Dg Vergiffenis van den Monnik Mijnlrr verliest zijn geloof Winter recept bii DE HAND DE SPAARZAAMHEID (55"" Vervolg.) -Men kon slechts hem bezoeken. Hij verzamelde derhalve al zijn moed en riep eene weerdigheid, door het geloot staande gehouden, te zijner hulp in; hij richtte zich op de handvol stroo, dat hem tot stoel en bed tevens diende, op, en luisterde met een oplettend oor. Het was niet één persoon, maar een geheel gezelschap, dat bij hem kwam. Gedruisck van wapens mengde zich met de stemmen, die door de groote la°'e gewelven gesmoord werden. Gelijk de gevangene getracht had zijn door lijden neergedrukt lichaam op te richten, verzamelde hij ook al de krachten zijner ziel, ten einde een strijd te kunnen volhouden, die van dag tot dag zwaarder en bloediger werd. De deur van het hok kraste op zijne verroeste scharnieren. Drie stoklantaarns wierpen een rood achtig licht in de duisternis, een half dozijn soldaten plaatsten zich tegen den tegenover den veroordeelde en eindelijk traden twee in het zwart ge- kleede mannen binnen. Een van hen was Eosalès. de andere eeu griffier, die de antwoorden van den gevangene moest, opteekenen. loen hij den rechter zag verschijnen in u ien hij een vervolger vond, schoten de oogen van den gevangene vonken, hij deed eene poging, om zijne handen uit de boeien te rukken, maar inziende, dat hij tegen geweld niets vermocht, wachtte hij in stilte de mededeeling af, die de magistraat hem te doen had. Alonzo Cano, vroeg hij hem, zijt gij besloten den weg der bekentenis op te gaan, die de justicie te vergeefs sinds vier maanden van u eischt Ik kan slechts de betuiging mij ner onschuld herhalen, antwoordde de kunstenaar, met eene geestkracht, die men in dat neergebogen lichaam niet meer verwacht zou hebben. aartoe dient u eene misdadige hardnekkigheid? vroeg Eosalès. Alles beschuldigt u, van de omstandigheden af, die den moord uwer vrouw Mercedes voorafgingen, tot uwe vlucht toe... Ik vluchtte de justicie niet, alleen lijk trachtte ik mijne beulen te ont snappen. Eosalès die dit niet. verstaan scheen te hebben, hernam Volgens .eene noodlottige wet, die waarschijniik hare oorzaak in de gewe tenswroeging vindt., komt iedere°mis- «adiger naar zijn uitgangspunt terug. Dene vreemde, maar onvermijdelijke aantrekking roept hem naar de plaats, waar hij bloed gestort heeft. Men zou zeggen, dat wrekende engelen hem naar de plaats van den moord slepen, en dat hij den Heer, die voldoening schuldig is. De geschiedenis van bijna alle moor denaars toont ons de waarheid dezer be weering aan. De wroeging openbaart zich niet alleen in het binnenste van de gekwelde ziel maar ook in de uitwen dige handelingen van den schuldige. Hij moet de natuur tot getuige nemen zijner misdaad, hij moet ze zelfs aan wezens, die niet in staat zijn hem te be grijpen, bekennen, of zooals gij, de bloedige sporen opzoeken van het too- neel, waarvan hij de noodlottige held was. t Ik ben onschuldig, antwoordde Cano op zachten toon. Zoo gij onschuldig waart, zoudt gij dan het gerecht ontvlucht zijn, dat u voor zijn vierschaar riep? Ik wilde de Voorzienigheid de zorg overlaten, den waren schuldige te ont maskeren. De uitwerking van de wroeging, waarvan ik zooéven sprak, is zoo hevig geweest, dat, ten einde niet te behoe ven te blozen voor den vriend en den vertrouweling van uw nieuw leven te Valencië, gij juist Milagro daartoe uit gekozen hebt, die ook beschuldigd is van moord op zijne vrouw Het toeval alleen deed mij zijn huis bewonen! En toen hij mij in eene smartelijke ontboezeming de vreeselij- ke misdaad