Arme Phylax
ALLERLEI
ling wild# vinden, 't Kwam er las-
iek uit
rdt Als 't zoo is, is 't bidden overbo-
bij
de Integendeel, want het gebed is
tje nieuwe kracht die bijkomt en mee-
ip d en den staat van zaken verandert,
>eu i niet altijd zooals wij begeeren.
idefcdien God oordeelt er tusschen ie ko-
't is wel! Anders moeten we ons
tea i1 tevreden houden en denken God
be- van hooger, van verder, weet het
sis... Hij wil misschien dat ik kampe
d«|trijde, dat ik lijde, dat ik uitboete
op deze wereld om mij later te spa-
dun d'eeuwigheid
Dat alles... meende vader Vincent
in ij trok nog eens zijn broek op, is wat
rij erk voor mij
len Dat alles bewijst u dat ge niet te
iel F moogt lachen... want de zaken
ïeqtèel ernstiger dan sommige lagere
tanden ze veronderstellen. Het zien
de rechtveerdigen die lijden, en va*,
cliavuiten en metueugers die zege-
p in, verre van eerie opwerping uit te
ei en, stelt ons een bewijs ter nand da.
wu duurt, eindigt ot besnssend is niei
.1 e2e~wereld: Uod gat ue groote -we-
pji petten; nij stelt ons gewapend mei
zot verstand vóór die wetten en nij laa.
doen.
j zwijgt binst dat onderzoek, dai
Ch ons leven (nauwelijks een
on ublikje der eeuwigheid) duurt,
zooais een onderzoeker op een wed
lo<i te werk gaat.
rij j zijt nu oo jaar oud, papa Vincent,
veeier snel uwe kopij, want de uui-
oe wijzer gaat ras vooruit
il atwachung, ga ik eens zien of dt
Giers niets noodig hebben.
ee
nt
ch en de pastoor terugkeerde, stond
tejr Vincent nog altijd op dezelfde
rechtover den overstroomden
J.idom van David, nij stond bedruk
ei jken naar het immer klimmendi
Dar.
onich hij moest niet meer lachen... hi,
tei 1 zelis geen woord meer.
7ai(ie. weetGod bedient zich van al-
o overstroomde vallei werd welhaast
le duisternis des nachts gedompeld...
to s alsof het einde der wereld nader-
Z8 fochtans liet de hemel een licrit-
ltje in het water dat den hof van
kaholieken David overstroomde ne
llen. Misschien dat op hetzelide
ïblik en wel voor de eerste maal
ijn leven vader Vincent het ge waai
(Naai Pierre TEnuite.)
ij sliepen den eersten nacht in ons
re woonst, toen, tegen den morgen,
W oor een akelig hondengenuii weruen
;er gemaakt. Up den steenweg, wd-
hAu het naastbij gelegen dorp naai
ad voerde, zagen we een hond, dit
ia moeite een zwaar karretje acüiei
'oortsleepte. Zonder t wij tel bad het
3C| een hevigen siag op een poot ge
want net hield dezen omhoog
nkte op de drie anderen verder,
beest! Wat had het een uitgehon-
ze voorkomen het iiad maar de huiu
de beenderenHet was geen echte
oud, noch door zijne grootte, noch
ziju lichaamsbouw. Zijn leuematen
i te dun en zijne borst te eng. Uok
sjiiet een droet ding, hem aldus te
aibeuleu om de al te zware lading
te trekken. Zijn tianken hijgden
t jeweld, zijne borst sloeg open en
'e ijn tong hing gansch uit den mond
d eemaal in de week kwam het ge-
ït Foorbij onze deur; nu was het gela
ft net gleierwerk, dan met groenten,
ri us het jaargetijde. Doch hoe zw.aa,
le last mochte wezen, nooit kreeg
taeester de gedachte het dier ter
re te komen, bij vorbeeld met aan het
reje te stooten of te trekken. Hij
H er nevens en sloeg nu en dan het
3( leest, tierende Wilt ge wat snel-
u lan, luierik Het lijden van den
E werd nog vergroot door het slechte
ia s, dat hem zijn tuak dubbel moei-
laakte.
