N ONZE PUPILLENSCHOOL
De Vergiffenis van den Monnik
HOUDT TON PASCHEN L
Luit.-kolonel DELVAUX de FENFFE,
gewezen bevelhebber der Pupillenschool
te Aalst.
Kolonel van den staf THIRY,
bevelhebber der Pupillenscholen
van België, te Aalst.
Oxuut, aandoenlijk afscheidsfeest, Maandag
laatst, 3u Maart, 111 de Legerpupillenschool
van Aalst
Luitenant-Kolonel Delvaux de Fenffe, thans
m Namen verblijvende, is afscheid komen
nemen van het personeel en van de leerlin
gen.
Een intiem wapenschouw gegeven op den
binnenkoer van ons militair gesticht.
Diep getroffen bij deze gelegenheid, beves
tigde Heer Delvaux de Fenffe, in eene korte
aanspraak tot personeel en leerlingen, hoe
zijne beste krachten steeds gegeven waren
aan den groei en den bloei van dit zoo be
langrijk gesticht. Een gansch nieuw program
ma moest worden uitgevoerd, en, verbeterin
gen aangebracht op zedelijk-, op stoffelijk en
technisch of professioneel gebied.
Uitstekende, ieverachtige en hoogst bekwa
me medewerkers, zoo sprak heer Delvaux,
stonden mij ter zijde.... Hun zij, daarom, bes
ten dank
Daarbij, zegde hij fier te zijn, als opvolger
te mogen doen herkenen en aan te stellen,
den Kolonel van den staf, heer Thiry.
Onder het bestuur van een zoo hoogge
plaatst officier, is de Legerpupillenschool ge
roepen, steeds in belangrijkheid en in waar
de toe te nemen.
God geve den heer Delvaux de Fenffe, lang
nog, eene welverdiende rust.
Niet enkel de Legerpupillenschool, waar
van hij gedurende acht jaren en half kom-
mandant was, geeft hem haren diep-recht-
zinnigsten dank, maar tevens ook gansch de
stad Aalst. Eene edele figuur verdwijnt, van
hier, met hein, alhoewel de flinke trekken van
dezen zoo verdienstelijken officier van het
Belgisch leger lang zullen in het geheugen
blijven, wij zeggen van velen, en bijzon
der van dezen die hem kenden van nabij, hem
waardeerden en hem hoogschatten.
Heer Thiry, kolonel van den staf, vereert
hoogst onze militaire inrichtingen de leger-
pupillenscholen.
Hij is oud-bestuurder van het algemeen on
derwijs bij het departement van oorlog, in
het ministerie, te Brussel.... Het meest onder
velen, misschien, heeft hij deelgenomen en
medegewerkt aan de herinrichting der leger-
pupillenscholen, welke nu komen ten getalle
van vier twee lioogere in Aalst, eene lagere
in Maeseyck en eene in Bouillon. Kolonel
Thiry is opper-kommandant dezer inrichtin
gen... en zal in Aalst inkwarteering houden.
Deze hooggeplaatste officier van ons leger,
van zoo groot en onbetwist talent vroeger
is hij eerste geklasseerd geweest, bij het exa
men der oorlogs-school in Brussel is ge
roepen groote diensten te bewijzen aan de
zoo noodige inrichting der legerpupillenscho-
len... Wij wenschen hem voorspoedige loop
baan, en begroeten hem in onze stad Aalst
met den hartelijksten WELKOM
Moge zijn personeel, dat hem zoo hoog
waardeert, in hem een rechtschapen meester
en voorbeeld vinden, u en onze pupillen, een
hartelijken pleegvader I
('k Zit te schrijven aan mijnen lessenaar en
vlak voor mij, «taat mijn kruisbeeld.)
De duivel gunde mij dees maand geen
kwartier om mijn artikeltje te schrij
ven...
De kerel kent zijn stieltje Maar ik
insgelijks weet waar naartoe; ik zal toch
kost wat kost schrijven en wrijven... ik
ben nochtans afgesloofd en uiterst ver
moeid en indien nnjn schrijven niet
aaneenkangt, slaat slechts acht op een
vurig gedacht dat ik u wil inprenten, en
lees ten einde toe...
Aan u, vriend, die deze regelen leest
wil ik spreken aan u... goed verstaan
eh?...