meedeelde, die zijn leven 011 teerde, gevoelde ik het recht niet hem te verstooten, ik, die het hoofd onder eene dergelijke schande moest buigen. Milagro kon valsch beschuldig?!'' gewor den zijn, even goed als ik. Waarom hebt gij Valencia verla ten vroeg Rosalès. Tot op dezen dag- hebt gij geweigerd het te bekennen. Ik kon wel de vrijheid opgeven, maar niet het schilderenDaarenbo- 1 no< ven ik moest leven en mijne penseelen stelden mij in staat geene aalmoes ie behoeven. Men vond mijne handteeke- ning in hetgeen men mijn talent noemt, een ieverig rechter, begeerig naar be vordering, een eerzuchtige huichelaar, wilde zich op mij werpen als een roof dier en ik vluchtte.... Waar gingt gij ioen heen? Naar 't Karthuizerklooster Por ta Cceli Daar waart g'e veilig, zegde Eosa lès, uw talent maakte u gewis bemind bij de monniken, welke in die heilige woning leven... Wie heeft u dus kun nen overhalen, naar Madrid terug te keeren De gebiedende behoefte, om er iemand op te sporen. Wien De moordenaar van Mercedes. Gij volhardt dus in de l^escliuldi- ging van Lello Lelli Ja, daarin volhard ik. Welk belang had hij er bij, die moord te begaan Een dubbel belang hij maakte zich meester van de diamanten mijner vrouw, die zeer schoon waren, en nam op mij eene schitterende wraak. Zooveel bloed voor zulk eene kleine beleediging Lello is een Italiaan. Indien iets uwen toestand gevaar lijker zou maken, zou het die hardnek kigheid zijn, waarmede gij een jonk man beschuldigt, wiens eemge misdaad daarin bestaat, dat hij in uwe werk plaats den degen getrokken heeft. Het is waar, dat ieder duël u den dood van den ongelukkigen Sebastiaan Llano y V aldez moest herinneren. Bij deze herinnering beefde Alonzo Cano over al zijne ledematen. Dat was manslag zegde hij. Gij zegt dat gij beproefdet de mis daad van Lello Lelli te bewijzen maar hoe kondet gij dat doen, daar gij de wo ning van iSanguineto niet hebt verla ten Miguël waakte in mijne plaats. Miguël is aangehouden zegde Ro salès. Miguël aangehoudenriep Cano uit, aangehouden, de edelmoedigste, de offervaardigste der menschen. Gevat als verdacht van uwe ont snapping voor de tweede maal te heb ben willen begunstigen. - Arme, edele Miguël, zegde Cano. Hij bleef een oogenblik in smartelij ke mijmering verzonkenvervolgens voegde hij er bij Ln mijn vriend Rafaël? De regidor is eveneens in de ge vangenis. Ik zal dus allen noodlottig wor den, die mij bemind hebben. Lr is een middel om ze beiden de vrijheid te schenken. Welk U zeg het mij Beken uwe misdaad Ik heb u gezegd, dat ik onsëliuldig ben. Alle misdadigers beweeren dit zoo gij onschuldig waart, zoudt gij het ons bewijzen en ons zeggen welke be zigheden gij hadt'in den nacht van den ié Juni. Dat. kan ik nog niet Is er dan een bepaalde dag, waar op gij van dat stilzwijgen ontheven zult zijn? Ja, antwoordde Alonzo. Welke dag? De dag van den ondergang mijns weldoeners. Den graaf van Ülivarez? Ja, lieer rechter, maar ik koester voor hem te veel dankbaarheid om te wenschen, het uur van zijn val te hoo- ren slaan. Hoor eens, zegde Eosalès, sedert vier maanden, ondergaat gij het eene verhoor na het andere zonder u zeiven te logenstraffen en zonder iets in het zeer tijn gesponnen weefsel van leugens te veranderen. Gij lijdt hier zonder twijfel door de kluisters aan uw handen en voeten, door de vochtigheid van dit nok, het onvoldoende voedsel, maar gij noopt, dat men u eindelijk met. rust zal laten. Ieder andere rechter zou mij ten laatste met rust laten, Eosalès maar gij denkt nog steeds.... Het gramstorig gelaatvan Eosalès werd met een gloeiend