De Vergiffenis van den Monnik te mengen met degenen, die nog stre den en haakten voor en naar verganke- (58,te A ervolg.j lijke goederen en voorbijgaand geluk. De bloemenverkooper HET KIND VAN NAPOLEON K v Niet alleen glansde de kalmte op liet, TI Lene vurige aanroeping des Hemels gelaat van Alonzo, maar eene soort, van et edel kmd van NaP°leon den Grooten (leed aller harten en gedachten samen- inwendige blijdschap verhelderde zijne S|"'ak KIJne moeder niet veel vriendschap aam smelten, en te midden dier vrome stem- trekken0 ;i ming betrad Alonzo Cano den drempel Philips IV beschouwde den kunste- Aijue! woning. - naar met diepe bewondering. Hij had Miguël had zic-h met de schikkingen verwacht een man te vinden, die zich voor het inwendige belast. als met een mantel met zijne droefheid De oude Juana, de trouwe kamenier omhuld had, en om zoo te zeggen de van Mercedes, was weer in het huis van rouw gekomen, en ontving thans ge knield haren meester. Eene uur nadien lag Alonzo Cano op het bed in zijne werkplaats. Het engelachtig geduld, dat hij ge- c1arende de lange maanden der heelkun dige behandeling aan den dag- legde, wekte ieders bewondering. Hij bracht geheele uren door in god- Ai uchtige gesprekken met priesters en monniken, en op zekeren dag werd ook de abt van het Karthuizerklooster van "Valencia bij hem aangemeld. Ik wist wel dat ik u zou terugzien, zegde Alonzo Cano tot hem. Trien de grijsaard hem verliet, troon de eene hemelsehe opgeruimdheid op 't bleek gel-nat van den martelaar. lederen dag ontving hij zijne vrien den bij z chelasquez was een der ijve rigste bezoekers, en de schoone senora, de dochter van den ouden Paclieco, ver zuimde nooit haar echtg'enoot te verare- zeilen. Toen Alonzo haar zoo gelukkig en zoo trotsch zag op hare schoonheid en hare tooi, dacht hij er onwillekeurig aan, hoe de arme Mercedes de goudzijden kleeren en gouden halssnoeren der ge zellin Aan 's konings gunsteling benijd had. Philips I\ liet geregeld inlichtingen aangaande den gewonde inwinnen. Zelf kwam hij nietj gedurende al den tijd, dat Alonzo nog bedlegerig was. Mis schim gevoelde de koning te hevige spijt, dan dat hij den kunstenaar op zijn lijdensbed zou hebben durven aanschou wen. Maar zoodra de schilder kon op staan, zoodra hij de kracht had om zij ne penseel en weer op te vatten, liet. de koning hem vragen of hij het portret zou kunnen voltooien, waaraan hij op den dag zelf, dat Mercedes onder de sla gen van een moordenaar viel, begonnen was. Antwoordt den koning, dat ik ge heel ter zijner beschikking ben, zegde Alonzo zacht. Evenals over vier jaren, toen de koets des konings voor de deur van het huis des kunstenaars stilhield, schaarden zich ook thans al de leerlingen van Alonzo in het portaal op den schouder van Mi guël geleund naderde Alonzo Cano lang zaam zijn koninklijken meester. Toen deze den grooten kunstenaar zag. kon hij zijne aandoening niet on derdrukken. Ter nauwernood kon hij in dien uit- gemergelden en loodkleurig bleeke man dengene herkennen, dien hij gekend had in al het vuur der jeugd en der geest drift sterk naar lichaam en geest, de hoop toelachende en in den lof der men- schen troost voor zijne geheime smarten gevoelende. Alonzo Cano naderde met denzelfden