De Vergiffenis van den Monnik te mengen met degenen, die nog stre
den en haakten voor en naar verganke-
(58,te A ervolg.j lijke goederen en voorbijgaand geluk.
De bloemenverkooper
HET KIND VAN NAPOLEON
K
v Niet alleen glansde de kalmte op liet, TI
Lene vurige aanroeping des Hemels gelaat van Alonzo, maar eene soort, van et edel kmd van NaP°leon den Grooten
(leed aller harten en gedachten samen- inwendige blijdschap verhelderde zijne S|"'ak KIJne moeder niet veel vriendschap aam
smelten, en te midden dier vrome stem- trekken0 ;i
ming betrad Alonzo Cano den drempel Philips IV beschouwde den kunste-
Aijue! woning. - naar met diepe bewondering. Hij had
Miguël had zic-h met de schikkingen verwacht een man te vinden, die zich
voor het inwendige belast.
als met een mantel met zijne droefheid
De oude Juana, de trouwe kamenier omhuld had, en om zoo te zeggen de
van Mercedes, was weer in het huis van
rouw gekomen, en ontving thans ge
knield haren meester.
Eene uur nadien lag Alonzo Cano op
het bed in zijne werkplaats.
Het engelachtig geduld, dat hij ge-
c1arende de lange maanden der heelkun
dige behandeling aan den dag- legde,
wekte ieders bewondering.
Hij bracht geheele uren door in god-
Ai uchtige gesprekken met priesters en
monniken, en op zekeren dag werd ook
de abt van het Karthuizerklooster van
"Valencia bij hem aangemeld.
Ik wist wel dat ik u zou terugzien,
zegde Alonzo Cano tot hem.
Trien de grijsaard hem verliet, troon
de eene hemelsehe opgeruimdheid op 't
bleek gel-nat van den martelaar.
lederen dag ontving hij zijne vrien
den bij z chelasquez was een der ijve
rigste bezoekers, en de schoone senora,
de dochter van den ouden Paclieco, ver
zuimde nooit haar echtg'enoot te verare-
zeilen.
Toen Alonzo haar zoo gelukkig en zoo
trotsch zag op hare schoonheid en hare
tooi, dacht hij er onwillekeurig aan,
hoe de arme Mercedes de goudzijden
kleeren en gouden halssnoeren der ge
zellin Aan 's konings gunsteling benijd
had.
Philips I\ liet geregeld inlichtingen
aangaande den gewonde inwinnen. Zelf
kwam hij nietj gedurende al den tijd,
dat Alonzo nog bedlegerig was. Mis
schim gevoelde de koning te hevige
spijt, dan dat hij den kunstenaar op zijn
lijdensbed zou hebben durven aanschou
wen. Maar zoodra de schilder kon op
staan, zoodra hij de kracht had om zij
ne penseel en weer op te vatten, liet. de
koning hem vragen of hij het portret
zou kunnen voltooien, waaraan hij op
den dag zelf, dat Mercedes onder de sla
gen van een moordenaar viel, begonnen
was.
Antwoordt den koning, dat ik ge
heel ter zijner beschikking ben, zegde
Alonzo zacht.
Evenals over vier jaren, toen de koets
des konings voor de deur van het huis
des kunstenaars stilhield, schaarden zich
ook thans al de leerlingen van Alonzo in
het portaal op den schouder van Mi
guël geleund naderde Alonzo Cano lang
zaam zijn koninklijken meester.
Toen deze den grooten kunstenaar
zag. kon hij zijne aandoening niet on
derdrukken.
Ter nauwernood kon hij in dien uit-
gemergelden en loodkleurig bleeke man
dengene herkennen, dien hij gekend had
in al het vuur der jeugd en der geest
drift sterk naar lichaam en geest, de
hoop toelachende en in den lof der men-
schen troost voor zijne geheime smarten
gevoelende.
Alonzo Cano naderde met denzelfden
eerbied dien wij hem hebben zien too-
nen op den dag, waarop Philips IV voor
de eerste maal zijne werkplaats binnen
trad, boog zich vervolgens en deed ten
laatste eene poging om eene knie op den
grond te zetten.
