De werkstaking der kooldragers te Londen
De Vergiffenis van den Monnik
Hef Sacrament van mirake
LIEFDE
Vooruitzichten
(52,tc Vervolg.)
Zonder te weten waarom, gevoelde
Lello dat onder dat kleed en die kap
eens boetlings een tegenstander verbor
gen was.
Daarenboven, hoe oplettender hij den
man opnam, wiens gewaad meer eene
vermomming dan eene kleeding geleek,
hoe meer zonderlinge vermoedens bij
hem opkwamen.
Zijn blik ging bij afwisseling van het
prachtig doek op den raadselachtigen
persoon, die er naast stond, over. Het
geen hem op het eerste gezicht getroffen
had, en hem een kreet van verbazing
had ontrukt, was de vreemde gelijkenis
tusschen de donkere madona en het
vrouwengelaat, dat hij onmogelijk uit
zijn geheugen kon wisschen.
Eene plotselinge onverwachte proef
kon de eer en het leven van een mensch
in zijn hand stellen.
Hij besteeg de laatste treden, die hem
nog van de schilderij scheidde, en ter
wijl hij nog blikken vol haat en toorn
om zich heen sloeg, zegde hij tot de me
nigte, die zich verdrong om van nabij
het stuk te zien, dat den grootsten bij
val van den dag genoot
Zonder twijfel, vraagt gij naar den
naam van den meestér, die deze schilde
rij vervaardigd heeft?
Ja, ja! riep men van alle kanten
Gij zult het aanstonds weten, zeg
de Lello Lelli met een veel beteekenen-
den lach. Sta mij toe, evenals Calderon
en Lopez de Vega te handelen, wanneer
zij een drama schrijven. Zij bestudeeren
hun effekt, ten einde u door eene plot
selinge ontknooping te treffen, en juist
daarom hebt gij, bij de voorstelling van
het o auto van onzen onnavolgbaren
schrijver, een kreet van geestdrift ge
uit, toen de wanhopige Julia, door de
ponjaard haars vaders bedreigd, het be
schermende kruis omvatte.
Zeker.
Maar spreek tochspreek
Den naam van den schilder
Duizende kreten verdrongen zich op
de lippen der toeschouwers, terwijl Lello
ze aldus door nieuwsgierigheid en on
geduld aan zich geboeid hield, greep Mi-
guël den grijzen boeteling bij zijn wij
den mantel.
Kom meêzegde hij, kom meê
Neen, antwoordde Alonzo, ik blijf.
JEen voorgevoel zegt mij dat gij
gevaar loopt.
Ik heb er zooveel getrotseerd ant
woordde Alonzo.
Ik smeek er u om!Lello ver
denkt u.
Ik wil zien, ik wil hooren!... ant
woordde de schilder.
Lello Lelli hernam, terwijl hij zich
weer tot de menigte wendde
Gij vindt deze madona zeer schoon,
niet waar? Inderdaad, zij is schoon en
onberispelijk De uitdrukking van het
gelaat, de bevalligheid, alles is schoon
en op eene bewonuerenswaardige wijze
geschilderd en weergegeven. Gij ziet er
slechts eene aller huldewaardige maagd
in ik voor mij, vind er eene vreemde
en noodlottige gelijkenis in.... Wel ver
re van mij eerbied in te boezemen, ver
oorzaakt zij mij een geheimen schrik....
In plaats van mij de trekken van de
Moeder des Zaligmakers voor oogen te
stellen, herinnert zij mij die van een
slachtoffer.
Een slachtoffer!.... riepen verschei
dene stemmen.
Jaen dat slachtoffer hebt gij al
len gekend Zij stierf verraderlijk ver
moord... Hare trekken, die gij hier door
het geheugen en de wroeging op het
doek in liet leven geroepen ziet, herin
neren u den naam van hem, die haar
vermoord heeft... De vrouw heette Mer
cedes.... en de schilder noemt zich Alon
zo Cano
Een kreet van verrassing steeg uit al
ler borst.
Op hetzelfde oogenblik, liet Lello
Lelli de hand zwaar op den schouder des
boetelings vallen.
Alonzo Cano waande zich verloren.
