De bloemenverkooper
ALLERLEF
duii
>one
steli
lie
t Zt v
eii
tot
b«
Op zekeren (lag, in de eerste week van
April 1867, stond er een man tegen den
muur, die Rengent's-Park omgeeft,
t Was een bitter koude dag, ofschoon
de zón aan een on bewolkten hemel te
pe prijken stond want, de noord-oosten
wind was koud en snerpend en drong tot
op merg en been door. Deze man scheen
Lan buiten te komen, althans naar zijne
(deeding te oordeelen '1 was een slank
voofman met donkerkleurig haar, die om
streeks den leeftijd van vijf en veertig
jaren bereikt had hij was krachtig ge
bouwd, maar uiterst mager, en had een
bleek en lijdend gezicht. Naast hem oj.
den grond stond een groote, ronde mand
Sraarin eenige bloeiende planten ston
Jen, en*wel primulae-veris, eenige vio-
aanjetten en een paar slingerplanten.
Hij was nu eigenlijk geen buitenman
neer, al mocht hij het vroeger ook ge
neest. zijn hij was in Londen reeds ge-
da acclimatiseerd. Hij was dien morgen
•eeds met het krieken van den dag op
gestaan en had uren achtereen in de
Josschen rondgedoold, 0111 deze bloemen
Lmei te zoeken. Als hij een plantje vond, dan
m «pitte hij dit voorzichtig uit den grond,
wekiklceldie het. netjes in mos en bond er
k iJen strooit je omheen. Het was omtrent
n lien ure, vooraleer hij met zijn werk ge-
eed was en de planten in de mand, die
le oor drie vierde gedeelte met aarde ge
il r ruld was, ingepakt had. Daarop tilde
van iij de mand op zijn rug, keerde daar-
eeiu aee naar bonden terug en ging toen op
!e breede trottoir tegen den muur aan
laan, omdat, hij wel dacht, dat er
aar wel spoedig koopers zouden opda-
:ege en. De klok van St-John's-Church
oeg juist twaalf ure, toen hij zijne
racht neerzette.
1 scl De mand zag er niet onaardig uit,
rant de bloemen waren met. smaak ge-
pgschiktde blauwe violetten stonden
I het midden, daaromheen de teedere
en; rimulae-veris, terwijl de groene slin-
aads erplanten, wier takjes bevallig over de
and heenhiugen, het geheel omgaven.
"lia[ eden de lentebloemen de voorbijgan-
0ür eis misschien aan hun lentetijd den-
1 mi, aan de groene lanen en de bemoste
alen, welke zij in dien vervlogen tijd
Vm 11 lorloopen hadden, terwijl zij deze
:ster' oemen naar willrkeur afplukten? A's
)ryn- it het geval was. dan hadden zij blijk-
lar geen tijd 0111 lang bij deze of gene
emfci annneiing stil tc staan,* want zij lie-
II de bloemenmand haastig voorbij.
6Jj3' 9 man vroeg aan niemand, of hij ook
yai ;s van hem wilde koopen hij liet dit
llljn n hen zeiven ovc
iue>' Zoo verliepen er eenige uren. Om drie
1 J* k had hij nog geen enkel plantje ver-
90 cht. Hij stond, daar al zwijgend te
Qa; ichten, terwijl zijn peinzend gelaat
r£en'duiig minder hoop dan in het eeist
nied. Hij had er niet veel verwach-
19 ig van, dat heeren iels bij hem zou-
koopen, maar (les te meer rekende
'ane j op de damen. 'Deze liepen hem in
üigte voorbij, in zijde en fluweel ge-
eed en met een snoepig hoedje op, dat
smai (je yjoölijke stralen der zon schitter-
c i enkelen waren in rijtuigen gezeten,
meesten te voetmaar hem reden en
liepen zij allen voorbij. Nu en dan
s er wel is waar eene, die een vluch-
Eil [en blik op de bloemen sloeg eene
l' Dai me kwam met liaar hoofd vlak voor
awaa l raampje van het. portier en keek er
lonn ar totdat, zij uit het gezicht was een
ndni Jr waren er met eeile opmerking of
ie vraag bij blijven staan, doch zij
3ur« eliten niets. J
ins,Toen de klok drie ure geslagen had,
Hide de man een stuk brood uit zijn
Mol i eil at flit op, waarop hij zich naar
jee' Je pomp begaf 0111 wat water te drin-
L' l. Hij had het laatste stuk brood ge-
an [eili toen hij vroeg in den morgen aan
ït, IV ZOelceii van planten was, en dit met
'tree water uit een naburig beekje door-
11 ipoeld. Dat water had hem lekkerder
roV( maakt dan dit.