Ik ben de stem van den Vriend
die aan een vriend spreektIk ben de
klacht der genegenheid die klaagt,
vraagt en klopt aan de deurvan uw
hert!... Ik ben de bedreiging van den
oppersten Versmaden en Verachten!...
oi' liever neen!... Ik ben de bedreiging
niet.... ik ben de liefde.... niets anders
dan de liefde en ik kom u aankondi
gen a De Meester is daar!en hij
roept u... doet de stem der wereld in uw
binnenste zwijgen... gij zult immers de
ze week al de heiligste feestgetijen be
leven... houdt uwen Paschen...»
vVaurom zoudt ge hem niet houden?
ZoektVindt, als ge kunt, eene op
recht geldige reden... eene drijfveer of
bewijs dat ge zoudt kunnen en durven
inroepen, zelfs op 't gewichtig oogen-
blik van uw afsterven...
Ik heb altijd, als een wonder Gods,
de eenvoudigheid eener redeneering, die
de overtuiging bij een rechtschapen
mensch kan te wege brengen, bewon
derd... zelfs een kind zou het begrijpen
God bestaat.
Dus moet men Hem eeren.
Van al de godsdiensten, die tot dit
doel den mensch beweren op te leiden, is
de christelijke godsdienst de volmaak-
ste.
Dus hij is de ware.
Dus moet men hem aannemen, onder-
houdén en beoefenen. Dus moet men zij
nen Paschen houden.
Ik kan mij niet wel inbeelden hoe
men zich rechtmatig aan 't gezond ver
stand van deze redeneering kan onttrek
ken, vermits ieder voorstel van deze re
deneering eene te klaarblijkende zeker
heid oplevert. Dus om die reden en nog
wel ook om andere redens, zult ge, bes
te vriend, uwen Paschen houden, met
veel eenvoudigheid, zonder u te verdui
ken, zonder vertoonmaking, maar zooals
altijd, in vroegere tijden, uwe voorvade
ren dien plicht vervulden... Ge moogt
te biechten gaan waar het u belieft, in
den biechtstoel ter kerke, in de sakris-
tij, of wel in de ouderwetsche spreek
plaats van Mr de Pastoor, of al wande
lende in zijnen tuin, of nog bij de Pa
ters, 't is nnj al gebeurd dat ik met den
Paaschtijd, biecht hoorde wanneer ik
den trap van mijn huis afdaaldemen
wachtte een oogenblikje op de traptre
den de absolutie was daar ook geldig
en de duivel van 't mensckelijk opzielit
was er uiterst kwaad om...
't Is gelijk hoe of waar, als ge maar
te biechten gaatDoch wacht met, stel
niet uituitstellen, ge weet het, is
kwijtschelden gebruik dus uw verstand
en uwen tijdmijne medebroeders in
priesterschap weten wel dat er meer
vreugde in den hemel heerscht voor 'nen
braven man die te biechte komt dan voor
een aantal zeer godvruchtige vrouwen,
die nochtans zeer gelukkig zullen zijn
wat achteruit te schuiven en zelfs hunne
beurt wat langer af te wachten met den
Paaschtijd om u de eerste te laten den
biechtstoel binnen treden... niet waar,
beste vrouwen, en dochters?
Doch nu nog iets. Men vindt somtijds
zoo wat kiesche en angstvallige man
nen.
Ik zou wel mijnen Paschen hou
den, zeggen ze, maar
Maar wat?
Ik weet niet wat biechtten
't Is klaar... ge zijt aan alles ge
woon uwe ziel is als gehuld in nen
stofmantel van onverschilligheid die het
verheven werk der zaken wegsteekt. Als
men een, twee, drie jaar wacht van zich
te wasschen, of men dan wat meer of
min zwart schijnt en werkelijk is.... men
bemerkt dat niet meer!...
Te C'lichy kende ik zoo een kolenbran
der of kolenverkooper.en hij beschreef
het water als volgtEen vocht dat
zwart wordt als ik er mijne handen in
wasch
Overigens, als ge niets te vertellen
hebt aan den priester, dan zal hij mis
schien u zooveel te meer moeten zeggen.
...In alle geval heb ik noch ge
moord, gestolen of gebrand... Waarom
dan te biechte gaan?....
Gij hebt noch gemoord... noch ge
stolen ten zou maar dat meer te kort
schieten Is dat uw droombeeld en
gansch uw ideaal van slecht leven?....
Zijt ge zoo ver gekomen?
