Dg Vergiffenis van den Monnik
Mijnlrr verliest zijn geloof
Winter recept
bii
DE HAND
DE SPAARZAAMHEID
(55"" Vervolg.)
-Men kon slechts hem bezoeken. Hij
verzamelde derhalve al zijn moed en
riep eene weerdigheid, door het geloot
staande gehouden, te zijner hulp in; hij
richtte zich op de handvol stroo, dat
hem tot stoel en bed tevens diende, op,
en luisterde met een oplettend oor. Het
was niet één persoon, maar een geheel
gezelschap, dat bij hem kwam.
Gedruisck van wapens mengde zich
met de stemmen, die door de groote la°'e
gewelven gesmoord werden.
Gelijk de gevangene getracht had
zijn door lijden neergedrukt lichaam op
te richten, verzamelde hij ook al de
krachten zijner ziel, ten einde een strijd
te kunnen volhouden, die van dag tot
dag zwaarder en bloediger werd.
De deur van het hok kraste op zijne
verroeste scharnieren.
Drie stoklantaarns wierpen een rood
achtig licht in de duisternis, een half
dozijn soldaten plaatsten zich tegen den
tegenover den veroordeelde en
eindelijk traden twee in het zwart ge-
kleede mannen binnen.
Een van hen was Eosalès. de andere
eeu griffier, die de antwoorden van den
gevangene moest, opteekenen.
loen hij den rechter zag verschijnen
in u ien hij een vervolger vond, schoten
de oogen van den gevangene vonken,
hij deed eene poging, om zijne handen
uit de boeien te rukken, maar inziende,
dat hij tegen geweld niets vermocht,
wachtte hij in stilte de mededeeling af,
die de magistraat hem te doen had.
Alonzo Cano, vroeg hij hem, zijt
gij besloten den weg der bekentenis op
te gaan, die de justicie te vergeefs sinds
vier maanden van u eischt
Ik kan slechts de betuiging mij
ner onschuld herhalen, antwoordde de
kunstenaar, met eene geestkracht, die
men in dat neergebogen lichaam niet
meer verwacht zou hebben.
aartoe dient u eene misdadige
hardnekkigheid? vroeg Eosalès. Alles
beschuldigt u, van de omstandigheden
af, die den moord uwer vrouw Mercedes
voorafgingen, tot uwe vlucht toe...
Ik vluchtte de justicie niet, alleen
lijk trachtte ik mijne beulen te ont
snappen.
Eosalès die dit niet. verstaan scheen
te hebben, hernam
Volgens .eene noodlottige wet, die
waarschijniik hare oorzaak in de gewe
tenswroeging vindt., komt iedere°mis-
«adiger naar zijn uitgangspunt terug.
Dene vreemde, maar onvermijdelijke
aantrekking roept hem naar de plaats,
waar hij bloed gestort heeft. Men zou
zeggen, dat wrekende engelen hem naar
de plaats van den moord slepen, en dat
hij den Heer, die voldoening schuldig
is. De geschiedenis van bijna alle moor
denaars toont ons de waarheid dezer
be weering aan. De wroeging openbaart
zich niet alleen in het binnenste van de
gekwelde ziel maar ook in de uitwen
dige handelingen van den schuldige.
Hij moet de natuur tot getuige nemen
zijner misdaad, hij moet ze zelfs aan
wezens, die niet in staat zijn hem te be
grijpen, bekennen, of zooals gij, de
bloedige sporen opzoeken van het too-
neel, waarvan hij de noodlottige held
was.
t Ik ben onschuldig, antwoordde
Cano op zachten toon.
Zoo gij onschuldig waart, zoudt
gij dan het gerecht ontvlucht zijn, dat
u voor zijn vierschaar riep?
Ik wilde de Voorzienigheid de zorg
overlaten, den waren schuldige te ont
maskeren.
De uitwerking van de wroeging,
waarvan ik zooéven sprak, is zoo hevig
geweest, dat, ten einde niet te behoe
ven te blozen voor den vriend en den
vertrouweling van uw nieuw leven te
Valencië, gij juist Milagro daartoe uit
gekozen hebt, die ook beschuldigd is
van moord op zijne vrouw
Het toeval alleen deed mij zijn
huis bewonen! En toen hij mij in eene
smartelijke ontboezeming de vreeselij-
ke misdaad meedeelde, die zijn leven
011 teerde, gevoelde ik het recht niet hem
te verstooten, ik, die het hoofd onder
eene dergelijke schande moest buigen.
