Arme Phylax ALLERLEI ling wild# vinden, 't Kwam er las- iek uit rdt Als 't zoo is, is 't bidden overbo- bij de Integendeel, want het gebed is tje nieuwe kracht die bijkomt en mee- ip d en den staat van zaken verandert, >eu i niet altijd zooals wij begeeren. idefcdien God oordeelt er tusschen ie ko- 't is wel! Anders moeten we ons tea i1 tevreden houden en denken God be- van hooger, van verder, weet het sis... Hij wil misschien dat ik kampe d«|trijde, dat ik lijde, dat ik uitboete op deze wereld om mij later te spa- dun d'eeuwigheid Dat alles... meende vader Vincent in ij trok nog eens zijn broek op, is wat rij erk voor mij len Dat alles bewijst u dat ge niet te iel F moogt lachen... want de zaken ïeqtèel ernstiger dan sommige lagere tanden ze veronderstellen. Het zien de rechtveerdigen die lijden, en va*, cliavuiten en metueugers die zege- p in, verre van eerie opwerping uit te ei en, stelt ons een bewijs ter nand da. wu duurt, eindigt ot besnssend is niei .1 e2e~wereld: Uod gat ue groote -we- pji petten; nij stelt ons gewapend mei zot verstand vóór die wetten en nij laa. doen. j zwijgt binst dat onderzoek, dai Ch ons leven (nauwelijks een on ublikje der eeuwigheid) duurt, zooais een onderzoeker op een wed lo<i te werk gaat. rij j zijt nu oo jaar oud, papa Vincent, veeier snel uwe kopij, want de uui- oe wijzer gaat ras vooruit il atwachung, ga ik eens zien of dt Giers niets noodig hebben. ee nt ch en de pastoor terugkeerde, stond tejr Vincent nog altijd op dezelfde rechtover den overstroomden J.idom van David, nij stond bedruk ei jken naar het immer klimmendi Dar. onich hij moest niet meer lachen... hi, tei 1 zelis geen woord meer. 7ai(ie. weetGod bedient zich van al- o overstroomde vallei werd welhaast le duisternis des nachts gedompeld... to s alsof het einde der wereld nader- Z8 fochtans liet de hemel een licrit- ltje in het water dat den hof van kaholieken David overstroomde ne llen. Misschien dat op hetzelide ïblik en wel voor de eerste maal ijn leven vader Vincent het ge waai (Naai Pierre TEnuite.) ij sliepen den eersten nacht in ons re woonst, toen, tegen den morgen, W oor een akelig hondengenuii weruen ;er gemaakt. Up den steenweg, wd- hAu het naastbij gelegen dorp naai ad voerde, zagen we een hond, dit ia moeite een zwaar karretje acüiei 'oortsleepte. Zonder t wij tel bad het 3C| een hevigen siag op een poot ge want net hield dezen omhoog nkte op de drie anderen verder, beest! Wat had het een uitgehon- ze voorkomen het iiad maar de huiu de beenderenHet was geen echte oud, noch door zijne grootte, noch ziju lichaamsbouw. Zijn leuematen i te dun en zijne borst te eng. Uok sjiiet een droet ding, hem aldus te aibeuleu om de al te zware lading te trekken. Zijn tianken hijgden t jeweld, zijne borst sloeg open en 'e ijn tong hing gansch uit den mond d eemaal in de week kwam het ge- ït Foorbij onze deur; nu was het gela ft net gleierwerk, dan met groenten, ri us het jaargetijde. Doch hoe zw.aa, le last mochte wezen, nooit kreeg taeester de gedachte het dier ter re te komen, bij vorbeeld met aan het reje te stooten of te trekken. Hij H er nevens en sloeg nu en dan het 3( leest, tierende Wilt ge wat snel- u lan, luierik Het lijden van den E werd nog vergroot door het slechte ia s, dat hem zijn tuak dubbel moei- laakte. de terugreis ging het nog erger )e kerel kroop in bet karretje, en t i moest de ellendige hond zich in t zetten. Snel vielen de slagen op de ere ruggraat van den hond, vooral 1 i woestaard in de stad te veel had nken. Het bloed zijpelde dikwijls t e huid van het dier groote buiien l ten zijn rillend lijf, otwel zijn oog !ezwollen en gansch ontstoken, je kleine Altred was alsdan een run zes jaar, en hij smeekte vadti en hond medelijden te hebben en den boozen man