken zou ik niet doen ik zou liever de beestjes, die sedert jaren bezig zijn het te vermolmen, hun traagzaam maar zeker werk laten voort verrichten, en verdul dig het oogenblik afwachten, dat beide bedelaars zich in hun ne smeekende houding aan de uitgangen van Pontstraat en Rozemarijnstraat bevinden en den knappen Ruiter de lijkdeur uitstormt. God geve dat zulks des nachts geschiede. En de schildering van Godfried Maes, gaat men ze terug inhangen Zoo neen, welk ware de best geschikste plaats Uit voorzichtigheid dat bovengemeld ongeluk gebeure,heeft de Commissie, naar ik uit goede bron vernomen heb, besloten dit meesterstuk zijne oude plaats niet te laten innemen. Het zal voortaan, na zijne verdoeking, den muur bekleeden recht over het H. Kruis, boven de zittingen van de Confrérie der H. Barbara, waarop heden eene mindere schilderij pronkt, waar van ik volgaarne de bediedenis zou meedeelen, liet de dikke laag stof, welke haar bedekt, het mij toe. Die verandering keuren wij goed. Daar zal in het toekomende de stilstand zijn van den vreemde, die de merkweerdigheden onzer kerk komt bezichtigen daar zal hij in het vervolg eenen hoek aantref fen, aan prachtige meesterstukken even rijk als dezen welken de kathedraal van Antwerpen bezit, waar eene aaneenschake ling van oogverblindende kleuren, door de Meesters der Vlaamsche School opengespreidt, den bezoeker verstomt en den nieuwsgierigen toerist in verrukking brengt. Aangezien de derde briefwisselaar reeds heeft doen opmer ken dat het jaartal 1300, in den eersten artikel voorkomende, eene drukfeil is, schijnt het mij onnoodig er langer over uit te weiden. Wat ik ook sedert drie weken heb vernomen, is dat de E. H. Roegiers pastoor van ons Begijnhof is. Ik dacht dat het van 't Gasthuis was. Stappen wij over tot de tweede briefwisseling. Ik ben zoo gelukkig niet als onzen tweeden briefwisselaar de archieven der kerk te hebben kunnen doorsnuffelen. Ik weet zelfs niet waar ze berusten. Daarom ga ik het oogenblikje welke hij aan de jaartallen wijdt, over, het meeste geloof in hem en zijne geraadpleegde stukken stellende, doch niet zon der eene kleine opmerking nopens een cijfer dat ik zelf heb kunnen bestatigen. Boven 't deurken, rechtover 't Sluierstraatje, nevens de lijkdeur, is met het instuiken van den gevelmuur, op As- schewoensdag, en het afbreken van de bergplaats die daar- onder stond de milesime (lees niet 1441, a. u. b.) 1551 te voorschijn gekomen. Ik maak daarvan 1441, en raad eenieder aan die er belang in stelt het te gaan nazien. Ik ves tig hier de bijzondere aandacht op de ijzeren ankers, in vorm van jaartallen in de gevels van nog bestaande oude huizen vastgehecht, en men zal met mij bekennen dat de twee cijfers iü het midden, veeleer eene 4 als eene 5 voorstellen. In 1360 is de kerk afgebrand, en van 1482 slechts bestaat de eerste meldiug van het opbouwen des huidigen tempels. Dus was onze stad honderd twee en twintig jaren zonder kerk, of ten minste met een stuk van eene kerk 122 jaren zonder dat men er aan dacht daar handen aan te steken! Is zulks aan nemelijk Klappen wij nu eens van den Hoogen Autaar, want het isnen hoogen. De schilderij van Maes is er uitgenomen om op te kuisschen en te vernieuwen Dus niet om weder in het altaar te zetten. Het zal dan toch waar zijn, dat zij gebuur wor den zal van de Craeyer en Rubens. Waarom de schrijver het jaartal 1683 aanhaalt, waarop altaar en standbeelden vervaardigd zijn, dat weet ik niet. Is het als een bewijs, aan den eer sten