L' Gfe zijt van middag niet gelukkig,
Ea- t. waar, vriend zeide een koetsier,
gedurende eenigen tijd vlak in zijne
391 bijheid op den bok van zijn rijtuig
lCkae 1 zitten wachten, tot hem.
akrn - Neen, antwoordde de man, terwijl
in Cl >e(ier 0p zijn pOSt ging staan.
",Eer^ hjna onmiddellijk daarop hieven er
bllld scheulene menschen vlak in zijne na-
5 *J5 leid staan. Twee groepjes, die blijk-
lr met elkander bekend waren, kwa-
~3J- h van verschillende kanten en hielden
111 c aar staande. Zij begonnen druk te
Ed- ten over een bal, waar zij dien avond
a«f Z0U(^eu komen, over een bidstond
3 r de zending, dien zij den volgenden
taele Ig^ dachten bij te wonen, en over
E' schillende plannen en voornemens.
"Lou 'e dame, die een meisje bij de hand
'tc ld, liet. een prachtigen bloemtuil
ve, I fa.
v Ik heb Baker-Street geheel afge-
1 Lo pen om dien te krijgen, zeide zij.
J 'dt gij hem niet mooi Hij kost maar
'b en shillings en zes pence. Ik had
inn- st een rijtuig genomen om hem naar
\el 8 te brengen, want ik was bang, dat
dsc1 door de wannte der zon zou verslen
st;
Bi?11 00 spraken zij nog een tijd lang
An 1 t®nvii1 man onopgemerkt ach-
ity haar stond, en daarop namen zij af-
mea 'd van elkaar 0111 elk een verschil-
A 1 en kant. uit te gaan. Maar 't meisje
er rv ondertuRschen eens naar de mand
ei'J bloemen gekeken, en hare voeten
B'v 'u als aan het trottoir genageld.
1 'dond haar, dat in krullen langs
Gra schouders neergolfde, was door een
'v Huwoelen lint- omgeven.
•ree Mama koopt een bloemtuil voor
h aai
en sloeg een blik op de bloemen.
Dat prullengoed gaf zij
eenigszius barsch ten antwoord.
Maar het zijn primulae-veris, ma
ma koop er een voor mij.
Ge moet niet zoo lastig zijn, Mina
Dat zijn planten en geene bloemtuilen.
Kom mede ik hel» geen tijd meer.
Zij sloeg- eensklaps een vluchtigen
blik op het gelaat van den armen man,
terwijl zij met haar 'kind wegging de
lichtblauwe zijden japon, de wit satij
nen voering van den zwart fluweelen
mantel, dien de wind aan. de kanten deed
opwaaien, en liet groote met goud door
werkte netje, dat met blond haar gevuld
was, een heel eind achter haar hoofd
uitstak en in de zon glinsterde, wat.
was dat alles deftig en hoezeer verried
liet, dat deze dame geene zorgen kende
Wij willen den man niet hard vallen,
dat hij er voor een oogenblik aan dacht,
dat de gaven Gods al zeer ongelijkmatig
verdeeld zijn. Zeven shillings en zes
pence voor een bloemtuil en een rijtuig
0111 dien naar huis te brengen
Eene andere dame, die juist de straat
overgestoken was, zag hij niet, voordat
zij vlak voor hem stond, 't Was eene
deftige, vriendelijke dame, maar die in
fatsoen vrij wat bij de andere ten ach
te.-en stond, vooral wat de haren betrof".