af te koopen. Hij naar niet begrijpen dat men een »os dier, op zulke wreede wijze kon mishandelen. Had hij dikwijls niet Q zeggen, dat men lieden voor min elij ke dingen had in het gevang sen P ie kleine Anna was maar drie jaar n zij weende heete traantjes, als afgeranselden hond zoo vreese- loorde huilen. Alfred trachtte als- ijn zustertje te troosten de goede egde dc jongen, zal niet nalaten men hond te verlossen, indien men het dringend vroeg. Ook, iederen na hunne gebeden herdacht te voegden zij er heel naïef bij -help den armen hond ert lang haddeu wij besloten den i martelaar ter hulp te komen. Op een avond, dat zijn meester van de stad weerkeerde en voorbij ons huis ging. vroeg ik hem mij op den naasten markt dag een zak aardappelen mede te bren gen. Terzelfdertijd liet ik den hond, die van dorst stierf en de tong liet uithan gen, een schotel water en eene met over geschoten eten brengen. Alhoewel hij gansch hongerig was, begon hij eersl iiet water op te slabben en eerst na zijn dorst gelescht te hebben begon hij te eten. Middelerwijl bleef zijn meester, lie dronken was en erg naar genevei ook, in het karretje liggen, met de hei de voeten naar buiten. Hij antwoordde mij knorrig en grommelend, zoodat ik ;elf' niet begreep of hij mijn verzoek aannam daarna, zonder den hond den ijd te gunnen zijn maal te eindigen, viel hij tegen hem woest uit en daar bel lier zich niet haastte om te trekken en. .naar half verzadigd, nog eeuige beten min, sloeg hij het verschrikkelijk op de lenden zoodat het allerellendigst jankte. Den volgenden marktdag wacbtte ik ap den man, in den vroegen morgen, al- loewel ik zeker was dat bij de aaidap- pelen niet zoude hebben medegebracht. nad het mis. Uok betaalde ik zondti .ïiigeu en gat nem den al te boogen prij: .un nij er voor vroeg. Ik liet den honu ten brengen, die mij met zijne groott >ogen vriendelijk dankte, en toen deed ut net mogelijke om den beul aan het /erstand te brengen menschelijker met njn dier om te gaan. Doch nauw be greep hij mijue bedoeling of hij werd voedend en snauwde mij toe, dat hij niet auger zulken praat wilde aan hooi en, at het zijn hond was, dat hij er mede nocht doen wat hij wilde, en dat hij iet mij ging toonen. Terzelfdertijd gal lij den hond een hevigen schop, zoodal iet beest huilde van smart. Sedert dien scheen de kwaadaardige .erel er op uit te zijn het dier te marle- 'en, telkenmale hij voorbij ouze deui kwam als de meester hem dan sloeg, iceg de hond zijn kop naar ons en zond ns een smeekenden blik toe. De doipe- .ngen, die ons iederen dag melk en ■roenten brachten, verveten deu woes- aard, dat hij een beul vos. ledereeu ot iet dorp vreesde en verfoeide hem, en iemand wilde met hem betrekkingen '.anknoopen; want evenals alle diereii- -eulen, was hij tevens slecht en barsch ,.gens zijnen evennaaste.Waar hij maai on, deed hij zijne geburen schade hij sloeg dikwijls vrouw en kinderen ten noede; deze overigens volgden 't spooi an hunnen vader, zij vochten oudeieen, •eleediguen hunne ouders en mishandel .en al de dieren waar zij bijkwamen, ooral had de arme hond van hen te lij ien. Men hoorde al te dikwijls het arnn jeest ellendig huilen, want als bet niet .as ingespannen, bleef bet aan de keten iggtn en moest het vele mishandelin ,en van wege de booze jongens onder .aan. zdjii kot was een houten ton, waarvan .e duigen los waren en die geen se huil- laats schonk tegen koude, wind of re ven. De hond had zelfs geen strooisel, .iemand dacht er aan, wat rond het kot ais, rein te houden. In den zomer, ge- iiirende de grootste hitte, verzuimde iieu hem water te geven, en als hij, door len dorst gedwongen, begon te huilen, eed men hem zwijgen met stokslagen t met steenen, die men er naartoe Eindelijk gelukte het ons hem een