eerbied dien wij hem hebben zien too- nen op den dag, waarop Philips IV voor de eerste maal zijne werkplaats binnen trad, boog zich vervolgens en deed ten laatste eene poging om eene knie op den grond te zetten. Het gelukte hem niet. en de pijn ont rukte hem een kreet. Thans was liet de beurt des konings 0111 nog bleek'ei te worden dan Alonzo. De monarch deed eene zichtbare po ging 0111 zijne koelbloedigheid niet te verliezen. Het lag niet in zijn plan, nog op denzelfden dag op de treurige ge beurtenissen terug te komen, die had den plaats gehad. Hij vreesde smartelijke aandoeningen bij Alonzo op te wekken en daardoor schadelijk te werken op een gestel, dat door zoovele opeenvolgende schokken gebroken was. Philips IV naderde liet portret, welk schets nog op den schildersezel stond, en op dezelfde plaats, waar Cano het vier jaren geleden geplaatst had. Gevoelt gij u sterk genoeg, om dit werk te hervatten, vroeg de koning. De kunstenaar glimlachte met eene treurigheid, waarin toch nog scherts lag opgesloten. Mijne rechterhand heeft nog altijd dezelfde vastheid.... Daarbij ben ik nau welijks zes maanden werkeloos geweest. De samenkomst duurde lang. Philips IV wendde alle pogingen en vriendelij ke woorden aan, 0111 de treurigheid van Alonzo's voorhoofd te verjagen onop houdelijk maakte hij zinspelingen op de toekomst, en maalde ze den kunstenaar heerlijker voor den geest dan hij ze ooil gedroomd had. Ieder zijner woorden verborg eene belofte. Men kon bemerken, dat de souverein van verlangen brandde, om het onrecht te herstellen en het ongeluk van Alonzo Cano te verlichten. Deze scheen geen enkele der raadge vingen van den vorst te begrijpen, en de vleiende aanmoedigingen niet te ver staan. Men zou gezegd hebben, dat zij ne ziel etne reinere sfeer dan deze aarde bewoonde, en dat hij zich niet gewaar- digde, haar uit de hoogte des Hemels versehoouingen van zijn vorst afwacht te hij trof integendeel een eenvoudiger en zachtmoediger wezen aan, nederiger dan vroeger, en welks trekken de rein heid hadden van hen, wien de aarde en kel tot voetbank dient, om zich hooger te verheffen. Overigens had Alonzo gelijk toen hij zegde, dat. zijn talent, al zijn vermogen behouden had eene soort van weemoe dige bevalligheid zette zijne kracht eene onbeschrijfelijke bekoorlijkheid bij. In staat niet zijnde er zich rekenschap van te geven, veranderde Alonzo het portret des konings. Sommige tinten verzacht ten het, en hij aerspreidde over het ge laat van dezen vorst den weedom zijner toekomstige smarten. E11 daar de koning zich verwonderde over de vorderingen, die Alonzo in eene enkele zitting maakte, zegde deze hem roeger schilderde ik met mijn geest; thans schilder ik met mijne ziel. Toen het te donker in de werkplaats werd stond Philips IV op en zegde tot den kunstenaar Hebt gij mij niets te vragen Als Uwe Majesteit mij veroorlooft te spreken-, ja, zeer veel. Ik veroorloof u niet slechts te spre ken, maar ik beloof u vooruit Dan, sire, zult gij Rosalès' gratie teekenen. Een ellendeling, die u met zijn haat achtervolgd heeft Hij meende in het belang der jus- ticie te haude-len. Gij vergist u, Gaspardo del Roca heeft mij alles gezegd. Rosalès had Mer cedes vroeger ten huwelijk gevraagd, en