N ONZE PUPILLENSCHOOL De Vergiffenis van den Monnik HOUDT TON PASCHEN L Luit.-kolonel DELVAUX de FENFFE, gewezen bevelhebber der Pupillenschool te Aalst. Kolonel van den staf THIRY, bevelhebber der Pupillenscholen van België, te Aalst. Oxuut, aandoenlijk afscheidsfeest, Maandag laatst, 3u Maart, 111 de Legerpupillenschool van Aalst Luitenant-Kolonel Delvaux de Fenffe, thans m Namen verblijvende, is afscheid komen nemen van het personeel en van de leerlin gen. Een intiem wapenschouw gegeven op den binnenkoer van ons militair gesticht. Diep getroffen bij deze gelegenheid, beves tigde Heer Delvaux de Fenffe, in eene korte aanspraak tot personeel en leerlingen, hoe zijne beste krachten steeds gegeven waren aan den groei en den bloei van dit zoo be langrijk gesticht. Een gansch nieuw program ma moest worden uitgevoerd, en, verbeterin gen aangebracht op zedelijk-, op stoffelijk en technisch of professioneel gebied. Uitstekende, ieverachtige en hoogst bekwa me medewerkers, zoo sprak heer Delvaux, stonden mij ter zijde.... Hun zij, daarom, bes ten dank Daarbij, zegde hij fier te zijn, als opvolger te mogen doen herkenen en aan te stellen, den Kolonel van den staf, heer Thiry. Onder het bestuur van een zoo hoogge plaatst officier, is de Legerpupillenschool ge roepen, steeds in belangrijkheid en in waar de toe te nemen. God geve den heer Delvaux de Fenffe, lang nog, eene welverdiende rust. Niet enkel de Legerpupillenschool, waar van hij gedurende acht jaren en half kom- mandant was, geeft hem haren diep-recht- zinnigsten dank, maar tevens ook gansch de stad Aalst. Eene edele figuur verdwijnt, van hier, met hein, alhoewel de flinke trekken van dezen zoo verdienstelijken officier van het Belgisch leger lang zullen in het geheugen blijven, wij zeggen van velen, en bijzon der van dezen die hem kenden van nabij, hem waardeerden en hem hoogschatten. Heer Thiry, kolonel van den staf, vereert hoogst onze militaire inrichtingen de leger- pupillenscholen. Hij is oud-bestuurder van het algemeen on derwijs bij het departement van oorlog, in het ministerie, te Brussel.... Het meest onder velen, misschien, heeft hij deelgenomen en medegewerkt aan de herinrichting der leger- pupillenscholen, welke nu komen ten getalle van vier twee lioogere in Aalst, eene lagere in Maeseyck en eene in Bouillon. Kolonel Thiry is opper-kommandant dezer inrichtin gen... en zal in Aalst inkwarteering houden. Deze hooggeplaatste officier van ons leger, van zoo groot en onbetwist talent vroeger is hij eerste geklasseerd geweest, bij het exa men der oorlogs-school in Brussel is ge roepen groote diensten te bewijzen aan de zoo noodige inrichting der legerpupillenscho- len... Wij wenschen hem voorspoedige loop baan, en begroeten hem in onze stad Aalst met den hartelijksten WELKOM Moge zijn personeel, dat hem zoo hoog waardeert, in hem een rechtschapen meester en voorbeeld vinden, u en onze pupillen, een hartelijken pleegvader I ('k Zit te schrijven aan mijnen lessenaar en vlak voor mij, «taat mijn kruisbeeld.) De duivel gunde mij dees maand geen kwartier om mijn artikeltje te schrij ven... De kerel kent zijn stieltje Maar ik insgelijks weet waar naartoe; ik zal toch kost wat kost schrijven en wrijven... ik ben nochtans afgesloofd en uiterst ver moeid en indien nnjn schrijven niet aaneenkangt, slaat slechts acht op een vurig gedacht dat ik u wil inprenten, en lees ten einde toe... Aan u, vriend, die deze regelen leest wil ik spreken aan u... goed verstaan eh?... Ik ben de stem van den Vriend die aan een vriend spreektIk ben de klacht der genegenheid die klaagt, vraagt en klopt aan de deurvan uw hert!... Ik ben de bedreiging