©ceraarö - kn - ïrutucl. (4e VERVOLG, ZIE Kr 30). 's Anderdaags slond Geeraard op, gebroken naar ziel en lichaam. Zonder iemand le willen aanspreken, vloog hij hel Hinnenbosch in en keerde maar terug, toen de avond reeds was gevallen. De dagen vervlogen, maar de wroeging bleef duren. Vader Augustinus vermaande, bad, smeekte de oude dienstboden ver voegden zich bij hem doch het hart van Geeraard was gesloten als een stinkende graf. Ook het zuiver gevoel van liefde was, met den goeden Engel, zijn misdadig hart ontvloden. Hij, die een broedermoord had ge pleegd om de hand van Eliza te bekomen, durfde nu op de edele maagd niet meer denken een stalen muur had zijne vroegere liefde van hem afgesloten hij had geene gedachten geene zinnen dan voor de gruwelijkste wanhoop hij zag steeds voor zich zijn broeder, nu dreigende, dan smeckende nu zijn teeder gevoel heropwekkende om hem daarna des te dieper in den wan- lioopskolk te kunnen dompelen. Zoo was voorheen Orestes zijne moeder, door hem vermoord, stond steeds dreigende voor zijne oogen, met toortsen en slangen gewapend, hem drijvende en pressende, dat zoo BiJderijk zingt Do angst, de druipende angst hem afgolft ran de kaken. O Misdaad hoe wreed is de wroeging die u volgt Gelukkig als deze niet in wanhoop verkeert om den misdadiger van de eene hel in de andere te slepen. IV. Broeder Ililduard Vader Augustinus; wees zoo goed uw, zegen En vader Augustinus maakte het kruisteeken over den gekniel- den broeder. Dit gebeurde in den ingang van een klooster, niet verre van Viancn, ter plaatse waar men na het lieflijk dorpje Dickelvenne ziet. Vader Augustinus was uit dit klooster, op vraag van Geeraards moeder, 'tslot van Vianen gaan bewonen, om er beide jonkheeren op te voeden. Geen wonder dus dat er bijna geene week voorbij gins, zonder dat de Vader zijn Overste en zijne broeders ging bezoeken. Is de eerwaarde abt in zijne cel, broeder? Vader, waarschijnlijk, daareven is hij thuis gekomen. Wil ik hem verwittigen Niet noodig, broederdenkt gij dat ik hier vreradeling ben geworden En Vader Augustinus, na in de kapel den Heere Jesus gegroet te hebben, ging aan eene armoedige cel kloppen. Binnen, riep eene kloeke tenorstem. De Vader trad in en knielde voor den heer abt 't was oen man in de volle kracht zijner jaren, en wiens ranke gestalte nog meer uitkwam door zijne lange witte kleedereu eer majestueus beeld De cel was eenvoudig zooals alles in het klooster (1) een klein bed, met grof voorhangsel, schrijftafel, kniebankje, werktuigen voor de disciplien, en aan den witten muur een groot kruisbeeld. Vader Augustinus, zet u, brave man, ik ben waarlijk ge lukkig u heden hier te zien. Mocht ik er blijven, eerwaarde, en ze nimmer verlaten. Ach, gelukkige broeders die hier hun leven mogen slijten. Gelukkiger nog die, door de versterving van den klooster- vrede, Gods inzichten volbrengen. Maar er zijn gewichtiger za ken op handen. Ge weet de laatste gebeurtenissen Neen eerwaarde, Geeraard vergeet zijne plichten en leeft in eene sombere eenzaamheid Wel, ge weet niet dat graaf Baldwyn uit zijn hof is moeten vluchten. Baldwyn moeten vluchten Ja,door de boosheid van zijnen zoon,die reeds het graafschap zou willen bestieren. •<ïe weel, ik ken Baldwyns zoon hij was vroeger mijn strijd- gezel; ik ben hém te Gent gaan vinden, heb hem gebeden ge smeekt, bedreigd alles vruchteloos De ontaarde zoon wil graaf worden en heeft reeds vele edellieden misleid. En Baldwijn Is naar Normandië, bij Robrecht, hulp gaan vragen. Eilaas! ons arm Vlaanderen gaat dan nogmaals door oorlogsgeessel on dervinden Is 't nog niet genoeg beproefd Mijn hart is ver scheurd van droefheid want ik zelve, voor dat ik de heilige wet des Heeren kende, ik ook heb mijn land helpen verwoesten, en het onschuldig bloed vergoten Toen, heer Abt.,kendet gij nog de Cliristene leering in dat heidenen tegen elkander oorlog voeren, is verstaanbaar maar christenen, discipels van den God die zegt Bemint elkander Doet goed aan die u haten I dat is onbegrijpelijk Ja, onbegrijpelijk maar kom, die zaken hebben mij zoo zeer ontsteld we zullen eens den hoi rondwandelen ik heb u nog 't een en 't ander mede te deelen. VERVOLG NADIEN. Brief van vriend Lippen. Gent, 1'i Mei 