^ijn (lat plantjes of bloemtuilen
vroeg zij.
Plantjes klonk het eenigszius
beleefd
Zijne aangeborene beleefdheid
van hem geweken; de gedachte, dat hij
misdeeld was, oefende een ongun-
stigen invloed op zijn humeur.
Platjes kan ik niet gebruiken,
merkte zij aan, daar zij hem voor een
grooten lomperd hield. Ge schijnt ei
niet veel van verkocht te hebben
Ik heb er geen een van verkocht
Ik heb eene wandeling van verscheide
ne uren gedaan om de plantjes te zoe
ken ik heb hier al sedert een paar uren
gewacht, en daar staat de mand nog
;ooals ib haar neergezet heb.
t Lijkt wel een buitenman te zijn.
Jacht de dame. Zij kwam zelf ook van
buiten.
erscheidene damen in eene prach
tige kleeding zijn hier te voet en in hare
rijtuigen voorbijgekomen, maar geene
"ukele heeft, er een penny voor wi]l
besteden. Zij gaan liever in een winkel
en betalen een halve kroon voor een
bloempotzij geven liever zeven shil
lings en zes pence voor een bloemtuil
uit.maar zij willen een arm man, die
niet. eere aan den bost. wil zien te komen,
niet voorthelpen.
Hij sprak bijna op een trotsehen toon,
terwijl hij haar niet aanzag, maai- strak
voor zich keek. Het is niet aangenaam,
met zoo iemand te spreken, en de dame
maakte zich dan ook gereed om verder
te gaan. Zij tastte in haren zak naar een
Iialven penny en wilde (lezen aan hem
geven
Neen, dat ivil ik niet aannemen.
Als ik niet op eene eerlijke wijze een
penny kan verdienen, dan wil ik er ook
geen als een aalmoes aannemen.
Zij liep voort, blijde, dat zij van den
man en van zijne onbeleefdheden ont
slagen was. Bovendien was zij nog pas
geleden bestormd door die indring-ende
meisjes, welke in dit. zoowel als in an
dere gedeelten van Londen bij elkaar
komen en de menschen willen dwingen
om bloemen van haar te koopen. Zij be
gon over allerlei dingen na te denken en
keerde naar hem terug met een zes-
penee-stuk in hare hand. Zijn gezicht
kwam haar nu ook nog wel wat stroef
voor maar 't was toch een eerlijk ge
zicht en doodsbleek bovendien.
Wilt ge dit dan van mij aanne
men vroeg zij hem op een vriendelijken
toon, terwijl zij hem het. geldstuk toe
stak.
Hij schudde met. liet hoofd.
Neen, neen ik wil geen geld aan
nemen, zonder er iets voor in de plaats
te geven. Dan zou ik veel van een bede
laar weg hebben.
Maar het zijn plantjes, die kan ik
toch niet meenemen.
Er volgde geen antwoord.
Voor hoeveel verkoopt ge ze
Voor drie pence het stuk.
Hebt ge ook kinderen?
Ja, gaf hij haar ten antwoord met
eenige aarzeling in den toon zijner stem,
die uit zijne aangeboren waarheidslief-
de voortsproot. Hij had eigenlijk maar
één kind, doch hij was nu juist niet in
een stemming om daaromtrent, in na
dere bijzonderheden te treden.
Laat mij dan twee van deze plant
jes koopen doch houd ze dan zelf maai
en geef ze aan uwe kinderen, als gij
thuis komt.
Neen, Mevrouw neen.
Welnu, geef mij dan een van die
primulae-veris.
