Drij dagen te Parijs.
iitengeltngen.
22, 23, 24 Mei 1871.
(2 VERVOLG, ZIE Nr 42).
Stilte sprak de luitenant, ik heb maar twee minuten tijds
gij ziet hetde Versailjers, die dwingelanden, overweldigeu ons;
ze naderen met rasse schreden morgen misschien is gansch Pa
rijs aan hen Broeders, onze wraak moet schrikkelijk wezen
't zwart gebroed
Bravo bravo! riepen eenigen.
't Zwart gebroed zal aan onze handen niet ontsnappen. Zie
hier nu 't bevel der Commune Vooraleer eene wijk te verlaten,
moet gij die in brand steken, en al de papen en calotins in de ge
vangenissen vermoorden. Haalt dus alles bijeen tot de volvoering
van dees vonnis. Geen medelijden wraak moord en brand
En uit al die hellekeelen klonk deuzellden ijselijken kreet
Wraak moord en brand
De luiienanl ijlde voort naar andere barrikaden, terwijl de zatte
monsters elkander tot wreedheid aanmoedigden en voorraad
haalden om hunne ijselijke plannen te vervullen. Weldra kwamen
vaten petrool toe, die in de kelders der voornaamste huizen of in
de kerken werden gesleeptvelen zetten zich aan 't pionderen en
vulden hunne zakken vol geld en goud anderen haalden koste
lijke dranken uit de kelders en brasten als verkens tot zij bezwij-
melend op den grond rolden o wal schouwspel
En daarboven spreidden de Engelen hunne veders open, om dit
ijselijk tooneel voor des Scheppers oogen te verbergen.... En uit
den afgrond stak de eeuwige vijand der menschheid,Lucifer, zijnen
helscken kop uil den grond, llij lacht, de booswicht, en al la
chende spuwt hij nog haat en moordlust in de ronde hij is
trotseh over den gevallen mensch, die in modder en bloed spar
telt, die vervloekingen ten Hemel zendt, van waar hem nogtans
alle zegen, alle geluk moet komen't Was het uur der duis
ternis.
Doch, laat ons dit toerken in Parijs voortzetten wat ijselijke
vernieling welke wanorde de bommen vliegen verder en ver
der de v lammen stijgen hooger en hooger zij dreigen alles in
te zwelgen razend, als ziuncloozen loopen de Communards in
alle wendingen rond de stad.... Kom, we gaan eens die Kerk bin
nen 't Is de Madeleine-kerk, een juweel van kunst, een perel
van heiligheid waaruit zoovele vurige gebeden hemelwaarts zijn
geklommen eilaas de herder, de oude en brave Deguerry zit
daar, achter die zwarte muren, in den kerker, terwijl zijn huis,
het Huis Gods, door schandelijke tooneelen wordt bezoedeld.
De outaars zijn van alles wat eenige waarde had, beroofd! de
H. Beelden zijn van hunne voetstukken gesmeten, ofwel bemorsd
en verminkt. Te midden der kerk liggen twintig vaten buskruid
en petrool, o wee! ze willen uit oud Gedenkstuk in de lucht doen
springenverders krielt liet er van dronkaards en lichtekooien,
van oude boeven en helleveegen, die dansen, drinken, dreigen en
vloekeno wie had ooit zoo een tooneel van onbedenkbare boos
heid, uitgedachto God uit den hemelverniel toch de wereld
niet voor de heuveldaden dezer monsters; ze zijn in 't kleinste
getal en slechts machtig door de zwakheid en onverschilligheid
der verwijfde Parijzenaars, die twintig tegen een zijn aanzie,
o God, de onschuldige slachtoffers die de armen verheffenaanzie
de talrijke moeders en maagden die weenen en zuchten, de reine
kinderen die de schreiende oogjes naar omhoog richten
III. lu «Ie gevangenis.
EEN EN6EL BIJ VERWORPELINGEN.
't Sloeg twaalf uren op de gevangenis la Roquette. De twaalfde
slag was nog de eeuwigheid niet ingevlogen, toen het ontgren
delen van deuren gehoord werd, gevolgd van barsche uitroepin
gen en het voetgetrappel van cipiers en gevangenen.
Hoewel wreed behandeld, schrijft een ooggetuige, priester
Lamazou, hadden wij nogtans te la Roquette het geluk elkander
van tijd tot tijd te ziendaar was de celgevangenis niet in voege;
o, ge moest gezien hebben met welken drift, met welke teederé
liefde die terdoodveroordeclden malkander omhelsdenen hoe
groot hunne vreugd was van na de lange en harde gevangenis te
Mazas, een vertrouwelijk woord ondereen te konnen'spreken.
's Noenens, zegt dezelide Priester, als de cipiers ons bevolen
naar beneden te komen, gevoelde ik eene zoete aandoening den
kende dat ik mijnen Aartsbisschop, mijnen Pastoor, mijne Vicaris
sen en mijne vrienden, de paters Jesuielen, ging terugzien. Ik
bleef aan mijn deurke staan om ze aanstonds te zien. Mgr. de
Aartsbisschop verscheen den eerste. Hij was bijna niet meer ken
nelijk; de beroovingen en 't lijden hadden dit teeder en zwak
lichaam verwoest. Aanstonds omringden al de Priesters hem en
ook de wereldlijken verhaastten zich hem de meeste blijken van
liefde te geven.