Weg met die kap! zegde Lello,
eene beweging makende om ze hem af
te rukken.
Op dat oogenblik sprong Miguël met
den dolk in de vuist op Lello aan.
Terug, heiligschenner! zegdë hij
hem; die man, in het boetegewaad des
Heeren gekleed, is allen heilig Ik be
roep mij op het katholieke Spaansche
volk
Ja, ja riep de menigte in de han
den klappende uit.
Miguël greep Alonzo's arm.
Geen woord, geen teeken meer!...
zegde hij, reeds genoeg onvoorzichtig
heid
Hij trok hem half met geweld met
zich, tusschen de menigte, die den om
trek der hoofdkerk vervulde.
Toen sloeg Lello zich op het voorhoofd
en herhaalde bij zich zeiven
Ik weet er genoeg van Tot weêr-
ziens, Alonzo Cano
XVI. DE KAMER DER DOODE.
Miguël sleepte zijn gezel door de me
nigte voorthetzij uit eerbied voor het
kleed van den boeteling, hetzij uit me-_
delijden met dengene, wiens misdaad"
nooit bewezen was, leende het volk zich
tot de snelle vlucht der twee vrienden. 1
Gestooten en voortgestuwd, dwaalden I
zij verscheidene malen van hunnen weg naar Miguël.
af, vonden hem ter nauwernood terug, j Ik ga vertrekken... zegde hij.
waren genoodzaakt tallooze steegjes te i
doorloopen, en dachten eindelijk aeker (Wordt voortgeset.)
te kunnen zijn, dat Lello Lelli hun spoor
verloren had.
Maar de Italiaan was er de man niet
naar, om zijne prooi los te laten. Hij had
Miguël van verre kunnen volgen het
kleed van zijn makker stelde hem in
staat, het te herkennen, en het viel Lel
lo gemakkelijk op korten afstand achter
hen te blijven, totdat een stroom van
grijze, witte en zwarte boetelingen, die
op een klein plein uitkwam, zijne onder
zoekingen onderbrak.
Lello bevond zich thans op een hon
derdtal stappen afstand van het huis van
den regidor.
Eene gesmoorde woede kookte in zij-
ïe; ziel.
Een oogenblik had hij zich van zijne
wraak verzekerd geacht, en thans was
;ij hem ontglipt.
Het denkbeeld zich bij Sanguineto
aan te melden, en dezen aan te brengen
lat Alonzo Cano te Madrid was, kwam
n den geest van den booswicht op.
Maar wat kon hij bevestigen Niets
Een van de doeken, die op de trappen
Ier hoofdkerk tentoongesteld waren,
leed onwillekeurig aan Mercedes den
ken, maar dit kon immers eene uitwer
king van het toeval zijn. Een man, die
loor een boetkleed aan aller oogen ont
trokken was, scheen veel belang te stel
len in het oordeel, dat de menigte over
het. werk uitbracht, en in dat werk
meende Lello Lelli den stijl, de manier
van schilderen van Alonzo Cano op t(
maken; maar die veronderstellingen
ouden in de weegschaal der gerechtig
heid, welke de regidor zou uitoefenen,
al zeer weinig wegen. De regidor kon
toch niet handelen zonder een bevel, en
Gaspardo del Roca zou dit bevel niet
geven dan 0111 grondig-e redens. En waar
'.ou hij dan den geheimzinnigen boete
ling nog terugvinden
De eerste zaak is Miguël terug te
vinden, dacht Lello, en dan zullen wij
verder zien. Miguël moet in de wijkén
der kunstenaars wonen, en als ik nu he
den avond naar die plaatsen ga, waar zij
gewoonlijk samenkomen, ben ik zeker
hem te ontdekken.
Terwijl hij aldus nadacht, liet Lello
Lelli de oogen werktuigelijk voor zich
heen dwalen; weldra vestigde hij ze op
het buis van den regidor en een ge
smoorde uitroep ontsnapte hem.
Hij is hetriep hij uit; daar ben ik
zeker van.
Vervolgens zijn breedgeranden hoed
over de oogen trekkende, verliet deze
wijk met evenveel haast, als waarmede
hij ze doorloopen had.
