De Zondagviering
in Engeland
Zijn laatste biecht
ALLERLEP
beringen, dat. alles telt niet...
ten... dat is de hoofdzaak... ja, dat
fg alles... alles... en nog- eens al-
't. Is wel, ga een priester roepen...
gauw.hoort ge 't toe rap.
a God.... mijn Godwat is mijn
j tocli schrikkelijk
Wilt ge nog eerst uwen drank in-
0) mijnheer?...
Keen... ga maar spoedig heen
Ja, gij hebt het meeste gelijk,
lieer... daar is haast bij... want het
t belangrijkste...
Toe gauw... haast u... A-oor dat die
reii... komen ik heb daarvoor mijn
IS... die ik u nog niet kan A'erkla-
kamer was onveranderd, maar in
s plaats bevonden zich thans zes
ge heeren, allen in lange zwarte
assen gehuld. Zij hadden het. bu-
de tafel, en alles Avat er voor dienen
bedekt met hunne hooge hoeden,
laar op uitkAvamen als zooA'ele af-
welijke rouwtuilen, ontloken te
en van de zoo lieflijke en dierbare
rerpen, die de gezelligheid A'an
benedenkamer uitmaken.
heeren waren geene geneeshee-
Zij Avaren ook geen familieleden,
jaren vrienden van eene bijzondere
welke de zieke beschouwde met
uw, met een afschuw die niettemin
beleefd en onberispelijk bleef, zoo-
e wereld het vordert van lien die
tkare slaven gemaakt hebben, niet
n in 't openbaar of in de bijeen
tten, maar zelfs in hun eigen huis.
t venster stonden nu drie der
ïoemde heeren malkaar in 't stilte
e fluisteren
Hebt gij het voorschrift?
Welk voorschrift?
Dat, hetwelk hem verplicht te ver
en dat hij burgerlijk wenscht begra-
te worden.
Ja, en Aveet wel, als hij niet tee-
moet hij er toch aan... poets we-
q poets
Maar dan zal 't zooveel moeilijker
onderbrak een hunner.
Inderdaad, en liet- zou zeker nog
rlijker gegaan zijn indien wij hier
n kwartier later waren aangekomen,
zoo niet?
Hoe... en Avaarom
Wel, dan stond hier voorzeker 'ne
ii lor. Hebt ge die dienstmeid niet
rkt? Zij Avas reeds in de pastorij
ij en priester te halen... Zij ging te
als eene waanzinnigege ziet
;n|iier de Avoede van de loge.
En de pastoor is gekomen
Natuurlijk... op een draafke zelfs,
de ontvangst hier ten huize was
teleurstelling, maar toen ging de
aan 't janken en aan 't schreeu-
tieren en huilen als een kind, wat
mij nog een reden te meer was om
den toegang der ziekenkamer te
g-gen. "Wanneer dat soort van vrou-
bet A*^)r iemand heeft, dan is het
veel eTger dan als iets met lijm is
[eplakt.
Zeg, hebt ge gezien Avelk gezicht
,e iT)k toen wij hem van de zaken spra-
Hij geleek aan een zinnelooze..
Ja, want zijn geopende mond en
af verslagen gelaat schenen het maar
klaar te zeggen dat Ave niet Avel
•men waren. Doch wij zijn er en
^plijven er.
't Is ook vast en zeker, indien Ave
niet waren geweest, hij ons zou
lapt zijn.
er ernstig naderden de fameuze be-
rs het ziekbed
Hoe gaat het nu?
Wees gerust, 't Zegt nog niet A'eel.
0, als het Aveer maar eens reran-
terAA-ijl zij daar hunne on- en uit-
gbeden stonden uit te kramen, ves-
de ongelukkige en teleurgestelde
zijne smeekende oogen op den uit-
der kamer, langs Avaar zijne ge
ve dienstmeid pas een uur geleden
had verlaten. Wat zou er toch van
geworden zijn? Waar zou ze toch
ng blijven zij Avas toch zoo be-
1 A-oor hem en geAvoonlijk zoo rap,
aarom kwam ze dan nu toch niet
terug
)tselings begreep hij den toestand.
