Drij dagen te Parijs.
22, 23, 24 Mei 1871.
I. De strijd in liet moederhart.
.Maar de Moeder Irnd ten toon,
Toen eerst was de Schepping schoon.
(toi.i.ens.)
Gods lieve natuur heeft zijn hoogsdagkleed aangetrokkendui-
zende bloempjes ontluiken klaterende beekjes vlieten vrolijk,
langs slingerpaadjes, door de groene met meiknopjes versierde
weidenvet dwenen zijn bui en vlagen en het zuiderkoeltje ruischt
over de bosschen waar bijna elk takje zijnen zanger heeft.
Overal verschijnt leven, geluk de takken zijgen neer onder
't géwicht des bloesems, duizende grasjes, steken vrolijk hel. hoofd
omhoog, duizende plantjes zwellen en toonen al lachende cenen
rijken oogst in 't verschiet. Welkom welkom, o lente bloem,
jeugd, siersel, verkwikking van ons leven welkom uwe lieve
zon die ons uitnoodigt om ook een loflied naar boven te zenden,
gelijk duizende vogels doen welkom uwe reine, balsemzoeie
lucht die door ons aderen dringt er het bloed vernieuwt, en ons
aanzet om te genieten, te minnen en Ie loven, die overal levens
lust verspreidt
Maar,.... wat spreken wij van loven, van minnen en danken
Weg, hcmelsch tafereel! Weg,ge spreekt den vloek van'tmensch-
dom uit weg, ge verwijt ons en ééns zult gij, zingende vogelt
jes, klaterende beekjes, vrolijke grasjes, ééns zult gij, verwijlend,
tegen het menschdom getuigen. Terwijl gij tiereliert, vloeit en
bloeit, Gode ten dank, levert het menschdom afschuwelijke too-
neelen, van haal en woede van moord en brandlust van wraak
en van vernieling
Zoo ging het te Parijs, in de droevige dagen van 22, 23 en 24
mei 1871, welke wij voor de oogen onzer lezers willen ontrollen.
Wal is het somber, akelig in die trolsche en beschaafde stad!
de lucht weergalmt van geknars, van gevloek, van pistool en ka-
nongeschol op honderde plaatsen stijgen roode vlammen, als
wraaktongen ten hemelde zwarte rook bedeict liet licht der zon
't vuur wordt breeder, de rook dikker, balken vallen krakend be
neden huizen storten in, en men hoorteen jammcrgeschrei zonder
einde
Had Frankrijk nog niet genoeg geleden, als hel zijne legers had
zien verslaan, en den Franschen grond hel bloed van duizenden
zijner kinderen zien drinken Was Parijs niet diep genoeg ver
nederd, als de vreemdeling het van allo kanten had omringeld,
dag en nacht beschoten en er dan zegepralend was binnengetrok
ken? Moest Frank rijks eigene zonen nu nog Europa verbazen
door barbaarsche wreedheid, door lage vernedering
't Sloeg op de gevangenis La Pioquelte zes uren, en de zonne
schoot hare gulden stralen op de walgelijke schepsels die de stra
ten van Parijs bezoedelden.
Niet verre van voornoemd gevang, op ecne kamer der derde
verdieping, zat eene arme moeder, ten prooi aan naainlooze ziele-
smarten. Den rug naar zijne moeder gekeerd stond eenige stappen
van daar, een flinke snelle jongeling hij hield de handen voor
de oogen en scheen door pijnlijke gedachten bestormd te wezen;
een weinig verder lag, in eene wieg, een kindje, blozende als
eene kriek, en slapende als eene roos.
Jougen-lief, sprak de moeder, laat toch die gedachten va
ren wat kan ik doen zonder u waarom u nutteloos in T gevaar
begeven
Moeder, ach den ganschen nacht heb ik er aan gedacht
Mag ik hier blijven, als mijn meester, de Aartsbisschop, in de ge
vangenis lijdt? neen, ik moet hem zien, hem spreken
Denk eens, Frans, op 't gevaar dat gij den anderen keer ge
leden hebt, toen gij poogdet te Mazas binnen te dringen.
Maar, moeder, de Aartsbisschop is te Mazas niet meet
Te Mazas niet meer
Neen, sprak de jongeling met ontroerde slemgisteren
avond is hij met zijne medegezellen naar La Roquetie (1) ver
voerd. Wat is hij verouderd, de goede meester Hij trad door
eene groote menigte volks en onderging allerlei bespottingen,
werd zelfs met slijk oversmeten.
Och armen kreet de arme moeder.
De pastor der Madeleine ging nevens hem o, die heilige
.ouderling,moest gij gezien hebben Een oogeublik vreesde ik
voor hun leven 't slecht volk riep Blijft slaan blijft staan
weg niet de kalottins kapt ze hier in stukken van een! Niet ver
der te gaanEn de beuion hadden daar hun plezier bij en
(1) llazas en La Roquetie zijnftwee govangenissen.
trokken met hunne gevangenen, alwillens ecnen omweg doende,
langs de gemeenste straten.