van den oppersten Versmaden en Verachten!... oi' liever neen!... Ik ben de bedreiging niet.... ik ben de liefde.... niets anders dan de liefde en ik kom u aankondi gen a De Meester is daar!en hij roept u... doet de stem der wereld in uw binnenste zwijgen... gij zult immers de ze week al de heiligste feestgetijen be leven... houdt uwen Paschen...» vVaurom zoudt ge hem niet houden? ZoektVindt, als ge kunt, eene op recht geldige reden... eene drijfveer of bewijs dat ge zoudt kunnen en durven inroepen, zelfs op 't gewichtig oogen- blik van uw afsterven... Ik heb altijd, als een wonder Gods, de eenvoudigheid eener redeneering, die de overtuiging bij een rechtschapen mensch kan te wege brengen, bewon derd... zelfs een kind zou het begrijpen God bestaat. Dus moet men Hem eeren. Van al de godsdiensten, die tot dit doel den mensch beweren op te leiden, is de christelijke godsdienst de volmaak- ste. Dus hij is de ware. Dus moet men hem aannemen, onder- houdén en beoefenen. Dus moet men zij nen Paschen houden. Ik kan mij niet wel inbeelden hoe men zich rechtmatig aan 't gezond ver stand van deze redeneering kan onttrek ken, vermits ieder voorstel van deze re deneering eene te klaarblijkende zeker heid oplevert. Dus om die reden en nog wel ook om andere redens, zult ge, bes te vriend, uwen Paschen houden, met veel eenvoudigheid, zonder u te verdui ken, zonder vertoonmaking, maar zooals altijd, in vroegere tijden, uwe voorvade ren dien plicht vervulden... Ge moogt te biechten gaan waar het u belieft, in den biechtstoel ter kerke, in de sakris- tij, of wel in de ouderwetsche spreek plaats van Mr de Pastoor, of al wande lende in zijnen tuin, of nog bij de Pa ters, 't is nnj al gebeurd dat ik met den Paaschtijd, biecht hoorde wanneer ik den trap van mijn huis afdaaldemen wachtte een oogenblikje op de traptre den de absolutie was daar ook geldig en de duivel van 't mensckelijk opzielit was er uiterst kwaad om... 't Is gelijk hoe of waar, als ge maar te biechten gaatDoch wacht met, stel niet uituitstellen, ge weet het, is kwijtschelden gebruik dus uw verstand en uwen tijdmijne medebroeders in priesterschap weten wel dat er meer vreugde in den hemel heerscht voor 'nen braven man die te biechte komt dan voor een aantal zeer godvruchtige vrouwen, die nochtans zeer gelukkig zullen zijn wat achteruit te schuiven en zelfs hunne beurt wat langer af te wachten met den Paaschtijd om u de eerste te laten den biechtstoel binnen treden... niet waar, beste vrouwen, en dochters? Doch nu nog iets. Men vindt somtijds zoo wat kiesche en angstvallige man nen. Ik zou wel mijnen Paschen hou den, zeggen ze, maar Maar wat? Ik weet niet wat biechtten 't Is klaar... ge zijt aan alles ge woon uwe ziel is als gehuld in nen stofmantel van onverschilligheid die het verheven werk der zaken wegsteekt. Als men een, twee, drie jaar wacht van zich te wasschen, of men dan wat meer of min zwart schijnt en werkelijk is.... men bemerkt dat niet meer!... Te C'lichy kende ik zoo een kolenbran der of kolenverkooper.en hij beschreef het water als volgtEen vocht dat zwart wordt als ik er mijne handen in wasch Overigens, als ge niets te vertellen hebt aan den priester, dan zal hij mis schien u zooveel te meer moeten zeggen. ...In alle geval heb ik noch ge moord, gestolen of gebrand... Waarom dan te biechte gaan?.... Gij hebt noch gemoord... noch ge stolen ten zou maar dat meer te kort schieten Is dat uw droombeeld en gansch uw ideaal van slecht leven?.... Zijt ge zoo ver gekomen? En daarbij 't is een, twee... tien... twintig jaren geleden 'k Versta u, vriend!... 