En daarbij 't is een, twee... tien...
twintig jaren geleden
'k Versta u, vriend!... 't is twin
tig, dertig, misschien zestig jaar gele
den dat ge uwe zonden beleedt?... Mijn
arme dutsdan moet ge u nog meer
haasten, ge hebt nog juist den tijd!....
reden te méér!., vaag maar zeer eens
uwe schouw!... Vereffen maar rap uwe
rekeningen Veronderstel eens dat ge
in uwen tuin gedurende het vierde eener
eeuw, onkruid op onkruid liet groeien
zoudt ge nog erwtjes of andere groensels
moeten plukken
Maar zonder zelfs mijnen Paschen
te houden, beu ik toch een braaf, deftig
en eerlijk man ik word door iedereen
geacht....
Gij zijt een dapper echtgenoot?....
't Kan zijn Een uitmuntend papa?...
t. kan gebeurenEn dan, wat bewijst
dat?...
Uwe vrouw is misschien content van
uuwe kinderen klagen nietmis-
schen en de goede God?...
Telt Hij niet meer, Hij... Hangt er
geen kruisbeeld in uwe kamer?... Hebt
ge uwe blikken eens op dat kruisbeeld
geworpen?... gij ook, zijt ge voorbij de
liefde zelf gegaan, zonder iets te gissen,
door uwe ploertigheid en kleinsteedsck-
iieid dom geworden, door de onverschil
ligheid behebt, stervend door het weg
kwijnen van den christen zin.... Biecht
maar gauw, beste vriend, 't wordt hoog
tijd!....Wie weetdeze regelen zijn
misschien de laatste oproep dien God u
toestuurt... liet laatste «Pas op!» van
den Christus die van uit zijnen lioogen
hemel uw leven al met eens ziet ten
gronde gaan juist als die stroomen die
schielijk en onverhoeds in een onver
wachte afgrond verdwijnen....
Doch ik spreek aan overtuigden... ja,
ge zult uwe biecht spreken... ja, ge zult
gaan nederknielen aan de H. Tafel, daar
waar zooveel sterken sterk wierden....
daar waar zoovele bedroefden den eeni-
gen troost kwamen vinden... Daar waar
zooveel geschondene levens de ster der
hoop zagen opdagen... en nog en altijd
En daarbij, ziet ge, Paschen is als de
feestdag bij uitnemendheid in 't Kerke
lijk jaar, de rustplaats van ons aller
ideaal te midden van al het ronkende en
dompende in 't leven. 0 heilige stilte,
o stille heiligheid!...
't Leven is als een voorbijgaande
droom... het lichaam is liet kleed dei-
ziel... de vijffrankstukken zijn van gee-
nen tel.... wat alles is ginder 't. is
liet eeuwige Vaderland, waar men geen
twist of tweedracht zal kennen... waai
de genegenheden zullen mogen bloeien
zonder vrees van door den wind wegge
rukt of verbroken... of door de modder
bezoedeld te worden...
Ja, ge zult uwen Paschen houden, o
christen, gij die moet droevig zijn om
de droefheden uwen God aangedaan!...
Gij zult hem houden, gij die gisteren
nog wijfelde en twijfelde, om niet meer
te blijven de onverschillige, die onzeke
re plant die groeit en bloeit op 'nen on-
vruchtbaren grond waar al de schadige
en sckandige overblijfsels van de bedor-
vene tijden op beschimmelen, verdro
gen en welhaast verrotten...
De tijd is voorbij van de half' en halve
wezens, noch mossel, noch visch, van
die halfslachtige dieren wil men thans
niet meer weten... meedoen met Jan en
alleman dat gaat niet, meer op onze da
gen... zwart en wit zijn is onmogelijk..
Men heeft genoeg van die hansworsten.
Meer en meer staan Christus' woorden
duidelijker te lezen en te begrijpen
Die niet is met mij, is tegen mij
Wat we op heden noodig hebben dat,
zijn christenen die midden de wereld,
voorbijgaan, onverschillig voor werelds-
haat of wereldslief de, de oogen verheven
en gericht naar den dageraad die wel
haast zal opkomen nadat ieder onzer
korte jaren zal verzonken zijn in het ge
heimvolle onbekende der eeuwigheid
Laat ons dus leven zooals we in onze
laatste oogenblikken wenschen de dood
te gemoet te zien, opdat we alsdan tus-
schen twee verzuchtingen, een bewijs
van vaste hoop zouden mogen inzien en
koesteren...