De vrienden die zijn sterfbed be-
n zijn het die verhinderen dat hem
troost en sterkte gebracht worden
m draaide hij zich langzaam om,
zijn aangezicht naar den muur en
er een woord te spreken, zonder een
j m te geven diepgevoelde ziele-
aj ten en pijnen zijn stom stierf hij
het slaken van een diepen zucht
terwijl zij het huis verlieten, sprak
:an de zes heeren, met voldoening
e anderen
\v Hij heeft verstand gebruikt om er
j(l van onder te trekken, 't heeft
ang geduurd, 't is juist nog maar
twaalfgelukkiglijk zullen we
moeten wachten om ons aan tafel
1 tten
(Naar Pierre l'Ermite.)
Des Zondags is de Engelschman ge
heel en al van de buiteiiAvereld afgeslo
ten; op dien dag worden er geene brie
ven en couranten afgegeven, en zelfs de
onschuldigste openbare A'ennakelijkheid
is hem ontzegd. Daar nu, zooals bekend
is, de verveling een slechte raadgever
is, A\;ordt de Zondag juist A-oor de lagere
en middelbare klassen der Engelsche be
volking zoo Aerderfelijk mogelijk. In
den burgerstand wordt door 't A-erplicht
diïemalig kerkbezoek de huichelarij in
hooge mate beA-orderd. De Avelopgevoe-
de jonge miss beschouwen de kerk
als eene soort Aran bijeenkomst, waar zij
zich door hare hooggeboorde, stijf'ge-
frakte galants achter den bijbel om,
ïjA'erig het hof laten maken; zij Avisselen
briefjes en bepalen de volgende samen
komsten. De waardige mama ziet dat
toch niet, daar zij zich niet onthouden
kan van, door de A-eiwelende eentoonig-
heid van het aanhoudend gebed en ge
zang, in slaap te vallen
Veel verschrikkelijker echter is de in
vloed van de gedAAongen Zondagrust op
de lagere klassen der beArolking, want
door de Averkeloosheid en het gebrek aan
andere A-erstrooiïng Avordt de ondeugd
der dronkenschap beA-orderd op eene wij
ze, die ons begrip te boA-en gaat en de
oorzaak is A-an liet ongeluk van tallooze
familiën, daar dikAvijls man, vrouw en
kinderen, de Zondagrusttijd in het over
matig gebruik A-an geestrijke dranken
doorbrengen. De herbergen of public
houses die des Zondags slechts van
vijf ure des namiddags tot elf ure des
a\'onds geopend mogen zijn, zijn dan
stampvol van mannen en vrouwen, Avelke
laatste het sterkere geslacht meestal nog
in drinken overtreffen. Wegens rustver
stoorder op de straat geivorpen, begaan
de beschonkenen daar de Avalgelijkste
buitensporigheden en bieden dengenen,
die uit de avondgodsdienstoefening te-
rugkeeren een alles behalve stichtend
scliouAvspel aan. De meeste aanslagen op
het leA'en en de zedelijkheid hebben, zoo
als de statistieken ons leeren, in Enge
land, op de Zondagen plaats en de poli-
cieman heeft op die dagen zijn handen
vol, om de rustverstoorders naar de po-
liciebureelen oA-er te brengen, hetgeen
in de meeste gevallen door middel A-an
draagbaren moet geschieden, A'ooral bij
dames daar deze, door den drank
duivel bezeten, dikAA-ijls noch gaan noch
staan kunnen.
Is echter de vrouw met de kinderen
tehuis gebleven, dan keert de man bijna
altijd m beschonken toestand in zijne
woning terug en daar ontAvikkelen zich
dan tooneelen, die niet zelden hunne
ontknooping A'oor het gerecht hebben.
En dat is dan die heilige Zondagsvie
ring, AvaaroA-er A'an protestantsche zijde,
zoo dikwijls geroemd AA'ordt
Het Avas de laatste dag van Septem
ber, de maand der A-allende bladeren.