Het gelukte hem niet. en de pijn ont
rukte hem een kreet.
Thans was liet de beurt des konings
0111 nog bleek'ei te worden dan Alonzo.
De monarch deed eene zichtbare po
ging 0111 zijne koelbloedigheid niet te
verliezen. Het lag niet in zijn plan, nog
op denzelfden dag op de treurige ge
beurtenissen terug te komen, die had
den plaats gehad.
Hij vreesde smartelijke aandoeningen
bij Alonzo op te wekken en daardoor
schadelijk te werken op een gestel, dat
door zoovele opeenvolgende schokken
gebroken was.
Philips IV naderde liet portret, welk
schets nog op den schildersezel stond,
en op dezelfde plaats, waar Cano het
vier jaren geleden geplaatst had.
Gevoelt gij u sterk genoeg, om dit
werk te hervatten, vroeg de koning.
De kunstenaar glimlachte met eene
treurigheid, waarin toch nog scherts lag
opgesloten.
Mijne rechterhand heeft nog altijd
dezelfde vastheid.... Daarbij ben ik nau
welijks zes maanden werkeloos geweest.
De samenkomst duurde lang. Philips
IV wendde alle pogingen en vriendelij
ke woorden aan, 0111 de treurigheid van
Alonzo's voorhoofd te verjagen onop
houdelijk maakte hij zinspelingen op de
toekomst, en maalde ze den kunstenaar
heerlijker voor den geest dan hij ze ooil
gedroomd had. Ieder zijner woorden
verborg eene belofte.
Men kon bemerken, dat de souverein
van verlangen brandde, om het onrecht
te herstellen en het ongeluk van Alonzo
Cano te verlichten.
Deze scheen geen enkele der raadge
vingen van den vorst te begrijpen, en
de vleiende aanmoedigingen niet te ver
staan. Men zou gezegd hebben, dat zij
ne ziel etne reinere sfeer dan deze aarde
bewoonde, en dat hij zich niet gewaar-
digde, haar uit de hoogte des Hemels
versehoouingen van zijn vorst afwacht
te hij trof integendeel een eenvoudiger
en zachtmoediger wezen aan, nederiger
dan vroeger, en welks trekken de rein
heid hadden van hen, wien de aarde en
kel tot voetbank dient, om zich hooger
te verheffen.
Overigens had Alonzo gelijk toen hij
zegde, dat. zijn talent, al zijn vermogen
behouden had eene soort van weemoe
dige bevalligheid zette zijne kracht eene
onbeschrijfelijke bekoorlijkheid bij. In
staat niet zijnde er zich rekenschap van
te geven, veranderde Alonzo het portret
des konings. Sommige tinten verzacht
ten het, en hij aerspreidde over het ge
laat van dezen vorst den weedom zijner
toekomstige smarten.
E11 daar de koning zich verwonderde
over de vorderingen, die Alonzo in eene
enkele zitting maakte, zegde deze hem
roeger schilderde ik met mijn
geest; thans schilder ik met mijne ziel.
Toen het te donker in de werkplaats
werd stond Philips IV op en zegde tot
den kunstenaar
Hebt gij mij niets te vragen
Als Uwe Majesteit mij veroorlooft
te spreken-, ja, zeer veel.
Ik veroorloof u niet slechts te spre
ken, maar ik beloof u vooruit
Dan, sire, zult gij Rosalès' gratie
teekenen.
Een ellendeling, die u met zijn
haat achtervolgd heeft
Hij meende in het belang der jus-
ticie te haude-len.
Gij vergist u, Gaspardo del Roca
heeft mij alles gezegd. Rosalès had Mer
cedes vroeger ten huwelijk gevraagd,
en vervolgde in u een gelukkigen mede-,
dinger.
Gij zult mijn een'ge bede niet verstooten
Of ik zal van verdriet het graf ingaan
Ik wil gaan zien liet lichaam van mijn vader!
Och, moeder lief, och, geef mij uw konsent
Want al mijn bloed verstijft in mijn aderen
Ik zal niet eer gerust zijn of kontent.
De jongeling begon te voyageeren
Te Sint-Helena heeft hij zich bereid.