Ziet, ze zitten daar op ruwe banken, in eene vuile zaal, die eer
waarde Priesters en Paters, die deftige wereldlijke heeren, zoo
gelukkig van 't lot der martelaars te mogen deelen. Rondom staan
lompe boeven, met het geweer in de hand, den spotlach op de
lippen; hunne oogen fonkelen van woede en schijnen, als kogels,
doorliet hart dier Engelen te willen booren.
Er zijn daar ook vrouwen die de Priesters des Ileeren komeu
bespotten, die zich verzaden in hun lijden, in hunne smadelijke
beleedigiugenZiet, eene dier walgelijke schepsels loopt naar
den Aartsbisschop toe zij wordt teruggehouden door een man die
in die zaal 't bevel schijnt te voeren
In naam der Commune, roept hij, beveel ik u die mannen
gerust te laten.
Verrader, ik zal u aanklagen.
Zonder iets te antwoorden neemt hij die razende vrouw bij den
arm en sleept haar buiten op den koer; daar was alles in volle
beweging mannen liepen heen en weer, keken door de vensters
of braakten verwenschingen uit.
Terwijl de cipier nog altijd met de vrouw bezig was, trok hem
iemand bij den arm, op zij
Wat is er was zijne vraag.
In de spreekzaal is iemand die u vraagt.
Wie
Een jongeling; hij wil u volstrekt spreken.
Ik ga aanstonds komenHewel, Citoycn; wat is er ten
uwen dienste
(Wordt voortgezet.)
BRIEF LIT BRUSSEL.
Brussel, 4 Januari 1873.
Vriend werkman.
Waarom, zei ik gisteren logen mijn vrouw, waarom zou ik ook niet eens
aan Uc Werkman schrijven Sis Ue Scheer van Ninove zijn bi leven worden
wel gedrukt en ik ben ten minste zoowel gclellerd als Sis. Mimi vrouw
lachte eens en ik nam papier, pen en inkt.
Wal zal ik u schrijven, goede vriend Üaens Eerst en vooral zekerlijk dat
Üe Werkman hier voel gekocht en gretig gclezeu wordt Och. dal z'hem
.tonden rondleuren gelijk de slechte gazcllekes, wal een goed werk zou dat
niet zijn Want, we worden bier overrompeld door't slecht en ge kunt
uwen voet niet verzeilen of er is'nee gamin die u een slecht «•azdtcken
onder den neus steekt. En in d'ateliers, daar is 't iels, Werkman daar
zitten bcdorvcne kerels die voor zending hebben do leerjongens te bederven-
en ue meesters zien dal niet Ze werken meë om bun volk iu den nut ie
slooteii Och, ze moeten twee koeren pcizeii, de ouders die hun kinderen
naar Brussel zenden om 'nen stiel te leoron, moeten ze twee keeren peizen
m plaats van stiel, leoren zij iets anders In d'ateliers daar zit 't vergif
l bederl in Wat zullen die meester strenge rekening geven Wal zullen
zij, zells bier, bitter opzien, als die bedorvene werklieden eens bunnen
babbaldag zullen vieren 'k Zal u later slikken vertellen, van die ateliers.
En breken en bouwen, dal z'bior doen, ge zoudl zoggen,'t is endo wereld!
van daag ziel gij een straal, morgen is zij weg overmorgen staan or snlen-
ternieuwe huizen, gelijk in duizend-on-eonen-nachl er is veel werk er
wordt veel geld gewonnen, en toch is hier meer armoede als iu eeiiiee
andere stad van België. De mammcsellekes loopen op den holvaid gekleed
als prii'ceskes, dc jongens sleken in een fijne spanbroek en dragen Irak en
hoed, maar gaal eens zien in hun huishoudon, 'lis er krotin buuschapraai
dc muizen liggen er dood 'I Is maar schijn, liier groot te zijn. Ge moeite
Brussel couigen tijd leven om er over te kunnoii oordeelen.
Hiermede, Werkman, eindig ik mijnen brief en groet u met achting cn
dankbaarheid. Uweu dlena3r S
Jan Van Planken.
Daar langzamerhand de slaglRjd der varkens wederom daar zal zijn
maken wij ouze lezers tijdig opmerkzaam op ccno door ervarene ^lagters
gemaakte nuttige opmerking, namelijk deze slagl uwe varkens nimmer
in l afgaan der maan, maar wel met nieuw licht.
De tabak is in Europa gebracht in 'tjaar 4560 de Spanjaards noemden
hem tabaco waarvan wij tabak maakten, lu 't begin weiden de rookers
streng gestraft; doch mettertijd is die aardige gewoonte een bijna al-emeeu
gebruik geworden.
De aardapp2i. is uil Amerika gekomen en werd, lang voor ons, door do
volkeren uil hel Noorden geplant. Hier wilde men cr in 'i be'-in niet van
hooien; Louewijk XVI, die later op 't schavot stierf, bracht vee°l Lij om dit
kostelijk voedsel te doou planten
Weet dat niet alle ding in buis en dient gebrogt,
Al wat men niet en hoeft, is altijd dier gekogt?