De ondergaande zon liet hare stralen
over berg en dal, A-lakten en stroomen
vallen, ze dompelend in een gouden
licht, dat verder in het Avijd afgelegen
woud vervloeide. De rustige opper
vlakte A'an een door kreupelhout ver
borgen meer, aan welks oevers zich In
dianen gevestigd hadden, weerkaatste
duizendvoudig het zonlicht en geleek
wel op een vuurzee. De langzaam opstij
gende rook der kampvuren Avas spoedig
in al dien glans opgelost en A'erdAvenen.
Aan den ingang van een der Avig-
wams, had men een laag leger A'an die-
renvellen uitgespreid, in Avelks donkere
pelzen een ongeA-eer twaalfjarige In-
diaansche knaap lag teruggedoken. Zijn
schoon maar doodsbleek gelaat had hij
naar het westen gekeerd, terAvijl zijne
trouAve donkere oogen nadenkend den
ondergang der zon betrachtten.
Zijne moeder, die naast hem geknield
zat, sloeg met onuitsprekelijken angst
iedere verandering in de trekken A'an
haar eenig geliefd kind gade, terwijl
haar haakwerk achteloos aan hare voe
ten lag. Daarna richtte zij zich op en
liep eenige oogenblikken A'oor de hut
op en neer, om nu en dan den kleinen
lijder medelijdend aan te staren en hem
eenige Avoorclen A'an troost toe te fluis
teren.
De anders zoo rumoerige kinderen slo
pen stil in kleine groepjes Aveg, terwijl
zij slechts met gedempte stemmen spra
ken.
De mannen, oud en jong, waren A*an
morgen, heel Ai-oeg reeds, A'ergezeld van
pater Paul, den beminden missionnaris,
op jacht gegaan.
Er heerschte thans eene óngewone
stilte in het Indiaansch kamp, alleen on
derbroken, door den schrillen roep A-an
den A'ogel, die A'oorbijvloog om zijn nest
op te zoeken of door de fluisterende
stemmen dergenen, die de bedroefde
moeder kAvamen troosten of het dood
zieke kind moed inspraken. De ooren
der moeder Avaren echter doof voor alles
wat er rondom haar klonk, met uitzon
dering slechts A-oor de onregelmatige
ademhaling van haar kind en het ge
weldige kloppen van haar eigen brekend
hart
Plotselings Avendde de knaap zich tot
haar en fluisterde:
Lieve moeder, is hij nog niet te
ruggekomen, de goede pater Paul f
Van middag heb ik een jongen
naar hem toegestuurd. De pater is ver
weg met de jagers en kan onmogelijk
voor het invallen van de duisternis terug
zijn. Houd maar goeden moed, mijn
jongen, ge moet nog een beetje rust. ne
men, en vooraleer de maand voorbij is,
kunt ge weer lustig met d|e anderen op
jacht gaan.
Neen, moeder, ik Aveet het maar al
te goed, ik zal geen pi.il meer afschie
ten regenvogels en Avilde eenden zijn
\-an nu af" A-eilig A-oor mij. Gaarne zou ik
echter nog eens Avillen biechten en den
laatsten zegen van den man des ge-
beds ontAangen. Ik wilde niet gaarne
met eene vlek op mijne ziel A*oor den
Grooten Geest verschijnen.
Dan zweeg hij, om adem te scheppen.
Een zachte Avind ruischte thans door
de bladeren, als Avilde hij te kennen
geA'en, hoe Avelgevallig den Allerhoog
ste deze wensch Aran het steiwende kind
was.
Wees gerust, mijn kind, zegde de
moeder, de Groote Geest bemint u.
Dan boog zij zich A'ooroA'er en om
armde hem. En alles Averd Aveer stil.
Lager en lager daalde de zon, het gele
licht ging in karmozijnrood overde
bedrukte moeder opende thans een lede
ren flesch, die met een A'erkoelenden en
honig verzoeten drank gevuld Avas, om
daarmede de lippen van den kleinen lij
der te beA'ochtigen. Het kind proefde
eenige druppels en zeide dan met nog
zwakkere stem dan te voren
Moeder, ik zal Avel niet zoo lang
meer leA-en, totdat pater Paul terug
komt, maar ik kan mijne biecht wel bij
u spreken. Als de pater dan terugkomt,
kunt gij hem alles vertellen en hij mij
de absolutie geven.