Hij kwam zich aan het graf te presenteeren,
Onder den treurboom met zooveel droefheid.
Daar heeft hij met een luide stem geroepen
Verschuift den steen en laat mij niet alleen:
'k Ben 's Keizers zoon en breekt de kist maar
Ik wil bij mijnen waren vader zijn. open,
Napoleon, hoe ligt gii hier verslonden
Sprak zijnen zoon met d'oogen vol getraan,
Gij hebt zoo vele landen overwonnen.
Waarom zijt gij de wereld afgegaan
Want g'heel Europa stond voor u te beven
Al door uw zweerd en door uw wreed kanon,
Konrlt gij hef menschdom doen in vreugde
[leven
Och, vaderlief, keer dan toch wederom I
Maar al dat schreeuwen, dat kon hem niet
[baten
En hij verliet het graf diep aangedaan.
Men zag de tranen vloeien der soldaten.
Adieu, riep hij, eer ik van U wegga.
Adieu, riep hij, mijn vader wreed geprezen.
Toen stelde hij den eersten voet aan boord
Dat groot verlies zal kosten mijn jong leven,
Want al het volk dat is op mij gestoord.
God zij hem genadig en veigeve
hem gelijk ik hem a eigeel.
Blijft gij bij uw verzoek'?
Ik verzoek dubbel dringend, dat
het. verboord worde.
Dat is te veel deugd riep de ko
ning uit.
Havo Majesteit gelieve Avel op te
merken, dat dit slechts de stipte vervul
ling Aan de wet. der naastenliefde is.
Wel, het zij zoo, zegde Philips IY,
Rosalès zal dan vrij zijn.
Ik bedank Uwe Majesteit nederig.
Is dit alles
Miguël heeft zicli als een zoon vocy
mD opgeofferd .gelieA-e eene gedeelte
uwer koninklijke welwillendheid op hem
over te dragen en hem met het een of
ander werk te belasten, Avaardoor hij
kan tonnen, wat hij kan.
Hij zal eene zaal van het paleis
versieren.
Uwe Majesteit overlaadt mij met
weldaden, zegde Alonzo.
En toch zie ik dat gij u nog niet
voldaan houdt.
Ik heken het.
Wat ontbreekt u nog?
Uwe Majesteit kent mijn verleden,
zij weet in we-lke omstandigheden ik
Granada verlaten heb.
Och, Alonzo, verban die herinne
ringen.
Integendeel, ik l>en mij zeiven en
anderen verschuldigd, ze nooit uit mijn
geheugen te wisschenToen Sebas
tian Llano y aldez onder mijn degen
viel, bleef zijne zuster als wees achter.
Zij heeft een braaf jongman gehuwd,
die door eene hartstochtelijke liefde tot
den koning, tot eene samenzweering te
gen den graaf Olivarez gedreven werd.
Spreek mij nooit meer van hem
zegde de vorst op strengen toon.
Ik herinner mij dien man, en ik
heb het. recht niet hem te vergeten. Ik
ben aan hem, die door zijn te grooten
hoogmoed ten gronde gegaan is, de eei
verschuldigd aan I we Majesteit voor
gesteld te zijn. Ik weet van den markies
van Lucar niets dan zijne ongenade....
Ik voor mijzehen moet hem trouw blij
ven... De echtgenoot van Ines Llano y
Valdez haatte den gunsteling en smeed
de (ene samenzAveering tegen hem. Hij
heeft zijne machtige fortuin en zijné
rust in den dienst van mijn koninklij
ken meester besteed.
Wilt gij voor hem eene plaats aan
mijn hof?
Ach, sire
Z4j is u gegeven. Hij kan zich mor
gen aan het paleis vertoon en.
Alonzo boog eerbiedig.
En gij hernam de koning.
Ik verlang niet, sire,
Is dat aa rok?
Het is bescheidenheid.
En zoo ik UAve wensehen voor-
kAvam
Zij zijn zoo gering, dat Uwe Ma
jesteit ze niet zou kunnen raden.
Ik zal er tens over deuken, zegde
Philips IV.