wei nig warme melk te doen driuken eerst ukte hij zwakjes en heel langzaam de Kinderen waren hierover uil eist tevre den en verheugd. De kleine Anna gaf net dier al de troetelnamen, die men uaarzelf gaf. Als de houd in slaap viel, o durfden zij niet meer luidop spre ien uit vrees, zegden zij, Phylax wak ier te maken. Wij kenden zelis deu aaam van den hond niet, want zijn meester heette hem enkel luierik, deuge- uiet, schelm of gaf hem andere derge- -ijke namen. Wij hadden gedaan met avondmalen, doch waren nog aan tafel, ais l'nyiax ineens rechtstonu en naar ans Kwam üij deed het slepend en men mg wel welke groote pogingen hij moest inspannen. Daarna hiel üij zijn gekwet sten kop en likte mijne üand. Wat mocht er wel in die liouoenziel omgaan vvij waren zeer ontroerd indien de meuscnen tocü altijd zoo dankbaar wa- .en ais dees ellenuig dierVV ij konden met veronuerscelien dat later de brave iond ons üonderuvoudig zoude weerge- en, wat wij bem nadoen gedaan. iv ij uaduen nier een kiuur beu ijs van xti waarneid van net spréékwoora een i'oede daud blijit niet onbeloond 1 ik vicesue uui ue ueui zijnen bond, na uezes ilersieriing, zouue upeiséiieu. Ducu ucze vrees uietK ongegrond, s AUueren- ^aags uiacnt ue meiKvrouw ons liet aieuws uac men uen woesten meestei ganscn üevrozen op uen weg üad vinuen nggcm. üij iag op uen gronu nevens nei óVöfan nevens nem lag eene ledige genevemescü. f wierp. De geburen kregen er medelij- Jen mede en zouden bem wel water en i'oi dsel willen geven hebben, doch nie- naud durfde zich blootstellen aan de .erwijtingen van deze brutale lieden Jok sedert lang huilde de hond niet meer. Als bij ijskoude winternachten •ijne ledematen verviozen waren en zijn ïjf door de pijn ineenkromp, als hongei .n dorst hem tolterden, durfde hij niet meer huilen en hij deed niet meer dan mchtjes kreunen. Het waren klagende .onen, zoo droevig dat zij het hart deden jreken. De meuscnen beweerden dut het juist was dat het arme beest weende, .vij haddeu beproefd den hond te koo ien, bet was vruchteloos. De kleine Al- red bad beel zijnen spaarpot aangebo- len en bitterlijk geweend als de booze Kerel onbeleefd weigerde. Wij stoudeb .oor den winter en de kinderen smeek ten immer God, dat Hij den armen hond .oude behulpzaam wezen. trok het dier een slede naar de markt en bij bet terugkeeren lag de ke- -el er in uitgestrekt. Deze moest dik wijls nog meer gedronken hebben, wam aieest altijd sliep bij. Dat was nog hel reste voor den bond; want zoo kreeg bij minder slagen. Op een avond 't was reeds donker hoorden wij vloeken op de straat; het vas de stem van den beul. Zijn houd •vas ademloos en lag als dood. De slagen ïadden geen uitwerksel; hij verroerde .rich niet meer. Terwijl zijn meester hel gespan los deed en bereidselen maakte om het zelf voort te trekken, diende hij zijne woestheid het dier nog eenige schoppen toe en vertrok daarna, zonder mch verder om het lijk te bekommeren. Het was de laatste belooning voor al de goede en trouwe diensten, die de arme martelaar aan t monster had bewezen. Terwijl wij, door medelijden bewo gen, den hond aanschouwden, riep de kleine Alfred, die nevens bem geknield zata Hij leeft, hij ademt nog vader, laat ons den armen hond in huis dra gen. B En het was de waarheid: het hart van den hond klopte nog. Wij droegen hem in eene warme ka mer, legden hem op een deken en wasch- ten het bloed uit de wonde, die door een scherp tuig was teweeggebracht. 