Christus is de eenige «Sterke....» de
eeuwige Koning de beslissende
«Overwinnaar!...» Hij staafverre bo
ven wat Kamers en aardsche wetten be
slissen en zeker boven de dwazen praat,
domheden en onnoozelheden der men-
schen. Onbeweeglijk in zijne
lijke eeuwigheid, hij houdt ons in het
oog... hij wacht op ons... hij oordeelt
ons...
Houdt uwen Paschen
(Naar Pierre l'Eraiite.)
(60,te Yervolg.)
Sedert de graaf van Olivarez Spanje
verlaten had, gaf Euentes hoog op van
de eerbiedige en toegenegen vriendschap
die hem aan den minister verbond. De
ze was zijn zoogbroeder geweest, en
Euentes, die hem noodzakelijk op de
baan der fortuin had moeten volgen,
was thans met hem van de hoogte ge
vallen, waartoe hij geraakt was.
Vele oude bezoekers van het huis
Fuentes wisten dat zij van de waarkeid
dier geschiedenissen te denken hadden
maar vreemden en eenvoudigen liepen
er in. Fuentes had van de natuur de
tave ontvangen van een voorkomen,
at zijne plannen ten uiterst wel van pas
kwam. Hij voegde bij eene zekere hoog
hartigheid in de uitdrukking van den
blik een glimlachenden, argeloozen
mond, die den indruk wegnam, welken
zijn lang voorhoofd en de bijzondere
vorm zijner kin, die iets van koppigheid
en zinnelijkheid weg had, konden ma
ken.
Diego Fuentes werd in weerwil der
welwillendheid, waarmee hij zijn huis
voor kaart- en dobbelpartijtjes leende,
niet rijk. Zijn versleten buis getuigde
van langdurigen dienst, zijn linnen had
meestal eene gele tint, waarmee men
meer dan eens geschertst had.
Wat zal ik er aan doen? zegde hij,
ik bezit zeven honderd batisten hemden,
hetgeen oorzaak is dat ze lang op eene
beurt moeten wachten. Zij worden geel
van het liggen. Last van den overvloed,
louter overmaat van rijkdom.
Wat de meubels betreft, die kleeren
konden bevatten, Diego Fuentes had
een oud koffer, dat zeer hol klonk en
gemakkelijk op te lichten was, en dat
menige geschiedenis van Diego zou ver
teld hebben, indien hij met de spraak
ware begaafd geweest.
Maar al schertsten Fuentes' bezoe
kers ook al eens met hem, zij droegen
hem daarom niet minder eene groote
vriendschap toe.
Die man had de goede hoedanighe
den zijner ondeugden een onwrikbaar
geduld en eene onuitputtelijke gedien
stigheid.
Hij zou hebben door een vuur geloo-
pen, om een vriend van dienst te zijn
en hij vereerde met dien titel al de be
zoekers van zijn huis.
Hij dronk den wijn, die door anderen
betaald was, vroolijk uit, en verloor
zijne rede niet in dronkenschap.
Als ieder echt Spanjaard speelde hij
op de gitaar en de castagnetten, en het
weinige stem, waarmee hij zijn spel
wist te begeleiden, was niet geheel on
bevallig.
Fuentes zette met, wat hij pracht
noemde, zijne zalen voor alle hidalgo's
open, die hem met hunne vriendschap
wilden vereeren.
Hij zorgde voor dobbelsteenen en
kaarten. Men betaalde hem des winters
eene schadeloosstelling voor vuur en
lichtwat meer is, als de inleg een ze
ker cijfer bereikt had, telde men hem
eene geringe som toe. Zijne voordeelen
zouden waarschijnlijk tot een tamelijk
rond cijfer geklommen zijn, indien hij
pas ontvangen geld niet voor eigen re
kening verspeeld had. Hij verloor het
onvermijdelijk en zag zich dikwijls bij
het einde van den dag genoodzaakt een
beroep te doen op de edelmoedigheid
van een vriend, of ten minste van een
bezoeker, die hem eens met dien onna-
volgbaren tongval gezegd had
Ter uwer beschikking
Hij leende en vergat regelmatig te
betalen.
Een groot getal jongelingen veree-
nigden zich eiken avond in liet huis van
Fuentes.
Studenten die -naar het dok'toraat
streefden in verschillende vakken, leer
ling-en van befaamde kunstenaars
eenige vreemdelingen verdrongen zich
daar. Dan was er een helsch leven in de
lage zaal, die op het patio uitkwam
en meer dan eens moesten de policie-
agenten de jongelingen, die rond de
speeltafel een helsch lawijd hielden, tot
de orde brengen.