de terugreis ging het nog erger
)e kerel kroop in bet karretje, en
t i moest de ellendige hond zich in
t zetten. Snel vielen de slagen op de
ere ruggraat van den hond, vooral
1 i woestaard in de stad te veel had
nken. Het bloed zijpelde dikwijls
t e huid van het dier groote buiien
l ten zijn rillend lijf, otwel zijn oog
!ezwollen en gansch ontstoken,
je kleine Altred was alsdan een
run zes jaar, en hij smeekte vadti
en hond medelijden te hebben en
den boozen man af te koopen. Hij
naar niet begrijpen dat men een
»os dier, op zulke wreede wijze kon
mishandelen. Had hij dikwijls niet
Q zeggen, dat men lieden voor min
elij ke dingen had in het gevang
sen P
ie kleine Anna was maar drie jaar
n zij weende heete traantjes, als
afgeranselden hond zoo vreese-
loorde huilen. Alfred trachtte als-
ijn zustertje te troosten de goede
egde dc jongen, zal niet nalaten
men hond te verlossen, indien men
het dringend vroeg. Ook, iederen
na hunne gebeden herdacht te
voegden zij er heel naïef bij
-help den armen hond
ert lang haddeu wij besloten den
i martelaar ter hulp te komen. Op
een avond, dat zijn meester van de stad
weerkeerde en voorbij ons huis ging.
vroeg ik hem mij op den naasten markt
dag een zak aardappelen mede te bren
gen. Terzelfdertijd liet ik den hond, die
van dorst stierf en de tong liet uithan
gen, een schotel water en eene met over
geschoten eten brengen. Alhoewel hij
gansch hongerig was, begon hij eersl
iiet water op te slabben en eerst na zijn
dorst gelescht te hebben begon hij te
eten. Middelerwijl bleef zijn meester,
lie dronken was en erg naar genevei
ook, in het karretje liggen, met de hei
de voeten naar buiten. Hij antwoordde
mij knorrig en grommelend, zoodat ik
;elf' niet begreep of hij mijn verzoek
aannam daarna, zonder den hond den
ijd te gunnen zijn maal te eindigen,
viel hij tegen hem woest uit en daar bel
lier zich niet haastte om te trekken en.
.naar half verzadigd, nog eeuige beten
min, sloeg hij het verschrikkelijk op de
lenden zoodat het allerellendigst jankte.
Den volgenden marktdag wacbtte ik
ap den man, in den vroegen morgen, al-
loewel ik zeker was dat bij de aaidap-
pelen niet zoude hebben medegebracht.
nad het mis. Uok betaalde ik zondti
.ïiigeu en gat nem den al te boogen prij:
.un nij er voor vroeg. Ik liet den honu
ten brengen, die mij met zijne groott
>ogen vriendelijk dankte, en toen deed
ut net mogelijke om den beul aan het
/erstand te brengen menschelijker met
njn dier om te gaan. Doch nauw be
greep hij mijue bedoeling of hij werd
voedend en snauwde mij toe, dat hij niet
auger zulken praat wilde aan hooi en,
at het zijn hond was, dat hij er mede
nocht doen wat hij wilde, en dat hij
iet mij ging toonen. Terzelfdertijd gal
lij den hond een hevigen schop, zoodal
iet beest huilde van smart.
Sedert dien scheen de kwaadaardige
.erel er op uit te zijn het dier te marle-
'en, telkenmale hij voorbij ouze deui
kwam als de meester hem dan sloeg,
iceg de hond zijn kop naar ons en zond
ns een smeekenden blik toe. De doipe-
.ngen, die ons iederen dag melk en
■roenten brachten, verveten deu woes-
aard, dat hij een beul vos. ledereeu ot
iet dorp vreesde en verfoeide hem, en
iemand wilde met hem betrekkingen
'.anknoopen; want evenals alle diereii-
-eulen, was hij tevens slecht en barsch
,.gens zijnen evennaaste.Waar hij maai
on, deed hij zijne geburen schade hij
sloeg dikwijls vrouw en kinderen ten
noede; deze overigens volgden 't spooi
an hunnen vader, zij vochten oudeieen,
•eleediguen hunne ouders en mishandel
.en al de dieren waar zij bijkwamen,
ooral had de arme hond van hen te lij
ien. Men hoorde al te dikwijls het arnn
jeest ellendig huilen, want als bet niet
.as ingespannen, bleef bet aan de keten
iggtn en moest het vele mishandelin
,en van wege de booze jongens onder
.aan.