1)^ pooten waren verscheurd en bebloed. i\iemand liet er een traan om, zelfs zijne vrouw niet, noeb zijne kinderen. »vij zonuen nun eeue som geld, ten em- 'i'-n voe te laten eexien audeien honu .e Koopen. füylax was weldra ganscb genezen en ais zijn baar van al ue vui- -gneuen, uie net stijl maakten, gerei nigd was en bij zelf teeuemaal goed ver- iugd werd, was bet opieebl een zeel >cnuou beest. Dat het die» veel bad go- .eden in de onreinheid bleek hieruit, dar aij verneugd was zijn bad te zien eu uai aU zieb met geuuid liet borstelen en -amineu. üij mane nooit hij üad zijne óuem in al uac ongeiuk verloren. Aiuai ujne bruine en glinsterende uogen üau- aeü eene uituiukkmg van roerenden gioed als men tot nem spraK ol ais men aem met teeuerneid aankeek. Mij .raeütte zijne dauKbaarheid op ulle uiu- aiereu uit te drukKen. Als ik bem zijn eten gaf, bij iederen goeuen ueet, uien üij vond een been- je ol een weinig vieescb hief bij bei luofu op, keek naar mij eu kwispelue u.n siaart. Hij gehoorzaamde aan onze >iem, ik zal zehs zeggen aan ou/.en bliK ./aren üe kinderen ongehoorzaam oj en weinig lui in net vervullen nunuei aak, uau was bet fhyiax, dien men ais ouubceid gat, en uat bracht meer voon .an eene bekijving. De kieiue Anna be- ..jufde altijd zoo biaal te zijn als i'nylax. 'iet zonder groote ontroering denk ik r aan hoe het trouwe dier leed als het rieine kiud ziek werd en laug tusschen even en dood bleef. Terwijl ik gansche lachten weenend bij het bed van mijn and üourbiacht, kreunde i'hylux zacht jes, zette zijne pooten op mijnen schoot - n hij bezag mij zoo droevig alsof hij mijn lijden en mijne vrees begreep. Ik moest hem met geweld dwingen te eten. ~»at duurde weken. Eu toen eindelijk alle gevaar was geweken eu Anna ons lerkende en op haren Phylax riep, toen as deze evenals wij zeer verblijd. Hij dond altijd recht, plaatste de pooten op iet kleine bed en zag naar het kind, dat tem evenals vroeger toelachte. Ieder- iiaal dat iemand m de kamer kwam. ^ing hij hem te gemoet, kwispelde den staart en vergezelde hem tot hij Anna. Twee jaren en half waren voorbij se- lert wij Phylax stervend in de sneeuw gevonden en hem in huis gedragen had den. En een dag kwam dat het zoo ge trouwe dier ons honderdvoudig weder scnonk ai het goed, dat wij hem gedaan ïadden. En zelis terwijl ik deze regels 'Chriji, kan ik mij niet weerhouden te .veenen en ik bloos er niet om over ien droeven dood van deu hond, want .ie hond schonk zijn leven voor het leven ran mijn kind. Het was op 25 Juni 1876 wij vierden .n het naburige woud, den jaardag van m kleine Anna. Onze kindeieu sprougeu lustig rond en plukten bloemen om er -ene kroon van te maken. Phylax bleef immer nevens Anna. Eenklaps klinkt er -en angstgeschreeuw; ik spring vooruit en zie dat Phylax iu zijn muil een adder aoudt, die zich geweldig heen en weer slingert. Het was een buitengewoon groote adder. Bevend en door schrik be wegingloos stond Anna er nevens zij ueld in de hand een blauw klokje, dat zij juist plukte, toen het giftdier naar haar mesprong maar de hond had het vast gegrepen en werd zelf doodelijk gebe- en vooraleer hij het had overmeesterd. De kop van den trouwen hond begon he- rig te zwellen ik kan niet beschrijven wat Phylax leed, en dat met het grootste ITeduld. Wil kmirion /lis lüili.n 1. - MET LIEGEN KOMT MEN ZELDEN VER Lord Lwas zoo s?ieri<?. dat hij elden iets warms voor zijn middagman! iet gereed maken en zijne bedienden :waar bekeef, wanneer zij zich niet. venals hij met een koud gerecht verge- ïoegden. Op zekeren dag, dat hij ongemeen vroe^f te huis kwam, rook hij, dat ei .ets iu de keuken gekookt of gebraden werd. Een van de dienstboden, wien hij laarover onderhield, gaf tot antwoord, 'at zij epn duivenpastei hadden kluai gemaakt, en voegde er bij, opdat de lord ren niet over verkwisting zou beknor den, dat zij de duiven, dewijl zij reeds jud waren, zeer goedkoop gekoebt bad- aen, zoouat de gebeele pastei hun niet iooger dan zeven of acht stuivers kwam e staan. Maar dit gezegde had een ge- leel ander gevolg, dan de bediende