noch plüim 't ziet er me ramenant van eerste klas uit. Ik kwam u iets vragen. Te weten Waar de Pastoor tegenwoordig is ik. moet hem van drin gende zaken spreken. Toch geen gevaar. (Pieler knikteneen). Zondag is 't mis ge weest in de rammelstraat, en overmorgen zal in Buyens-hof zijn. op Vogelenzang... Waarom, weet ik niet... De koster is tegen woordig zóó sekreet. Op Buyens-hof; morgen, zaturdag; goed. 't Brandt er toch niet... Dank u, baas... 'k ga nog een minuutje binnen en dan naar huis.... Stil, de vreemde luis is daar... 40 franken, zeg ik u, geen centiem meer geef ik voor uwen boom, dat is mijn laatste woord. Frisch weèrkc, menheer. De menkeers zijn afgeschaft; maar, zeg eens, citoyen, zijn dat hier wildemans? de drie gasten van binnen zijn weggeslopen, en ik zit daar alleen te koekeloeren... Wat aeedt ge daar? Ik moet nog 'nen druppel hebben. Dat kunt ge krijgen, citoyen; moeten wij ons affairens niet doen? kom binnen en zet u neer... 't Zal gaan stillekens tijd wor den van slapen gaan... Al ons volk is reeds boven... De citoyen is hier zeker bij kennis gekomen... of moet verder op... Als u blieft... De vreemde gast sprak geen woord, maar slorpte gulzig het genevcrglasjeuit, terwijl Pieter zijn tweede glas begon... Eenige oogenblikken stilte... Vau den kerktoren galmden negen dolfe klanken over het eenzaam kerkhof en het rustige dorp. (Veivolg nadien.) BSErS&EUNGEü*- Er was eeu arme werkman, die op zijn sterfbed lag. Schoon getrouwd en vader van verschoide kimloron nooit had hij de Communiebank genaderd en zijn huwelijk was door de kerk ongezegend gebleven. Hij was niet vijand van den godsdienst, maar wist volstrekt niet wat de godsdienst was, en nochtans had do geneesheer gezegd dat hem maar weinige uren levens overig bleven. Hij moest dan binnen dit kortstondig tijdverloop tot do eerste communie en tot do dood bereid worden. Een jong lid van liet genootschap van den II. Vincun- tius-a-Pauló, die oenen schooneu naam voert, die alles bezit wat men in de wereld betracht, biedt zich aan en vraagt ah ceue genade oorlof om dien ar men stervenden to onderrichten; do zieke lag op een matras ten vloere uitge strekt., en ademdo reeds een' doodsgeur, welke do kamer bepestte. Maar daar aan liet de jonge christenen zich weinig gelegen. Hij knielt, neemt in zijn hand het reeds koud wordende hand van liom die zijnen riend was geworden, houdt den mond aan zijn oor en slorpt daarin sachtelijk de waarheden en ver troostingen vau den godsdionst. Hij houdt van tijd tot tijd op te spreken, om den lijder niet te voel te vennoeijen, biedt hem zelf zijne tisaan, zijne genees middelen aan, geeft ze hem in, en dekt hem zorgvuldig; men zou gezegd hebben dat eeno moeder voor liet bed van haar stervend kind was. Vervolgons herbegint hij zijne onderrichting, en om minder luid to spreken, wentelt zich iu zijnen mantel, legt zich bijkans nevens den zieken neder, opdat zijne woor den gemakkelijker hot oor van den ongelukkige» zouden bereiken, en hij be reidt hem alzoo twee uren lang tot de Heilige Sacramenten, welke die werkman met veel godvrucht ontving. Hij wilde zijnen beminden zieken maar verlaten, na dat hij tot ecu heter leven overgegaan was, en verliet hem niet zonder eerst op zijne ijskoude wang den kus, den zoon van cenen broeder to hebben neder gelegd!.... Ook zag men de geburen en vrienden vau den armen werkman, die getuigen van zijue laatsto oogenblikken hadden willen zijn, van aandoening woouenook hoorde men ze uitroepen Achde goede heerEn eonen kiel- gast, met do muts op zij, gekneveld en gebaard, die er niet een beetje gemak kelijk uit zag, ontviel dit woordHen lieefl het wel te zeggendaar zijn noch tans goede rijken. Gezondheidsleer. 1. Katoen is warmer dan lijnwaaddaarenboven het katoen prikkelt min of meer de huid; katoenen hemden verdienen dus de voorkeur's winters, inde koude on voghtigc laudstroken en voor do jichtige lichaamsgesteldheid. 