vervolgde in u een gelukkigen mede-, dinger. Gij zult mijn een'ge bede niet verstooten Of ik zal van verdriet het graf ingaan Ik wil gaan zien liet lichaam van mijn vader! Och, moeder lief, och, geef mij uw konsent Want al mijn bloed verstijft in mijn aderen Ik zal niet eer gerust zijn of kontent. De jongeling begon te voyageeren Te Sint-Helena heeft hij zich bereid. Hij kwam zich aan het graf te presenteeren, Onder den treurboom met zooveel droefheid. Daar heeft hij met een luide stem geroepen Verschuift den steen en laat mij niet alleen: 'k Ben 's Keizers zoon en breekt de kist maar Ik wil bij mijnen waren vader zijn. open, Napoleon, hoe ligt gii hier verslonden Sprak zijnen zoon met d'oogen vol getraan, Gij hebt zoo vele landen overwonnen. Waarom zijt gij de wereld afgegaan Want g'heel Europa stond voor u te beven Al door uw zweerd en door uw wreed kanon, Konrlt gij hef menschdom doen in vreugde [leven Och, vaderlief, keer dan toch wederom I Maar al dat schreeuwen, dat kon hem niet [baten En hij verliet het graf diep aangedaan. Men zag de tranen vloeien der soldaten. Adieu, riep hij, eer ik van U wegga. Adieu, riep hij, mijn vader wreed geprezen. Toen stelde hij den eersten voet aan boord Dat groot verlies zal kosten mijn jong leven, Want al het volk dat is op mij gestoord. God zij hem genadig en veigeve hem gelijk ik hem a eigeel. Blijft gij bij uw verzoek'? Ik verzoek dubbel dringend, dat het. verboord worde. Dat is te veel deugd riep de ko ning uit. Havo Majesteit gelieve Avel op te merken, dat dit slechts de stipte vervul ling Aan de wet. der naastenliefde is. Wel, het zij zoo, zegde Philips IY, Rosalès zal dan vrij zijn. Ik bedank Uwe Majesteit nederig. Is dit alles Miguël heeft zicli als een zoon vocy mD opgeofferd .gelieA-e eene gedeelte uwer koninklijke welwillendheid op hem over te dragen en hem met het een of ander werk te belasten, Avaardoor hij kan tonnen, wat hij kan. Hij zal eene zaal van het paleis versieren. Uwe Majesteit overlaadt mij met weldaden, zegde Alonzo. En toch zie ik dat gij u nog niet voldaan houdt. Ik heken het. Wat ontbreekt u nog? Uwe Majesteit kent mijn verleden, zij weet in we-lke omstandigheden ik Granada verlaten heb. Och, Alonzo, verban die herinne ringen. Integendeel, ik l>en mij zeiven en anderen verschuldigd, ze nooit uit mijn geheugen te wisschenToen Sebas tian Llano y aldez onder mijn degen viel, bleef zijne zuster als wees achter. Zij heeft een braaf jongman gehuwd, die door eene hartstochtelijke liefde tot den koning, tot eene samenzweering te gen den graaf Olivarez gedreven werd. Spreek mij nooit meer van hem zegde de vorst op strengen toon. Ik herinner mij dien man, en ik heb het. recht niet hem te vergeten. Ik ben aan hem, die door zijn te grooten hoogmoed ten gronde gegaan is, de eei verschuldigd aan I we Majesteit voor gesteld te zijn. Ik weet van den markies van Lucar niets dan zijne ongenade.... Ik voor mijzehen moet hem trouw blij ven... De echtgenoot van Ines Llano y Valdez haatte den gunsteling en smeed de (ene samenzAveering tegen hem. Hij heeft zijne machtige fortuin en zijné rust in den dienst van mijn koninklij ken meester besteed. Wilt gij voor hem eene plaats aan mijn hof? Ach, sire Z4j is u gegeven. Hij kan zich