't is twin tig, dertig, misschien zestig jaar gele den dat ge uwe zonden beleedt?... Mijn arme dutsdan moet ge u nog meer haasten, ge hebt nog juist den tijd!.... reden te méér!., vaag maar zeer eens uwe schouw!... Vereffen maar rap uwe rekeningen Veronderstel eens dat ge in uwen tuin gedurende het vierde eener eeuw, onkruid op onkruid liet groeien zoudt ge nog erwtjes of andere groensels moeten plukken Maar zonder zelfs mijnen Paschen te houden, beu ik toch een braaf, deftig en eerlijk man ik word door iedereen geacht.... Gij zijt een dapper echtgenoot?.... 't Kan zijn Een uitmuntend papa?... t. kan gebeurenEn dan, wat bewijst dat?... Uwe vrouw is misschien content van uuwe kinderen klagen nietmis- schen en de goede God?... Telt Hij niet meer, Hij... Hangt er geen kruisbeeld in uwe kamer?... Hebt ge uwe blikken eens op dat kruisbeeld geworpen?... gij ook, zijt ge voorbij de liefde zelf gegaan, zonder iets te gissen, door uwe ploertigheid en kleinsteedsck- iieid dom geworden, door de onverschil ligheid behebt, stervend door het weg kwijnen van den christen zin.... Biecht maar gauw, beste vriend, 't wordt hoog tijd!....Wie weetdeze regelen zijn misschien de laatste oproep dien God u toestuurt... liet laatste «Pas op!» van den Christus die van uit zijnen lioogen hemel uw leven al met eens ziet ten gronde gaan juist als die stroomen die schielijk en onverhoeds in een onver wachte afgrond verdwijnen.... Doch ik spreek aan overtuigden... ja, ge zult uwe biecht spreken... ja, ge zult gaan nederknielen aan de H. Tafel, daar waar zooveel sterken sterk wierden.... daar waar zoovele bedroefden den eeni- gen troost kwamen vinden... Daar waar zooveel geschondene levens de ster der hoop zagen opdagen... en nog en altijd En daarbij, ziet ge, Paschen is als de feestdag bij uitnemendheid in 't Kerke lijk jaar, de rustplaats van ons aller ideaal te midden van al het ronkende en dompende in 't leven. 0 heilige stilte, o stille heiligheid!... 't Leven is als een voorbijgaande droom... het lichaam is liet kleed dei- ziel... de vijffrankstukken zijn van gee- nen tel.... wat alles is ginder 't. is liet eeuwige Vaderland, waar men geen twist of tweedracht zal kennen... waai de genegenheden zullen mogen bloeien zonder vrees van door den wind wegge rukt of verbroken... of door de modder bezoedeld te worden... Ja, ge zult uwen Paschen houden, o christen, gij die moet droevig zijn om de droefheden uwen God aangedaan!... Gij zult hem houden, gij die gisteren nog wijfelde en twijfelde, om niet meer te blijven de onverschillige, die onzeke re plant die groeit en bloeit op 'nen on- vruchtbaren grond waar al de schadige en sckandige overblijfsels van de bedor- vene tijden op beschimmelen, verdro gen en welhaast verrotten... De tijd is voorbij van de half' en halve wezens, noch mossel, noch visch, van die halfslachtige dieren wil men thans niet meer weten... meedoen met Jan en alleman dat gaat niet, meer op onze da gen... zwart en wit zijn is onmogelijk.. Men heeft genoeg van die hansworsten. Meer en meer staan Christus' woorden duidelijker te lezen en te begrijpen Die niet is met mij, is tegen mij Wat we op heden noodig hebben dat, zijn christenen die midden de wereld, voorbijgaan, onverschillig voor werelds- haat of wereldslief de, de oogen verheven en gericht naar den dageraad die wel haast zal opkomen nadat ieder onzer korte jaren zal verzonken zijn in het ge heimvolle onbekende der eeuwigheid Laat ons dus leven zooals we in onze laatste oogenblikken wenschen de dood te gemoet te zien, opdat we alsdan tus- schen twee verzuchtingen, een bewijs van vaste hoop zouden mogen inzien en koesteren... Christus is de eenige «Sterke....» de eeuwige Koning de beslissende «Overwinnaar!...» Hij staafverre bo ven wat Kamers en aardsche wetten be slissen en zeker boven de dwazen praat, domheden en onnoozelheden der men- schen. Onbeweeglijk in zijne lijke eeuwigheid, hij houdt ons in het oog... hij wacht op ons... hij oordeelt ons... Houdt uwen Paschen (Naar Pierre l'Eraiite.) (60,te Yervolg.) Sedert de graaf van Olivarez Spanje verlaten had, gaf Euentes hoog op van de eerbiedige en toegenegen vriendschap die hem aan den minister verbond. De ze was zijn zoogbroeder geweest, en Euentes, die hem noodzakelijk op de baan der fortuin had moeten volgen, was thans met hem van de hoogte ge vallen, waartoe hij geraakt was. Vele oude bezoekers van het huis Fuentes wisten dat zij van de waarkeid dier geschiedenissen te denken hadden maar vreemden en eenvoudigen liepen er in. Fuentes had van de natuur de tave ontvangen van een voorkomen, at zijne plannen ten uiterst wel van pas kwam. Hij voegde bij eene zekere hoog hartigheid in de uitdrukking van den blik een glimlachenden, argeloozen mond, die den indruk wegnam, welken zijn lang voorhoofd en de bijzondere vorm zijner kin, die iets van koppigheid en zinnelijkheid weg had, konden ma ken. Diego Fuentes werd in weerwil der welwillendheid, waarmee hij zijn huis voor kaart- en dobbelpartijtjes leende, niet rijk. Zijn versleten buis getuigde van langdurigen dienst, zijn linnen had meestal eene gele tint, waarmee men meer dan eens geschertst had. Wat zal ik er aan doen? zegde hij, ik bezit zeven honderd batisten hemden, hetgeen oorzaak is dat ze lang op eene beurt moeten wachten. Zij worden geel van het liggen. Last van den overvloed, louter overmaat van rijkdom. Wat de meubels betreft, die kleeren konden bevatten, Diego Fuentes had een oud koffer, dat zeer hol klonk en gemakkelijk op te lichten was, en dat menige geschiedenis van Diego zou ver teld hebben, indien hij met de spraak ware begaafd geweest. Maar al schertsten Fuentes' bezoe kers ook al eens met hem, zij droegen hem daarom niet minder eene groote vriendschap toe. Die man had de goede hoedanighe den zijner ondeugden een onwrikbaar geduld en eene onuitputtelijke gedien stigheid. Hij zou hebben door een vuur geloo- pen, om een vriend van dienst te zijn en hij vereerde met dien titel al de be zoekers van zijn huis. Hij dronk den wijn, die door anderen betaald was, vroolijk uit, en verloor zijne rede niet in dronkenschap. Als ieder echt Spanjaard speelde hij op de gitaar en de castagnetten, en het weinige stem, waarmee hij zijn spel wist te begeleiden, was niet geheel on bevallig. Fuentes zette met, wat hij pracht noemde, zijne zalen voor alle hidalgo's open, die hem met hunne vriendschap wilden vereeren. Hij zorgde voor dobbelsteenen en kaarten. Men betaalde hem des winters eene schadeloosstelling voor vuur en lichtwat meer is, als de inleg een ze ker cijfer bereikt had, telde men hem eene geringe som toe. Zijne voordeelen zouden waarschijnlijk tot een tamelijk rond cijfer geklommen zijn, indien hij pas ontvangen geld niet voor eigen re kening verspeeld had. Hij verloor het onvermijdelijk en zag zich dikwijls bij het einde van den dag genoodzaakt een beroep te doen op de edelmoedigheid van een vriend, of ten minste van een bezoeker, die hem eens met dien onna- volgbaren tongval gezegd had Ter uwer beschikking Hij leende en vergat regelmatig te betalen. Een groot getal jongelingen veree- nigden zich eiken avond in liet huis van Fuentes. Studenten die -naar het dok'toraat streefden in verschillende vakken, leer ling-en van befaamde kunstenaars eenige vreemdelingen verdrongen zich daar. Dan was er een helsch leven in de lage zaal, die op het patio uitkwam