briefwisselaar, dat het getal jaren van hun bestaan niet hoog genoeg opklimt om gansch ver molmd te zijn, of is het enkel om een lesje van oudheidkunde aan zijne lezers te geven In het eerste geval argumentum leve, armtierig argu ment in het tweede, ad ignorantes utilis narra tio, nuttige aanhaling voor die 't niet weet. Zijn^de beelden bouwvallig, er kan in voorzien worden. Multi mortales, multce opiniones. Hoe meer rnen- schen, hoe meer gedachten, zegt het spreekwoord. Wat mij betreft, ik vind dat het nog enkel de dikke verf- en vernislagen zijn, welke onzen Pa troon bedekken, die hem rechthouden, en ik ben verzekerd, moest iemand hem onvoorzichtig raken, dat de ijzeren staven welke hem nog tegenhouden of liever in de uitgekankerde holten van het paard liggen, in den muur zouden blijven steken en het ruiterstandbeeld zou beneden tuimelen. Hetzelfde met de bedelaars. Vervolgens ontmoeten wij eene beschrijving van het Koor met zijne dichte rij van pijlers, enz. Ik wil geenszins de schoonheid van het altaar betwisten het is grootsch, het is reusachtig aan- gestooten. Maar het is juist dit reusachtige van het altaar die het reusachtige onzer kerk maskert. Wat moest de tempel onafzienbaar diep, onein dig groot schijnen en waarlijk indrukwekkend zijn vooraleer die plompe muren, waartegen de hooge gildenaltaren (eertijds ook slechts lage tomben) ge plakt liggen, de grilige lichtspiegeling vrij spel lieten en de statige zuilen der zij panden aan de buitenwanden verbonden l Aan zooveel schoons sloegen de opkomende Gilden eene schendende hand ze zijn begonnen met elk eene afgezonderde kapel te willen daartoe metselden zij, van pijler tot pijler, eenen afscheidsmuur en plaatsten voor elke kapel een houten of ijzeren afsluitsel ze gin gen voort met hooge altaars op te trekken en groo- te geschilderde doeken open te spannen, immers het wansmakelijke van den muur moest toch worden gestopt. Toen ook was het hooge koor volkomen vrij er bestond alleen eene kleine tombe. Het on tegensprekelijk bewijs daarvan is dat het zilveren tabernakelkruis, dat heden nog het altaar versierd tot over weinige jaren nog, dubbel was; 't is te zeg gen dat een Christusbeeld eraan gehecht was langs den kant van O.-L.-Vrouwaltaar en een met het zicht naar het hoofdaltaar zelfs de versiersels aan het hoofd en aan de zijkanten waren dubbel. Hoelang het geleden is, dat men het kruis in twee kruisen verdeelde, zou ik niet kunnen zeggen;maar zeker leven er nog Aalstenaars, die deze splitsing hebben weten geschieden, zonder te kunnen mee deelen waar het tweede kruis ten huidigen dage verzeild is. Het ware goed, nopens deze laatste bij zonderheid, eens de archieven te raadplegen. Moest het Volk dat ook wat moet gerekend worden onze kerk in haren vroegeren staat aanschouwen, wanneer de bouwmeester ze pas had opgetrokkenhet zou volgaarne afstand doen van die vermolmde gevaarten, gebrekkige zittin gen en biechtstoelen, (die teenemaal tegen den stijl der kerk zijn en wier plaats niet is in de ka pellen der abside, maar wel bij den rechter- en linkerkant van het hootdportaal. Hetzelfde voor den Kruisweg wanneer een geloovige hem thans doet, maakt hij gansch de ronde der bovenkerk, stoort de diensten en verstrooit de menigte). Over den kunstsmaak onzer voorouders hoef ik niet te spreken uw derde briefwisselaar, in zijn klein bijvoegsel, bij het wel doordacht uittreksel van een ander nieuwsblad, geeft het genoeg te kennen. En de groote kandelaars, wier zending vocr- taan zou uit