Zij wilde de bloemen er reeds afpluk
ken, daar zij dan gemakkelijker te dra
gen zouden zijn, toen hij tusschen heide
kwam om haar dit te beletten, terwijl
zijne stem een zonderling gevoel ver
ried.
Och, doe dat nietDat zou jammer
zijn
Het was blijkbaar, dat hij veel met
deze kinderen der natuur ophad. E11 nu
merkte zij, dat het plantje zoo keurig en
netjes in liet droge mos gewikkeld was,
(kat. er geen bezwaar in kon zijn, het
mede te nemen. Terwijl zij het zes-pen-
ce-stuk in zijne hand liet glijden,
spoedde zij zich ijlings weg uit vrees,
dat zijne eerlijkheid weer boven zou ko
men en liem er op zou doen aandringen,
haar drie pence terug te geven. Mis-
Hij wachtte opnieuw. Nu kwam er
eene dame, die een rooden shawl omhad,
naar hem toe, bleef', toen zij de primu-
lae-veris zag, staan, bekeek ze eens
nauwkeurig en vroeg
Wat is de prijs daarvan, vriendje
Drie pence het stuk.
Erie pence het stuk! Wat? Voor
(lie eenvoudige primulae-veris
Ik heb ver genoeg moeten loopen
0111 ze te krijgen.
- Laat mij er dan eens een zien.
Hij gaf er haar een in de hand, en zij
dl aaide dit heen en weer, als vreesde
zij, dat. er bedrog achter school. Blijk
baar viel dit onderzoek g-oed uit.
Als gij er mij zes voor een shilling
wilt geven, dan zal ik ze nemen. Ik heb
thuis een half dozijn bloemDotten, en
daar dient, toch wat in te staan.
Hij meende dit aanbod niet van de
hand te mogen wijzen, daar hij er aan
dacht, hoe weinig hij den geheelen dag
verkocht had. Zij hield de zes plantjes
m haren arm en liet ze tegen den roo
den shawl rusten.
Wilt ge er mij nog een op den koop
toe geven? vroeg zij, terwijl zij den
shilling nog in hare hand hield.
Neen, luidde het antwoord kortaf,
en nu gaf zij hem den shilling en ver
trok met liet geen ziji gekocht had.
Daarop kwamen er nog een paar koo
pers, ieder voor een enkelen primulae-
yeris of een violet. Een heer, die dicht
in zijne nabijheid uit. een omnibus stap
te, scheen te merken, hoe hij daar
stond, als een beeld van kommer en ge
brek, en vroeg hem op een barschen
toon, waarom hij geen werk zocht te
krijgen, in plaats van daar met bloemen
te staan, zoo'11 ferme, stevige, luie ke
rel als hij was Hij liep voort en wacht
te geen antwoord af maar een ander
heer, die dit barsclie verwijt gehoord
had, kwam naar hem toe, kocht een vio
let en betaalde daarvoor drie pence. En
zoo ging de dag met allerlei ontmoetin
gen voorbij, totdat de avond begon te
vallen.
Toen nam hij zijne mand op en keer
de naar zijn huis terug in de hoop, dat
hij onder weg nog wat zou verkoopen.
Maar het geluk liep hem niet. mede.
Het huis, waarin hij Vvoonde, stond
in het hart van Londen, ergens tusschen
Oxford-Street en liet Strand. Deze buurt
werd nu en dan door hen, dié er mede
bekend waren, als verschrikkelijk
beschreven, niet zoozeer wat de men-
elien, als wel de huizen, waarin deze
woonden, betreft. In den regel woonden
daar geen dieven en zakkenrollers, maar
slechts de armsten van die armen, wel
ke door handenarbeid een eerlijk stuk
brood trachten te verdienen bijna, de
helft van lien was gemiddeld zes maan
den van het jaar zonder werk. De man
sloeg een nauw straatje in, waar man
nen in eene havelooze kleeding en met
een smerig pijpje in den mond en vrou
wen met loshangende haren en schelle
stemmen hij elkaar stonden, en liep een
armzalig winkeltje in, waar steenkolen
verkocht werden. De winkelier, die
;iuist bezig was met iemand te helpen,
keek op.