en meer dan eens moesten de policie- agenten de jongelingen, die rond de speeltafel een helsch lawijd hielden, tot de orde brengen. Het gebeurde soms ook, dat men een partijtje onderbrak, om f'lesscken oude wijn te ledigen dan werd de bijeen komst eene slemppartij, en als twee of drie bezoekers niet naar huis kwamen "was dit, omdat zij in het patio lagen Sedert Lello Lelli in gezelschap van het Spanjaardje, te Madrid, gekomen was, waar hij geene vriendschapsbe trekkingen had, had hij zich aan Diego Fuentes laten voorstellen. Nooit liet hij een avond voorbijgaan, zonder zich daar te vertoonen. Het snijdende van zijn geest hinderde hem wel, dien hij te ruw had aangetast, maar daar hij dikwijls op wijn of sorbets trakteerde, en hij veel goud in de tasch scheen te hebben, zag men dit gaarne over het hoofd. Niet dat Lello rijk geworden was: zijn penseel bracht hem minder op dan ooit, en had hij te Napels nog eenige dukaten met het handwerk van sluipmoordenaar kunnen verdienen, die handigheid was hem te Madrid gansch nutteloos. Ribeira, die den ondergang van den jongen prins gezworen had, om wiens ongenade te bewerken hij opzettelijk gekomen was, liet Lello de vrije be schikking over zijnen tijd. Lello slenterde bij dag langs de straat en 's avonds ontbrak hij nooit bij de partij in het huis van Fuentes. Hij kwam gewoonlijk het eerst, ver haalde Diego de gebeurtenissen van den dag, wat de Koning gedaan had, welken dienst de Koningin had bijgewoond, welk drama Calderon had laten bestu- deeren voor de tooneelspelen, hoe men de draagbare altaren voor den dag van het naaste godsdienstig feest zou op richten, enz. Daar de dagbladen op dat tijdstip nog niet bestonden, verving Lello ze. Poli tiek, verschillende voorvallen, litterari- sche twistvragen, alles behandelde hij, zoo met met groot gezag, dan toch met die gemakkelijkheid, die hem destijdf zelfs bij den ernstigen Alonzo Cano be mind maakte. Als hij I uentes het verslag van den dag had gegeven, koos Lello Lelli zijne plaats aan tafel uit en merkte die zorg vuldig. Hij was zoo bijgeloovig als een Italiaan en zoo vreesachtig als een kind Was zijne plaats vastgesteld, dan zette hij een stoel tegen de tafel, en legde vervolgens op deze laatste, vlak voor zijn stoei, een hoorn van bloedkoraal, met goud versierd, bestemd om allen kwaden invloed van hem te weren. Na deze beschikkingen hielp hij Die go de verschillende spelen gereed zet ten, die in het huis in gebruik waren dobbelsteenen, schaakborden en kaar ten. Hij hield deze voorwerpen lang in de hand, alsof zijne aanraking hun eene ten zich bijna met de zon ter ruste geven. De wacht hield de voorbij gers aan, die het bij regelement be de uur overschreden. Het spel derhalve vroeg bij Fuentes. Gelukkig was de zaal, die op het tiouitkwam, lang en luchtig het te laat 0111 naar huis te gaan verlieten de spelers soms de tafel' zich op de tapijten te slapen te le Diego had veel met Lello op laatstgenoemde had, ten gevolg* zijn landaard, een indringend ka dat iederen dag nieuwe gaste Fuentes lokte zonder twijfel Lello hierbij niet, want zijne beurs op sommige dagen aanmerkelijk scliien verwenschten hem de jon den, die hij op een verkeerden weg zoodra zij zijn invloed moede we maar de eerste week of maand ten ste bleven zij onder zijne toover en zoo zij de banden verbraken die aan Lello hechtten, geschiedde leen, omdat zij in volslagen geldge verkeerden Gij doet gewis veel, zegde Fu hem op zekeren avond, om het schap te vergrooten, maar het gel nooit leerlingen van de werkplaats Velasquez of die, welke vroeger Alonzo Cano studeerden, hier te Ij gen. Geduld, zegde Lello, heb nog wat geduld