Ai, de arme slachtoilers
Niet ver van de gevangenis schoof ik.mij tussclien de wal
gelijke haag van volk en stond op de teeucn, over de hoofden
ziende. Monseigneur keerde juist het hoofd langs den kant waar
ik stond; zijn oogen ontmoetten de mijne; er lag iels verwijtend
in. als wilde hij zeggenFrans, mijn lieve dienaar, gij ook verlaat
mijIk ging vooruitsnellen, hem te voet vallen,
Onvoorzichtige, kreet de moeder.
Doch men sleurde hem voorwaarts, en weldra was dpoort
der gevangenis tusschen ons beide... Ach, ik zie nog altijd die
vaderlijke oogen minnelijk vermanend op mij gevestigd.
Hier zweeg hij, zijn oogen scholen vol tranen en ook de moe
derlijke wangen werden met smartwater besproeid.
Weent, brave, schuldelooze zielen; weent, terwijl daar buiten
de hel haren laatsten bloeddans verricht! Uw pijnlijke tranen moe
ten zoo veel euveldaden uitwisschen.
Een vreeselijk gesehot gevolgd door gevloek en gehuil, maakte
het slapende kindje wakker, dat schreiend op zijne grootmoeder
riep.
De jongeling ging voor het venster en zag eene walgelijke
bende-voorbij draven mannen, vrouwen en kinderen ondereen,
meest allen slordig gekleed, velen dronken, niet eene of met den
Stempel der ondeugd op het wezen.
Vooruit naar gindsehc barrikade, riep de aanvoerder. Zonder
wraak zullen-wij met sterven! Dat de Versailjersche honden hier
slechts puinhoopen vinden
Ditijselijk woord lag op de tong en in het hart van al de aan
voerders namate de troepen naderden slaken de oproerlingen
't vuur aan de bereidde brandstollen reeds brandde 't paleis der
Tuileriën, het stadhuis, hel paleis van Finantiën en menig ander
prachtig gebouw. De vlammen verhieven zich hooger en hoogcr,
breiden zich meer en meer uit, als gingen zij gansch Parijs in eene
helsche omarming verslikken.
Zeg, moeder, ging Frans voort, kan ik hier blijven mijn
meester verlaten
Frans! Frans! kreet de vrouw; ze zullen u herkennen,
u meèsleepen naar de barrikaden
Eene geheime stem zegt mij dat ik moet gaan. Morgen misschien
zou hel te laat zijn. De troepen naderen gedurig; gisteren zijn nog
twee baraikadeu ingenomen; de oproerlingen zijn razend, tot alles
in slaat; mag, kan ik blijven
Het arme moederhart was door wreede gedachten vaneenge-
trokken. Van den eenen kant was het deplicht baars zoons, van den
anderen de teederste moederliefde. Ze zag haren Frans door
't razende schuim vastgegrepen, mishandeld, aanstonds door het.
hoofd gescholen, of naar de barrikaden gesleurd om tegen zijuen
God en zijn L-md te vechten!.... Dan ontrolde zich voor haren
geest een ander tooneel. Ze zag haar kind bij den Aartsbisschop
geknield, hem troosten, misschien hem verlossen Brave Die
naar, hoort zij hem sprekengij teil minste blijlt getrouw ik
zegen u
't Kindje lag weer in zijn wiegske te slapen; buiten donderdo
voortdurend hel kanon en glinsterden van verre de roode vlam
men.
Eensklaps verhief zij hare oógen naar eeii Kristusbeeld dat op
de schouw hing, en bleef in diepe gedachten verzonkenDacht
zij misschien op die dappere moeder der Machabeèn die hare kin
deren, één voor één, ouder hen oogen, aan den beul zag overle
veren of vertoonde zich misschien voor haren geest het bceld|dior
andere Moeder, dier heldhaftige Vrouw, die haar eenig Kind, den
God-Mensch, de strafplaats zag opgaan en den dood onderslaan
Wie weet het? doch dat weten wij dat zij over haar mond ecu
gebed zweefde waarop zij de volgende woorden uitsprak
GEWONDHEID
Men heeft berekend dut er nu drij monsclien geraaktheden krijgen
vroeger één. Waarhij konu dat Door die vuile dampen waarmcê de lucht
besmet wordt, zeggen de geleerden, en door de weinige lichaemsocfenng
die men zich tegenwoordig vergunt. Moot men oen uurke, een halfuurko
gaan, ras naar de statie, een kaartje voor 10 eens gaan en keuren zoo wint
men lijd, maar men verliest ge/.oudneid
Zelden worden werklieden door geraaktheden aaogelasldoch velen
krijgen andere kwalen, zooals teringachtige, ll iuwo bors'eu, zwakke boe
nen, hij gebrek aan lichaamsoefening, vooral als zij ecu huiszittend leven
leiden, zoo als de schoonmakers, kleermakers, enz.
Eene goede waudeling iu open lucht, zelfs 's winters, is goud. Men sc';at
de gezondheid slechts naar waarde als mcu ze verloren heelt.