Milagro kon valsch beschuldig?!'' gewor
den zijn, even goed als ik.
Waarom hebt gij Valencia verla
ten vroeg Rosalès. Tot op dezen dag-
hebt gij geweigerd het te bekennen.
Ik kon wel de vrijheid opgeven,
maar niet het schilderenDaarenbo- 1 no<
ven ik moest leven en mijne penseelen
stelden mij in staat geene aalmoes ie
behoeven. Men vond mijne handteeke-
ning in hetgeen men mijn talent noemt,
een ieverig rechter, begeerig naar be
vordering, een eerzuchtige huichelaar,
wilde zich op mij werpen als een roof
dier en ik vluchtte....
Waar gingt gij ioen heen?
Naar 't Karthuizerklooster Por
ta Cceli
Daar waart g'e veilig, zegde Eosa
lès, uw talent maakte u gewis bemind
bij de monniken, welke in die heilige
woning leven... Wie heeft u dus kun
nen overhalen, naar Madrid terug te
keeren
De gebiedende behoefte, om er
iemand op te sporen.
Wien
De moordenaar van Mercedes.
Gij volhardt dus in de l^escliuldi-
ging van Lello Lelli
Ja, daarin volhard ik.
Welk belang had hij er bij, die
moord te begaan
Een dubbel belang hij maakte
zich meester van de diamanten mijner
vrouw, die zeer schoon waren, en nam
op mij eene schitterende wraak.
Zooveel bloed voor zulk eene kleine
beleediging
Lello is een Italiaan.
Indien iets uwen toestand gevaar
lijker zou maken, zou het die hardnek
kigheid zijn, waarmede gij een jonk
man beschuldigt, wiens eemge misdaad
daarin bestaat, dat hij in uwe werk
plaats den degen getrokken heeft. Het
is waar, dat ieder duël u den dood van
den ongelukkigen Sebastiaan Llano y
V aldez moest herinneren.
Bij deze herinnering beefde Alonzo
Cano over al zijne ledematen.
Dat was manslag zegde hij.
Gij zegt dat gij beproefdet de mis
daad van Lello Lelli te bewijzen maar
hoe kondet gij dat doen, daar gij de wo
ning van iSanguineto niet hebt verla
ten
Miguël waakte in mijne plaats.
Miguël is aangehouden zegde Ro
salès.
Miguël aangehoudenriep Cano
uit, aangehouden, de edelmoedigste, de
offervaardigste der menschen.
Gevat als verdacht van uwe ont
snapping voor de tweede maal te heb
ben willen begunstigen.
- Arme, edele Miguël, zegde Cano.
Hij bleef een oogenblik in smartelij
ke mijmering verzonkenvervolgens
voegde hij er bij
Ln mijn vriend Rafaël?
De regidor is eveneens in de ge
vangenis.
Ik zal dus allen noodlottig wor
den, die mij bemind hebben.
Lr is een middel om ze beiden de
vrijheid te schenken.
Welk U zeg het mij
Beken uwe misdaad
Ik heb u gezegd, dat ik onsëliuldig
ben.
Alle misdadigers beweeren dit
zoo gij onschuldig waart, zoudt gij het
ons bewijzen en ons zeggen welke be
zigheden gij hadt'in den nacht van den
ié Juni.
Dat. kan ik nog niet
Is er dan een bepaalde dag, waar
op gij van dat stilzwijgen ontheven zult
zijn?
Ja, antwoordde Alonzo.
Welke dag?
De dag van den ondergang mijns
weldoeners.
Den graaf van Ülivarez?
Ja, lieer rechter, maar ik koester
voor hem te veel dankbaarheid om te
wenschen, het uur van zijn val te hoo-
ren slaan.
Hoor eens, zegde Eosalès, sedert
vier maanden, ondergaat gij het eene
verhoor na het andere zonder u zeiven
te logenstraffen en zonder iets in het
zeer tijn gesponnen weefsel van leugens
te veranderen. Gij lijdt hier zonder
twijfel door de kluisters aan uw handen
en voeten, door de vochtigheid van dit
nok, het onvoldoende voedsel, maar gij
noopt, dat men u eindelijk met. rust zal
laten.
Ieder andere rechter zou mij ten
laatste met rust laten, Eosalès maar
gij denkt nog steeds....
Het gramstorig gelaatvan Eosalès
werd met een gloeiend rood bedekt.