Eindelijk ging hij in plaats van bij
Gaspardo del Roca, bij den rechter Re
sales aankloppen.
Terzelfdertijd heerschte er eene groo-
te ontsteltenis in het huis van den regi
dor.
Ik heb het u wel gezegd, zegde
deze op treurigen toon het was onvoor
zichtig, zeer onvoorzichtig. Gij hadt on
der geen enkel voorwendsel moeten uit
gaan; alleen Miguël moest handelen,
dij is behendig, verstandig en heeft al
les voor u over; hij zou het middel wel
gevonden hebben, om Lello in een strik
te lokken en hem zijne misdaad te doen
bekennen. Zie nu eens, hoe de toestand
veranderd is! Uw doodsvijand vermoedt
uwe tegenwoordigheid, hij zal ze be
kend maken en dezen keer uw onherstel
bare ondergang bewerken, want de jus-
ticie zal met u eene dubbele rekening
willen vereffenen, die van de misdaad,
waarvan gij zijt beschuldigd, en die van
uwe vlucht daarna.
Ja, ik beken het, ik' heb ongelijk
gehad, zegde Alonzo Cano, ik vraag u
om vergeving, Rafaël, dat ik u door
mijne schuld aan bezorgdheid blootge
steld heb, die ik u had moeten besparen.
Maar zoo gij wist wat het zegt voor een
armen banneling als ik, zich te midden
der menschen te gevoelen, de geestdrif
tige menigte te zien, die op de uitstor
ting haar geloofs de opgewondenheid
van de bewondering der kunst doet vol
gen!... Terwijl ik de menschen mijn
werk hoorde prijzen, vergat ik dat ik
verbannen en veroordeeld ben, dat het
zweerd der wet mij bedreigt en dat, zoo
bet mij niet gelukt den waren schuldige
aan te wijzen, dit zweerd mij noodzake
lijk moet treffen. Ik dacht slechts aan
ééne zaak, dat is, dat ik gelukkig en
fier te midden der door het lot begun
stigden geleefd heb; een echo van dat
verleden kwam mij, ondanks de verloo-
pen jaren en de doorgestane smarten, in
den geest terug.
Dat alles begrijp ik, antwoordde
de regidor, terwijl hij de hand zijns
vriends hartelijk drukte; ik beschuldig
u niet, maar de haat is vindingrijk en
hardnekkig. Lello zal uwe schuilplaats
weten te ontdekken.
En gij zult er in betrokken wor
den riep Cano uit.
O, wat dat betreft, zegde de regi
dor, daaraan denk ik zelfs niet. Ik heb
het recht, minder erg denkend dan Ro-
salès te zijn, en dat bewijs ik.
Als mensch maakt gij van een
recht gebruik, maar als magistraat...
Welnu! zegde Sanguineto gansch
bedaard, ik kan niets meer dan mijn
post verliezen.
Daaraan wil ik u niet blootstellen,
antwoordde Alonzo.
Ik neem de verantwoordelijkheid
mijner handelingen en de verplichtin
gen mijner vriendschap op mij.
Dat weet ik, zegde Alonzo, gij zijt
edelmoedig boven duizenden.
Vervolgens keerde de kunstenaar zich
te Amsterdam.
In de eerste helft der 14® eeuw woon
de buiten het toenmalige Amsterdam
omstreeks ter plaats waar men thans de
Kalverstraat vindt, een welgesteld man
Ysbrandt Dommers geheeten. Deze man
bereikte een hoogen leeftijd en werd in
het begin van 1345 ernstig ziek zijne
riekte werd weldra van dien aard, dat
zijne huisgenooten besloten hem op
Dinsdag voor Palm-Zondag, 15 Maart
le HH. Sakramenten te laten toedienen
Nu was daar ter plaatse geen kerk aan
wezig, en men begaf zich dus naar de
parochiekerk Amsterdam om een pries
ter te ontbieden. Deze kwam en diende
nog denzelfden dag, 's namiddags ten
I ure, den zieke de laatste HH. Sakra
menten toe.