rood bedekt. De lankmoedigheid des konings, door den beschermer, van wien gij spreekt, ingeroepen verdedigde u nog steedsMaar Ülivarez kan thans nie mand meer beschermen. Het is bewe zen, dat hij de hand geleend heeft tot ondersteuning der eerzucht van 't huis Branganzo, dat hij fortuin heeft ge maakt ten koste van ongelukkigen, en door den meester, die zich gewaardigde hem als vriend te behandelen, in den steek gelaten, is hij Spanje moeten ont vluchten, om zijne straf te ontgaan Mijn God mijn God mompelde Alonzo Cano. Niets belet u meer te spreken, zeg de Eosalès. Ik geloof tl niet, antwoordde Alon zo wantrouwig. Morgen zult gij zekerheid hebben aangaande hetgeen ik beweer. Dan zal ik spreken, zegde Alonzo ik zal zeggen dat ik. door eene dank baarheid* welker rechten ik niet kan ontkennen, genoopt, dien vreeselijken naclit in een ellendig huis van Madrid heb doorgebracht, met twee jongelie- ien. die ik mij in geweten verplicht Zomerhitte en zegen, Winterkoude en regen, Rust, vermaak en vlijt, Zwoegen, ploegen, zaaien, Zitten, spitten, maaien, Alles heeft zijn tijd. Overmoed in rede, Overdaad in zeden, Doen bestendig kwaad Noch te mild, noch karig Langzaam, noch voorbarig, Alles heeft zijn maat.. Bibax, buiten zinnen, Slaat, den moutwijn binnen, 't Hoofd is hem op hol Maar wie gure vlagen 's Winters moet verdragen, Neme een mondje vol. Dank den korenkorrel, Met een bitt'ren borrel Sterkt men zich de maag Maar gestadig te fleppen En aan 't glas te leppen, Is gemeen en laag. Zoo één enkel slokjen, Als het middagklok jen In den winter slaat. Zoo gij 't menigmalen Maar niet wilt herhalen, Dan is 't vast niet kwaad. Maar zoo gij gestadig U, al te overdadig, Aan het graannat wijdt Dan, dan raakt gij zeker Bij te vollen beker Uw gezondheid kwijt. vcielde, te moeten helpen en redden. Hunne namen? vroeg Eosalès. Gij vergeet, heer rechter, dat ik niet. zeker beu van de ongenade van den graaf van Ülivarez, markies van San-Lucar. Vervolgens voegde hij er droefgeestig De waarheid, die ik het recht zou hebben, u te openbaren, zoudt gij toch niet gelooven. —Dan kunt gij ze met bewijzen sta ven. Die bewijzen zullen mij ontbreken. Gij. noemt de justicie hard en wreed hoor evenwel mijn raad, Alon zo 'ano beken uwe misdaad, en de goedheid des konings zal de straf zoo veel mogelijk verminderen. Zijne Ka tholieke Majesteit kan u zelfs volle gra tie verleen en... Maar denk dat ik thans de laatste poging bij u aanwend wei gert gij te bekennen, schrijft de- grif fier. die gelast is met het opteekenen uwer antwoorden, geen volledige en for- meele bekentenis neer, dan zullen u de menschen niet meer ondervragen. (Wordt voortgezet.) Zondagelf ure min vijf minuten 's morgends. Mijnheer wacht op Mada me. Mijnheer is gereed, om reden dat Mijnheer, vermits hij handelaar is, een uurwerk, dat de juiste uur wijst, op zak heeft. Mijnheer zeer a chic gekleed in de week, is nog veel netter aangedaan op vandaag. ZondagMijnheer is zonder vlek van aan de toppen zijner Ameri- kaansche bottinen tot op het bovenste van zijn gepommadterd kletshoofd waar nog eenige rare haarpijltjes op groeien. Mijnheer heeft een te stelen halsdoekje om den hals!.... Wachtend gezeten op een fluweelen stoeltje, slaat Mijnheer met zijn gaan stokje eenen marsch op de mokfluweelen zitting van eenen daar nevens staanden stoel, hij bekijkt madame met een glim lachje van hoogverheven heerschappij im de lippen. Mijnheer glimlacht omdat Madame ongeduldig wordt. Haast u zooveel niet, beste vrien din... Het is nog geen elf ure, wij heb ben nog 20 minuten tijd Hoe zegt