zdjii kot was een houten ton, waarvan
.e duigen los waren en die geen se huil-
laats schonk tegen koude, wind of re
ven. De hond had zelfs geen strooisel,
.iemand dacht er aan, wat rond het kot
ais, rein te houden. In den zomer, ge-
iiirende de grootste hitte, verzuimde
iieu hem water te geven, en als hij, door
len dorst gedwongen, begon te huilen,
eed men hem zwijgen met stokslagen
t met steenen, die men er naartoe
Eindelijk gelukte het ons hem een wei
nig warme melk te doen driuken eerst
ukte hij zwakjes en heel langzaam de
Kinderen waren hierover uil eist tevre
den en verheugd. De kleine Anna gaf
net dier al de troetelnamen, die men
uaarzelf gaf. Als de houd in slaap viel,
o durfden zij niet meer luidop spre
ien uit vrees, zegden zij, Phylax wak
ier te maken. Wij kenden zelis deu
aaam van den hond niet, want zijn
meester heette hem enkel luierik, deuge-
uiet, schelm of gaf hem andere derge-
-ijke namen. Wij hadden gedaan met
avondmalen, doch waren nog aan tafel,
ais l'nyiax ineens rechtstonu en naar
ans Kwam üij deed het slepend en men
mg wel welke groote pogingen hij moest
inspannen. Daarna hiel üij zijn gekwet
sten kop en likte mijne üand. Wat
mocht er wel in die liouoenziel omgaan
vvij waren zeer ontroerd indien de
meuscnen tocü altijd zoo dankbaar wa-
.en ais dees ellenuig dierVV ij konden
met veronuerscelien dat later de brave
iond ons üonderuvoudig zoude weerge-
en, wat wij bem nadoen gedaan.
iv ij uaduen nier een kiuur beu ijs van
xti waarneid van net spréékwoora een
i'oede daud blijit niet onbeloond 1
ik vicesue uui ue ueui zijnen bond, na
uezes ilersieriing, zouue upeiséiieu. Ducu
ucze vrees uietK ongegrond, s AUueren-
^aags uiacnt ue meiKvrouw ons liet
aieuws uac men uen woesten meestei
ganscn üevrozen op uen weg üad vinuen
nggcm. üij iag op uen gronu nevens nei
óVöfan nevens nem lag eene ledige
genevemescü.
f
wierp. De geburen kregen er medelij-
Jen mede en zouden bem wel water en
i'oi dsel willen geven hebben, doch nie-
naud durfde zich blootstellen aan de
.erwijtingen van deze brutale lieden
Jok sedert lang huilde de hond niet
meer. Als bij ijskoude winternachten
•ijne ledematen verviozen waren en zijn
ïjf door de pijn ineenkromp, als hongei
.n dorst hem tolterden, durfde hij niet
meer huilen en hij deed niet meer dan
mchtjes kreunen. Het waren klagende
.onen, zoo droevig dat zij het hart deden
jreken. De meuscnen beweerden dut het
juist was dat het arme beest weende,
.vij haddeu beproefd den hond te koo
ien, bet was vruchteloos. De kleine Al-
red bad beel zijnen spaarpot aangebo-
len en bitterlijk geweend als de booze
Kerel onbeleefd weigerde. Wij stoudeb
.oor den winter en de kinderen smeek
ten immer God, dat Hij den armen hond
.oude behulpzaam wezen.
trok het dier een slede naar de
markt en bij bet terugkeeren lag de ke-
-el er in uitgestrekt. Deze moest dik
wijls nog meer gedronken hebben, wam
aieest altijd sliep bij. Dat was nog hel
reste voor den bond; want zoo kreeg bij
minder slagen.