Dij den zieke woonde zijn zoon met
liens mouw en kind en eene dienstbode,
die vooral met de verpleging van den
ieke belast schijnt geweest te zijn. Zij
had een porceleinen vat in de nabijheid
van het ziekbed geplaatst, omdat de
.ieke dikwijls braakte. Nu hij bediend
was, hield de dienstbode nauwkeurig
het oog op hem, en lang na zonsonder
gang, dus waarschijnlijk omstreeks zes
ure, gebeurde waarvoor zij vreesde de
;ieke braakte. Toen hij het vat had ge
>ruikt, wierp de dienstbode den inhoud
laarvan in het vuur van den haard, die
in de kamer brandde.
Het vuur schijnt den geheelen nacht
ie hebben gebrand, zonder dat de dienst-
oode of een ander der huisgenooten iets
ouitengewoons bemerkte, maar toen zij
s morgends het vuur opstookte, zag zij
te midden der vlammen een zuiver witte
tiostie, volkomen gelijk aan die, welke
de priester den zieke had toegediend
zrij ontstelde hevig maar bedacht zich
niet lang zonder aarzelen stak zij de
nand in het vuur, nam de hostie er uit
en bemerkte tot hare niet mindere ver
bazing, dat hare hand ongedeerd was
gebleven. Zoodra zij de hostie van de
eene hand in de andere legde, nam de
tl. Gedaante eene bruine kleur aan.
Op dit oogenblik verscheen de .vrouw
des huizes, de schoondochter des zieken,
in dc kamer, cn dc dienstbode liet haai
de hostie zien en verhaalde, wat er mede
gebeurd was. De vrouw nam de hostie
m de hand, legde die in een helderwit-
ten doek en sloor dezen in eene kist,
waarin zij hare beste kleederen en ver
sierselen bewaarde. In den loop van den
morgen kwam haar man in de kamer,
uam eveneens de hostie in de hand,
maar toen de hostie zich bewoog, ver
schrikte hij en wierp haar in den schoot
zijner vrouw. Daarop knielde hij neder
en aanbad het H. Sakrament. Op de
plaats, waar de man het had aange
raakt, was eene vlek achtergebleven.
De man ontbood nu den priester, en
deze, evenzeer door het vernomene ten
noogste verbaasd, spoedde zich naar de
ziekenkamer, deed de kist openen, nam
de H. Hostie en legde die in een hostie-
ous, welke hij had medegebracht, en
..evens den doek, waarin het H. Sakra-
ment had gerust.
jNu moet hij zich even van de kist,
waarop de hostie bus stond, verwijderd
ueboen, nnsscüien om naar liet vuur te
gaan zien, want er wordt verhaald, dat,
ioen üij weerkeerde, de bus omgevallen
cii ue üostie verdwenen was. Hoe de
priester en de overige aanwezigen ook
zoenten, zij was met te vinden. Toen
een ter de vrouw den volgenden morgen
nare kist opende, lag het HL. bakrament
op een wit Kussen. JDe priester kwam nu
nogmaals, legde de H. Hostie in de bus
en oracüt liaar naar de paroclnekerk.
Hij had de liuisgenoten verzoent over
net gebeurde te zwijgen de man vol
deed gewillig aan dit verzoek, maar de
vrouwen scneen zulks onmogelijk; al
thans het feit kreeg eenige ruchtbaar-
neid in Amsterdam.
Twee dagen later zat de man met zijn
kind op den schoot en berispte de vrou
wen over hun gepraat; hiermede bezig
zijnde, kreeg het kind de vallende
^.ïeKte en viel van zijn schoot. De vrouw
weet dit ongeluk aan den priester zij
z-ag in het ongeluk van haar kind eene
straf van God, omdat het wonder met
was openbaar gemaakt. In deze mee-
umg werd zij met weinig versterkt, toen
zij den volgenden dag, zijnde Vrijdag
voor Halm-Ziondag, hare kist openende,
daarin opnieuw het H. JSakrament vond.
Zoohaast de priester dit vernam, ge
loofde hij ook dat God het wonder wilde
geopenbaard hebben, en nu trok hij met
al de priesters uit Amsterdam in plech
tige processie, met kruisen en vaandels,
naar de woning van den zieke, nam het
H. JSakrament en bracht dit onder het
zingen van lofliederen naar de parochie-
Kerk. Man en vrouw deden vervolgens
ulootvoets een bedevaart naar het H.
bacrament van Mirakel, en hun kind
werd genezen.