De lankmoedigheid des konings,
door den beschermer, van wien gij
spreekt, ingeroepen verdedigde u nog
steedsMaar Ülivarez kan thans nie
mand meer beschermen. Het is bewe
zen, dat hij de hand geleend heeft tot
ondersteuning der eerzucht van 't huis
Branganzo, dat hij fortuin heeft ge
maakt ten koste van ongelukkigen, en
door den meester, die zich gewaardigde
hem als vriend te behandelen, in den
steek gelaten, is hij Spanje moeten ont
vluchten, om zijne straf te ontgaan
Mijn God mijn God mompelde
Alonzo Cano.
Niets belet u meer te spreken, zeg
de Eosalès.
Ik geloof tl niet, antwoordde Alon
zo wantrouwig.
Morgen zult gij zekerheid hebben
aangaande hetgeen ik beweer.
Dan zal ik spreken, zegde Alonzo
ik zal zeggen dat ik. door eene dank
baarheid* welker rechten ik niet kan
ontkennen, genoopt, dien vreeselijken
naclit in een ellendig huis van Madrid
heb doorgebracht, met twee jongelie-
ien. die ik mij in geweten verplicht
Zomerhitte en zegen,
Winterkoude en regen,
Rust, vermaak en vlijt,
Zwoegen, ploegen, zaaien,
Zitten, spitten, maaien,
Alles heeft zijn tijd.
Overmoed in rede,
Overdaad in zeden,
Doen bestendig kwaad
Noch te mild, noch karig
Langzaam, noch voorbarig,
Alles heeft zijn maat..
Bibax, buiten zinnen,
Slaat, den moutwijn binnen,
't Hoofd is hem op hol
Maar wie gure vlagen
's Winters moet verdragen,
Neme een mondje vol.
Dank den korenkorrel,
Met een bitt'ren borrel
Sterkt men zich de maag
Maar gestadig te fleppen
En aan 't glas te leppen,
Is gemeen en laag.
Zoo één enkel slokjen,
Als het middagklok jen
In den winter slaat.
Zoo gij 't menigmalen
Maar niet wilt herhalen,
Dan is 't vast niet kwaad.
Maar zoo gij gestadig
U, al te overdadig,
Aan het graannat wijdt
Dan, dan raakt gij zeker
Bij te vollen beker
Uw gezondheid kwijt.
vcielde, te moeten helpen en redden.
Hunne namen? vroeg Eosalès.
Gij vergeet, heer rechter, dat ik
niet. zeker beu van de ongenade van
den graaf van Ülivarez, markies van
San-Lucar.
Vervolgens voegde hij er droefgeestig
De waarheid, die ik het recht zou
hebben, u te openbaren, zoudt gij toch
niet gelooven.
—Dan kunt gij ze met bewijzen sta
ven.
Die bewijzen zullen mij ontbreken.
Gij. noemt de justicie hard en
wreed hoor evenwel mijn raad, Alon
zo 'ano beken uwe misdaad, en de
goedheid des konings zal de straf zoo
veel mogelijk verminderen. Zijne Ka
tholieke Majesteit kan u zelfs volle gra
tie verleen en... Maar denk dat ik thans
de laatste poging bij u aanwend wei
gert gij te bekennen, schrijft de- grif
fier. die gelast is met het opteekenen
uwer antwoorden, geen volledige en for-
meele bekentenis neer, dan zullen u de
menschen niet meer ondervragen.
(Wordt voortgezet.)
Zondagelf ure min vijf minuten
's morgends. Mijnheer wacht op Mada
me.
Mijnheer is gereed, om reden dat
Mijnheer, vermits hij handelaar is, een
uurwerk, dat de juiste uur wijst, op zak
heeft.
Mijnheer zeer a chic gekleed in de
week, is nog veel netter aangedaan op
vandaag. ZondagMijnheer is zonder
vlek van aan de toppen zijner Ameri-
kaansche bottinen tot op het bovenste
van zijn gepommadterd kletshoofd waar
nog eenige rare haarpijltjes op groeien.
Mijnheer heeft een te stelen halsdoekje
om den hals!....
Wachtend gezeten op een fluweelen
stoeltje, slaat Mijnheer met zijn gaan
stokje eenen marsch op de mokfluweelen
zitting van eenen daar nevens staanden
stoel, hij bekijkt madame met een glim
lachje van hoogverheven heerschappij
im de lippen.
Mijnheer glimlacht omdat Madame
ongeduldig wordt.
Haast u zooveel niet, beste vrien
din... Het is nog geen elf ure, wij heb
ben nog 20 minuten tijd
Hoe zegt ge?20 minuten!....
roept. Madame, en ze steekt koortsach
tig weg eene eersle lange speld in den
abat-jour die zij als hoed op 't hoofd
draagt.
