Eenen nacht l)ij de Trappisten. iDcrknntns-tEonrjrcs 't Sloegmaar neen, te Latrappe slaat er niets, horlogie nogt deuren zelfs worden de Paters door 't reglement belast van zoo stil mogelijk te gaan en de deuren niet te laten toevallen, 't was dan nog donkere nacht toen wij ontwaakten.... Wij zijn hier dus bij de Paters Trappisten, was ons eerste gedachthoe stil welk uur mag 't wel zijn Gustaaf, zijt g'al wakker Ja, daar juist. Kil wel geslapen In eenen trok. En gij 't Zelfde Willen wij opstaan? 't Moet toch gaan tijd worden. We stonden op, ontstoken de kaars, keken op ons zakuurwerk; 'l was eenige minuten 11a half twee en toen de witte Pater, van 's avonds te voren, op onze deur tikte, waren we reeds gelaarsd en gespoord. De Pater groette ons stilzwijgend en ging waar schijnlijk de andere vreemden wekken. 't Werd twee uren, vijf minuten, tien minuten na den tweeën, en wij hoorden niets meer. Zou de Pater niet terug komcu Wal gedaan blijven?... neen... Kom, we gaan Ernfel roepenen dan naar de kerk. Onze vriend was gereed en sameu trokken wij naar beneden. Nergens was eenc levende ziel te zien wij hoorden niets dau 't gekraak onzer üeten op den planken vloer. Langs waar mag de kerk zijn?... Kom, we gaan, daar, nevens de Dood, den gang in Wat stond ze 011s weer akelig te begrimmen, die dood... We zijn er voorbij, Godlof... Van weêrskanten vier dobbeldeuren. Ilier aan den sleutel geritseld, daar beproefd 0111 te openen, ons oor aan 't slot gelegd... alles bleef gesloten... De kerk is nogtans niet ver van hier, want we hooreu gezang... Wat gedaan terug naar bo ven of langs buiten gaan zien We stonden daar besluiteloos toen wij eensklaps een geritsel van kleederen hoorden; ginder, nevens de Dood, stond eenc witte gestalte die den arm tot ons uit stak, en ons met den vinger naar hem riep.... Wij deden dit, kwa men digter bij de Pater wees naar boven en ging voorop wij volgden, volgden, door lange smalle gangen, nu links dan rechts, en geraakten eindelijk op ecne soort van lioogzaal. De Pater deed ons teeken van T licht in den hoek te plaatsen en ging heen. Er waren eenige knie- en zitbanken; we zett'en ons op de eerste rei en zagen door de openingen der houten balustradeWat zagen wij in't begin niets dan dikke duisternissen, en in die duisternissen een hangende lichtje, en verder, de zwarte kolon- nen van eenen outaar. Allenskens werden onze oogen aan de duisternis gewend, 'tlicht onzer kaars schoot eenige dunne stalen door hel afschutsel, en we zagen, vóór ons, een veertigtal zwarte gestalten, in vier reiijen, op den grond zitten, zonder stoel, zonder bank, de kniëen op den blooten grond. Allen hadden een donker bruin kleed aan ecnigen schenen gekromd door den ouderdom en rustten van tijd tot tijd met hunne ellebogen op de kille marmersteenen't waren misschien grijsaards van zeventig, van taehentig jaren, verzwakt door het werk en door de boetvaardigheid, en die hunne laatste krachten Gode ten offer bodenAch! wat ernstige gedachten grepen ons aanwat zijn wij? wat doen wij, inde wereld? hoe vaddig, hoe licht om klagen wegens de minste moeielijkheid en ziet eens, die mensclnn daar! Zij waren zoo stil als dooden in een graf.... Dit duurde eene half uur, eene uur en we zagen onze oogen bijna blind op die helden der boetplegingEindelijk, rond de Jdrijën, werden in het koor de gazlichten aangestoken; van weerskanten, in 't ge stoelte, zaten paters Trappisten in 't wit gekleed; rechts, aan de ingang des gestoelte, en met het gezicht naar het outaar, zat de Eerw. Abt; we bemerkten dit aan den houten staf welken voor hem stond.... Dan eerst konden wij wel de kerk aanschouwen klein, eenvoudig, armis die bidplaats; in de diepte het hoogoutaar, redelijk verheven, van weerskanten't gestoelte voor de Paters, dan met eene ijzeren grille van het koor gesloten, de benedenkerk, tew hoogste 7 meters breed en eenige langer waar van weers kanten een outaar is, den helft vóór de gestoelten. Eenige versie ringen op deoutaren alles eenvoudig alles arm.... Doch, hoor 't gezang is reeds begonnen!... wat machtige stemmen!... wat weergalmen zij statig, grootsch gedurende de stilte van den nacht!... neen, zonder ontroering kan men die mannenstemmen niet