Drij dagen le Parijs.
denkt, dat ons de waarheid doet kennen en de deugd beminnen
nklen. Al de volkeren zelfs de heidenen, hebben aan een
ander leven geloofd. Overal heeft men voor de dooden gebeden en
gehoopt in een beter leven de afgestorvene vrienden terug te vin
den.
hst. En fegoi. als er geen ander leven is, dan is er deugd
noch ondeugd, straf noch loon;... dan mag men vuil en sineiig
leven, pikken en stelen, moorden en branden gelijk duivels.
nei.f.n. Brr, wat een leven; in elke straat moest er een galge
tien komen
tonen. De wereld zonder de zekerheid van een ander leven,
is 'ncn moordkeul, en zou geen honderd jaren staan. Waarom zou
ik niet stelen, niet moorden, als mijn belang dat medebrengen
Waarom mijne driften bedwingen Ge ziet wel, die praat hangt
niet aaneen.
tist. Er is voor geenen eens gezond verstand in.
kelen. 'k Heb al mijn leven g'hoord dat Calvien tot zijn vrouw
zei, als hij met haar 's avonds wandelde en de sterren zag schoo-
neu Hemel, nooit zal iku zien! En dat was alzoo 'nen ketter!
tonen. Op dit kapittel zou nog zooveel te zeggen vallen. Dat
er eens een dier herbergpredikanten onder mijn handen valt,
'kzal hem een tasken opgieten. Wal! onzen eenigen troost bene
men ons als dieren doen passeeren!
ncle.n. 't Is te wreed... Maar, a propos van dieren, ze willen
gelijk te Gent al de menschen ondereen hegraven, ketters bij ka
tholieken, net alsof er geen ander leven was.
tonen. Ja, ja, dat Gent wordt een nestje er zit daar fenijnig
goed, in dat Gent, Nelen, van de familje van uwen beesten-lief
hebber. Wee, als 't zoo voortgaat.
tist. Ge zoudt zeggen, wat willen ze met die kerkhoven
hebben. Als iedereen ;neester op 't zijn is, dan heefl de duivel
niets.
tonen. -En de duivel moet bij hun alles hebben zie-de wel!
ze willen 't gedacht van 't ander leven uitroeien een kerkhof
zonder kruis, zonder wijding, waar allen, roetika bijeenliggen, is
dat geen publieke loochening van 't ander leven?Doch, we
moeten er nu een slot op zetten. Gij, Tist, zijt als smeder gewoon
sloten te zetten, wat zegt gij
tist. Does Zij die met het ander leven spotten, of het ander
leven loochenen, zijn domme kinkels, verachters van hun eigen
zeiven, doodsvijanden van den werkenden man. Nu, punctum en
amen Salut.
22, 23, 24 Mei 1871.
(t VERVOLG, ZIE Nr li).
Frans, mijn braaf kind, neen, ik wil u niet wederhouden
de plicht roept u.... gij moogt uwen meester niet veriaten. Dat
de strijd, in het hart dier moeder geleverd, hevig was geweest,
bleek genoeg uit hare plotselinge bleekte en de tranen die nu
stormswijze uit hare oogen rolden.
Frans nam teederlijk haar hand en sprak de zoetste troostwoor
den
Moeder, ge neemt de zaken te erg op ge zult zien, alles
zal ten beste koeren.... misschien red ik nog den Aartsbisschop...
ik heb groote plannen in 't hoofd.... vroeger bewees ik dienst aan
den portier der gevangenis... de tijden zullen verbeteren en we
blijven nog lange jaren gelukkig te samen....
Neen, Frans, bedrieg mij niet gij stelt u aan erge gevaren
blootmaak^een staat op de dankbaarheid der menschen... Ik
ben nu tot alles bereid... Dat Gods wil geschiede
Ja, wij rusten in zijne handen, lieve moeder dat weze onze
troost, onze sterkte... Nu ga ik nog een weinig van kleeding ver
anderen en nog eens wel mijn plan bcstudeeren... wees niet on
gerust als ik dezen avond niet thuis kom....
Frans ging de nevenkamer in, terwijl zijne moeder eene
schuif opende en verscheidene doosjes in eene lijnwaden beurs
stak.
Niet lang daarna keerde Frans terug, als werkman verkleed,
legde een warme kus op de wangen van zijn slapende broêrkc en
knielde voor zijne moeder.
God zegene en God beware u, mijn zoon, sprak de brave
vrouw, hem met wijwater een kruisken op 't voorhoofd makende....
Ziehier is wat geld, benevens andere kleinigheden die u konnen
van dienst zijnFrans-lief, vaarwel
Moeder-lief, moest de brand langs hier komen, verlaat alles
en vlucht in allerijl verder de stad in.... Doch, ik zal u bijtijds
verwittigen.
Dan volgde eene warme omhelzing, nog een laatste handdruk...
en Frans vloog de trappen af, terwijl zijne moeder, overstelpt van
tranen en afgemat door den zielenstrijd, op eenen stoel nederviel.