Op een avond 't was reeds donker
hoorden wij vloeken op de straat; het
vas de stem van den beul. Zijn houd
•vas ademloos en lag als dood. De slagen
ïadden geen uitwerksel; hij verroerde
.rich niet meer. Terwijl zijn meester hel
gespan los deed en bereidselen maakte
om het zelf voort te trekken, diende hij
zijne woestheid het dier nog eenige
schoppen toe en vertrok daarna, zonder
mch verder om het lijk te bekommeren.
Het was de laatste belooning voor al de
goede en trouwe diensten, die de arme
martelaar aan t monster had bewezen.
Terwijl wij, door medelijden bewo
gen, den hond aanschouwden, riep de
kleine Alfred, die nevens bem geknield
zata Hij leeft, hij ademt nog vader,
laat ons den armen hond in huis dra
gen. B
En het was de waarheid: het hart van
den hond klopte nog.
Wij droegen hem in eene warme ka
mer, legden hem op een deken en wasch-
ten het bloed uit de wonde, die door een
scherp tuig was teweeggebracht. 1)^
pooten waren verscheurd en bebloed.
i\iemand liet er een traan om, zelfs
zijne vrouw niet, noeb zijne kinderen.
»vij zonuen nun eeue som geld, ten em-
'i'-n voe te laten eexien audeien honu
.e Koopen. füylax was weldra ganscb
genezen en ais zijn baar van al ue vui-
-gneuen, uie net stijl maakten, gerei
nigd was en bij zelf teeuemaal goed ver-
iugd werd, was bet opieebl een zeel
>cnuou beest. Dat het die» veel bad go-
.eden in de onreinheid bleek hieruit, dar
aij verneugd was zijn bad te zien eu uai
aU zieb met geuuid liet borstelen en
-amineu. üij mane nooit hij üad zijne
óuem in al uac ongeiuk verloren. Aiuai
ujne bruine en glinsterende uogen üau-
aeü eene uituiukkmg van roerenden
gioed als men tot nem spraK ol ais men
aem met teeuerneid aankeek. Mij
.raeütte zijne dauKbaarheid op ulle uiu-
aiereu uit te drukKen.
Als ik bem zijn eten gaf, bij iederen
goeuen ueet, uien üij vond een been-
je ol een weinig vieescb hief bij bei
luofu op, keek naar mij eu kwispelue
u.n siaart. Hij gehoorzaamde aan onze
>iem, ik zal zehs zeggen aan ou/.en bliK
./aren üe kinderen ongehoorzaam oj
en weinig lui in net vervullen nunuei
aak, uau was bet fhyiax, dien men ais
ouubceid gat, en uat bracht meer voon
.an eene bekijving. De kieiue Anna be-
..jufde altijd zoo biaal te zijn als i'nylax.
'iet zonder groote ontroering denk ik
r aan hoe het trouwe dier leed als het
rieine kiud ziek werd en laug tusschen
even en dood bleef. Terwijl ik gansche
lachten weenend bij het bed van mijn
and üourbiacht, kreunde i'hylux zacht
jes, zette zijne pooten op mijnen schoot
- n hij bezag mij zoo droevig alsof hij
mijn lijden en mijne vrees begreep. Ik
moest hem met geweld dwingen te eten.
~»at duurde weken. Eu toen eindelijk
alle gevaar was geweken eu Anna ons
lerkende en op haren Phylax riep, toen
as deze evenals wij zeer verblijd. Hij
dond altijd recht, plaatste de pooten op
iet kleine bed en zag naar het kind, dat
tem evenals vroeger toelachte. Ieder-
iiaal dat iemand m de kamer kwam.
^ing hij hem te gemoet, kwispelde den
staart en vergezelde hem tot hij Anna.