Ja, zeker!De mis begint om
II ure.... De pastoor preekt gedurende
10 minuten, en gij hebt me te verstaan
gegeven dat wanneer men na zijn zee
veren aankomt
Ik heb u dat nooit gezegd!...
Wie heelt het me dan in 't oor ge
blazen
Ik weet het niet.:.. Nu, ik ben ge
reed
Maar g'en doet... Uw hoed staat
scheef
Daar is nietske van, Mijnheer, die
staat recht!...
Indien het zoo islaat ons gaan
Mijnheer treedt langzaam op 't voet
pad vooruit. Men kan gemakkelijk ver
onderstellen dat hij niet haastig is om
in de kerk te geraken hij koopt wat
dagbladen... reikt een handje toe aan
een vriend en eene kennis, kijkt als lief
hebber naar de paarden die men op de
laan tegenkomt. En dan, hij is toch een
eerlijk man en ziende dat zijne
vrouw het zoo druk heeft met het onge
duld, begint hij door te stappen en gaat
recht naar de kerk.
Het torenuurwerk wijst 11 u. 10 aan
De kerk is zoodanig opgepropt van volk
dat de zijdeur moeilijk te openen valt.
Ziet ge 't niet!... mompelt Mada
me, en ze draait haar paar berispings
oogen naar Mijnheer.
Het kan geen kwaad!... Mijnheer
pastoor preekt nog... ik ga op zoek ach
ter een goed hoekske... ziehier... langs
hier
Inderdaad, Mijnheer handig en sluw,
heeft daar 'ne stoel zien staan bedekt
met hoeden en pelsen. Met duizend ver
schooningen en complimenten doet hij
er alles afnemen en doet er zijne vrouw
op plaats nemen.
En gij?... zegt ze.
Ik?,... Wees gerust, beste!...
Madame zet zich neer, haalt een zeer
klein gebedenboekje uit haren moffel
te voorschijn, en begint terstond vurige
gebeden te storten.
Mijnheer, tegen 'nen pilaar geleund,
bekijkt zijn eigen zichzelven, onder
zoekt den knop van zijne halsdoek,
waarop den ring met brillanten steen nu
beter uitkomt en, immer verzekert van
gansch naar den laatsten chic opge
zet te zijn, begint hij een klein overzicht
van al dezen welke rond hem plaats ge
nomen liehben. TT ij moet toch zijnen tijd
slijten.
Ginder, in de verte van het koor of
bovenkerk, is de priester aan de Of
ferande der Mis.
Doch mijnheer stelt weinig belang in
wat de priester doet.
Mij dunkt de kleine madame du
Monisson te bespeuren?.. Inderdaad!..
eh wel... zij is niet verfraaitDat...
mijne beste, 't is valsch haar... en niet
slecht opgezet
Memento der levenden. 't Is
hier toch verduiveld warm!... De ope
ning van den warmteleider moet zich
niet ver van hier bevinden?... Allons,
tot daar... Magdalena zit nog ongerust!
Ik zie wat er gaande is?... Zij heeft ha
ren geldbeugel vergeten.
De schaal komt aan voorafgegaan
door 'nen baljuw geschoren tot op het
vel en gedragen door een onderpastoor
wat bleekjes van aangezicht, en met een
nog al wit koorhemd aan. Met een zelf-
beweeglijk gebaar tast Mijnheer zijne
zakken af en laat. twee dikke stuivers
in de schaal vallen.
Opheffing. Eenige verreklin-
kende schelleklanken, de misdienaar is
voorzeker verstrooid... De hoofden bui
gen... Zijne handschoenen in zijne han
den lioiidend en zijne panden op zijnen
wandelstok leunend,buigt Mijnheer 't
hoofd een weinig.
Ah de vermarmbuis van den calo-
rifère is daar!... 't Is genoeg om eene
valling op te doen Indien ik mijnen
dikken pelsenfrak uitspeelde?Zoo
ezegd, zoo gedaan. La....
Memento of' gedachtenis der over
ledenen. Wat zouden we dezen na
middag uitsteken?.. Indien we eens per
auto naar Saint-Germain reden?..
Pater noster. Ik mag niet ver
geten, morgen vroeg, orders te geven
om honderd dozijnen losse halsboordjes
of faux-cols te commandeerenMen
zou zeggen dat er beweging komt gin
der?... Is 't einde misschien?...