hooren, die stemmen, tot een eeuwig zwijgen verbonden en slechts losbrekende om des Scheppers lof te zingen, om Zijne genade af te smceken. Velen, wij ook hebben bemerkt dat de Trappisten zoo krachtig, zoo eenstemmig, zoo godvruchtig zingen. Er staat ook in hunnen regel geschreven Mijne broeders, schreef erin de H. Bernar- dus dat uwe stem mannelijk zij, dat zij niets verweekelijkl, niets slepende hebbe zingt wel te samen, begint te samen, eindigt te samen, opdat uw gezang aangenaam weze aan God en aan de Engelen.... En wezenlijk, men heeft meermaals gehoord, in Trappisten kloosters van Frankrijk, dat hemelsche akkoorden zich met 't ge zang der Paters vermengden. '1 Gezang duurde en bleef duren, afgewisseld door lessen, psalmen, smeekgebeden. Hoewel eene knie- en zitbank hebbende, begonnen wij op den duur vermoeid te worden en waren niet weinig te vrede toen een Broeder de twee beneden-outaars voor het II. Misoffer kwam bereiden. Wij schikten er de H. Mis te hoo ren en dan naar onze kamer terug te keeren. Welhaast waren er twee Priesters aan het outaar en een weinig later werd het hoog outaar ook bereid voor de Mis van den Eerwaarden Abt. Zekerlijk is die II. Geheimenis altijd verheven, altijd eerbied waardig voor een Christen maar te Latrappe, te midden dier plechtige stilte, op die plaats waar alles tot do ziel spreekt, en de lucht zelve een geur van heiligheid uitwasemt, daar gevoelden wij binst liet H. Misoffer iets wat wij elders nooit in ons ontwaar den onze ziel overmeesterde gansch ons lichaam, ze werd als opgeheven naar hoogere kringen en baadde zich in bovenaardsche bespiegelingen De missen aan de kleine outoren zijn geëindigd, zonder dat de bel eenmaal had geklonken. De Eerw. Abt had het Agtius Dei ge- beden en al de Broeders gingen statig en met de diepste gods vrucht op gansch hun wezen, naar den rechten kant van het ou taar om het Lam Gods te ontvangen. Men zag dat dit hunne ge liefkoosde Maaltijd is, waar zij sterkte putten, waar zij troost ontvangen, in vergoeding hunner meer dan menschelijke verster vingen.... Haar, 0 ja daar hebben wij zien bidden, bijzonder, toen zij met hunnen God op de tong naar hunne plaats, op de marmer steenen terugkeerden, 't Schenen eer Engelen dan menschen.... Dan dachten wij op onze gebeden in de Kerk, en ook op de chris tenen die, door hunne tegenwoordigheid in de Kerk, hunen Gods dienst schande aandoen. O, wat zullen wij eens beschaamd staan nevens die Paters Ook de Mis van den Eerw. Abt was nu geëindigd, en wij keer den terug naar onze kamer. De horlogie wees half vijf, dus nog eenshalt-uur, eer wij hetonbijt zouden nemen... De maag speelde reeds op, en die halve uur scheen er wel eene geheele te zijn. Om ons te vei strooien, stelden wij onzen stoel aan den muur en keken door het venster welk op den koer der Paters geeftEi, wat zagen we daar (Wordt voortgezet.) Drown. I)ag Tist, dag Tonen, zet u néér en stopt een pijp. Wat nieuws in de wacht Tkt. Dat begint stilleköns aan koud te worden. Tonen. Dat is d'historie van alle jaren. Na de zomer komt den winter, na de winterden zomeren zoo verslijt 'nen menseh zijn leven... 'k zeg, 'k zeg.... Maar, is dat De Werkman niet die daar op 't kasken ligt Drozen. Ja, nummer 4, om u te dienen. TM. 'k Heb hein ook gekochtei- staan krieuze dingen in. Gij, Tonen, hebt gij De Werkman niet Tonen. Heeft '11e menseh tegenwoordig tijd en koeragie 0111 te lezen en daarbij 'k en kan geen O zoo groot als den toren van de kerk. Drozen. Spijtig maar ge kunt hem hooren lezen Want lezen, dat verzet, Tonen anders zitten we dikwijls overeen te gapen er is immers altijd geen nieuws te vertellen. Tist. 'k Zeg, voor mijn paart, dat De Werkman een schoon dingen is. Er moest alzoo een gazet komen. Drozen. 'l Is een kans buitengewoon en wat meer is, die gazet zal 't werkvolk voorstaan en verdedigen Tist. En g'hebt er nuttige recepten en remedien in, kluch ten en lièkens. Drozen. 't Is aan ons, werkvolk, van die gazet te onder steunen. Tist. En g'hebt alle gemak van de wereld Wat is twee eens Drozen. En ze wordt ons ten huize gebrachtof we kunnen ze koopen '5 zondags aan de Kerk of in de week bij Jacobus.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1872 | | pagina 3