ge?20 minuten!.... roept. Madame, en ze steekt koortsach tig weg eene eersle lange speld in den abat-jour die zij als hoed op 't hoofd draagt. Ja, zeker!De mis begint om II ure.... De pastoor preekt gedurende 10 minuten, en gij hebt me te verstaan gegeven dat wanneer men na zijn zee veren aankomt Ik heb u dat nooit gezegd!... Wie heelt het me dan in 't oor ge blazen Ik weet het niet.:.. Nu, ik ben ge reed Maar g'en doet... Uw hoed staat scheef Daar is nietske van, Mijnheer, die staat recht!... Indien het zoo islaat ons gaan Mijnheer treedt langzaam op 't voet pad vooruit. Men kan gemakkelijk ver onderstellen dat hij niet haastig is om in de kerk te geraken hij koopt wat dagbladen... reikt een handje toe aan een vriend en eene kennis, kijkt als lief hebber naar de paarden die men op de laan tegenkomt. En dan, hij is toch een eerlijk man en ziende dat zijne vrouw het zoo druk heeft met het onge duld, begint hij door te stappen en gaat recht naar de kerk. Het torenuurwerk wijst 11 u. 10 aan De kerk is zoodanig opgepropt van volk dat de zijdeur moeilijk te openen valt. Ziet ge 't niet!... mompelt Mada me, en ze draait haar paar berispings oogen naar Mijnheer. Het kan geen kwaad!... Mijnheer pastoor preekt nog... ik ga op zoek ach ter een goed hoekske... ziehier... langs hier Inderdaad, Mijnheer handig en sluw, heeft daar 'ne stoel zien staan bedekt met hoeden en pelsen. Met duizend ver schooningen en complimenten doet hij er alles afnemen en doet er zijne vrouw op plaats nemen. En gij?... zegt ze. Ik?,... Wees gerust, beste!... Madame zet zich neer, haalt een zeer klein gebedenboekje uit haren moffel te voorschijn, en begint terstond vurige gebeden te storten. Mijnheer, tegen 'nen pilaar geleund, bekijkt zijn eigen zichzelven, onder zoekt den knop van zijne halsdoek, waarop den ring met brillanten steen nu beter uitkomt en, immer verzekert van gansch naar den laatsten chic opge zet te zijn, begint hij een klein overzicht van al dezen welke rond hem plaats ge nomen liehben. TT ij moet toch zijnen tijd slijten. Ginder, in de verte van het koor of bovenkerk, is de priester aan de Of ferande der Mis. Doch mijnheer stelt weinig belang in wat de priester doet. Mij dunkt de kleine madame du Monisson te bespeuren?.. Inderdaad!.. eh wel... zij is niet verfraaitDat... mijne beste, 't is valsch haar... en niet slecht opgezet Memento der levenden. 't Is hier toch verduiveld warm!... De ope ning van den warmteleider moet zich niet ver van hier bevinden?... Allons, tot daar... Magdalena zit nog ongerust! Ik zie wat er gaande is?... Zij heeft ha ren geldbeugel vergeten. De schaal komt aan voorafgegaan door 'nen baljuw geschoren tot op het vel en gedragen door een onderpastoor wat bleekjes van aangezicht, en met een nog al wit koorhemd aan. Met een zelf- beweeglijk gebaar tast Mijnheer zijne zakken af en laat. twee dikke stuivers in de schaal vallen. Opheffing. Eenige verreklin- kende schelleklanken, de misdienaar is voorzeker verstrooid... De hoofden bui gen... Zijne handschoenen in zijne han den lioiidend en zijne panden op zijnen wandelstok leunend,buigt Mijnheer 't hoofd een weinig. Ah de vermarmbuis van den calo- rifère is daar!... 