1873. Goeden vriend Potrus Wal heeft uwen luid mij deugd gedaan Nog altijd dezelfde vriend schap Eu van wijf en kant is 'i zelfde hoorde'l, vrieuü Als Lippen u kan dienst doen, ge moet inaar spreken. A propos van den val op den berg, alles is nu godaai. van baiiksken is er geen spraak en ik sla zoo fix achter mijnen toog als van ie voreu. En kouled dat de werkmans zijn want ze zien Lippen geerne Lippen klapt faimlierlijk, Lippen geeft een dourslags- ken,terwijl Trien, uuju uieissen, nog al nauw ziet.... Zoo beslaat 't vrouw volk. Ally, brave werkmenschen zie ik liever in mijnen winkel komen als graven en barons er is daar ne goeije grond in, in die mensclien en een edelmoedigheid buitengewoon 'i ls jammer dal ze zoo dikwijls bedrogen worden en in 'l ongeluk gesle.-pl. Zie 'k moei u lock vei lellen, wat leute wij daar gehad hebben. Over nen bot kwam daar r.eu voijageur binnen een iieske van eerste klas tot over o'ooren in den col, een nijperke op T neuske, en mouslachkos langs alio kanten gepoinmadecrd T vemje stond op zijn tccnijcs en begon af ie geven Mosschicu, motze riprrrcsenll lu meson. Tel, lel, let, mijnbeer, zii ik alzoo, kan mé verslaan spreekt ons moedtrlale. llaarmée was ile iranschu etn.brus gedaan en mijn deken begon in T vlaainsch zijn waren te recoininandeoreii ik zag zijii slalen na bedriegt don boer kalle met steentjes en blom met wit steengruis o kravval, peisde ik in mijn eigen is 'l leven nog niet droel genoog voor dun werkman dal Inj dan nog in do celwaren moot bedrogen worden. Neen, noen, roll uwe mal ten op, Lippen koopt bij u niet. Niets van (loon menheer Neen, absoluel met. 't Zal vour den naasten keel' zijn. Niol noodig wcêr le komen, ik veran der met. Mais, maïs G'hooiT wal ik zeg. SJais, sacr.... fiior niet te sakkeren, zuiie, we zijn geen raskeu-de pik, wij, hoorde'l of geen vrijmassons je l'uvais ponsé 'k ben iu nen kwezels-winkel wacht maar, we zullen u non anderen dans'I woord dans was nog uit zijn mondje niet, toon ik van achter mijnen loog sprong, den kerel bij do kraag pakie, hein lol aan de deur bracht cu hem daar met eenen teen op zijnen centrum naar buiten wipte Trien lachile dal ze schokte cn ik riep l vlic- geuvangerkc als loemaat achterna Zie, nu hebt gij een incrkieekeu van Lippen Vriend Petrus, 'k heb Lippen-den-dorden gezien hij begint nufransch le leuren T zal hem deugd doen ou le pas komen om van lijd lol tijd. do fransehe ratten op hunne plaats le zeilen. En hoe is 'l te Ninove, met nicht Joanna, T braaf niensch Kom mij eens mei haar bezoeken 's zondags dan is'mijnen winkel gesloten 'k trakteer in el koordekensbier. En hier leGenl, gaat alles op zijn navenant wel. He burgemeestere mag zijn gerzenhof opstoven iu god blikken paimeke. 't Volk van Artevclde is zoo ver niet verbasterd als li ij wel meent En hoe is'l mol u? ge moet meer uilgaan en met geen jacht werken; langzaam spoedt meest 'k zie 't in mijnan winkel als Inj vol volk is, en ik er twee drij le gelijk wil dieucu, gaat het niet den eene acblorden andere Vriend Petrus. Lippeu van Geul groei u en gaiibch de familie, parliku- lter moeder X. Uw vriend LIPPEN. Oplossing van 'l vorig raadselKERKBOEK. Opgelost door Vriend Fideel, GentP. De Geyter, id J. Clncsscns, Hof- slade F. de Fontaine, Eecloo Cyrille on Clemens De Bièvre, WiezeJan Peers Isidoor, id Ch. L. De Smet, Lede Jan Figaro. Déndermonde Prins Jeróme Bonaparte, te Deynze L. Van Vynckt, te ChimayCh. Era uw Hof- stade. Voor mijn werk, Ga ik ter kerk. En lees aandachtig mijne mis, Die in mijn boek le vinden is. F. De Fontaine. Het tweede is vleesch, het eerste been, En 'l heel» vleesch, ja vleesch alleen Dat is nu kort, nié waar? En aardig maar toch klaar P. De Geyter, Gent. (1) Dit klooster, gesticht in'734 door Hilduward, bisschop van Tout, word in 1081 naar Geeraards bergen overgebracht, door Geeraard II. bisschop van Kamenjk het werd begif tigd door graaf Robrecht en Stcphanus van Hoelare. nam in 1175 als patroon St Adrianus aan. wier» relikwiün er bewaard werden cn van wijden zijd vereerd. Die vermaarde Abtdij werd door tie fransehe afbrekors in 172G vernietigd de prachtige kerk stortte in den 18 sopt. 1799.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1873 | | pagina 3