2. Do wollen kleederen vooral moeten godroogd en gereinigd worden, zoo haast zij nat of vuil zijn. 3. De liaat, het verdriet en de jaloerschheid zijn hartstochten dio don mensch afknagen. Men moot zich tegen dezelve wapenen door verstrooiende bazighe den, lichaamsoefeningen en door 't beteugelen der eigenliefde. Een heertje te Parijs, vernam op zekeren morgen dat zijn rijke oom, waar van hij zou Gi ven, verdronken was; om zich daarvan te overtuigen begaf hij zich naar do plaats, waar de lijken vau uit de rivier de Seine opgehaalde ver dronken personen worden nedergelegd. Verlegen ging hij tusscheu onderschei dend lijken door, die daar-ter herkenning tentoongesteld waren, doch kon dat van zijn oom maar niet ontdokken, toen de directeur der morguo hem vroeg: maar had uw oom ook merkbare teokenen* Hij antwoordde ja, mijn oom was in zijn leven stom en doof. Het geluk is niet gelegen, In opgepropte koffers geld Die man geniet geluk en zegen, Die zijne vreugd in 't wei-ken stelt, Maar dwaas is hij cn onbezonnen, Die gold tot zijn geluk vergaart Eeu roggen korst, mot 't werk gewonnen, Smaakt beter dan de beste taart. En die met weinig is vernoegt, En zijnen last na reden voegt, Is dikwijls blijder van genioet. Als Graaf of Prins of Koning doet. Als oen goed werkend middel tegen de schadelijke vochtigheid van nieuwe woningen wordt aanbevolen daarin, vóór de bewoning, gedurende vijf dagen roor curie ruimte van 1Ü aron 2 1/2 kilo houtskool per dag te verbranden. DE BLAUWE KIEL. (werkmanslied). (WijzeT cn souviens-tu 'k Was nog een knaap, en vrij van alle zorgen, Verzot op 't spel, in klucht en poetsen sterk, Wanneer tot mij op zekren goeden morgen Mijn vader sprak- Kom, jongenmeê aan 't werk Ik worde al oud, 'k voel mij de kracht begeven, Wees naarstig, kinden leer alras uw stiel, i Zoo kunt ge mij eu moeder hulpc geven - Kom, jongen, meê L daar is 'ne blauwe kiel, Ik volgde droef, doch zonder tegenspreken, En weenend ging ik vaders werkplaats in Doch spoedig was mijn kindersraart geweken, Eu zong ik ook een liedjen, blij van zin. Bij 't daaglijks werk wiord mij het lovon lustig, Een nieuwe zon rees op in mijne ziel, En nooit voorheen was mijn gemoed zoo rustig Ik dankte dit aan mijnen blauwen kiel. Wel is er soms een aantal kale heeren, Dat op mijn kiel verachtlijk nederziet, Toch kan men mij daarover niet vernceren, En 'k ga voor hen uit mijnen weg ook niet. 'k Ben nedrig, jaals alle werkmanszonen, Maar eerloosheid bevlekte nooit m\jn' ziel, Eu 'k mag aan elk mijn aangezichte toonen, Al draag ik slechts 'nen simplen blauwen kiel. De Vlaamsehe deugd, die ben ik nimmer moede, De Vlaamsehe klucht, die heb ik steeds ter hand; Mijn harte klopt voor 't schoone en voor 't goede, Ik kniel voor God en ik bemin mijn land En waagt hier ooit de vreemdeling te komen, De vrijheidszucht ontvonkt in mijne ziel Do werkman zal voor geen tirannen scliromem, En 'k trek dan op met mijnen blauwen kiel. Oplossing vap 't vorig raadsel. 9 letters. Opgelost door MMr Ford. Vercasu- sen, Aalst, en Isid. Bourlon, Wieze. 't Eerste vindt men in de keuken 't Tweede veel in Zwitserland 't Gansche, volgens oude spreuken, Schouwt men hier als 't allen kant, Net als Lucifers gezant. Sinay. Twee klauwaarts. BRIE\ ENBUS. M. D. C. Ninove. uwe juiste bemerkingen, voor zon dag. Mr V. G. te Gent; ik ben verwonderd de quitantie onbetaald terug terug tb krijgen. De Werkman mag aan niemand gratis gezonden worden, wil hij kunnen blijven bestaan. Vriend Lippon, wat is dat met u? ze schrijven mij dat go zoo veel uitgaat en uwen winkel op Triene laat die voor een boontje kaffè zou dood blijven. Krijgt ge nu de loopziekte? M. D. G. te Gent, deze week kom 'ik, langs Sottegcm over. E. Vriend te Laakcn, tot zondagwij vertrekken ten elf ure. Do naaste week, als 't God blieft, naar Merchtomen St-Amands. Vriendelijke groet aan al onze geëerde uitverkoopers. 'icjr Ecu brave Werkman heeft hier zaturdag verloren eene beurs met 150 155 franken. Wie ze gevonden heeft, en ze in ons bureel terugbrengt, zal >yèl beloond worden. Zegge voorts. i beeft meegewerkt AALST, 5 SEPTEMBER. Tarwe per hectoliter, 32 1H. 38,00 h 41,00 Rogge 25,00 27,00 Masteluin 28,00 32,00 Haver 22,00 25,00 Lijnzaad 33,00 35,00 Hoppe (1872) de 50 k100,00 105,00 Aardappelen, (roode) de 100 K70,0 8,00 (Witte) 0,00 0,00 Boter per 3 K. 8,70 9,61 Eijers de 25 2,00 2,21 Vlas de 3 K. 4,00 6,00 Yiggens 2 35,00 43,50 AALST, DRUKKERIJ VAN P. ÜAESS.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1873 | | pagina 4