Twee jaren en half waren voorbij se-
lert wij Phylax stervend in de sneeuw
gevonden en hem in huis gedragen had
den. En een dag kwam dat het zoo ge
trouwe dier ons honderdvoudig weder
scnonk ai het goed, dat wij hem gedaan
ïadden. En zelis terwijl ik deze regels
'Chriji, kan ik mij niet weerhouden te
.veenen en ik bloos er niet om over
ien droeven dood van deu hond, want
.ie hond schonk zijn leven voor het leven
ran mijn kind.
Het was op 25 Juni 1876 wij vierden
.n het naburige woud, den jaardag van
m kleine Anna. Onze kindeieu sprougeu
lustig rond en plukten bloemen om er
-ene kroon van te maken. Phylax bleef
immer nevens Anna. Eenklaps klinkt er
-en angstgeschreeuw; ik spring vooruit
en zie dat Phylax iu zijn muil een adder
aoudt, die zich geweldig heen en weer
slingert. Het was een buitengewoon
groote adder. Bevend en door schrik be
wegingloos stond Anna er nevens zij
ueld in de hand een blauw klokje, dat zij
juist plukte, toen het giftdier naar haar
mesprong maar de hond had het vast
gegrepen en werd zelf doodelijk gebe-
en vooraleer hij het had overmeesterd.
De kop van den trouwen hond begon he-
rig te zwellen ik kan niet beschrijven
wat Phylax leed, en dat met het grootste
ITeduld. Wil kmirion /lis lüili.n 1. -
MET LIEGEN KOMT MEN ZELDEN
VER
Lord Lwas zoo s?ieri<?. dat hij
elden iets warms voor zijn middagman!
iet gereed maken en zijne bedienden
:waar bekeef, wanneer zij zich niet.
venals hij met een koud gerecht verge-
ïoegden.
Op zekeren dag, dat hij ongemeen
vroe^f te huis kwam, rook hij, dat ei
.ets iu de keuken gekookt of gebraden
werd. Een van de dienstboden, wien hij
laarover onderhield, gaf tot antwoord,
'at zij epn duivenpastei hadden kluai
gemaakt, en voegde er bij, opdat de lord
ren niet over verkwisting zou beknor
den, dat zij de duiven, dewijl zij reeds
jud waren, zeer goedkoop gekoebt bad-
aen, zoouat de gebeele pastei hun niet
iooger dan zeven of acht stuivers kwam
e staan. Maar dit gezegde had een ge-
leel ander gevolg, dan de bediende zich
DE BESTRAFTE HOOGMOED
Een hooggeplaatst persoon verweet
eens een eeilijk man, dat zijn vader met
selaar was ge wees.
Ueze amwuoidde
7 Dat moet uw vader u gezegd heb
ben, want die was zijn dienuer.
GEBRUIK
Toen eene zekere name eens naar het
oal wilde gaan zond zij haar bediende
oij de modemaakster, en gelastte hem,
muien bet ïnocnt regenen eene huur
koets te nemen. i\ iet tegenstaande dat,
oracüt hij net Kleed door en door nat te-
rug.
Kerelwaarom hebt gij niet ge
daan hetgeen ik u bevolen bebh
Mevrouw ik heb ingevolge uw be
vel gebundeld.
iieeit het dan in het rijtuig door
geregend Y
is eenmaar omdat het mij niet
voegt er in te zitten, heb ik zooals ge
woonlijk achterop gestaan.
EEN TROOST
\V ei Emma, t is dus toch
ij di li jongen Mi vei trouwen
- Als gij er niets op tegen
Lisa. -
waai dat
..uit
Lmma.
debt, ja
Lisa. Maar hoe kunt gij er toe ko
oien, de man heeft zoo vrccseiijk rood
aaar
Emma. Mama zegt, dat dit niet zoo
erg is, want mettertijd vallen zij toch
uit
MEN MOET ZICH WETEN
TE REDDEN
Een kapitein bij de garde-civiek
aeemt een scnutter, die altijd misschiet,
.ijn geweer at, eu zegt
Eompert, let dan toch beter op !Het
ts zoo eenvoudig.
iiij mikt en raakt de schietschijf niet.