zijn Ik weet niet, geachte lezers, of gij het reeds op gemerkt hebt, maar gewoonlijk, om niet te zeggen altijd, staan de wassenkaarsen op hunne kande laars zoo scheef alsof ze Verloren Maandag gevierd hadden. Komt het bij de kaarsen of bij de bedien den Dat is eene zaak die onderzoek vergt. Edoch ik zou gelooven dat de schuld daarvan is aan de kandelaars zelf inderdaad, men treft ermenigen ouden sukkelaar onder aan, die onder den zwaren last zijner dienstjaren gebukt gaat. Zoo ook is het geval met de zittingen. Die kun nen wellicht vroeger recht op bestaan gehad heb ben en eereplaatsen genoemd worden. Maar waar toe dienen zij heden nog Gedurende de Zondag missen zal u dat Diets gemaakt worden. Ge zult er een mierennest in zien, van kleine ondeugende bengels, bijzonderlijk in het pand van St-Eligius- altaar, onophoudelijk elkander plagende en vech tende, tot op het oogenblik dat onzen waakzamen suisse genoodzaakt is eenen dier stinkerkens bij het oor te vatten, hem, voor straf, bij dit delicaat orgaan losdoor de biddende scharen leidende naar het Koor, waar de weeneude knaap het einde der mis als zijne verlossing zit af te wachten. Ziedaar het vertoon waarin gij, zittingen, nog een rol vervultIn illo tempore wat waren uwe dagen eens roemrijk En wat schoone, ruime kassen zou men hedendaags ten dienste der sakristij, van uwe beste paneelen, kunnen vervaardigen Wat zou uwe verdwijning den tempel Gods verfraaien, ka pellen en panden verbreeden Ik vernoemde daar zooeven den H. Eligius. Een vraagske. Was het ook de Commissie van Monu menten, die, over eenige maanden, het altaartafe reel, dezen Heilige toegewijdt, deed herstellen Wie kan mij zeggen wat kunstwaarde deze schilde rij bezit wie kan mij uitleggen wat dit doek ei genlijk verbeeldt Meermaals heeft men mij d« laatste vraag gesteld altijd heb ik schuchter het antwoord gegeven De inrichting der Keuring van Maten en Gewichtenonder het toezicht van den Ko ning van Frankrijk. Nog iets, voor 't sluiten. Wie was er thuis toen de medaillon van het St-Eloi-vaandel naar huis ge bracht werd Dit vaandel, welk dagelijks aan den pijler rechtover Sint Huibrecht te pronken hangt, verdient eene bijzondere aandacht. Ik wil mij van alle bemerkingen hieromtrent onthouden; iedereen die zich de moeite wil geven er eens naar om te zien, zal stof genoeg hebben om die zelf te maken. Vele andere vragen zouden kunnen gesteld wor den. Sed hactenus Ik staak uit vrees te lang we zen en misbruik te maken van de goedheid des Uitgevers. Doch daar kom ik later eens op terug. Nog een Kunstliefhebber. Zie op ons tweede bladz. een ander artikel, ons later toegezonden. Niet alleen worden de kleine lieden en burgers zwaar getroffen door den onhebbelijken prijs welken de mijnbezitters voor hunne kolen eisch- en, maar de nijverheid in 't algemeen begint dien toestand als zeer erg te aanschouwen. Niemand zou zeer verwonderd moeten opzien zoo dezer dagen in verschillige takken der nijver heid eene geweldige crisis uitbrak. De verhooging van den prijs der kolen beant woord geenszins aan een noodzakelijkheid, is en kel veroorzaakt door de grillen van het kool mij nsyndikaat in de bijzonderste landen wer kend. Men heeft berekend dat de schade door dien staat van zaken aan de belgische nijverheid be rokkend, op 300 millioen fr. 's jaars mag gere kend worden. Nijveraars doen opmerken dat de duitsche kolen aan 50 fr. beterkoop per wagon komen en ware het niet de hooge vrachtprijzen menig nijverheidsgesticht zou sinds lang ver zaakt hebben aan de belgische mijnproducten. 