Zoo spreekt gij sinds lang. li gin te gelooven dat er zielen zijn opi ken de duivel niet vermag, en eerl jongelieden, die nooit hier zullen koi Lello barstte in een schaterlach en hernam Zeg dat niet, Fuentes Waarom niet? Gij zoudt het verliezen. Zal Miguël dan komen Miguël zelf. Vreest gij niet met hem sami zijn Waarom zou ik bang voor zijn? Ik weet het niet. Maar hij hei toch meer dan eens gehinderd Ja, in woorden, zegde Lello. En hebt ge hem niet geantwoo Ik beantwoord geene schelde den met scheldwoorden. Waarmeê dan Hiermede, zegde Lello, terwijl 'inar zijn dolk trok. Pas op! één woord zou voldoe k°°P wezenBt zo Niemand zou het durven uitoi i1 ken. 1 het Een gebaar Ik zal mij voor alle onvoorzicli lieid wachten. Miguël heeft in u geen onbepi vertrouwen. m v Hij zal komen, zeg ik u. ÖP V andaag hari Neen, morgen. ZÜ W aarom zoudt ge hem zoo gei ^rac hier brengen en Hij is rijk, zegde Lello, de koi -^ez overlaadt hem, om zijn meester p vriend, Alonzo Cano, met weldaden. m heeft Hem de versiering van eene een, van het paleis en de sargas voor de a eP' staande processie opgedragen. Bin één jaar zal hij den titel van schilder 1 komngs dragenU, ik zal niet trad t hem door het lokaas van het spel li heen te trekken, daarmede zou hij 1 QaDfl niet laten vangen. Een jong koopi die op Indië handelt, zal hem verai*™ hier te komen, ten einde over de bei j ling van groote werken te spreken. e' als men eenmaal van de verboden vro ^üe, geëten heeft, eet me ze gewoonlijk heel en al op. En wie brengt gij dezen avondf p 1 Den jongen Francesco, den k man, welke morgen Miguël bij u wi 1 ten zal. 1S> j Een oogenblik daarna deed zich en refrein van een lied hooren, en de t - 1 medeplichtigen wenkten elkander stilzwijgen te bewaren. 1 Een jongeling kwam de zaal bini J, Hij was misschien zestien jaren 0 Zijn haar had die rosse kleur, welki 01 dit tijdstip zeer algemeen was, en kleur men het haar kunstmatig van natuur biizondere kracht kon mededeelen. Ein delijk ging hij aan het venster staan en wachtte, daar het lokaas nu gereed was de vogels af. Men gebruikte het avondmaal in dien tijd zeer vroeg, daar de voorschriften der polioie burgers en boeren verplicht- deelde, zoo het die niet uatuui zat. Deze jongeling, reeds door nai '"ln§. waken afgemat, en die den last dei ru' vens slechts met moeite scheen te 1 gen, liet zich eerder in eenen groc leunstoel vallen, dan dat hij er ziet aar a neerzette. eveu Bah, wat verveel ik mij, Fuen *°en zegde hij, overal en altijd... Dock a.van. moet er bij voegen, bij u minder ^v)1c' elders, maar inderdaad ben ik nog zeker, hier afleiding te vinden... Ik 0Ver ander van omgeving en dat is alles. jong is reeds iets, maar zulks voldoet feweei niet... Er zijn armen, die hun bes;111 te w liefhebben, rijken insgelijks wat nde betreft, mij is het leven tot lastme heb gereisd, maar het reizen verm hunnei mijHet spel alleen kan mij nog .Ceen heugen, of liever, mij aan mijne V6 ken to ling ontrukken, en ik wijd mij aan ^is h spel, ik werp mij er om zoo te zeg beat in, om te vergetenom he Dat uw vader een ontzaglijk mogen heeft, hetwelk gij eens moet ven? erdii ;te had 'as t zijn r mi nag. en 1 twet duivi Zonder twijfel, zegde de jonkn maar mijn vader is nog geen vijftig ji aan en Deze goddelooze uitdrukking eeri d; Fuentes huiveren. Ik dacht dat de slechte fortuin1 gisteren u geruïneerd had, zegde ti - Totaal geruïneerd, en toch... Hier haalde hij eene beurs uit ®*d al zak, en deed het goud klinken, dat le wisi bevatte. (Wordt voortgeaet •oi A11 man k bij wi leze on spoed: om k< gen. Z: Ie hev:

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1914 | | pagina 2