Hij reikte Alonzo de hand, die deze
kuste, vervolgens keerde hij zich nog
eens om op den drempel en zegde
Tot morgen
(Wordt voortgezet.)
(Vervolg en slot.)
Wel, ik zou deuken, dat hij ver
giftigd is.
Vergiftigd? herhaalde Richard
Sale.
Vergiftigdbevestigde dokter
Whatl ey. Hij is zoo erg als het maar
AAezen kan A'ergiftigd, en het is bijna
met hem gedaan.
Aan hetzelfde vergift sterven er te Lon
den dagelijks verscheidene kinderen, en
mannen en vrouwen ook. Gij zegt, dat
ge al twee kinderen en uwe atouav ook
verloren hebtdeze zijn aan vergift ge-
storven, daaromtrent, kan geen tAvijfel
bestaan. Het doet er niet- toe, Avelken
hijzonderen vorm de ziekte eindelijk ge
nomen heeft binnenkoortsen ty
phus cholera tering de oorzaak
is vergift, en dit wordt in deze ellendige
Avoningen bereid. Als ik mijn zin mochte
doen, dan zou ik al (leze koten met kruit
iu de lucht laten A'liegen.
Mijne vrouw placht ook te zeggen,
dat. de lucht hier haar vergiftigde, her
nam Sale. Zij was van den buiten. Zij
schijnt, aan de tering gestorven te zijn
Tering-herhaalde dokter What
ley. Als ik lang in dit kot bleef, dan zou
ik mijn hart uit mijn lijf spuwen.
Er is hier geene waterloozing, dok
ter! Er is niets, Avat er moest zijn en
de stank, die hier is, hindert hen, die er
niet. aan gewoon zijn, natuurlijk. Som
tijds is het voor ons, die er toch altijd in
leven, haast niet om uit te houden.
Dat kan ik gemakkelijk begrijpen,
en hoe gij, die blijkbaar een verstandig
en fatsoenlijk man zijt, daarin kunt le-,
ven, is mij een raadsel
Vat kan ik' er aan doen., dokter?
hernam Sale op den doffen toon, waaróp
'lij gewoonlijk sprak. Er is niets beters
te krijgen voor den prijs, dien ik er voor
Kan geA-en. Ik zou wel willen, dat het
zoo ware. De meesten van ons, die in
deze huisjes Avonen, doen dit niet. uit
eigen verkiezing, maar omdat zij niet
anders JAmnen. Sommigen hindert dit
niet zij leven tot aan het einde huns
levens in dezen danmpkring voort, maai
de meesten van ons zouden het wel an
ders wensclien. Doch er bestaat voor ons
geene kans op verbetering er zijn geen
goede woningen voor de armen te krii-
gen.
De dokter kon dit. niet tegenspreken,
ofschoon hij anders niet zoo licht iets
gewonnen gaf. Sale vervolgde
t. Wordt met iederen dag- erger;
t wordt gedurig moeilijker om eene
woning te krijgen. Bij de vele huizen,
die er oim-ergeliaald worden, en bij de
toeneming der bevolking zullen er al
spoedig in 't. geheel geene huizen meer
te krijgen zijn.
Ik zou de stad uitgaan en in het.
open veld kampeeren ik zou onder de
hogen der bruggen gaan slapen ik zou
den gelieelen nacht liever op straat loo-
pen, dan mijn dood in deze besmette at
mosfeer te yerhaastenriep de dokter
uit.
Neen, dokter! dat. zoudt gij niet.
Het is gemakkelijk om dit of dat te zeg
gen, maar het gaat zoo gemakkelijk
niet om liet te doen. Een kamertie
l.»r.+ 1. ^4 .1.1. 1 ■-?
ningen voor ons gebouwd Avorden, moe
ten Arij ons met. deze behelpen.
Het zal u allen dooden. Het zal
uwe gezondheid verwoesten en uwe
krachten uitputten, en u eindelijk het.
leA-en kosten.
Ja, dokter Dat is zoo
Dokter Whatley keek vreemd op, dat
hij hier zulk een man aantrof. De toon
zijner stem wa-s bedaard en onderwor
pen. Het scheen bijna, alsof hij deze
dingen* als iets natuurlijks beschouwde,
waaraan hij en niemand iets kon A-er-
helpen. Het was slechts een noodwendig
gevolg A'an den staat van zaken.