Zooals gij wilt, mijn jongen, Avas
haar eenvoudig antwoord.
Hierop verzocht zij de omstaanders
om zich eenige oogenblikken te AA'illen
verwijderen; toen-sloeg zij hare armen
om hem heen en bukte zich om alles Avel
te kunnen verstaan.
De zon A*erdween achter de westelijke
bergen, het gloeiend rood maakte plaats
voor purper, sterker blies de nachtwind,
al zuchtend zich een Aveg zoekend tus-
schen de ahornboomen en de hooge witte
beuken. Alles Avas stil rondom m'oeder
en zoon, tot deze zich trachtte op te
richten en in verrukking uitriep
Hoor, moeder, hoorNu heb ik ze
vernomen, de gezegende/ Avoorden der
absolutie.
Hij hief zijn rechter hand op, maakte
langzaam en eerbiedig het H. Kruistee-
ken als volgde hij een onzichtbaar be
vel, en zeide A'ervolgens met een zoeten
glimlach
0 moederlief, de Groote Geest
heeft mij alles A'ergeven; nu kan ik ge
rust
Deze woorden voleindde hij niet, want
hij zonk machteloos in de armen zijner
moeder terug. Meer en meer vertoonden
zich de sporen van den naderenden dood
op het doodsbleeke gelaat, nog eenige
oogenblikken en de levensdraad zou af
gesneden zijn.
Weldra verzamelden zich de Indiaan-
sche vrouAven en baden in hare zachte
welluidende taal de gebeden der sterven
den, die zij A'an de missionnarissen had
den geleerd. De moeder bracht, om de
laatste AA'oorden van haar stervend kind
beter te kunnen A-ernemen, haar gelaat
noch dichter bij zijne zacht bewegende
lippen.
Nog een langen diepen zucht, een
zacht gesproken: Bij den Grooten Va
der dan gaf hij zijne schoone ziel aan
haren Schepper terug.
De nachtwind ving die laatste klan
ken op, en murmelde onder de elzen en
pijnboomen als f'eestelijk'antwoord:
Bij den Grooten Vader.
Het geklots der tegen de oevers van
het meer brekende goh'en scheen met
deze akkoorden in te stemmen en her
haalde het in liondërvoudige echo.
Eene stilte en zoete A-rede kwam in
het gebroken hart der Indiaansclie moe
der. Zij legde de slanke gestalte A'an ha
ren lieA-eling zacht op het leger, drukte
hare lippen nog eenmaal getrouw aan de
zijne en stond hem toen getroost aan
den Grooten Vader af.
Tegen middernacht keerden de jagers
terug. De missionnaris hoorde diepbe
wogen het verhaal over de laatste ston
den van den Indiaanschen knaap en zijn
Sroot vertrouAven.
Wanneer is uw zoon gestorven?
vroeg de missionnaris.
Vader, antwoordde de moeder, de
zon ging juist achter het gebergte on
der.
Juist tegen zonsondergang De
bode kAvam juist op dien tijd. Daar ik
dadelijk begreep; niet meer op tijd te
zullen komen, bad ik: God zegene u
vergeve u en neme u op in Zijn Rijk
De missionnaris richtte zijn blik op
het met sterren bezaaide firmament, dan
legde hij zijn hand op het gebogen hoofd
der verlatene moeder, di'e aan zijne voe
ten geknield zat, en sprak
Evenals ik nu den avondhemel aan-
scIiouav, zoo ziet ook uw kind thans het
aangezicht des Heeren.
Toen hief ook zij hare donkere, met
rouw omfloersde oogen op en scheen
met haar blik den sterrenhemel te door
boren en te zien in het land der zaligen
in het rijk Pomenak het ware va
derland.