mor gen aan het paleis vertoon en. Alonzo boog eerbiedig. En gij hernam de koning. Ik verlang niet, sire, Is dat aa rok? Het is bescheidenheid. En zoo ik UAve wensehen voor- kAvam Zij zijn zoo gering, dat Uwe Ma jesteit ze niet zou kunnen raden. Ik zal er tens over deuken, zegde Philips IV. Hij reikte Alonzo de hand, die deze kuste, vervolgens keerde hij zich nog eens om op den drempel en zegde Tot morgen (Wordt voortgezet.) (Vervolg en slot.) Wel, ik zou deuken, dat hij ver giftigd is. Vergiftigd? herhaalde Richard Sale. Vergiftigdbevestigde dokter Whatl ey. Hij is zoo erg als het maar AAezen kan A'ergiftigd, en het is bijna met hem gedaan. Aan hetzelfde vergift sterven er te Lon den dagelijks verscheidene kinderen, en mannen en vrouwen ook. Gij zegt, dat ge al twee kinderen en uwe atouav ook verloren hebtdeze zijn aan vergift ge- storven, daaromtrent, kan geen tAvijfel bestaan. Het doet er niet- toe, Avelken hijzonderen vorm de ziekte eindelijk ge nomen heeft binnenkoortsen ty phus cholera tering de oorzaak is vergift, en dit wordt in deze ellendige Avoningen bereid. Als ik mijn zin mochte doen, dan zou ik al (leze koten met kruit iu de lucht laten A'liegen. Mijne vrouw placht ook te zeggen, dat. de lucht hier haar vergiftigde, her nam Sale. Zij was van den buiten. Zij schijnt, aan de tering gestorven te zijn Tering-herhaalde dokter What ley. Als ik lang in dit kot bleef, dan zou ik mijn hart uit mijn lijf spuwen. Er is hier geene waterloozing, dok ter! Er is niets, Avat er moest zijn en de stank, die hier is, hindert hen, die er niet. aan gewoon zijn, natuurlijk. Som tijds is het voor ons, die er toch altijd in leven, haast niet om uit te houden. Dat kan ik gemakkelijk begrijpen, en hoe gij, die blijkbaar een verstandig en fatsoenlijk man zijt, daarin kunt le-, ven, is mij een raadsel Vat kan ik' er aan doen., dokter? hernam Sale op den doffen toon, waaróp 'lij gewoonlijk sprak. Er is niets beters te krijgen voor den prijs, dien ik er voor Kan geA-en. Ik zou wel willen, dat het zoo ware. De meesten van ons, die in deze huisjes Avonen, doen dit niet. uit eigen verkiezing, maar omdat zij niet anders JAmnen. Sommigen hindert dit niet zij leven tot aan het einde huns levens in dezen danmpkring voort, maai de meesten van ons zouden het wel an ders wensclien. Doch er bestaat voor ons geene kans op verbetering er zijn geen goede woningen voor de armen te krii- gen. De dokter kon dit. niet tegenspreken, ofschoon hij anders niet zoo licht iets gewonnen gaf. Sale vervolgde t. Wordt met iederen dag- erger; t wordt gedurig moeilijker om eene woning te krijgen. Bij de vele huizen, die er oim-ergeliaald worden, en bij de toeneming der bevolking zullen er al spoedig in 't. geheel geene huizen meer te krijgen zijn. Ik zou de stad uitgaan en in het. open veld kampeeren ik zou onder de hogen der bruggen gaan slapen ik zou den gelieelen nacht liever op straat loo- pen, dan mijn dood in deze besmette at mosfeer te yerhaastenriep de dokter uit. Neen, dokter! dat. zoudt gij niet. Het is gemakkelijk om dit of dat te zeg gen, maar het gaat zoo gemakkelijk niet om liet te doen. Een kamertie l.»r.+ 1. ^4 .1.1. 