Zijt gij het, Sale? Hebt. gij een
goeden dag gehad?
Neen. Mag ik mijne mand met
bloemen hier vannacht laten staan? Zij
zouden hij mij maar verwelken.
Ga gerust uw gang, luidde het ant
woord.
Richard Sale zette de mand nu in een
hoek neer en trachtte zijne overgescho-
tene bloemen zoo goed mogelijk te be
dekken, opdat het. steenkolenstof ze
niet geheel zwart zou maken, en ging
toen de straat weer op. Twee shillings
van het geld, dat hij ontvangen had,
moesten voor huur betaald worden hij
kon geen uitstel meer krijgen, en dus
had hij tien pence over om uit te geven.
Hij trad een winkel binnen en kocht
er een brood. Elders kocht hij voor een
penny melk, een heele som, als men
zijne beperkte middelen in aanmerking
neemt alsmede een weinigje thee en
suiker. Hij had thuis een ziek kind, dat
altijd dorstig was, en men had hem aan
de armen-apotlieek gezegd, dat melk
goed voor hem was. Wel mag de wijze,
waarop deze man zich allerlei ontberin
gen voor zijn kind getroostte, onze be
wondering wekken. Hij had den gehee
len dag niets anders gebruikt dan twee
sneedjes brood, uit vrees, dat hij niet
genoeg geld zou overhouden om dan des
avonds iets voor zijn jongen te koopen.
Lang vasten komt aan de armen niet
zoo verschrikkelijk voor, als dit aan ons
toeschijnt, die aan eene geregelde le
venswijze gewoon zijn zij hebben zoo
dikwijls te vasten. De geschiedenis van
Richard Sale is geheel gelijk aan die
van zoo velen. Hij was naar Londen ge
lokt door het hoogere loon, dat daar te
verdienen was, en een tijd lang ging het
hem goed. Maar het ongeluk kwam tot
hem in de gedaante van rheumatische
koortsen deze duurden lang genoeg om
hem het weinige, dat hij gespaard had,
te doen verliezen. Hij herstelde nooit
meer geheel de vingers van zijne eene
hand waren heel wat verzwakt, de ge
wrichten verstijfd, en vier jaren lang
moest hij den kost verdienen, zoo goed
als het ging, met allerlei karweitjes,
met. het koopen van dingen 0111 ze weer
te verkoopen, of, zooals hij dien dag ge
daan had, met het zoeken van plantjes
om deze weer aan den man te brengen,
waarbij liij zijne eerlijkheid en zijne
zelfverloochening ten einde toe wist te
bewaren.
Gij hebt zeker nooit eene huurt ge
zien, zooals die, waarin hij eindelijk stil
OPENBAAR VERMAAK
Een gepensioneerde staat op de brug
en hengelt met een vischlijn.
Er verzamelt zich een schaar nieuws
gierigen om hem heen en men is in ge
spannen ^verwachting om te weten wat
hij vangen zal.
Een half uur verloopt, een uur en
nog altijd heeft de hengelaar niets ge
vangen. Er worden weddingschappen
aangegaan, of hij nog wat krijgen zal of
niet.
De belangstelling neemt toe, het ver
keer op de brug dreigt belemmerd te
worden want iedere voorbijganger wil
zien wat er aan de hand is.
Eindelijk verschijnt een policieagent,
die naar den hengelaar toeg'aat.
Het is verboden hier te visschen,
voegt hij den overtreder toe.
Ik visch niet, zie maar, er is geen
aas, zelfs geen vischhaak aan mijn hen
gel. Wat ik doe, is tot amusement van
het. publiek
rouw tot haar man op verwijtenden
toon
Ik geloof dat gij meer van uwe
pijp houdt, dan van mij.
