Eenen nacht bij de Trappisten. Tonia. Slaan, Tonia wie spreekt er zeemenis-toch, van slaan Trien, Wat moet er dan gedaan worden Tonu. De kinderen van jongsaf in alles goed voorbeeld geven. Kwaad voedsel, kwaad broedsel. Kwaad ei, kwaad kieken, zegt de Wijzeman. De manieren der kinderen beschuldigen de manieren der ouders. Hebt gij soms niet gekeven in de presentie van uw kinderen Trien. Wel, dat gebeurt nog al. Tonia. Awel, de kinderen doen alles achterna, bijzonderlijk wat hunne ouders doen. Overlijd hoorde ik een kind van 8 jaren vloeken. Ik gin^ 't achterhooren, zijn vader vloekte ook in huis. Is dat niet wreed En als vele ouders hun kinderen korrigee- ren hoe doen ze dat met leelijke en lompe.woorden, 't is stinker van hier en stinker van daar 'k zal u minken 'k zal u den nek breken en alles geschiedt met een wolfsche kolere. Trien. Maar, kan 'nen raensch zich altijd inhouden Tonia. Beter niet korrigeeren dan in kolère. God zij geloofd! mijnen Sis en ik, w'hebben dit van den beginne at wel verstaan w'hebben ons kinderen met zachtheid gekorrigeerd, nooit in hun presentie een hard woord tegen elkander gesproken en ge ziet. Trien. 't Zijn twee bijoukes, twee engelkes Tonia. Alle werkmanskinderen kunnen alzoo zijn... Och, kinderen, dat 15 öiizé VTêügd, onze schat, onze troostEr- kwam zoo eens bij een rijke Prinses eene hertogin die vroeg om hare kostelijke juweelen en gesteenten te mogen zien. Wat deed me die Prinses. Ze liet op staanden voet haar kinderkes komen die wel gemanierd waren, en sprak Dat zijn mijn kostelijke ge steenten die meest blinken, en den thresoor dien ik meest acht... Trien, Trien, ge ziet er zoo gepakt uit Trien. Och, ja, van spijt! hadde ik dit alles geweten. Nu is 't zeker te laat. Tonia. 't En dopt't Is nooit te laatzelfs onder de galg kan men biechten. Spreek eens serieus met uwen Domien. Trien. Niet langer als dozen avond. Tonia. Verander uwe handelwijze thuis zijt altijd beleefd en vol manieren, en binnen eenige maanden zult ge verschieten, hoe de kinderen uw manieren zullen nadoen.... Wel, daar schiet mij daar nog een historieken in 'l hoofd dat bewijst hoe de kinde ren hunne ouders navolgen, 't Is nog niet lang geleden dat te Luik een kind verloren geraakte. Iloe heet uw moeder, vroeg men. cahognie, antwoordde 't kind En uw vader coquin zegde 't kind.... Dit waren de gesuikerde namen daar ze dagelijks allebei mede begroet werden. Wat zegde nu 'k zou daar 'nen halven dag op spreken zonder pinken, maar 't is nu geenen tijd om lang te klappen. Trien. Neen, want'k moet ieversgaan.... Dus, Tonia, nog eens bedankt zulle. Tonia. Zonder bedanken en hoe gaat de keuken Wel dat doet mij plezier. Nu heb ik weer recepten voor de kokernagie tegen als ge den naasten keer komt.... Dag, Trien, de comple menten thuis. Wat zagen wij voor ons? Eene vierkante plaats langs alle kanten bebouwd; ten halvent waren eenige grasperken door sneden van gaanpadjes; niet verre van den muur, recht over ons, zagen wij een Christusbeeld, meer dan levens-grootte; daarnevens de H. Maagd en de H. Joannes. Aan onze rechterhand waren de muren begroeid met wijngaardranken. Alles eenvoudig, arm ziet, daar komt een Broeder uit, met de bruine kap over 't hoofd en groote holleblokken aan de voeten. Hij heelt eene mande en gaat in den kelder aardappelen balentwee, drijmaal keert hij terugnog een andere Broeder komt buitenhij ziet naar de lucht en spreekt, gelijk de stomme, door teekens met de band. Hoe stil alles daar toch gaat. Wat zien die menschen er verstor ven uit! Ilier, in dien kleinen omtrek, verslijten zij hun gansche leven. Doch, '1 werd vijf ure, wc schikten ten G ure te vertrekken; dus bleef er ons slechts eene uur voor het ontbijt en het kloosterbe- zoek. We gingen dus spoedig beneden, naar de vreemdelingen-kamer, waar de Pater weldra bij ons was, ons beleefd groette en het ontbijt ging halen. We waren reeds verlekkerd op eene goede tas koffij, want dit vroeg opstaan bad onze hersens als verlamd. De Pater kwam, met boterhammen en eene groote kan; ik schonk, doch, eilaas 't was thee, zonder reuk, noch smaak. Van den nood eene deugd ge maakt; wij aten, dronken, dankten, namen hoed, reiszak en stok, en volgden