Z.oo schiet
wij roept de kapitein en
ad voorgesteld "want de lord gaf ïiuu 'aa.l!t °lJ11J<juw-
i J.a -De kogel komt de tweede maal in een
der buitenste ringen:
eduld. Wij konden dit lijden niet lan
ger aanzien en stelden er eed einde aan
met het dier en kogel door den kop te
jagen.
le acht suivers met de woorden
Daar hebt gij het geld terug koop
n eene andere pastei voor; ik heb thans
elf lust, om die te eten.
De arme bediende moest gehoorza
men, maar deed tevens eene gelofte, om
ach in het vervolg liever een verkwister
ce laten noemen, dan zijn middagmaal
.oo laag te waardeeren.
DE VLEGELS
Een boer wilde naar de rechtkamer
aan maar daar dezelve nog niet geo-
tiend was, ging bij iu bet wacht vertrek
teen en weder. Et-mge jonge advokatcn
-•n klerken wilden den gek met hem hoo
ien en zeiden
Vriend gij hebt nog tijd, gaat zo.
ang zitten.
De boer ziende dat er geene gelegen-
ïeid tot zitten was, en dat men bem en
Kei voor den zot bield, hei vatte
Heeren bet gaat bier even als in
mijne scnuur uaar zijn ook noch stoeieu
aocn ban Ken, maar des te meer vlegels.
DE BESTEMMING
Een geleerde van een zwak lichaams
gestel geraakte eens in Algenë iu necb-
cenis. loeu men hem ondervroeg naai
aetgene bij geleerd had, eu tot welk
werK nij net meest geschikt was, ant
woordde nij, dat bij meestal een ziltenu
teven had gehad.
vv at is uat, een zittend leven 'r
Een uit nun midden zei
Hij wil daarmede zooveel zeggep
als dat nij in zijn land weinig uitgiog
n meesteüdels zat.
De anderen riepen
Dan moet men hem eene broek
an vederen aandoen, dau kan bij op de
eieren zitten en onze kiekens uitbroeien.
DE VERSTANDIGE REKENAAR
De dochter van eenen lijkeu koopman
:oude uitgehuwelijkt worden; toen een
jong mensch hoorde dat zij honderd dui-
.end irank8 tot eene huwelijksgift zou
de bekomen, deed bij zich op bet uur,
aat tot den maaitijd was bepaald bij den
vader aandienen.
Mijnbeer, ik heb u een voorstel te
doen, dat u op eenmaal zestig duizend
iranks doet winnen. Dun, gij moet mij
ten minste een balt uur gehoor verieeuen
ten einde ik breedvoerig daaromtrent
net u kan spreken.
De koopman hervatte:
Wij moeten nu aan tafel, gij zijt
mijn gast wij zullen straks te zuiueu
spreken.
Meer wilde het jonge mensch niet.
Hij ging vroolijk ter tatel en verzadigde
zich. Nauwelijks waren zij opgestaau of
de koopman leidde hem ter zijde, en ver
zocht den beloofden uitleg te hebben.
Mijnheer, zeide liet jonge mensch,
uwe dochter krijgt honderd duizend
trunks. Neem mij tot uwen schoonzoon,
ik ben met veertig duizend tevreden en
gij wint dus zestig duizend franks.
De vader moest lachen en wenschte
den verstandigen rekenaar dat de maal
tijd hem wel mocht bekomen.
- Dn zoo scbieten do anderen, gaat
Je kapitein voort.
Dij scmet voor de derde maal, raakt
net middelpunt, en geelt den schutter
net geweer terug, zeggende
En zoo ben ik gewoon te schieten.
AANNEMEN
Aannemen
Wat beneft u, mijnheer?
Die soep kan ik niet eten.
De bediende bracht een bouillonsoep.
xNogmaais nep de beer:
Aannemen, die soep kan ik niet
eten
De zaak maakte zooveel gerucht, dat
de eigenaar van het hotel op hettigen
toon Kwam vragen, waarom die soep
aiet goed was.
