©ecvaarö - öcn - ïutiucl.
(3" VERVOLG, ZIE Kr 29).
Gelijk ik u gezegd heb, hadden wij Herman beneden den
berg gevonden en, o God in welken slaat zijn gezwollen we
zen vol dik bloed en reeds koud en slijf'we droegen den armen
meester in 't kastcol vader Augustinus werd geroepen en borst
in tranen uit toen hij dit duurbaar lijk zag waar is Geeraard?
vroeg hij. Waar is Geeraard Wij zochten en riepen in kamers, in
hoven nergens was Geeraard te zien. Eindelijk, rond den mid
dag, toen wij Herman op zijn praalbed legden, kwam hij binnen
gevlogen als een dier door de jachthonden vervolgd.'... in eencn
asem, recht naar zijn kamer, 'k Dacht, in mijn eigen dat is aardig;
ge moet weten, dat ik hun 's avonds te voren in hevige woorden
wisseling had gehoord.
Hebt gij dit aan vader Augustinus niet gezegd,Nest?
Wat meent ge wel, Karei,dat ik mijnen evenmensch zonder
groole rede zou gaan betichten Dat is een grove vreemde zonde,
Karei en zie-de-wel, Nest wordt oud, kan alle dagen binnenge
roepen worden en hij zou niet gaarne hebben dat de groote Meester
zou zeggen Nest, g'hebt kwaad gesprken van uwen evennaasten,
g'hebt vreemde zonden gedaan, dus naar d'hcl ofnaar 't vagevuur.
Ge kent Nest nog niet Karei, ik zal onderzoeken, dag en nacht
waken om te weten wie de mooi denaar mijns meesters is ge
weest.
Hoe, de moordenaar
Ja, vermoord is hij Is 't te veronderstellen dat de flinkste
ridder der streek, als eene oude sukkel van den berg zou gerold
zijn?... Zijne grootste wonde was van achter op den' schedel
ergo, hij stond den rug naar den berg hij was niet bezweet
ergo, had niet geloopen. Vermoord is hij, dit zeg ik uMaar,
we zijn er.... 't ls groote tafel, Karei, en Nest zou niet gaarne te
laat komen....
En de historie van 't heilig Land
Dezen avond. Alles op tijd, preekt vader Augustinus tijd
van zorgen, tijd van werken, tijd van klappen, lijd van eten....
Maar, wat zie ik komt vader Augustinus daar niet uit de groote
eetzaal.... Kijk, ja, met Geeraard, die de handen voor zijn oogen
houdt Wat ziet de vader er droef uitZe trekken naar bo
ven.... eilaas, wat zullen wij nog zien Kom, Karei, we gaan
in de keuken 'k riek reeds gebraad.
En de twee dienstknechten trokken de ruime keuken binnen.
Ondertusschcn zat vader Augustinus met Geeraard op dezes ka
mer.
Onderwerp u aan Gods wil, mijn zoon, sprak hij hem toe
denkt dat ook de wanhoop zonde is uw broeder is tot een beter
leven overgegaan Waarom niet bij de edele gasten gebleven? Gij
zijt nu de eenige afstammeling geworden.
Later, Vader, later nu moet ik alleen zijn mijn hoofd
gloeitmijn hart
Alleen, mijn zoon waarom? Zijn wij uwe vrienden niet?
Kom, wees moedig de plicht voor al.
Neen, laat mij gerust ik wil en moet alleen zijn schik
alles gelijk gij wiltmorgen... morgen... laat mij alleen.
De Heer zij met u, mijn zoon, sprak de Tater, zijn grijs
hoofd schuddende en de kamer verlatende.
Dan bleef Geeraard alleen; maar neen, hij was niet alleen; hem
omringde, hem vervulde, hem verpletterde de wanhoop, door de
booze geest in zijn hart gegoten. Als eene verdoemde ziel had hij
dien dag geleden de troostwoorden waren als brandend pek op
zijn hart gevallen En in de kerk schenen al de beelden hem
verwijtend toe te roepen Moordenaar
Hij had Elisa gezien wist zij reeds iets van zijn schelmstuk,
dat zij- hem zoo verwijtend aanstaarde droeg hij misschien op
zich 't onuitwischbaar merkteeken des moordenaars!... O wreede
toestand hij wrong zich do handen dat de vingeren kraakten
zijn hoofd gloeide als een forneis; allerhande gedachten pijnigden
hem de hersens niets scheen hem aangenaam in de toekomst
alles was duister, akelig duister.
En 't werd avond vader Augustinus bad met al de huisgenoten
in de Kapel lot lafenis van Hermans zielGeeraard alleen ont
brak
En 't werd nacht! do poorten werden opgehaald; alles sliep
op het kasteel behalve de wakende honden en behalve Geeraard...
Gecne rust voor hem! geen enkel oogenbük vertoeving! De
wanhoop beet, beet in zijn hoofd, in zijn hart, in zijne ziel hij
zag Herman die hem stervenderiep! Broeder, broeder!... hij zag
zijn vader die hem verwijtend den vinger uitstak, zijn vader die
hem vervloekte!... hij zag zij ne moeder die weende en haar 'aange
zicht van hem wegkeerdc...Hij zagElisadie hem verfoeide...Geene
hoop meer!.... Ilij zag een verbolgen God die hem toeriep gelijk
eertijds aan Gain: Wat hebt gij met uwen broeder gedaan?
