Een trouwe Vriend zendt ons het verhaal eener reis,die hij onlangs
heeft gedaan. Na die kurieuze reisbeschrijving zijn wij van zin
een historieke roman te schrijven over de gruweldaden te Parijs
gepleegd; de titel zal zijn: Drij dagen te Parijs... Voornu, be
danken wij onzen vriend, niet met eed, en noodigen wij onze
lezers uit tot een kosteloos en gevaarloos
I» DE ONDERAARDSCHE GARGEH
van Sl-IMclcrhberg, bij illansli-ichl, in lloUundscSi-Liiubiarg.
Om 8 ure 's morgens kwam d'heer Frans Eberhard, eerste gids
van St. Pietersberg, ons, (wij waren met zes) in het Hotel Daenen
bij de Lieve-Vrouwskerk, waar wij een goed logist gevonden
hadden, halen en wij trokken op naar den berg die een halfuur
van de stad gelegen is.
De St. Pietersberg zeer alwisselend en schilderachtig van uit
zicht, heeft verscheidene uren uitgestrektheid en loopt met eenigo
vertakkingen tot aan de stad Luik in België.
Voor wij den berg intraden, gingen wij in een kroegje, eerst
een borrel Schiedam drinken, ontstaken, op aanraden van onzen
leidsman, sigaar of pijp, klommen den berg op, onze bewondering
te kennen gevende over het heerlijk uitzicht dat wij van daar ge-
noteu, en wij bevonden, ons aan deu ingang van den grot.
Welke duisternis! Welke eenzaamheid! Welke dooüsche stilte!
Zouden wij voortgaan?... Terug keeren Geen stap verder
durf ik wagen Twee fakkels aanstekende, gaf Eberhard ons
moed en wij volgden hem in dezen uitgestrekten steenblok die
meer dan drie uren lengte heeft, en sedert ruim 2Ö00 jaren, langs
alle kanten en zijden, doorboord en doorgraven is, om er ue
witte bouwsteenen, welke omstreeks Maastricht algemeen gebruikt
worden uit te halen. Links, rechts, langs achter en langs voren,
ten allenkanten ontwaart men niets dan gangen, nu hoog als ee"e
kerk, dan weder als een huis, daar breed als eene groote straat»
ginds wat smaller, hier een weinig verheven, dan weder diep, een
labijrinthe dat volgens het plan, op bevel van Napoleon 1, e1'
van gemaakt in 1804, niet min dan 100666 gaanderijen telt
Groote God! waar bevinden wij ons,?-Wat zou ervan ons
geworden zoo door het een of ander toeval van onzen gids, die
hier heel en gansch eene voorzienigheid voor ons is, beroofd, wij
ons hier alleen moesten bevinden
Duizend wegen en gangen doen zich voor aan ons oog, elkan
der kruisende langs alle zijden en op nieuwe gangen aan de eer
sten gelijk, uitkomende.
Overal zien wij op de pilaren, die op kleine afstanden, den berg
ondersteunen, millioenen namen gesneden, of in rood of zwart
krijt geschreven. De oudste naam die de gids ons aanwees was
Brikmate, met eene soort van romeisch cijfer achter dat volgens
de archeologen 1030 moet beleekenen, maar voor mij, onkundi
gen in die zaken, zoo duister is als de dehieroglijphen van Egijpte
of als het bckrunkeld perkament dat mij voor twee jaar eenscheeps
kapitein wilde doen doorgaan als een reispas door den keizer van
China eigenhandig onderteekend. De namen van eenige welgeken
de personen die ik daar ontmoette zijn onder anderen: iNapoleon 1.
Willem 111 koning der Nederlanden, Alex. Farnèse; pater Lacor- I
daire, Wellington, Garibaldi, Louis Van Beethoven; H. De Brouc-
këre, enz. enz.
Verder en verder voortwandelende in dezen doolhof wordt ons
oor eensklaps getroffen door een zacht,eentonig en regelmatig ge
luid; het is een waterdrop, soort van fontein, die alle negen
seconden eenen druppel water laat zijgen door de kruin van eenen
versteenden boom waarvan de takken in het gewelf zichtbaar zijn.
Dit water wordt in het ondergedeelte van den, door onwetende
werklieden afgeworpen stam, opgevangen is zeer zuiver en
helder en heeft eenen aangenamen smaak. Ook lieten wij niet na
eenen teug te drinken, daar waar keizers en koningen, vorsten
en prinsen, bisschoppen en ministers het voor ons gedaan heb
ben.
Eenige galerijen verder verzocht ons de gids onzen naam op eenen
pilaar te willen schrijven, waaraan wij aanstonds voldeden
Hoogstens vijftig stappen waren wij verder gewandeld toen hij
ons vroeg of wij onzen naam zouden kunnen terug vinden. Den
kende mets zoo gemakkelijk dan dat, namen wij gretig de fakkels
aan en gingen op zoek, doch de plaats terug vinden waar wij een
minuut vroeger onzen naam geschreven hadden,onmogelijk!