1 ■-? ningen voor ons gebouwd Avorden, moe ten Arij ons met. deze behelpen. Het zal u allen dooden. Het zal uwe gezondheid verwoesten en uwe krachten uitputten, en u eindelijk het. leA-en kosten. Ja, dokter Dat is zoo Dokter Whatley keek vreemd op, dat hij hier zulk een man aantrof. De toon zijner stem wa-s bedaard en onderwor pen. Het scheen bijna, alsof hij deze dingen* als iets natuurlijks beschouwde, waaraan hij en niemand iets kon A-er- helpen. Het was slechts een noodwendig gevolg A'an den staat van zaken. Gij hebt liet vroeger zeker beter gehad, niet waar? A-roeg de dokter. In de laatste vier of vijf jaren niet. Vroeger l>en ik een goed AAerkman ge- we'est en A'erdiende a ijf en dertig shil lings in de Aveek. Mijn vader was een drukker in eene kleine stad, en Avij kre gen goed ondeiAvijs en eene goede op- Aoeding, hetgeen mij ook lust iu het boekdrukken deed krijgen. Maar ik kreeg- omstreeks vi j f jaren geleden rheumatische koortsen en kon verschei dene maanden achtereen niets doen. En toen? Mijne handen zijn geheel verlamd, dokter Somtijds kan ik ze in 't, geheel niet gebruiken. Ik heb sedert gedaan Avat ik kon somtijds kreeg ik een kar weitje in CoA-ent. Garden Market, of' liep ik met allerlei artikelen langs de stra ten te venten, als ik namelijk geld had om ze eerst te koopeii. Ik beklaag er mij niet OA'er, dokter! Er zijn er wel, die er nog erger aan toe zijn dan ik. Wat woningen betreft, tocli zeker niet, antwoordde de dokter. Is hier nooit een geval van moord voorgekomen Daar heb ik nooit iets A'an gehoord, dokter! Wel is er altijd geA-echt en ge twist. Zij zijn nu Aveer druk aan den gang Een mooie school ter opvoeding a an kinderen Daar zullen Avel fatsoen lijke mannen en vrouwen A'an komen Als ik op zulk eene plaats Avoonde, dan zou ik zeker aan den drank raken, zei de jonge dokter openhartig. Zoo gaat liet ook met de meesten. Maar nu nog eens oA'er mijn jongen ge sproken, dokter! Heeft hij de koorts? Ik heb u al gezegd duf hij Aergif tigd is. Hij was vandaag geheel buiten westen. Juist zoo dat kAvam van zwakte. Ik denk, dat u Avel meer koorts hier aan huis gehad hebt. Zij is er nooit uit, dokter ten min ste nooit, uit het hofje. De koortsen van dit kind zijn niets anders dan chronische binnenkoortsen, die door de bedorvene atmosfeer ont staan zijn. De koorts heeft, hem nu bijna verlaten Zal hij dan Aveer beter Avorden, dokter Dr Whatley wist, dat liet leven A-an den jongen op zijn eind liep. Het. was een van die gevallen, Avaarin de dood zoo langzaam en schijnbaar zonder eenige zichtbare oorzaak komt, dat gewone toeschouwers er niets van bemerken. .Sale Avaehtte op het antwoord zijne lippen beefden zichbaar. Wilt gij liefst de waarheid hooren vroeg de dokter rondborstig. Er Avas een oogenblik A*an stilzwijgen. Wel, ja, dokter Het spijt mij, dat ik het u moet zeggen. Gij schijnt veel A'an den jongen te houden, en dat zal zeker niet A'an al de vaders, die hier wonen, gezegd kun nen worden. Hij zal niet meer beter Avorden Maar, Avat is dan de oorzaak van zijne dood A-roeg Sale, nadat hij een oogenblik gezwegen, en zijne ontroering OA'ermeesterd had. Ik heli liet u al gezegd de bedor ven lucht, die hij ingeademd heeft. Het kan niet anders, of deze moet een nadee- ligen invloed op kinderen oefenen, en deze jongen zooals ik in een enkelen