Geeraard plaatste zich recht, en de schriklooneelen bleven
levendig voor zijnen geest!.... hij verdook zijn hoofd onder de
beddelaken.... en immer zag hij zijnen broeder Herman, zijn
vader, zijne moeder, zijn rechterHij draaide zich om en
rond.... eilaas! geene beternis!'t koud zweet berstte zijn voor
hoofd uit.... Eindelijk scheen hij door de vermoeienis wat in te
sluimeren, toen eensklaps eene stem in zijne ooren klonk
Geeraard! wat hebt gij gedaan met uwen broeder! Gee
raard?
Geeraard sidderde tot in de ziel, toen dezelfde grafstem weer
klonk.
Dan sprong Geeraard op, greep zijn zwaard en zwaaide het
langs alle kanten over zijn hoofd.
c Wat doe ik? kreet hij, zinnelooze! wil ik roepen! Neen....
licht aansteken! Aan mijne handen zal hij niet ontsnappen.... Zie,
dat hij nu kome.... En Geeraard ging met het licht de hoeken
en kassen onderzoeken.... nergens eene levende ziel
Dan plaatste hij 't licht op tafel, 't zwaard op den stoel nevens
zijn bed waarop hij zich liet neervallen.
Nu werd het nog akeliger de vlam der keers scheen te ver
groeien zij naderde tot hem, kreeg vurige armen, was reeds aan
zijn lichaam toen dezelfde stem weerklonk
Geeraard! Geeraard! wat hebt gij met uw broeder gedaan?»
Een ijselijk gegrol ontsnapte aan Geeraards boezem en uit zijn
mond rolden de woorden Ben ik dan reeds in de hel
In de helklonk het terug van de muren der ruime zaal
«In de hel! (vervolg nadien).
BRIEF AAN VRIEND LIPPEN-
AALST, C MEI 1873.
WA4RDE VRIEND,
Met genoegen vermeen ik dal gij bijna hersteld zijl van uwen val. Pro
ficiat, vriend, en de goede continuatie. Zie, 'izou mij in't hert snijden
uioest u iets kwaads overkomen wam— zonder u to flaltecrongo moet
er zijn go zijt nen IrelTelijken kruidenier ge zijl niel gelijk vele anderen,
die stcenijes in hunnen kalle doen. zagemeel in huu rijs, fikfakkelderij in
hunne bloem, lol grool nadeel d»-r gezondheid van den i\erkenden man
neen, brave vriend, ge doel Ireffelijken handel, ge goefl den werkman 'nen
goeden doorslag en 'k zal maar alles zeggen de lijdende werklieden
ontvangen van u een goedo kantaal
ls 'i wonder dat ge dan verprospereert, vriend De wij'.eman zegt dat
aalmoezen geven verrijktden arme geven is Godc leenen. Ik Ken alzoo
familie» die in al hunne ondernemingen gelukken. Maar ook, van al hunne
winsl houden zij een zeker deel, het Godsdeel voor de arme men-
schen. Moet Ons-Heer dat niet zegenen
En hoe is 'i te Gent, vriend Lippen Ge moet mij eens alles schrijven.
Houden ze nog aan den geuzenhof Eilaas Wat ziju de menschen dwaas
en onverstandig zij. aardwormen, waterblaasjes, heden rood morgen
dood zij willen togen den God van hemel en aarde om le zeerst loopen.
Ze willen de lieve kinderen van dien God.de werklieden, bederven!!.!
Zie, 'k zou mij ver wonderen als die goddclooze kerels op bun bedde moch
ten sterven.
Lippen,'k ben „zondag te Geeraardsbergen geweest 't regende gelijk
in den lijd van Noê en nogtans, duizende en duizende brave menschen
van uren ver gekomen, trokken blijmoedig den bergop O Werklieden
nnjno broeders, i» stond, deu paternoster in d'band,-boven den berg, en
daar zag ik u, als een manhaftig leger defilóeren I voor God en voordon
Paus o, ik was geslicht, bewogen, getroffen door uw krachtig geloof
Neen, God zal niet kunnen weerstaan bij zal uwen Paus verlossen, uw Va
derland zegenen, uwe lamiliëu beschermen, en eens, in 't kort hopen
wij, zult gij op den Berg mogon teri-gkeoren lol uitgalming van een
dank- eo zegelied
Vriend, vriend, we moeten ons braaf werkvolk beminnen de Walen
waren ook vlijtig toegesneld en orde was er ook, zulle, dank aan de def
tige hceren Commissarissen, bij elkegemecnlc gevoegd, 'k Eu wist niet dat
Geeraardsbergen zoo 'n deftige jonkheid had. Iedereen sprak ervan
En wat dunkt u van Spanje, Lippen Zou Carlos bovenger alten Sis-
de-Scheer heelt weer naar Bismark geschreven mei den groven borstel
dezen keer kwest zal hij mogen iu de gazet komen, want 'k boor dal Bis!
marek van-de-duivels op mij wordt ;er mag niel één Werkman in Pruisen
komen en ik ben gewaarschuwd.... maar 'k zou mij gaan verloren klappen
Audi, vide lacesi vis vivere in pace, zegt de wijzemau; dal is Hoorei), zien
en zwijgen, doen iemand de wijsheid knjgeu... Dat de menschen daar meer
op dachten, ze zouden veel ruzio en processen mijden... Kommeéren z'ook
zoo wreed te Gent, Lippen Goede vriend, de complementen aan Marjannu
en aan gaisch de familje. Vaarwel.
Uw vriend PETRUS.
Een jongeling zag een giijsaard gaan,
Wet fieren tred langs hceren slraten,
En vroeg daar hij verbaasd bleef slaan
n Wat hebt gc toch daarvoor gedaan,
.1 Wat wonder middel mocht u baten a
En lachend ving de grijsaard aan
Daar heb ik nooit iels voor gedaan,
Blaar altijd veel er voor gelaten a