't. Sinooren bij de Staatsoversten Met koniDg Humberto verdwijnt een der groote rookers onder de vorstelijke personen en staatshoofden. Als de groote rookers kan men nu enkel aan halen keizer Frans Jozef en president Kruger. Kruger rookt de pijp onophoudelijk van 's morgens tot 's avonds. Keizer Frans Jozef is verzot op Ha- vanasigaren. Zijn sigaren worden voor hem speciaal gemaakt en kosten hem 2 florijnen het stuk. Zijn tabak wordt ge kozen tusschen de beste Havana-plan- ten en de sigaren gefabrikeerd door een keurpersoneel. Iedere kist wordt verze geld in het consulaat en zij werden ver zonden met de diplomatieke mail, die door de douanen niet wordt aangeroerd. De nieuwe koning van Italië rookt nietde tsaar rookt sigaretten, maar niet veelde koningen van Griekenland, Zweden, Rumenie, Denemark, keizer Wilhelm en de prins van Bulgarië rooken dan de sigaar, dan de sigaret, maar het zijn geen overdrevene rookers. Over 15 jaar rookten bijna alle vor stelijke personen zear veel en heel hun ne hofhouding meende hun voorbeeld te moeten volgen. Wijlen keizer Frederik was een zoo vurig liefhebber van de pijp, dat men zijn kanker in de keel toeschreef aan misbruik van tabak. Bismarck liet nooit zijne lange Cot- tinger studentenpijp koud worden. De oude keizer Wilhelm maakte alle dagen een razzia van sigaren en al zijne generaals, met uitzondering van Moltke, rookten gelijk fabriekschou- wen. Ook Willem III van Nederland, va der van de tegenwoordige koningin, was een geducht rooker. Alexander van Batten berg, de dappe re eerste vorst van Bulgarië, zag men steeds met een kort pijpken in den mond. De lijjkplechtigheden ter eere van Dev. Laridon. Wij hebben in den tijd vermeld hoe Mevr. Laridon in eenen eenvoudigen boerenwagen, in de armen van Dr Coolen stierf, hem smeekende op kristelijke wijze begraven te worden: Zoohaast M. en Mevr. Coolen met het lijk te Lindley aankwamen, ver haasten zij zich het droevig nieuws aan den overste der stad bekend, hem de laatste wil van de moedige overle dene bekend makende. Doch te Lindley was er geen katho lieken priester te vinden, en daar men geen zinken kist kon vervaardigen en bijgevolgt het lijk naar Pretoria niet kon voeren, werd er besloten dat een protestantsche priester de lij kplechtig- heden zou bijwonen. 's Anderdaags, 11 Mei, om 5 ure 's morgens werd Mevr.. Laridon te Lindley begraven 24 van de gezag- voerde mannen van de stad droegen beurtelings met 6 de lijkbare. De kist door de gemeenteoverheden geschon ken, was van schoon zwart hout ge maakt, al binnen beleid met blauwe zijde en overdekt van een grooten zil veren kristus. Dezen dag werden als rouwteeken ai de scholen en de trans vaalsche vlag wapperde half top op al de openbare gebouwen. Vooraleer het kerkhof te verlaten, sprak de heer Duplessis, protestan- sche priester, eene aandoeneiijke lijk rede uit, waarin hij den moed en de zelfsopoffering van die belgische heldin wist op te helderen. Dr Coolen die thans te Antwerpen terug is, verklaart dat allen in Trans vaal met den grootsten lof spreken over Mevr. Laridon, en dat deze als eene heilige gestorven is. Ook ontving hij van wege president Krüger, presi dent Stein, Dr Reyds en Mevr. Botha en van alle de burgerlijke en militaire overheden de treffendste telegrammen, en het graf van Mevr. Laridon werd overdekt door de kronen en bloemen gezonden door de damen van Lindley.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1900 | | pagina 1