De Internen en ziekendieners
gasthuizen
moeten zelf de kolen lossen voor de
bestemd.
(FINLANDSCHE SAGE.)
Je moeder sprak tot hare dochter,
Met gramschap in het hart
Kind 'k wilde u hoeden voor de liefde
Maar ondervind, met smart,
Jat mijne lessen nutloos waren.
Vergeef mij, moederlief
k heb de liefde willen vlieden,
Ja, vlieden als een' dief
Maar, ach, zij sloop in mijne kamer
Met eiken straal der zon,
Gn 't was toen ik de lucht woü scheppen,
Dat eerst haar list begon
in eiken adem van het windje
Hoorde ik haar bange zucht,
En sloot ik dan en oog en ooren.
Voor zulk een gast beducht
Toen, moeder, 'k zal 't u maar bekennen
Bedwing uw toorne en smart I
Toen drong die ontontwijkbre liefde
In 't diepste van mijn hart.
A\A-
Nog vele andere wonderen hadden bij
de bedevaarten, die spoedig zeer talrijk
werden, plaats, en zelfs in latere eeuwen
werd dikwerf gezien dat koortslijders
genazen, als zij hadden gezeten op de
kist, waarin het H. bakianient had ge
rust. Uver het huis van den zieke werd
vervolgens eene kapel gebouwd, die on
gelukkig tijdens de Hervorming ver
woest werd. De kist werd toenmaals in
het Burger (Protestantsche) Weeshuis
geplaatst, waar zij zich nog bevindt.
De heer B...., een lakenfabrikant te
Leen klein stadje in het Noorden
van Frankrijk, had zijne fabriek aan
en ander overgedaan en leefde leeds
sedert vijf jaren van zijne renten, die,
naar men zeide, meer dan honderd dui-
;end franken beliepen. Dit was echter
niet weinig overdreven, want eigenlijk
bedroegen de inkomsten van den gewe
zen fabrikant nog niet eens het derde
gedeelte van deze som maar dit mag
toch reeds een aardig sommetje heeten,
vooral wanneer het op eene eerlijke wij
ze en door eigen arbeid verkregen is. De
heer B... was de vader van een aller
liefst meisje, dat niet alleen 20U.Ü00
franken mee ten huwelijk zou brengen
iets, wat in dezen tijd niet te versma
den is maar ook eene uitstekende
schoonheid bezat en eene beschaafde
opvoeding genoten had.
Lucie zoo heette zij had den leef
tijd van twee en twintig jaren bereikt,
en toch sprak men nog niet over een
huwelijk van haar, of liever, men sprak
over niets anders dan hierover, maar
slechts om de zelfzucht van den gewe
zen fabrikant te laken, daar deze, naar
men zeide, allen, die aanzoek om de
hand zijner dochter hadden gedaan, af
gewezen had, omdat hij haar bijzijn en
hare zorgen ongaarne wilde missen. De
heer B... had voor Lucie een advokaat
uit eene naburige stad, een dokter, een
notaris en de zonen van drie der voor
naamste kooplieden uit den omtrek af
gewezen, en dat wel op zulk een zon
derlinge wijze, dat wij dit eens zullen
verhalen.
Bij ieder huwelijksaanzoek, dat er tot
den vader van Lucie gericht werd, had
deze zich daarmee in het eerst zeer in
genomen getoond; daarop had hij den
pretendent te dineeren gevraagd en on
der het dessert, wanneer zijne dochter
het vertrek verlaten had, tot ieder van
hen onveranderlijk deze vraag gericht
Met uwe tegenwoordige omstan
digheden ben ik bekend maar wat zijn
uwe vooruitzichten?
Alle zes hadden toen met de meeste
bereidvaardigheid het getal en de hoe
grootheid der erfenissen, waarop zij
staat konden maken, opgesomd de een
had een neef, die veel van hem hield en
die beloofd had, dat hij hem in zijn tes
tament niet zou vergeten de ander had
een hoogbejaarden oom, die geene kin
deren had en waarvan hij de eenige erf-
ge naam was, enz., enz. Hierop had onz
tabnkant onveranderlijk ten antwoor 'j
gegeven «Ik zal er eens met mijn -1
dochter over spreken, en dan zult
mijn antwoord spoedig vernemen.