BEWIJS
Gij zegt dat men u een koperen pan op
het hoofd heeft geslagen.... Gij kunt er
toch niets A'an zien
Neen?.... Gij moest de pan maar
HAAT
Ik zal u nooit A'ergeven dat gij mij
geweigerd hebt, juffer Mina.
Waarom Gij zijt toch dadelijk
met eene andere getrouwd
Dat is het juist.
IN DE SCHOOL
Brave Erans avüs aan 't les geven in
de geAA'ijde geschiedenis, en had het oA'er
Daniël in den leeuwenkuil. Hij A-ertelde
alles in 't. lang en in 't breed en vroeg
eindelijk
Wat deed Daniël, toen hij uit den
leeuAvenkuil kwam?
Naar huis telef'oneeren dat hij niet
o-ebeten Avaszei Jefken Poes.
DE OORZAAK.
Wat heeft uav kleine jongen toch
kromme beenen, mijnheer Biermans.
Ja, dat komt van te rijden. I
Wat, rijdt die al te paard?
Neen.... op een biervat.
EEN GOED HART.
Jefke, Avat hebt gij met de vijf cen
ten gedaan die ik u gegeA'en heb
'k Heb ze aan een oud A'rouAvken
gegeven, moei
Dat is braaf, Jefken... Wat deed
dat A-rouAvken?
Ze leurde met appelcienen, moei
DAT HAD ZE NIET VERWACHT
Watriep eene juffrouw A'an ruim
eertig jaar, is dat kind reeds een jaar
oiul en loopt het nog niet? Toen ik een
kind Avas, liep ik alleen van af negen
maanden.
Allo, zei de moeder min of meer
gebelgd, en sedert dien tijd loopt gij
nog altijd alleen.
EEN RAAD....
Eene Engelsche dame vroeg aan een
vriend haar een middel aan te Avijzen om
een A-at lekker bier te bewaren dat zij
geerne dronk en om hare knechten te
beletten er aan te komen.
Dat middel is heel eenvoudig, ant
woordde de vriend, leg er een vat Bour
gogne-wijn nevens.
OP ZIJN WOORD GENOMEN
Eene aalmoes, als 't u belieft, jam
merde iemand aan de deur van eenen
winkel.
Help u zelveriep de baas uit den
winkel hem toe.
Dank u A'oor dien raad, antAvoord-
de de slimmerik, en hij stool twee fles-
schen wijn en een pak chocolaad van
den toog.
Rechter. Hoe ongelukkigegij
hebt eenen voorbijganger zijne horlogie
gestolen, en ge durft zeggen dat ge
dit zoo niet gemeend hebt
Dief. Waarachtig niet, mijnheer,
ik heb het waarachtig fcsoo niet ge
meend: ik zocht naar zijnen porte-mon-
naie.
OPLETTENDHEID
Een schoenmakersbaas, met een glas
in de hand, vaart uit tegen zijnen leer
jongen.
Lompe vlegelluierikden gan-
schen dag eten en drinken en niets uit
richten, dat zoudt ge geerne maar ik
zal u leeren... Wat! ik geloof dat ge
zelfs niet luistert naar hetgeen ik u zeg
Leerjongen. Neenik dachtde
baas preekt met zijn eigen
x
JUWEELEN
Eene Romeinsche edelvrouw, met na
me Cornelia, ontving bezoek van eene
vriendin, die niet Aveinig fier Avas op de
kostbare gouden sieraden en edelge
steenten welke zij bezat en waarvan zij,
natuurlijk, een heel vrachtje om en aan
had.
Mag ik, zoo sprak zij tot Cornelia,
ook uwe kostbaarheden eens zien?
Volgaarne, lieve mevrouw
Zij ontbood hare kinderen.
Ziedaar, zeide zij met edelen moe
dertrots, ziedaar mijne juweelen.
T'AKKOORD.
Jantje, zei de gestrenge vader, ik
ben in 't. geheel niet tevreden over uw
gedrag. Moeder heeft mij alles verteld,
en dat staat mij in 't geheel niet aan.
Dat heb ik haar ook gezegd, zei
Jantje, maar die vrouwen kunnen hun
nen mond niet houden.