zich DE BESTRAFTE HOOGMOED Een hooggeplaatst persoon verweet eens een eeilijk man, dat zijn vader met selaar was ge wees. Ueze amwuoidde 7 Dat moet uw vader u gezegd heb ben, want die was zijn dienuer. GEBRUIK Toen eene zekere name eens naar het oal wilde gaan zond zij haar bediende oij de modemaakster, en gelastte hem, muien bet ïnocnt regenen eene huur koets te nemen. i\ iet tegenstaande dat, oracüt hij net Kleed door en door nat te- rug. Kerelwaarom hebt gij niet ge daan hetgeen ik u bevolen bebh Mevrouw ik heb ingevolge uw be vel gebundeld. iieeit het dan in het rijtuig door geregend Y is eenmaar omdat het mij niet voegt er in te zitten, heb ik zooals ge woonlijk achterop gestaan. EEN TROOST \V ei Emma, t is dus toch ij di li jongen Mi vei trouwen - Als gij er niets op tegen Lisa. - waai dat ..uit Lmma. debt, ja Lisa. Maar hoe kunt gij er toe ko oien, de man heeft zoo vrccseiijk rood aaar Emma. Mama zegt, dat dit niet zoo erg is, want mettertijd vallen zij toch uit MEN MOET ZICH WETEN TE REDDEN Een kapitein bij de garde-civiek aeemt een scnutter, die altijd misschiet, .ijn geweer at, eu zegt Eompert, let dan toch beter op !Het ts zoo eenvoudig. iiij mikt en raakt de schietschijf niet. Z.oo schiet wij roept de kapitein en ad voorgesteld "want de lord gaf ïiuu 'aa.l!t °lJ11J<juw- i J.a -De kogel komt de tweede maal in een der buitenste ringen: eduld. Wij konden dit lijden niet lan ger aanzien en stelden er eed einde aan met het dier en kogel door den kop te jagen. le acht suivers met de woorden Daar hebt gij het geld terug koop n eene andere pastei voor; ik heb thans elf lust, om die te eten. De arme bediende moest gehoorza men, maar deed tevens eene gelofte, om ach in het vervolg liever een verkwister ce laten noemen, dan zijn middagmaal .oo laag te waardeeren. DE VLEGELS Een boer wilde naar de rechtkamer aan maar daar dezelve nog niet geo- tiend was, ging bij iu bet wacht vertrek teen en weder. Et-mge jonge advokatcn -•n klerken wilden den gek met hem hoo ien en zeiden Vriend gij hebt nog tijd, gaat zo. ang zitten. De boer ziende dat er geene gelegen- ïeid tot zitten was, en dat men bem en Kei voor den zot bield, hei vatte Heeren bet gaat bier even als in mijne scnuur uaar zijn ook noch stoeieu aocn ban Ken, maar des te meer vlegels. DE BESTEMMING Een geleerde van een zwak lichaams gestel geraakte eens in Algenë iu necb- cenis. loeu men hem ondervroeg naai aetgene bij geleerd had, eu tot welk werK nij net meest geschikt was, ant woordde nij, dat bij meestal een ziltenu teven had gehad. vv at is uat, een zittend leven 'r Een uit nun midden zei Hij wil daarmede zooveel zeggep als dat nij in zijn land weinig uitgiog n meesteüdels zat. De anderen riepen Dan moet men hem eene broek an vederen aandoen, dau kan bij op de eieren zitten en onze kiekens uitbroeien. DE VERSTANDIGE REKENAAR De dochter van eenen lijkeu koopman :oude uitgehuwelijkt worden; toen een jong mensch hoorde dat zij honderd dui- .end irank8 tot eene huwelijksgift zou de bekomen, deed bij zich op bet uur, aat tot den maaitijd was bepaald bij den vader aandienen. Mijnbeer, ik heb u een voorstel te doen, dat u op eenmaal zestig duizend iranks doet winnen. Dun, gij moet mij ten minste een balt uur gehoor verieeuen ten einde ik breedvoerig daaromtrent net u kan spreken. De koopman hervatte: Wij moeten nu aan tafel, gij zijt mijn gast wij zullen straks te zuiueu spreken. Meer wilde het jonge mensch niet. Hij ging vroolijk ter tatel en verzadigde zich. Nauwelijks waren zij opgestaau of de koopman leidde hem ter zijde, en ver zocht den beloofden uitleg te hebben. Mijnheer, zeide liet jonge mensch, uwe dochter krijgt honderd duizend trunks. Neem mij tot uwen schoonzoon, ik ben met veertig duizend tevreden en gij wint dus