den Pater. Ileeren, zegde hij, ik zal u eerst in de keuken brengen, dan in den refter, daarna boven op de slaap- en kapittelzaal in die drij laatste plaatsen is't mij verboden te spreken. Doch gij- kunt alles bezichtigen. Hij opende de deur nevens de Dood, en wc traden in d.o keu ken een twintigtal Broeders zaten de kap over 't hoofd, bezig met aardappelen te schellen niet één keek op toen 'wij door die plaats trokken. Nevens de keuken is de eetplaats eene lange breede kamer van weêrskanten twee dikke p\anken, de eene als bank, de andere als tafel dienende. Ieders p'iaats was er aange wezen dooreen plaatje, met de naam erop van den Pater of Broe dernevens elk plaatje lag eenen groven be .enen lepel, eene houten schoteleen kruikje en eene flescli met water. Op het uiteinde, ondereen groot Christusbeeld, stond o»jne kleine tafel,' voorde Oversten, met hetzelfde ectgerief. De Pater loonde ons een plaatje, wa arop te lezen stond p. sta- NIM.AS. Wij hadden hem gesproken 1 ,an eenen onderpastoor van Lede, die over eenige jaren Trappist js geworden. Ha, 't is daar zijne plaats Ibj knikje van ja.... T,yij zagen nog eens rond die arme eetplaats en gingen langs Oenen afschuwelijken trap naar boven, in de slaapzaal. Ei. wal ar rr ioede noch tafel noch stoel; langs weerkanten, dicht bijeen, kits/ ne bedden, als men aan vier bijeengeslagene planken dien naarc mag geven, en afgesloten door grot dwijlgoed. Hij schoof een stuk dwijl weg en we zagen hunne slaping een slrooizak, aan 't hooi 'd wat verheven, anders niet; slechts voor deksel eene grove sar gie. Daar liggen ze winter en zomer, altijd even dik gekleed. W at moeten ze 's winters koude lijden en s zomers hitte en hoe 1 iard Neen, zoo slapen hij oné de armste menschen nietAan i elk bed hing eene koorde met dikke knoopen, waarmede de Traj ipisteu hun ligchaam kastijden. Doch wij hadden den tijd niet van overwegingen te maken en moesten verder, naar de kapittelz aal, eene naakte plaats, omzet met banken. Daar komen de Tri ippisten dagelijks te samen om hunne fouten publiek te biechten en er eene strenge boet voor te ontvangen... Ei, wat kunnen die i uenschen hier misdoen ol noe men zij fouten zaken welke wij b onderdmaal daags, zonder op- ziens, bedrijven Doch, zietde Pater is reeds ip weg en wij nahem, beneden naar de Kapel waar de Paters noj j altijd zingen rond de Kapel, waar andere Paters op kleine ou taren mis lezen. Hoe arm, hoe eenvoudig is alles We bezien j iog eens die heilige bidplaats, gaan eene breede deur uit en ziji i buiten, op den koer, vlak voor bel Kerkhofeen graf ligt reed ,s half omgespit kleine houten kruiskes zijn het eenige versiersi >1 dier graven. Arm in het leven, arm m den dood Ach, Pater, zegden wij vol bewondering, zoo een leven, hoe is t mogelijk Wel, we zijn gelukkigen danken dagelijks God voor zijne weldaden J En go weet niets van de wereld, ge leest nooit dagbladen, Pater os Wij nooit, maar de Vade r-abt leest er soms en deelt ons 't een en 't ander mede. En wat denkt gij hier v an den tijd eerwaarde. We vreezen dat er nofgroote omwentelingen zullen plaats hebben. De wereld is zoo ziek, hoeren. Pater, we spraken u gisteren van Pater Stanislas, hij stelt het wel Zeg hem tot ;h dal er hier personen uit 't. Land van Aalst geweest zijn en vei -zoek veel voor zijnen geboortegrond te bidden. Ik zal hem dit niet ze ggen, maar met de eerste gelegenheid toonen, heeren... Ziet, dj iar rond zijn de werkplaatsen ginder de brouwerij, wat verder onze boerderij. Spijtig dat wij den ti jd niet hebben. Al pratende waren wij aan de poort geraakt. De oude portier knielde voor ons neder wij vroegen als afscheid 'e Paters zegen, en drukten hem de hand; de groote poort ging open... en we ston den builen gelijk menscl ien die uit de lucht vallen. Hoe wonder En dit slaapkamer En die eetzaal En dit nachtkoor Maar, we moeten voort, de malie-post is misschien al weg en wat dan get laan toe, geloopen en op eenige minu ten waren wij in de Ken: ipische afspanning, 't rijtuig was nog niet daar Hewel, vroeg de ba zin, eene struische nette vrouw, hoe vindt gij Westmalle (Wordt voortgozel.)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1872 | | pagina 3