En alle zes hadden eenige dagen n
het diner een brief van den volgend<
inhoud gekregen
Mijnheer
Het spijt mij, dat ik het zoo vleien
de huwelijKsaanzoek, dat gij wel to
mijne doenter hebt willen nciiten, moe
afwijzen. Gij zult u, naar ik hoop, spoe
dig troosten over liet verdriet, dat di_
antwoord u waarschijnlijk zal berokke
uen want, den rang, dien gij in de we
reld bekleedt, en de schoone vooruil i
zichten die gij hebt, in aanmerkini h
genomen, kan het niet missen, of gi
zult wel eene partij kunnen doen
die althans even aannemelijk is, als di
van mijne dochter Lucie voor u zou zij
geweest.
Met alle achting heb ik de eer t éi
zijn, enz.
Men zal zich lichtelijk kunnen vooi~
stellen, hoe verwonderd de inwoners val1
L... waren, toen zij op zekeren dag vei80
uamen, dat Lucie B... met den meestei
knecht uit de vroegere fabriek haars vaL
ders zou gaan trouwen.
Zoodra dit huwelijk bekend raa k#
gingen er allerlei praatjes van mond to
mond en werden er al spoedig allerliQt,
lasterlijke geruchten omtrent deze zaa
verspreid. Daar deze zijne teerbemim
dochter in opspraak brachten, noodigd
de gewezen fabrikant al de voornaan
sten uit het stadje op zekeren dag b
zich te dineeren. Hij deelde hun bij dei
gelegenheid het aanstaand huwelijk va
zijne dochter met den heer Léon B
den meesterknecht en binnen kort de
eigenaar der lakenfabriek, off'iciëi
mede. j M
En nu, Mijnlieerenvoegde hij e
bij, zal ik u de oplossing van dit raad»
üülkc fpmrnïi II.-, 11 ,^1
Uic
eens geven. De geheele fortuin va
Léon bedraagt slechts 3.00U franken
die hij door zijn handenarbeid verdien n 1
beeft; maar al moge hij tegenwoordi r'
ook bijna niets bezitten, zoo'heeft h
ten minste geene vooruitzichten
De aanwezigen keken hunnen ga»
heer verwonderd aan, doch deze vel
volgde
Toen ik tot Léon de vraag richtti bi
die ik ook aan de anderen gedaan had ;n
Met uwe tegenwoordige omstandighi >rd
den ben ik bekend, maar wat zijn uw ad
vooruitzichten gaf hij mij doodeej n v
voudig ten antwoord [)n
Die heb ik niet tke
Wat? hernam ik, en ik dacht, ds> al
gij eene hoogbejaarde tante hadt, en di idle
ge het aan haar te danken hebt, dat g K>g
eene goede opvoeding hebt kunnen g we
uieten en een handwerk leeren. I te
Dat is zoo -
Ik dacht verder, voegde ik er bj de
dat deze tante rijk was, en dat gij ha
eenige erfgenaam waart? >t.
Dat is ook zoo, hernam Léon, ma
hoe, Mijnheer Bzoudt gij dan wi
len, dat ik onder mijne goede voorui
ziebten den dood van haar, die ik I
eene moeder liefheb, rangschikte I 1
vraag u om de hand uwer dochter, 118 1
niet om uwe fortuin. Gij moet mij d 1
aannemen of afwijzen, maar niet i
fortuin mijner tante, die mij trouwe -
volstrekt nog niet toekomt. Als ik di fldt
dood dergenen, die door de banden d Qd
bloeds of der liefde aan mij verbond
zijn, onder de goede vooruitzichten a
wilde rangschikken, dan zou ik meene J
mij aan de schandelijkste heiligscheni flee
schuldig te maken. jr
Dat is ferm gesproken heb ik to
bij mij zeiven gezegd die moet mi p
schoonzoon worden want hij zal t v*
minste niet uaar mijn geld of naar m "T.')
ne dood verlangen.