oogopslag Avel kan zien heeft niet ge noeg- kracht om tegen dit vergift °te strijden. En zal hij dan niet meer beter Avor den A-roeg de vader nog eens, want hij scheen zich dit nog niet te kunnen voor stellen. Jenny zegt liet ook. Zij zegt, dat ik naar den Hemel ga. Deze woorden, met-welk eene zivakke stem zij ook mochten uitgesproken wor den, deden beiden verschrikken en eens klaps omkijken. Het kind lag niet zijne oogen wijd open en met zijn hyacint in de hand misschien had het. al een hee- len tijd Avakker gelegen. Dokter What ley boog zich naar zijne legerstede voor- OA'er, en Sale hield de kaars bij. Wie is Jenny, beste jongen? vroe"- de dokter, tenvijl hij liet- kind zoo zacht aanraakte en zoo zacht sprak, alsof het op een donzen bedje gelegen had. Dat. is de bijbelvrouw, Mijnheel- antwoordde de jongen, die den naam, Avelken haar A'ader aan deze atouav gaf', goed onthouden had. Zij komt hier, om dat ik alle dagen zoo alleen ben, en A-er- telt mij dan mooie geschiedenissen. A an klein Duimpje, Roodkapje, en meer andere? te krijgen Avas. Sale gaf' hem wat, dokter berook het eens, deed het bij poeiertje en gaf dit. aan het kind in. Hij wil volstrekt geen eten gebruiken, dokter, merkte Sale aan, Dat kan ik best. begrijpen heeft, liet ook niet meer noodi. De jongen hield de bloemen omhi Toen Jenny mij deze bloem zeide zij, dat er in den Hemel school hyacinten groeien Ja, ja, antwoordde de dokter] een toon, alsof hij uit een droom Avaakte. Ik zal morgen A-roeg' uog komen zien, zeide hij tot Sale, toen hem de walgelijke steeg- uitbracht. Sale scheen nog iets op zijn ha: hebben Ik heb nu geen geld om u te, talen, dokter! Ik zal het u brengen,: gij mij wilt vertrouwen., liet eerste, ik- verdien. En de dokter, die een diepe menscl kennis bezat, wist, dat Sale liet hem bracht zou hebben, al zou hij ook ger hebben moeten lijden om het bij] klaar te krijgen. Heel goed zeide hij met een delijk knikje 't zal zooA-eel niet b( pen. Hoor eens, A'riend A'oegde liijl oij, als het mijn kind was, dan zou zijn heengaan van hier zegenen, hij een beter huis dan dit krijgen. Sale keerde naar zijne AA-oning tei naar de verpeste lucht en de vochi muren, te midden Avaarvan zijn lag. De jongen scheen nu geen neij tot. slapen te hebben hij lag aid praten, terwijl zijne oogen, Avaaruit pas eene koortsachtige gloed strai dof geworden waren. Sale schoof stoel met de drie poot en naderbij en daarop zitten. De jongen legde Hand m die van zijn vader, en nu bi Sale in tranen uit. Hij had dit nietl*ene Sub i Plac j ^uli I Plai I Ven San Ven Sam 1 Mar. 1 Scoi fChe Sant 'Con Oh. Su, Sant In fi In u Chi Sant O dc Dove Tn s Sant. me eet id. Er l lite an uil de ko Kat te in wat prie: aan 't daan, toen zijne vrouw stierf. Ween niet., vader! Is het om Het valt mij zoo hard, CharJ-Dc b /.eide zij snikkende. Er zijn er nu al J1 het weg, en gij nu ook en'ik blijf over Gij zult er ook komen, A'ader neeft -Jenny mij gezegd. Het is zulk|* mooi land men neeft cr muziek men eu versche lucht. Moeder is en Bessy en Jane ook Jezus heeft thuis gehaald, omdat het daar bet dan hier, en nu komt hij om mij. Ji heeft mij dat alles A'erteld. Sale gaf' geen antwoord. Hij mi nu, dat anderen reeds gezien had] wat aan zijne aandacht