WONDERLIJK
Jan Wiggel woonde bij toeval eene
drinkpartij bij, waar hij voor de eerste
maal van zijn leven Avijn proefde. Daar
om dronk hij ferm, maar Averd zoo dron
ken dat hij waggelend naar huis moest
keeren.
Dat is Avonder, zegde hij tot zich
zelven, men zegt dat de Avijn krachten
geeft, en nu ik er van gedronken heb,
ben ik nog slapper te been dan vroeger.
VOORSTEL
Ik zou geerne visietkaarten laten
maken.... Maar coiffeur dat is zoo
ordinair.... Wat moet ik er op zetten?..
ZetHaar-arckitekt....
EEN VOORZICHTIG MAN.
Gij zijt een deugniet, zegde een
nachtwaker .aan een dief, dien hij aan
hield. Wat doet gij 's nachts, ten 2 ure,
op straat?
Ach antAA'oordde de man, ik ben
een schamele arme en ik durf in den dag
niet bedelen.
Maar, waarom die wapens
Omdat op deze uur de straten niet
veilig zijn.
Een man droomde eens dat hij de
maan opat. Hij wordt plotselings wak
ker. Gansch A'erschrikt, loopt hij naar
het venster, slaat de oogen naar omhoog
en de maan in het laatste kwartier zien
de, roept hij uit
Goede hemelgij hebt wel gedaan
mij te doen ontwaken, want ik zou ze
zeker gansch opgeëten hebben.
ONDER VRIENDINNEN
Mijn hoofd is zoo zwaarzei Mie
ken
Leg uw A'alsch haar wat afzei
Eientje....
Een kleermaker had eenen zijner ka
lanten de kleederen veel te eng gemaakt
en verontschuldigde zich daarmede dat
het laken gekrompen was. De eerste
echter was daarmede niet tevreden en
vroeg den koopman, bij wien hij het la
ken gekocht had, of hetzelve Avezenlijk
zooveel kromp. De koopman zegde, dat
er van de honderd ellen, altijd twee ellen
krompen. Toen dit antwoord des koop-
mans aan den kleermaker was medege
deeld, zegde deze
Daar hebben Avij het al; gij hebt
nu van dat stuk laken juist dat deel met
de ingekrompene ellen getroffen.
-x
DE OPTELLING
Een pachter in Schotland, die noch
lezen noch schrijven kon en eenig spaar
geld bezat, wilde zijn zoon doen onder
wijzen en zond hem naar eene kost
school A-an Edimburg. Na er twee jaren
verbleven te hebben, keerde de jonge
ling bij zijne ouders terug en trad de
hoeve binnen op het oogenblik dat va
der en moeder zich aan tafel plaatsten
voor eene schotel vleesch en eene scho
tel aardappelen.
Na den zoon omhelsd te hebben, zegde
hem de pachter
Elnveljongen, hebt gij uwen tijd
wel gebruikt Hebt gij goed geleerd
Oh zeker, vader, antAA'oordde de
jongen.
Kunt gij bijzonder goed tellen?
want dat is het voornaamste.
Ik was de sterkste in de rekenkun
de, antwoordde de kleine gast, en ik kan
u bewijzen dat ik rekeningen kan ma-,
ken die gij zelf niet maken zoudt.
Iki zeg niet neen.... Maar geef óns
het bewijs van uwe geleerdheid.
Welnu hoeveel schotels denkt gij
dat er op de tafel staan
TAvee, antAvoordde de A'ader eene
schotel vleesch en eene schotel aardap
pelen.
EliAvelgij bedriegt u. Er zijn drie
schotels op de tafel.
Nog beterik zou u wel eens gaar
ne die optelling hooren maken.
Niets is gemakkelijker. Wij zeg
gen de schotel vleesch, dat is één ae
schotel aardappelen, dat is twee ik tel
op en zeg: één en tAvee is drij.
Dat is juist, zegde de pachter.
Welnu, ik ga de eene schotel eten, uwe
moeder de tweede, en tot belooning van
uwe wetenschap, zult gij de derde éten.