Hij staat nu op zijn teenen...
Neen !.i.
Al de aanwezigen slaan een kruistee-
henHij kijkthij weifelt eenige
oogenblikken en maakt dan een mank
en slink kruisje.
Kijk iemand gaat te communie.
Wat gedacht Ik heb nog nooit
iemand om 11 u. zien communiceeren...
als dat weeral maar de mis niet langer
doet duren
Hij kijkt, belangstellend, gedurende
eenige stonden.
't Is zeker wel tien jaar geleden
dat ik communiceerde!... En daarbij,
dees jaar nog, zal ik het ook niet doen
NeenAls men tot zekeren ouderdom
gekomen is, kan men aan al die histo
ries geen geloof meer hechten!... Dat
kan niet bestaan!.... God?.... dat kan
er door!... Maar het overige!... Lour-
des!... de Paus!... de biecht 1... neen...
onmogelijk!... Ah! dezen keer... is het
laatste einde....
Hij doet een teeken aan Magdalena en
wacht, terwijl hij met de mouw van zij
nen overjas zijnen gansch nieuwen hoed
duchtig rondwrijft.
Er is haaste bij, vooraleer al dat
volk het portaal inneemtDan kunnen
we niet meer gauw buiten!... Weet ge
het al?... Ik heb Madame du Monisson
gezien.... zij heeft blauwe haren!....
Zoo rap nietzoo luide niet
mijn vriend
De uitgang.
In 't portaal der klerk, eenige jonge
keeren uit de groote wereld overhandi
gen aan al de mannen een gedrukt pa
pier.
Eenige dameu, nieuwsgierige damen,
steken insgelijks de hand uit.
Neen, mevrouwen, neen't
voor u niet
Mijnheer krijgt er eentje, hij ont
vouwt het en al voortstappende leest hij
het met 'nen verstrooiden blik.... doch
well)aast met meer oplettendheid en
meer aandacht
elfs gj
te klef1
ic
Wat doet ge?... Niemendal Zelfs
ge u de moeite niet, de uiterste
moeite niet, iederen Zondag, gedurende 11
minuten, de bevoegde stem van een
priesters te aanhooren.
Magdalena heeft voorzeker
schijnheilige gespeeld'
Wat zeg ik?... Gij neemt somtij 1
voor God, eene houding aan, zooals
geene zoudt aannemen voor den minjén
uwer vrienden.
't Zit er op
Overdrijf ik
Is het niet de ware geschiedenis van
len onder u, die ik hier overschrijf in
korte regelen de geschiedenis van
lichtzinnigheid, 't is mogelijk!... Doch
lichtzinnigheid geene misdaad in somm
omstandigheden, werken, woorden,
u beelden en daden
Is het niet toe te wijten aan uwe
soonlijke afvalligheid, beste Heer en gi
vriend, die deze regelen aandachtig
dat de groote lichtzinnigheid onder
dienstig oogpunt in ons land heerscht.
Bij 't begin van dezen Vasten, smeet
Ued. een besluit van bekeering of van
betering te nemen. Indien ge moest we
hoe het zoude deugd doen aan 't herte
uwen herder, eene ware aandachtige
vol verlangens om zich te onderwij
K mannen vergadering te zien bijeenkom
Ook in de hoop u eenige keeren, van
tot aan de Goede Week, in de Vastei
moenen te zien, zend ik u terzelfder tijd
oprechte verzekering der verkleefdheid
genegenheid die uw pastoor en uwe
ters, die ge niet genoeg kent, u toedrage
en
m
lilt
eft
PJ
AVl'l
ft;
ërh
En vermits Madame met 'nen sch
len blik haren echtgenoot in 't
hield, zag zij dat hij tot tweemaal
het briefje overlas... en zelfs dat hij
plooide en het in zijn brieventasci q,
wegborgEn zij zegde bij haar zelf
Wie weet?... Men heeft nog me
dere dingen gezien en luidere klop] |a;
(Naar Pierre PEnnite.
gehoord
Lof der hand zij draait de spil
Van den mannelijken wil
Zij houdt d'evenaar van 't oordeel
Zij berokkent schade en voordeel,
Leidt tot eer en aanzien op
Maar, helaas ook tot den strop.
't Zij ze een koningsschepter zwaait,
Of den trouwen ploegstaart draait,
Of' het schip stuurt door de baren,
Of de schuren vol mag garen,
Of het steunend krukje vat,
Aau het eindend levenspad.