Zwijgen volgden wij onzen leidsman, die ons eensklaps zegde
Ueeren, blijft hier twee minuten alleen en stil staan, en rap als de
wind verdween hij door een holte waaraan hij den naam van hel
legat gaf. De afwezigheid van den gids, de doodsche stilte, de
onbegrijpelijke duisternis, vermeerderen nog het afgrijzen der
schrikverwekkende geschiedenissen van menschen die in deze
ijzingwekkende onderaardsclie gangen een treurig einde gevon
den hebben.
Reeds ongerust over de afwezigheid van onzen geleider, zagen
wij hem in de verte aankomen, zijne fakkels zwaaiende, gelijk
aan eenen dwerg, onbekend bewoner deze grotten, zijn rijk ver
dedigende tegen de nieuwsgierigheid van vreemde bezoekers.
Het verschil van hoogte tusschen den grond en het gewelf, en de
lengte der galerij brengen dit geziolitkundig wonder te weeg.
Altijd dieper den berg indringende verliet ons alle lust tot
lachen. Nog minder waren wij op ons gemak als de gids ons de
afbeelding van drij paters recollelten toonde die op het einde der
vorige eeuw, zonder geleider in dezen doolhof traden, er verloren
liepen en de schrikkelijke dood des hongers stierven aleer eenen
uitgang te vinden. Vriendelijk verzochten wij onzen leidsman, ons
lang don kortsten weg hieruit te leiden. Eenige gangen doorloo-
pen hebbende dooft Eberhard zijne lakkels uit en bevinden wij
ons in volstrekte duisternis doch weldra zien wij eenige flauwe
lichtstralen, zacht als de maanschijn, allengskens de muren en
pilaren als het ware met goud bekleeden en de boorden met zilve
ren franjen behangen. Dit licht vermeerdert naarmate wij den
uitgang genaken en maakt eenen onb'eschrijflijken indruk. Einde
lijk herzien wij de blauwe lucht en dc liefelijke zon die hare wel
doende stralen over de heerlijke en schilderachtige Maaslanden
zendende, ons in verrukking een der schoonste landschappen van
Belgie laat bewonderen.
KRIISKEHS IN ncISHOVDEH.
Tonia. Wel, Trien, ge zieter zoo versloenserd uit
Trien. -- Och heere wat zal ik zeggen van den morgend
tot den avond in 't slameur nooit niet gedaan En nu krijgt ons
Janneke daar den kijkhoestDat 'ne mensch alles op voorhand
wist, ze zouden alzoo niet zot loopen om getrouwd te zijn.
Tonia. Wat zal ik zeggen, Trien elke staat heeft zijn zwa
righeid maar dat er veel trouwen zonder te weten wat ze doen
dat is waar en dat is ongelukkig.
Tuien. 'k Meende ik ook dat alles suiker en honing zou ge
weest zijn. Mijnen Dornien was me toch zoo vriendelijk, zoo vol
doende als wij kennis maakten, maar eene maand later was de
kaast gekeerd.
Tonia. Ja, ja,
nis de bruid
Is in do schuit
Lief sclupperken, dan is 'I vleijen uit.
Trien.En dat gerij van die kinderen Ja, ja, had ik 't ge
weten
Toma. Zoo spreken er velen, Trien ik las laatst nog in
eenen schoonen boek Trouwen is geen kinderwerk; eens ge
daan, blijft gedaan, 't Huwelijk is een order waar men profes doet
voor het noviciaat, en ware er een jaar novicaat, men zou weinige
geprofeste inden. Van 10 zinnen o inaken, is zeer inoeielijk
en urn altijd in vrede te leven, heeft 'né mensch veel St-Jobskruid
van doen!
Trien. Zoo dat g'ook zegthad'ik 't geweten!
Toma. 'k En doe Trien, waarachtig niet; ik heb dit gewe
ten, mijn kind, en daarom wist ik altijd 't zeiltje naar den wind te
houden, 'k En zou mijnen Sis niet laten, voor geen schaften der
wereldwij beminnen malkander, wij verdragen malkanders ge
breken, we bidden te samen... en Trien, of|g'hel gelooft of met
we zijn zoo gelukkig als prinsen, prol-donneur!
Tries. Och, kon ik ook alzoo spreken
Toma. Zie, Trien, zonder dal g'het kwalijk neemt, ge zijt gij
ook, al dansende en springende, zonder overleg, naar 't houwe-
welijk geloopen; zonder de heiligheid, de plichten en moeielijk-
heden van dien staat te kennengeeft het dan wonder dat men
zich misloopt en dat de kat na korten tijd op de koorde begint te
dansen. O veriest hoorde ik 'ue man zeggen'k Wijt het God
dank en mijn vuisten dat ik een goeie vrouw heb... 'k Zou u daar
stukken van vertellen.... Maar, hoe is 't met Janneten?
Trien. Hoesten, Tonia, hoesten, om te scheuren, ge zoudt
er u over ontfermen
Toma. Houd uw kind binnen, wel uit de trokken, laat het koel-
geworden water drinken meteen weinig melk, geef het lucht en
weinig eten en nog een goeije remedie snij een ramenas in
dunne schijfkens, strooi er suiker op en geef het kind 't sap dat
daarvan komt. Ge zult veel solaas vinden.
Trien. Danke, Tonia, 'l< vind hier altijd troost.
Tonia. —Waarom zijn w'anders evennaasten, mijn kind?....
Ila, Toontje is daarToontje, ga eens bij Jean Van Mol om 7 ceiis