•¥au\ Eie gaat ook niet zoo dik
wijls uit als gij.
4*-
ZUINIGE MENSCHEN
Drie Amerikanen zaten in een spoor
weg-compartiment. Het. gesprek kwam
op bijzonder zuinige menschen.
Ja, zei de man uit Chicago, ik> weet
van iemand., die de klerken van zijn
kantoor dwingt heel klein te schrijven,
om inkt te besparen.
Nog sterker, meende de reiziger
uit Baltimore, een vriend van mijn va
der zette 's nachts de klokken stil om
liet. werk niet te laten slijten.
Bij ons is een 011de man, sprak de
derde, uit Philadelphia, en die leest,
geene gazetten om zijn bril niet te ver
slijten
VOOR HOTELHOUDERS
Gast. Als men een zwarte kat over
den rug strijkt-, komen er electrische
vonken.
Hotelhouder. Dat hebt ge al meer
gezegdik heb het ook geprobeerd,
maar het gaf' niets.
Gast. Ja, maar ge moet het doen,
vóór dat ge haar 't, vel afstroopt
Mevrouw (tot de aanbiedende dienst
bode). Maar meisje uw getuigschrif
ten zijn miserabel.
Dienstbode. Zooveel te beter, me
vrouw ik heb van u ook zooveel goeds
niet gehoord
4»
TOPPUNT VAN VERSTROOIDHEID
Opgewonden vrouw. U man, onze
meid is van den trap gevallen, en heeft
haar hals gebroken
Professor. Stuur haar dan dadelijk
weg. Ge hebt dikwijls genoeg gezegd,
dat ze daarop rekenen kon, als ze nog
eenmaal iets brak.
GOEDE WIJN BEHOEFT
GEEN KRANS
Een paar dagen geleden, onthaalde
de lieer B(een wijnkooper) eenige
gasten en vroeg aan een hunner, hoe hij
den tafel wijn vond.
Vindt gij niet zeide hij, dat hij
uitmuntend is bij het eten?
De gast bracht het glas aan zijne Hp-
pen, trok een leelijk gezicht en ant
woordde
Hum, bij het eten is hij misschien
niet kwaad, maar bij het drinken vind
ik hem wat slapjes.
EEN BELEEFD STRUIKROOVER
Struikroover (bij het begin van het
boscli tot toerist). De weg door het
bosch is gevaarlijk, mijnheer, ware het
niet beter uwe kostbaarheden eerst af
te geven.
EEN GEDULDIGE KLEERMAKER
Een trotsclie graaf kwam bij een
maaltijd naast, een pas geadelden Ge
heimraad te zitten, wiens vader kleer
maker was geweest. Om liem beet te
nemen, bracht de graaf het gesprek op
kleedingstukken en riep eindelijk uit
Inderdaad, dat moet ik uwen va
der nog in zijn graf' nageven, hij heeft
de beste broeken gemaakt, welke ik
ooit heb gedragen.
Dat is mij zeer wel bekend, ant
woordde de Geheimraad. "Want, eenige
dagen geleden heb ik met eenige oude
papieren, ook uwe onbetaalde rekenin
gen in het vuur geworpen.
SNEDIGE TOESPRAAK
Een man met een tamelijk rooden
neus, won bij een wedloop een drinkbe
ker. Toen hem die plechtig overhandigd
werd, hield de president van het gezel
schap tot liem de volgende toespraak
Ge zijt zoo gelukkig geweest de
zen beker te winnen, doordien ge uw
heenen wist te gebruiken moogt ge
nooit het ongeluk hebben door het ge
bruik van den beker, het gebruik uwer
beenen te verliezen
De roodneus t<rok uit deze les zijn
voordeel.
EERST ZIEN!