Kfi. Ken loerLcn in Bkarijs-
Daar zijn er die niels van den mensch meer behouden,
Dan enkel de vorm nog waarin zij beslaan.
(ledegakck
Terwijl. Frans op zoek is naar middelen om tot zijn gevangen
meester te geraken, zal liet den Lezer ongetwijfeld niet onwelkom
zijn de straten van Parijs eens te doorloopcn.
Ai, wat is't er akelig, benauwend! Alle winkels,tenzij die waar
men wiju of sterke dranken verkoopt, zijn gesloten; vele huizen
beschadigd door de owitsers en bommen; aan elke zijstraat is
eene barricade, 't is te zeggen: eenen hoogen hoop steeneo, vast
gelegd door balken en volzet van kanons;de oproerlingen hebben
eene bijzondere erearendheid in het vormen dier barrikaden. 't
Was op eene dier sterkten dat Mgr Affre in 1848 klom om het
bloedvergieten te doen ophouden, en waar hij, eilaas! doodge
schoten werd... Doch, 't is nu geen tijd van bemerkingen te ma
ken. Ziet, hoe die ordelooze en walgelijke benden over en weer
loopen; eenigen gewapend, anderen ongewapend; allen met. een
razend schuim op de lippenNooit, schreef de Times, heb ik
dergelijke collekiie van boosaardige wezens gezien. De meesten
schijnen min of meer dronken. Misschien zijn zij sedert den
18 maart, niet eens nuchter geweest. En op de barrikaden is het
nog erger daar scheen de mensch een wild dier te zijn, overal
naar 't bloed riekende-
Eenigen komen uit het stadhuis geloopen, waar mannen met
tiegersharten samen zitten, gloeiende van wraak en van moord
lust, recht en links wreede bevelen zendende, die aanstonds wor
den uitgevoerd monsters die hun rijk ten einde ziende, alles in
eenen onmeetbaren bloedplas zouden willen doen verzwelgen!
Als bewijs dier wreedheid, diene het volgende Den 22 mei,
trad een officier der rebellen in een groot modemagazijn op den
hoek der Rue Royale en kondigde er botweg aan
Ik verwittig u dat dees huis gaat ia brand gesteken worden.
Vijf minuten om te vertrekken.
Wczentlijk, tien minuten later stond dit huis in brand en eenige
uren nadien al de naburige!
Andere henden sleuren kanons naar de barrikaden, houden
stil aan drankhuizen of halen uit de kelders der paleizen likeuren
en lekkere wijnen; 't is immers commune, alles ondereen. Velen
bezwijken onder 't gewicht der gcstolene kostbaarhedendiefstal
is geen misdrijf. Foei, er zijn ook vrouwen bij, ware hellcveegen,
zonder eer of schaamte, kweekelingen der vrijdenkerij. Eilaas,
rampzaligen, gij loopt naar den dood!... Er'zijnerdie met geweld
moeten voortgesleept worden; 't zijn de verleidde, de bedrogene,
onwelend bij de Commune ingelijfd, de verstokene.onmeedoo-
gend uit hunne schuilplaats gehaald, het geweer in de hand ge-
duwen en naar 't heetste vuur gejaagd.
Want, de Commune lieert hare jachthonden: dezen morgen nog
waren er zes die in de Honoré-straat, de kelders afliepen 't huis
stortte in; de zes Communards waren onder de puinen begraven.
Doch, laat ons voorwaarts gaan, van waar de vlammen komen;
ei, wat slankwat gehuilwat gevloekwat gekraakin d'hcl kan
't niet veel erger zijnalle vijfvoet ziet men lijken liggen, van
burgers, van werklieden, van vrouwen, zelfs van kinderen! o, het
moet wreed zijn, daar, en dierwijze te sterven; zonder hulp, zon
der troost! te midden van duivelen die vloeken en tieren ziet, aan
den hoek daar, staan oproerlingen te rusten ze kijken naar de
immer lioogcr stijgende vlammentreden wij eens dichter bij
want ze spreken hevig ondereen
Ja roept een uit de bende; geene hoop meer; die vervloekte
Versailjers winnen grond.
We zullen ze onder de puinen van Parijs begraven
En die kalotins; daar! zullen wij ze laten ontsnappen
Verduiveld, neeneer wij vertrekken, zal alles geklonken
zijn: luistert, ik kom daar van 't stadhuis en heb Ferré gesproken
de Zwarten zijn naar la Roquctte vervoerd cn hun doodvonnis ligt
reeds geteckend.
Leve Ferré! klonk het; onze wraak moet vreeselijk zijn!....
doch, kijk, eens! wie daar komt anugeloopen. Nieuws! eï, kame
raad.... Ja, 'tis de luitenant van Ferré; hij komt naar ons.
Wat nieuws, kameraad? mogen wij alles in de lucht doen
springen
Zwijgt, schelm, laat hem spreken eerbiedigt
De eerbied is afgeschaft, archi-cochon.
(Wordt voortgezet.)