Altijd komt de hand te baat,
ieder is ze een toeverlaat,
Brave liën en sluwen guiten
Ook den beedlaar om de duiten,
Die hij van liet meelij troont,
Als hij haar misvormd vertoont.
Still
d
iteu
S01)
ten,
jen
is
'ijls
g'ij
Zoin
H
el
klei
en
iclioi
midi
Ie st
Schilders, die op 't breed palet
Allerhande kleuren zet,
Ln in 't rijk der idealen
Rondzweeft., om iets schoons te mal
Achhet schoonste denkbeeld sneeft jj
Dat de hand geen lichaam geeft.
Maar wie, vijand van 't geluk,
Dauci en volken knelt in t juk,
öieueling eu lanüzaat knevelt,
oclioon zijn mond van wetten preve
1 ïenmaai wee dien aterling,
ornjpt de hand eens naar den kling
'ends
:e di'
?n m
)f t\\
Cl' 01
oplo
li wi
pas
aren,
Eer de hand zij dient ons 't meesi
BESTE HEER,
Laat aan uwen pastoor toe er op aan te
dringen opdat Ued. ten minste eenige kee-
ren de Vastenpreeken zoudet bijwonen.
Voor wat die preeken aangaat
ge ziet van hier, dat hij naar den duivel
loopt
Wie gij ook moget zijn, gij hebt het
broodnoodig. Verscheidenen onder u zeg-
gen Ik verlies mijn geloof
't Is al verloren
Doch dat zij op hunne borst kloppen
Want zij verliezen het door hunne eigene
fout. Men bewaart immers alleen maar wat
men verdedigtindien gij uwe gezond-
heid... uwe fortuin.... uw handelshuis niet
verdedigdet... terstond zouden zij aan den
ondergang blootgesteld zijn.
Ja... daar kunnen ongevallen over
komen
't Is juist hetzelfde met het godsdienstig
gevoel. En niet alleenlijk moet ge uw ge-
loof verdedigen, maar zelfs moet ge nog
eene strenge vergelijking maken tusschen
aanvallen en wederstaan. Nu, alles valt het
geloof aan de dagbladen, de tijdschriften,
de boeken, de verstandige doch twijfelach-
tige vrienden, het schrikkelijk tijdstip dat
we beleven.
Wat stelt ge in 't werk om dat geloof,
dien allerkostbaarsten schat, die alleen u
zal van pas komen in het laatste oordeel te
verdedigen.
ioe is geiietkoosci en gevreesd
w ie baar Dest weet aan te wenden,
Zjal zijn pad 't vrooiijkst eindigen
vVie zijn lianden ledig laat
Is tot kwaaddoen 't meest in staat.
Dp dan, handen uit de mouw
^l'oei, wie haar versteken wou!)
Mannen, laat uw handen kijken
Hoe ook and're leden prijken,
De onveimoeib're mannenüand
Is de steun van stad en land.
Wat is sparen?... Sparen, zeggfl
eenen, is geld wegleggen in plaats
net te verkwisten. Sparen, zeggen
deren, is geld wegleggen om een
ken tegen den dorst te hebben. Als
den stoffelijken kant beschouwd,
in beide benamingen waarheid,
wij, christenen, die niet alleen he
cliaam beschouwen maar ook de ziel, is
moeten in de spaarzaamheid iets m
iets verhevener vinden dan eene stl FJ 111
Vla
iijke eh menschlievende zaak wij
ten overtuigd zijn dat de spaarzaam
bij de werklieden eene zedelijke d< £eu u
is, di« het midden houdt tusscheyas te
geldverkwisting en de gierigheid,
die bekwaam is rondom zich de
zaamste weldaden te verspreiden.
Inderdaad, de spaarzaamheid is
deugd en om dit wel te verstaan is
noodig een weinig uitleg te geven-
In het leven van den mensch zijp
van den eenen kant, noodzakelijke
van den anderen kant, nuttelooze e:
kosten en uitgaven. Bij voorbeeld
uitgaven van dagelijksch voedsel
kleeding volgens onzen staat zijn
zakelijke uitgaven deze mogen enj Jver z
ten wij doen, anders gaan wij ovei Pdat
J Wijk \t
den
daa:
light
stigt
verte
el ve
zal e
zijn.
)el
)er w
ai voc
aren
ni zit
zijn
g'0(
en d<
eu nn
hun
lien g
1) g'e
ant z
el, da
rt op
op
aJjaarli
fr.
•332,
al de
staan-
Ja,
eind
and
ZIJ K
•echt
irsehu
zij dj
Ü'ua n