Waarom, vroeg hij, als alle gasten
tevreden zijn, waarom Kunt u dan die
soep niet eten?
Waarom? antw'oordde de heer op
Kulmen toon, omdat ik geen lepel heb 1
De verstoorde hotelhouder moest er
-elf om lachen.
IET VOORRECHT
VAN EEN GOED GEHEUGEN
Een van die scherpe advokateu, die
ar een onuitsprekelijk vermaak in vin-
Jen een getuige door vragen eu weêr
vragen in de war te brengen, nam eens
aen beer, die er juist niet beel snugger
uitzag, een geiuigenverhoor af.
Ue advokaut had den getuige zoo ver
legen weten te maken, dat bij op zijne
ragen geen ander auiwooid kreeg dan
Ik kan bet mij met beriuueien.
Toen dit antwoord hem misschien wel
twintig maal gegeven was, verloor de
advocaat zijn geduld.
Zeg mij eens, mijnheer, riep hij
uit, hebt gij u ooit iets kunnen herin
neren r
Ja wel, was het antwoord.
7~ Kunt gij met uwe herinnering
twintig jaar teruggaan en mij een enkel
voorval mededtelen, dat toen gebeurd
is?
Ja, dat kau ik, antwoordde de ge
tuige, die wat tot zich zeiven was geko
men.
Alii zoo liep de advocaat uit, zich
jp de bij rechtsgeleerden gebruikelijke
wijze vergenoegd de handen wrijvende,
Jat is gelukkig. Komaan, mijnbeer, en
vertel mij dat geval dan eens, dat gij u
zoo goed herinnert.
Welnu, mijnheer, ik herinner mij,
dat, toen gij twintig jaar geleden in de
orde der advokaten zoudt worden opge-
uomen, uw vader vijftig gulden kwam
.eenen om u een pak kleêren te koopen,
en ilc heb ook eene flauwe herinnering,
dat uw vader mij die vijftig gulden
nooit heeft teruggegeven.
Nu was de beurt om verlegen te zijn
tan den advokaat, en hij zond den ge
tuige weg, zonder verdere praatjes te
maken.
DE VERNUFTIGE JONGEN
Een kleine boerenjongen werd door
eenen edelman geroepen, om gestraft te
Phylax werd in onzen tuin begraven I I'D door de koornvclden
an Alfred heeft een boompje op het graf 00Pen om vlinders te vangen,
geplant. Het was maar een hond; doch, I boerenjongen kwam niet.
ik vraag het u, hoeveel mensclien eve-' Hoor eens, zeide de edelman, die
naren den hond in getrouwheid, ver- 1 "*el beKreeP dat hij uit vrees voor de
kleefdheid eu vooral in dankbaarheid stra^ n'et kwam, om hem moed in te boe-
Wat 1-" 1 1
0Ü5?C kinderen betreft, liet onge
lukkig einde van Phylax was hun eerste
groote droefheid in 't leven. Maar
ueen, wij zullen nooit den br
trouwen hond verbeten
raven en
zemen; hoor eens, ik zal u wat nieuw
zeggen
Och, mijnheer antwoordde de jon
gen, zulke kleine jongens als ik ben,
moeten niet alles weten.
AANPLAKBILJET
Een Amerikaan, die met zijn gezin
naar een badplaats vertrok, plakte in de
gang van zijn buis het volgende aan
Aan de dieven en inbrekers. Al
mijn zilver en andere voorwerpen van
waarde zijn elders gedeponeerd. Kassen
en koffers bevatten niets dan gedragen
goed, dat u niet van veel nut zal zijn.
De sleutels liggen links op de console
van den salon gij kunt u dus zelf' over
tuigen. Gij zult daar insgelijks een wis
sel van 50 dollars vinden, om u schade
loos te stellen voor uw tijdverlies en uw
teleurstelling. Wees zoo goed uwe voe
ten op de mat af te vegen cn maak geen
kaars vetvlekken op het tapijt.