Het gebeurde soms ook, dat men een
partijtje onderbrak, om f'lesscken oude
wijn te ledigen dan werd de bijeen
komst eene slemppartij, en als twee of
drie bezoekers niet naar huis kwamen
"was dit, omdat zij in het patio lagen
Sedert Lello Lelli in gezelschap van
het Spanjaardje, te Madrid, gekomen
was, waar hij geene vriendschapsbe
trekkingen had, had hij zich aan Diego
Fuentes laten voorstellen. Nooit liet hij
een avond voorbijgaan, zonder zich daar
te vertoonen. Het snijdende van zijn
geest hinderde hem wel, dien hij te ruw
had aangetast, maar daar hij dikwijls
op wijn of sorbets trakteerde, en hij
veel goud in de tasch scheen te hebben,
zag men dit gaarne over het hoofd.
Niet dat Lello rijk geworden was: zijn
penseel bracht hem minder op dan ooit,
en had hij te Napels nog eenige dukaten
met het handwerk van sluipmoordenaar
kunnen verdienen, die handigheid was
hem te Madrid gansch nutteloos.
Ribeira, die den ondergang van den
jongen prins gezworen had, om wiens
ongenade te bewerken hij opzettelijk
gekomen was, liet Lello de vrije be
schikking over zijnen tijd.
Lello slenterde bij dag langs de straat
en 's avonds ontbrak hij nooit bij de
partij in het huis van Fuentes.
Hij kwam gewoonlijk het eerst, ver
haalde Diego de gebeurtenissen van den
dag, wat de Koning gedaan had, welken
dienst de Koningin had bijgewoond,
welk drama Calderon had laten bestu-
deeren voor de tooneelspelen, hoe men
de draagbare altaren voor den dag van
het naaste godsdienstig feest zou op
richten, enz.
Daar de dagbladen op dat tijdstip nog
niet bestonden, verving Lello ze. Poli
tiek, verschillende voorvallen, litterari-
sche twistvragen, alles behandelde hij,
zoo met met groot gezag, dan toch met
die gemakkelijkheid, die hem destijdf
zelfs bij den ernstigen Alonzo Cano be
mind maakte.
Als hij I uentes het verslag van den
dag had gegeven, koos Lello Lelli zijne
plaats aan tafel uit en merkte die zorg
vuldig. Hij was zoo bijgeloovig als een
Italiaan en zoo vreesachtig als een kind
Was zijne plaats vastgesteld, dan zette
hij een stoel tegen de tafel, en legde
vervolgens op deze laatste, vlak voor zijn
stoei, een hoorn van bloedkoraal, met
goud versierd, bestemd om allen kwaden
invloed van hem te weren.
Na deze beschikkingen hielp hij Die
go de verschillende spelen gereed zet
ten, die in het huis in gebruik waren
dobbelsteenen, schaakborden en kaar
ten. Hij hield deze voorwerpen lang in
de hand, alsof zijne aanraking hun eene
ten zich bijna met de zon ter ruste
geven. De wacht hield de voorbij
gers aan, die het bij regelement be
de uur overschreden. Het spel
derhalve vroeg bij Fuentes.
Gelukkig was de zaal, die op het
tiouitkwam, lang en luchtig
het te laat 0111 naar huis te gaan
verlieten de spelers soms de tafel'
zich op de tapijten te slapen te le
Diego had veel met Lello op
laatstgenoemde had, ten gevolg*
zijn landaard, een indringend ka
dat iederen dag nieuwe gaste
Fuentes lokte zonder twijfel
Lello hierbij niet, want zijne beurs
op sommige dagen aanmerkelijk
scliien verwenschten hem de jon
den, die hij op een verkeerden weg
zoodra zij zijn invloed moede we
maar de eerste week of maand ten
ste bleven zij onder zijne toover
en zoo zij de banden verbraken die
aan Lello hechtten, geschiedde
leen, omdat zij in volslagen geldge
verkeerden
Gij doet gewis veel, zegde Fu
hem op zekeren avond, om het
schap te vergrooten, maar het gel
nooit leerlingen van de werkplaats
Velasquez of die, welke vroeger
Alonzo Cano studeerden, hier te Ij
gen.
Geduld, zegde Lello, heb nog
wat geduld
Zoo spreekt gij sinds lang. li
gin te gelooven dat er zielen zijn opi
ken de duivel niet vermag, en eerl
jongelieden, die nooit hier zullen koi
Lello barstte in een schaterlach
en hernam
Zeg dat niet, Fuentes
Waarom niet?