Heer in een spoorwegwagon zijn si
garenkoker uithalend
Hindert u het rooken soms, juf
frouw
Juffrouw. Tot mijn leedwezen, ja;
ik kan er niet tegen.
Heer, de sigaar aanstekend
Toch wil ik eens zien of ge me niet
wat wijsmaakt.
HOE MEN DIEVEN
MOET BEHANDELEN
AH! DIE VROUWEN!
Jeftelkens ik bij 11 kom ligt lieel
uwen tuin vol wascligoed.
Ja, wat wilt ge er aan doen
u e vrouw heeft de bleekzucht.
DE JAGER EN DE BOER
nnj-
schien was alleen gebrek aan kleingeld hield, en kunt er u geen voorstelling'
(dame bleef staan, draaide zich omjde oorzaak, dat hij zulks niet deed. J van maken. (Wordt voortgezet.)
Een jong jachtliefhebber was op de
jacht. Een patrijs vliegt vlak voor zijn
voeten op, ijlings legt hij aau en vuurt.
Nochtans vliegt de patrijs over een heg,
zonder zich, naar het schijnt, veel om
het schot te bekommeren.
De jager kruipt, door de lie^, in de
stellige verwachting het stuk wild op te
rapen. Van de patrijs was niets te zien.
I11 de nabijheid was een boer aan het
ploegen.
Zeg eens, vriend, vroeg de jager,
hebt gij hier nergens een patrijs zien
vallen
Neen.
Dat. is vreemd... ik heb toch de
veêren zien vliegen.
Ik ook zij vlogen zelfs zoo goed,
dat het vleesch er aan bleef zitten.
Een gekend Parijzenaar, de graaf de
Saint-Iiieul, kwam verleden jaar bij
toeval in zijne woning om 10 ure van
den avond.
Hij had zijn pince-nez vergeten op
een meubel en kon onmogelijk deel ne
men aan het kaartspel in de Sporting-
Club Hij sprong in een rijtuig der
club, den koetsier de volgende woorden
toeroepend
Naar mijne woning, rue Saint-
Florentin
üin 10 ure 's avonds Avas natuurlijk
zijn kamerknecht uit. Saint-Rieul open
de zijne deur met den sleutel, stak eene
kaars aan en trad zijne kamer binnen.
Daar bemerkte hij een kerel die bezig
Avas zijne kast open te breken met eene
nijptang.
De onbekende staakte zijn werk zoo
haast hij iemand zag binnen treden.
Saint-Rieul nam heel bedaard zijn
hoed af en vroeg beleefd
Mijnheer is zeker een kamerdief?
Inderdaad, antwoordde de onbe
kende.
Het doet mij leed u in UAve bezig
heden te komen storen, A'ervolgde Saint-
Rieul
Hoe kon ik veronderstellen dat een
clubman uit de hooge Avereid om deze
uur zou terugkeeren
Ik heb iets vergeten dat mij on
misbaar is en dat ik door geen knecht
kon doen halen... anders inderdaad zou
mijne tegen Avoordigheid onuitlegbaar
zijn.
De dief zuchtte eens
Ik heb waarlijk geen geluk.
't Is jammer voor u, ging de graaf
heel bedaard voort, maar nu zou ik u
toch vragen te A\illen vertrekken.
Oogenblikkelijk, Mijnheer.
Neem eene sigaar...
Met genoegen, mijnheer.
Er brandt licht op den trap, her
nam Saint-Rieul, ik moet u dus geen
uitgeleide doen. Indien de poortier zoo
onbescheiden moest zijn u te vragen van
Avaar gij komt, zeg dan maar van bij
M. de Saint-Rieul.... Hij zal u onmid
dellijk uitlaten...
Ik dank u, mijnheer.
Steek uwe sigaar op.
Geef geen aandacht... Ik heb een
stekjesdoosje op zak. Vaarwel, mijn
heer.
Houd u goed.
Ik heb de eer u te groeten.
En de kamerdief daalde heel langzaam
de trap af.