't Is genoeg om eene valling op te doen Indien ik mijnen dikken pelsenfrak uitspeelde?Zoo ezegd, zoo gedaan. La.... Memento of' gedachtenis der over ledenen. Wat zouden we dezen na middag uitsteken?.. Indien we eens per auto naar Saint-Germain reden?.. Pater noster. Ik mag niet ver geten, morgen vroeg, orders te geven om honderd dozijnen losse halsboordjes of faux-cols te commandeerenMen zou zeggen dat er beweging komt gin der?... Is 't einde misschien?... Hij staat nu op zijn teenen... Neen !.i. Al de aanwezigen slaan een kruistee- henHij kijkthij weifelt eenige oogenblikken en maakt dan een mank en slink kruisje. Kijk iemand gaat te communie. Wat gedacht Ik heb nog nooit iemand om 11 u. zien communiceeren... als dat weeral maar de mis niet langer doet duren Hij kijkt, belangstellend, gedurende eenige stonden. 't Is zeker wel tien jaar geleden dat ik communiceerde!... En daarbij, dees jaar nog, zal ik het ook niet doen NeenAls men tot zekeren ouderdom gekomen is, kan men aan al die histo ries geen geloof meer hechten!... Dat kan niet bestaan!.... God?.... dat kan er door!... Maar het overige!... Lour- des!... de Paus!... de biecht 1... neen... onmogelijk!... Ah! dezen keer... is het laatste einde.... Hij doet een teeken aan Magdalena en wacht, terwijl hij met de mouw van zij nen overjas zijnen gansch nieuwen hoed duchtig rondwrijft. Er is haaste bij, vooraleer al dat volk het portaal inneemtDan kunnen we niet meer gauw buiten!... Weet ge het al?... Ik heb Madame du Monisson gezien.... zij heeft blauwe haren!.... Zoo rap nietzoo luide niet mijn vriend De uitgang. In 't portaal der klerk, eenige jonge keeren uit de groote wereld overhandi gen aan al de mannen een gedrukt pa pier. Eenige dameu, nieuwsgierige damen, steken insgelijks de hand uit. Neen, mevrouwen, neen't voor u niet Mijnheer krijgt er eentje, hij ont vouwt het en al voortstappende leest hij het met 'nen verstrooiden blik.... doch well)aast met meer oplettendheid en meer aandacht elfs gj te klef1 ic Wat doet ge?... Niemendal Zelfs ge u de moeite niet, de uiterste moeite niet, iederen Zondag, gedurende 11 minuten, de bevoegde stem van een priesters te aanhooren. Magdalena heeft voorzeker schijnheilige gespeeld' Wat zeg ik?... Gij neemt somtij 1 voor God, eene houding aan, zooals geene zoudt aannemen voor den minjén uwer vrienden. 't Zit er op Overdrijf ik Is het niet de ware geschiedenis van len onder u, die ik hier overschrijf in korte regelen de geschiedenis van lichtzinnigheid, 't is mogelijk!... Doch lichtzinnigheid geene misdaad in somm omstandigheden, werken, woorden, u beelden en daden Is het niet toe te wijten aan uwe soonlijke afvalligheid, beste Heer en gi vriend, die deze regelen aandachtig dat de groote lichtzinnigheid onder dienstig oogpunt in ons land heerscht. Bij 't begin van dezen Vasten, smeet Ued. een besluit van bekeering of van betering te nemen. Indien ge moest we hoe het zoude deugd doen aan 't herte uwen herder, eene ware aandachtige vol verlangens om zich te onderwij K mannen vergadering te zien bijeenkom Ook in de hoop u eenige keeren, van tot aan de Goede Week, in de Vastei moenen te zien, zend ik u terzelfder tijd oprechte verzekering der verkleefdheid genegenheid die uw pastoor en uwe ters, die ge niet genoeg kent, u toedrage en m lilt eft PJ AVl'l ft; ërh En vermits Madame met 'nen sch len blik haren echtgenoot in 't hield, zag zij dat hij tot tweemaal het briefje overlas... en zelfs dat hij plooide en het in zijn brieventasci q, wegborgEn zij zegde bij haar zelf Wie weet?... Men heeft nog me dere dingen gezien en luidere klop] |a; (Naar Pierre PEnnite. gehoord Lof der hand zij draait de spil Van den mannelijken wil Zij houdt d'evenaar van 't oordeel Zij berokkent schade en voordeel, Leidt tot eer en aanzien op Maar, helaas ook tot den strop. 