zestig duizend franks. De vader moest lachen en wenschte den verstandigen rekenaar dat de maal tijd hem wel mocht bekomen. - Dn zoo scbieten do anderen, gaat Je kapitein voort. Dij scmet voor de derde maal, raakt net middelpunt, en geelt den schutter net geweer terug, zeggende En zoo ben ik gewoon te schieten. AANNEMEN Aannemen Wat beneft u, mijnheer? Die soep kan ik niet eten. De bediende bracht een bouillonsoep. xNogmaais nep de beer: Aannemen, die soep kan ik niet eten De zaak maakte zooveel gerucht, dat de eigenaar van het hotel op hettigen toon Kwam vragen, waarom die soep aiet goed was. Waarom, vroeg hij, als alle gasten tevreden zijn, waarom Kunt u dan die soep niet eten? Waarom? antw'oordde de heer op Kulmen toon, omdat ik geen lepel heb 1 De verstoorde hotelhouder moest er -elf om lachen. IET VOORRECHT VAN EEN GOED GEHEUGEN Een van die scherpe advokateu, die ar een onuitsprekelijk vermaak in vin- Jen een getuige door vragen eu weêr vragen in de war te brengen, nam eens aen beer, die er juist niet beel snugger uitzag, een geiuigenverhoor af. Ue advokaut had den getuige zoo ver legen weten te maken, dat bij op zijne ragen geen ander auiwooid kreeg dan Ik kan bet mij met beriuueien. Toen dit antwoord hem misschien wel twintig maal gegeven was, verloor de advocaat zijn geduld. Zeg mij eens, mijnheer, riep hij uit, hebt gij u ooit iets kunnen herin neren r Ja wel, was het antwoord. 7~ Kunt gij met uwe herinnering twintig jaar teruggaan en mij een enkel voorval mededtelen, dat toen gebeurd is? Ja, dat kau ik, antwoordde de ge tuige, die wat tot zich zeiven was geko men. Alii zoo liep de advocaat uit, zich jp de bij rechtsgeleerden gebruikelijke wijze vergenoegd de handen wrijvende, Jat is gelukkig. Komaan, mijnbeer, en vertel mij dat geval dan eens, dat gij u zoo goed herinnert. Welnu, mijnheer, ik herinner mij, dat, toen gij twintig jaar geleden in de orde der advokaten zoudt worden opge- uomen, uw vader vijftig gulden kwam .eenen om u een pak kleêren te koopen, en ilc heb ook eene flauwe herinnering, dat uw vader mij die vijftig gulden nooit heeft teruggegeven. Nu was de beurt om verlegen te zijn tan den advokaat, en hij zond den ge tuige weg, zonder verdere praatjes te maken. DE VERNUFTIGE JONGEN Een kleine boerenjongen werd door eenen edelman geroepen, om gestraft te Phylax werd in onzen tuin begraven I I'D door de koornvclden an Alfred heeft een boompje op het graf 00Pen om vlinders te vangen, geplant. Het was maar een hond; doch, I boerenjongen kwam niet. ik vraag het u, hoeveel mensclien eve-' Hoor eens, zeide de edelman, die naren den hond in getrouwheid, ver- 1 "*el beKreeP dat hij uit vrees voor de kleefdheid eu vooral in dankbaarheid stra^ n'et kwam, om hem moed in te boe- Wat 1-" 1 1 0Ü5?C kinderen betreft, liet onge lukkig einde van Phylax was hun eerste groote droefheid in 't leven. Maar ueen, wij zullen nooit den br trouwen hond verbeten raven en zemen; hoor eens, ik zal u wat nieuw zeggen Och, mijnheer antwoordde de jon gen, zulke kleine jongens als ik ben, moeten niet alles weten. AANPLAKBILJET Een Amerikaan, die met zijn gezin naar een badplaats vertrok, plakte in de gang van zijn buis het volgende aan Aan de dieven en inbrekers. Al mijn zilver en andere voorwerpen van waarde zijn elders gedeponeerd. Kassen en koffers bevatten niets dan gedragen goed, dat u niet van veel nut zal zijn. De sleutels liggen links op de console van den salon gij kunt u dus zelf' over tuigen. Gij zult daar insgelijks een wis sel van 50 dollars vinden, om u schade loos te stellen voor uw tijdverlies en uw teleurstelling. Wees zoo goed uwe voe ten op de mat af te vegen cn maak geen kaars vetvlekken op het tapijt.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1914 | | pagina 3