ontsnapt en wel dat de dood met rasse sclnijj naderde. De goede bijbelvrouAV had oest. gedaan om hem voor te bed A-oor den gewichtigen stap, dien bijl doen. Maar dit A'iel den A-ader zoo j®11 Als ik maar in een gezond huis] kunnen wonen, Charleydan zoudt) niet ziek geworden zijn, en uwe r en uwe zustertjes ook niet. God noe ik mijn best- gedaan heb. Alk regen een arme die akelige huizen, voor ons de pest.. Ochvaderhet zal in den H< beter zijn Het. zal in den Hemel beter zijl Moge God alle armen onder Inin lil met die vaste en zekere hoop trooa De zieke A'iel eindelijk in slaap ;L hij sprong telkens met een schril-] - Ge l'ne ps h In al neme id reel pochte] waar hunne pries en na En a? heer Daar A-oor pries Eu i heer Hoik Zekei Indit me wijl laai liet zoo slecht zijn als liet wil, zoo Neen, Mijnheer! van den Hemel slecht als dit is een te huis, en dat Dokter Whatley stond op. Hij haalde fó'of ndi" dnkW™ mct' Gf- *"n wit Peertje uit zijn zak, deed daar- teoin 1 <lokte1r! "'J bannen er mets uit een poeiertje in een kopje en vroeg tegen doen; zoolang er geene betere wo- om versch water als het ten minste priest Waai Omdi ;en... Misse AA'erd nu eens wakker en AToeg oiu^t de 7A ter, en preA'elde clan Aveer onvers! bare woorden. Sale zat den gehi nacht met een bekommerd hart. bij legerstede te Avaken. Natuurlijk kou de eerste schei a an den aanbrekenden dag niet s]_ in dit vertrek, dat zooA'eel mogelijk] licht en lucht verstoken Avas, dooi- gen. De kaars brandde nog, maariuen gc werd buiten reeds klaar, toen de jofst overeind kwam. Er lag een vale tintte priestc zijn bleek gelaat verspreid, zooals ©rl tt met op geweest Avas. T Wat is er, Charley? Wilt gijtwTn water hebben De knaap keek in liet rond, alsoj iets zocht; daarop hief hij de hy die hij nog in de hand hield, omh< gaf haar aan zijn vader. Neem die bloem, vader Ik ki andere daar hoven al zien. Zij zijn schooner dan deze Dan legde hij zich neder, keerde] gelaat naar den muur en lag verderf zoo st.il, dat Sale zijn adem inhieL hem niet te storen. Het gedruiscj liet aanbreken van den dag verkon] deed zich buiten hooren twee vr< hadden reeds een reden om te t- evonden en schreeuwden teg'en el der met eene schelle stem. Voorzit boog Sale zich eA-en voorover om )e h liet, strakke gezicht van den zieke tv éT® ken, en nu zag hij wet er gebeurd '^een" dat het a-ooi* immer stl-am gewo 'Nochta aa as pe kwart of verg met bloemen halen. Het is* voor dtf 1 Ls ne ik li een ist mak heer Zonde n, bes lieel e: nie Ik ben 't is inde liet •tak, hc nodig b; oodzt del!... 1: priest. H): Ah't Ten ai doet zo Juist. En dal 'e priestei vol wai fIs dit 1 men niet weggelegd, zich gëheeï ."'fe! hunne smart over te geven. De w j'1 was even AAoelig, alsof er geen kind kheirl a rij van kommer en gebrek, ter l m T gegaan Avas de menschen liepen el M orri( der in de straten voorbijen de zon i 0wjeiJ j m al haren glans aan een on be am! ie priester hemel. Toen Richard Sale opkeek, t hij zich zeiven af, hoe lang h«t nog W-mt rou duren, eer God hem naar de» Hij wei- heldere wereld zou overbrengen/ ei Lf Wej ging met zijn mand staan op eene pi jachtige Avaar hij bloemen dacht te verkofpï We

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1914 | | pagina 2