Gij hebt liet vroeger zeker beter
gehad, niet waar? A-roeg de dokter.
In de laatste vier of vijf jaren niet.
Vroeger l>en ik een goed AAerkman ge-
we'est en A'erdiende a ijf en dertig shil
lings in de Aveek. Mijn vader was een
drukker in eene kleine stad, en Avij kre
gen goed ondeiAvijs en eene goede op-
Aoeding, hetgeen mij ook lust iu het
boekdrukken deed krijgen. Maar ik
kreeg- omstreeks vi j f jaren geleden
rheumatische koortsen en kon verschei
dene maanden achtereen niets doen.
En toen?
Mijne handen zijn geheel verlamd,
dokter Somtijds kan ik ze in 't, geheel
niet gebruiken. Ik heb sedert gedaan
Avat ik kon somtijds kreeg ik een kar
weitje in CoA-ent. Garden Market, of' liep
ik met allerlei artikelen langs de stra
ten te venten, als ik namelijk geld had
om ze eerst te koopeii. Ik beklaag er mij
niet OA'er, dokter! Er zijn er wel, die er
nog erger aan toe zijn dan ik.
Wat woningen betreft, tocli zeker
niet, antwoordde de dokter. Is hier nooit
een geval van moord voorgekomen
Daar heb ik nooit iets A'an gehoord,
dokter! Wel is er altijd geA-echt en ge
twist. Zij zijn nu Aveer druk aan den
gang
Een mooie school ter opvoeding
a an kinderen Daar zullen Avel fatsoen
lijke mannen en vrouwen A'an komen
Als ik op zulk eene plaats Avoonde, dan
zou ik zeker aan den drank raken, zei
de jonge dokter openhartig.
Zoo gaat liet ook met de meesten.
Maar nu nog eens oA'er mijn jongen ge
sproken, dokter! Heeft hij de koorts?
Ik heb u al gezegd duf hij Aergif
tigd is.
Hij was vandaag geheel buiten
westen.
Juist zoo dat kAvam van zwakte.
Ik denk, dat u Avel meer koorts hier aan
huis gehad hebt.
Zij is er nooit uit, dokter ten min
ste nooit, uit het hofje.
De koortsen van dit kind zijn niets
anders dan chronische binnenkoortsen,
die door de bedorvene atmosfeer ont
staan zijn. De koorts heeft, hem nu bijna
verlaten
Zal hij dan Aveer beter Avorden,
dokter
Dr Whatley wist, dat liet leven A-an
den jongen op zijn eind liep. Het. was
een van die gevallen, Avaarin de dood zoo
langzaam en schijnbaar zonder eenige
zichtbare oorzaak komt, dat gewone
toeschouwers er niets van bemerken.
.Sale Avaehtte op het antwoord zijne
lippen beefden zichbaar.
Wilt gij liefst de waarheid hooren
vroeg de dokter rondborstig.
Er Avas een oogenblik A*an stilzwijgen.
Wel, ja, dokter
Het spijt mij, dat ik het u moet
zeggen. Gij schijnt veel A'an den jongen
te houden, en dat zal zeker niet A'an al
de vaders, die hier wonen, gezegd kun
nen worden. Hij zal niet meer beter
Avorden
Maar, Avat is dan de oorzaak van
zijne dood A-roeg Sale, nadat hij een
oogenblik gezwegen, en zijne ontroering
OA'ermeesterd had.
Ik heli liet u al gezegd de bedor
ven lucht, die hij ingeademd heeft. Het
kan niet anders, of deze moet een nadee-
ligen invloed op kinderen oefenen, en
deze jongen zooals ik in een enkelen
oogopslag Avel kan zien heeft niet ge
noeg- kracht om tegen dit vergift °te
strijden.
En zal hij dan niet meer beter Avor
den A-roeg de vader nog eens, want hij
scheen zich dit nog niet te kunnen voor
stellen.
Jenny zegt liet ook. Zij zegt, dat ik
naar den Hemel ga.
Deze woorden, met-welk eene zivakke
stem zij ook mochten uitgesproken wor
den, deden beiden verschrikken en eens
klaps omkijken. Het kind lag niet zijne
oogen wijd open en met zijn hyacint in
de hand misschien had het. al een hee-
len tijd Avakker gelegen. Dokter What
ley boog zich naar zijne legerstede voor-
OA'er, en Sale hield de kaars bij.
Wie is Jenny, beste jongen? vroe"-
de dokter, tenvijl hij liet- kind zoo zacht
aanraakte en zoo zacht sprak, alsof het
op een donzen bedje gelegen had.
Dat. is de bijbelvrouw, Mijnheel-
antwoordde de jongen, die den naam,
Avelken haar A'ader aan deze atouav gaf',
goed onthouden had. Zij komt hier, om
dat ik alle dagen zoo alleen ben, en A-er-
telt mij dan mooie geschiedenissen.
A an klein Duimpje, Roodkapje, en
meer andere?
te krijgen Avas. Sale gaf' hem wat,
dokter berook het eens, deed het bij
poeiertje en gaf dit. aan het kind in.
Hij wil volstrekt geen eten
gebruiken, dokter, merkte Sale aan,
Dat kan ik best. begrijpen
heeft, liet ook niet meer noodi.
De jongen hield de bloemen omhi
Toen Jenny mij deze bloem
zeide zij, dat er in den Hemel school
hyacinten groeien
Ja, ja, antwoordde de dokter]
een toon, alsof hij uit een droom
Avaakte. Ik zal morgen A-roeg' uog
komen zien, zeide hij tot Sale, toen
hem de walgelijke steeg- uitbracht.
Sale scheen nog iets op zijn ha:
hebben
Ik heb nu geen geld om u te,
talen, dokter! Ik zal het u brengen,:
gij mij wilt vertrouwen., liet eerste,
ik- verdien.
En de dokter, die een diepe menscl
kennis bezat, wist, dat Sale liet hem
bracht zou hebben, al zou hij ook
ger hebben moeten lijden om het bij]
klaar te krijgen.
Heel goed zeide hij met een
delijk knikje 't zal zooA-eel niet b(
pen. Hoor eens, A'riend A'oegde liijl
oij, als het mijn kind was, dan zou
zijn heengaan van hier zegenen, hij
een beter huis dan dit krijgen.
Sale keerde naar zijne AA-oning tei
naar de verpeste lucht en de vochi
muren, te midden Avaarvan zijn
lag. De jongen scheen nu geen neij
tot. slapen te hebben hij lag aid
praten, terwijl zijne oogen, Avaaruit
pas eene koortsachtige gloed strai
dof geworden waren. Sale schoof
stoel met de drie poot en naderbij en
daarop zitten. De jongen legde
Hand m die van zijn vader, en nu bi
Sale in tranen uit. Hij had dit nietl*ene
Sub
i Plac
j ^uli
I Plai
I Ven
San
Ven
Sam
1 Mar.
1 Scoi
fChe
Sant
'Con
Oh.
Su,
Sant
In fi
In u
Chi
Sant
O dc
Dove
Tn s
Sant.
me eet
id. Er l
lite an
uil
de ko
Kat te
in wat
prie:
aan 't
daan, toen zijne vrouw stierf.
Ween niet., vader! Is het om
Het valt mij zoo hard, CharJ-Dc b
/.eide zij snikkende. Er zijn er nu al J1 het
weg, en gij nu ook en'ik blijf
over
Gij zult er ook komen, A'ader
neeft -Jenny mij gezegd. Het is zulk|*
mooi land men neeft cr muziek
men eu versche lucht. Moeder is
en Bessy en Jane ook Jezus heeft
thuis gehaald, omdat het daar bet
dan hier, en nu komt hij om mij. Ji
heeft mij dat alles A'erteld.
Sale gaf' geen antwoord. Hij mi
nu, dat anderen reeds gezien had]
wat aan zijne aandacht ontsnapt
en wel dat de dood met rasse sclnijj
naderde. De goede bijbelvrouAV had
oest. gedaan om hem voor te bed
A-oor den gewichtigen stap, dien bijl
doen. Maar dit A'iel den A-ader zoo j®11
Als ik maar in een gezond huis]
kunnen wonen, Charleydan zoudt)
niet ziek geworden zijn, en uwe r
en uwe zustertjes ook niet. God
noe ik mijn best- gedaan heb. Alk
regen een arme die akelige huizen,
voor ons de pest..
Ochvaderhet zal in den H<
beter zijn
Het. zal in den Hemel beter zijl
Moge God alle armen onder Inin lil
met die vaste en zekere hoop trooa
De zieke A'iel eindelijk in slaap ;L
hij sprong telkens met een schril-]
- Ge
l'ne ps
h In al
neme
id reel
pochte]
waar
hunne
pries
en na
En
a?
heer
Daar
A-oor
pries
Eu i
heer
Hoik
Zekei
Indit
me wijl
laai liet zoo slecht zijn als liet wil, zoo Neen, Mijnheer! van den Hemel
slecht als dit is een te huis, en dat Dokter Whatley stond op. Hij haalde
fó'of ndi" dnkW™ mct' Gf- *"n wit Peertje uit zijn zak, deed daar-
teoin 1 <lokte1r! "'J bannen er mets uit een poeiertje in een kopje en vroeg
tegen doen; zoolang er geene betere wo- om versch water als het ten minste
priest
Waai
Omdi
;en...
Misse
AA'erd nu eens wakker en AToeg oiu^t de 7A
ter, en preA'elde clan Aveer onvers!
bare woorden. Sale zat den gehi
nacht met een bekommerd hart. bij
legerstede te Avaken.
Natuurlijk kou de eerste schei
a an den aanbrekenden dag niet s]_
in dit vertrek, dat zooA'eel mogelijk]
licht en lucht verstoken Avas, dooi-
gen. De kaars brandde nog, maariuen gc
werd buiten reeds klaar, toen de jofst
overeind kwam. Er lag een vale tintte priestc
zijn bleek gelaat verspreid, zooals ©rl tt
met op geweest Avas. T
Wat is er, Charley? Wilt gijtwTn
water hebben
De knaap keek in liet rond, alsoj
iets zocht; daarop hief hij de hy
die hij nog in de hand hield, omh<
gaf haar aan zijn vader.
Neem die bloem, vader Ik ki
andere daar hoven al zien. Zij zijn
schooner dan deze
Dan legde hij zich neder, keerde]
gelaat naar den muur en lag verderf
zoo st.il, dat Sale zijn adem inhieL
hem niet te storen. Het gedruiscj
liet aanbreken van den dag verkon]
deed zich buiten hooren twee vr<
hadden reeds een reden om te t-
evonden en schreeuwden teg'en el
der met eene schelle stem. Voorzit
boog Sale zich eA-en voorover om )e h
liet, strakke gezicht van den zieke tv éT®
ken, en nu zag hij wet er gebeurd '^een"
dat het a-ooi* immer stl-am gewo 'Nochta
aa as pe kwart
of verg
met bloemen halen. Het is* voor dtf 1 Ls ne
ik li
een
ist mak
heer
Zonde
n, bes
lieel e:
nie
Ik ben
't is
inde liet
•tak, hc
nodig b;
oodzt
del!... 1:
priest.
H):
Ah't
Ten ai
doet zo
Juist.
En dal
'e priestei
vol wai
fIs dit 1
men niet weggelegd, zich gëheeï ."'fe!
hunne smart over te geven. De w j'1
was even AAoelig, alsof er geen kind kheirl
a rij van kommer en gebrek, ter l m T
gegaan Avas de menschen liepen el M orri(
der in de straten voorbijen de zon i 0wjeiJ j
m al haren glans aan een on be am! ie priester
hemel. Toen Richard Sale opkeek, t
hij zich zeiven af, hoe lang h«t nog W-mt
rou duren, eer God hem naar de» Hij wei-
heldere wereld zou overbrengen/ ei Lf Wej
ging met zijn mand staan op eene pi jachtige
Avaar hij bloemen dacht te verkofpï We