't Zij ze een koningsschepter zwaait, Of den trouwen ploegstaart draait, Of' het schip stuurt door de baren, Of de schuren vol mag garen, Of het steunend krukje vat, Aau het eindend levenspad. Altijd komt de hand te baat, ieder is ze een toeverlaat, Brave liën en sluwen guiten Ook den beedlaar om de duiten, Die hij van liet meelij troont, Als hij haar misvormd vertoont. Still d iteu S01) ten, jen is 'ijls g'ij Zoin H el klei en iclioi midi Ie st Schilders, die op 't breed palet Allerhande kleuren zet, Ln in 't rijk der idealen Rondzweeft., om iets schoons te mal Achhet schoonste denkbeeld sneeft jj Dat de hand geen lichaam geeft. Maar wie, vijand van 't geluk, Dauci en volken knelt in t juk, öieueling eu lanüzaat knevelt, oclioon zijn mond van wetten preve 1 ïenmaai wee dien aterling, ornjpt de hand eens naar den kling 'ends :e di' ?n m )f t\\ Cl' 01 oplo li wi pas aren, Eer de hand zij dient ons 't meesi BESTE HEER, Laat aan uwen pastoor toe er op aan te dringen opdat Ued. ten minste eenige kee- ren de Vastenpreeken zoudet bijwonen. Voor wat die preeken aangaat ge ziet van hier, dat hij naar den duivel loopt Wie gij ook moget zijn, gij hebt het broodnoodig. Verscheidenen onder u zeg- gen Ik verlies mijn geloof 't Is al verloren Doch dat zij op hunne borst kloppen Want zij verliezen het door hunne eigene fout. Men bewaart immers alleen maar wat men verdedigtindien gij uwe gezond- heid... uwe fortuin.... uw handelshuis niet verdedigdet... terstond zouden zij aan den ondergang blootgesteld zijn. Ja... daar kunnen ongevallen over komen 't Is juist hetzelfde met het godsdienstig gevoel. En niet alleenlijk moet ge uw ge- loof verdedigen, maar zelfs moet ge nog eene strenge vergelijking maken tusschen aanvallen en wederstaan. Nu, alles valt het geloof aan de dagbladen, de tijdschriften, de boeken, de verstandige doch twijfelach- tige vrienden, het schrikkelijk tijdstip dat we beleven. Wat stelt ge in 't werk om dat geloof, dien allerkostbaarsten schat, die alleen u zal van pas komen in het laatste oordeel te verdedigen. ioe is geiietkoosci en gevreesd w ie baar Dest weet aan te wenden, Zjal zijn pad 't vrooiijkst eindigen vVie zijn lianden ledig laat Is tot kwaaddoen 't meest in staat. Dp dan, handen uit de mouw ^l'oei, wie haar versteken wou!) Mannen, laat uw handen kijken Hoe ook and're leden prijken, De onveimoeib're mannenüand Is de steun van stad en land. Wat is sparen?... Sparen, zeggfl eenen, is geld wegleggen in plaats net te verkwisten. Sparen, zeggen deren, is geld wegleggen om een ken tegen den dorst te hebben. Als den stoffelijken kant beschouwd, in beide benamingen waarheid, wij, christenen, die niet alleen he cliaam beschouwen maar ook de ziel, is moeten in de spaarzaamheid iets m iets verhevener vinden dan eene stl FJ 111 Vla iijke eh menschlievende zaak wij ten overtuigd zijn dat de spaarzaam bij de werklieden eene zedelijke d< £eu u is, di« het midden houdt tusscheyas te geldverkwisting en de gierigheid, die bekwaam is rondom zich de zaamste weldaden te verspreiden. Inderdaad, de spaarzaamheid is deugd en om dit wel te verstaan is noodig een weinig uitleg te geven- In het leven van den mensch zijp van den eenen kant, noodzakelijke van den anderen kant, nuttelooze e: kosten en uitgaven. Bij voorbeeld uitgaven van dagelijksch voedsel kleeding volgens onzen staat zijn zakelijke uitgaven deze mogen enj Jver z ten wij doen, anders gaan wij ovei Pdat J Wijk \t den daa: light stigt verte el ve zal e zijn. )el )er w ai voc aren ni zit zijn g'0( en d< eu nn hun lien g 1) g'e ant z el, da rt op op aJjaarli fr. •332, al de staan- Ja, eind and ZIJ K •echt irsehu zij dj Ü'ua n

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1914 | | pagina 2