Gij zoudt het verliezen.
Zal Miguël dan komen
Miguël zelf.
Vreest gij niet met hem sami
zijn
Waarom zou ik bang voor
zijn?
Ik weet het niet. Maar hij hei
toch meer dan eens gehinderd
Ja, in woorden, zegde Lello.
En hebt ge hem niet geantwoo
Ik beantwoord geene schelde
den met scheldwoorden.
Waarmeê dan
Hiermede, zegde Lello, terwijl 'inar
zijn dolk trok.
Pas op! één woord zou voldoe k°°P
wezenBt zo
Niemand zou het durven uitoi i1
ken. 1 het
Een gebaar
Ik zal mij voor alle onvoorzicli
lieid wachten.
Miguël heeft in u geen onbepi
vertrouwen. m v
Hij zal komen, zeg ik u. ÖP
V andaag hari
Neen, morgen. ZÜ
W aarom zoudt ge hem zoo gei ^rac
hier brengen en
Hij is rijk, zegde Lello, de koi -^ez
overlaadt hem, om zijn meester p
vriend, Alonzo Cano, met weldaden. m
heeft Hem de versiering van eene een,
van het paleis en de sargas voor de a eP'
staande processie opgedragen. Bin
één jaar zal hij den titel van schilder 1
komngs dragenU, ik zal niet trad t
hem door het lokaas van het spel li
heen te trekken, daarmede zou hij 1 QaDfl
niet laten vangen. Een jong koopi
die op Indië handelt, zal hem verai*™
hier te komen, ten einde over de bei j
ling van groote werken te spreken. e'
als men eenmaal van de verboden vro ^üe,
geëten heeft, eet me ze gewoonlijk
heel en al op.
En wie brengt gij dezen avondf p 1
Den jongen Francesco, den k
man, welke morgen Miguël bij u wi 1
ten zal. 1S> j
Een oogenblik daarna deed zich en
refrein van een lied hooren, en de t - 1
medeplichtigen wenkten elkander
stilzwijgen te bewaren. 1
Een jongeling kwam de zaal bini J,
Hij was misschien zestien jaren 0
Zijn haar had die rosse kleur, welki 01
dit tijdstip zeer algemeen was, en
kleur men het haar kunstmatig
van natuur
biizondere kracht kon mededeelen. Ein
delijk ging hij aan het venster staan en
wachtte, daar het lokaas nu gereed was
de vogels af.
Men gebruikte het avondmaal in dien
tijd zeer vroeg, daar de voorschriften
der polioie burgers en boeren verplicht-
deelde, zoo het die niet uatuui
zat. Deze jongeling, reeds door nai '"ln§.
waken afgemat, en die den last dei ru'
vens slechts met moeite scheen te 1
gen, liet zich eerder in eenen groc
leunstoel vallen, dan dat hij er ziet aar a
neerzette. eveu
Bah, wat verveel ik mij, Fuen *°en
zegde hij, overal en altijd... Dock a.van.
moet er bij voegen, bij u minder ^v)1c'
elders, maar inderdaad ben ik nog
zeker, hier afleiding te vinden... Ik 0Ver
ander van omgeving en dat is alles. jong
is reeds iets, maar zulks voldoet feweei
niet... Er zijn armen, die hun bes;111 te w
liefhebben, rijken insgelijks wat nde
betreft, mij is het leven tot lastme
heb gereisd, maar het reizen verm hunnei
mijHet spel alleen kan mij nog .Ceen
heugen, of liever, mij aan mijne V6 ken to
ling ontrukken, en ik wijd mij aan ^is h
spel, ik werp mij er om zoo te zeg beat
in, om te vergetenom he
Dat uw vader een ontzaglijk
mogen heeft, hetwelk gij eens moet
ven?
erdii
;te
had
'as t
zijn
r mi
nag.
en 1
twet
duivi
Zonder twijfel, zegde de jonkn
maar mijn vader is nog geen vijftig ji aan en
Deze goddelooze uitdrukking eeri d;
Fuentes huiveren.
Ik dacht dat de slechte fortuin1
gisteren u geruïneerd had, zegde ti
- Totaal geruïneerd, en toch...
Hier haalde hij eene beurs uit ®*d al
zak, en deed het goud klinken, dat le wisi
bevatte.
(Wordt voortgeaet
•oi A11
man k
bij wi
leze on
spoed:
om k<
gen. Z:
Ie hev: