Geen valsche getuigenis geven.
RampenMisdaden en Ongelukken.
(BEN WAARACHTIGE GESCHIEDENIS.) 8
VIII. DE VREUGD IN DROEFHEID VERANDERD.
De eerste Schepene, 'ne man van vijftig jaren.
Hij bewoonde een fraaie hofstede, niet ver van de dorpplaats.
Deze hofstede was zijn eigendom en menig schoon stuk land daarbij.
De man, hij had sedert eenige jaren achteruitgeboerd, niet door
onachtzaamheid, want bi) paste zijne boerderij buitengewoon wel
op, niet dat bii zijn vak niet verstond, want van boerenafkomste
zijnde en niet misdeeld, was hij een ervarene landbouwer geworden;
niet ook door zijn lastig huishouden, want elk kind brengt zijnen
zegen meê, en geeft iever om te zorgen eo te werken; doch hoe
gaat een zaak dikwijls? Dat alles waar men zijn hand aan steekt,
tegenslaat: sterften in de stallen, plagen aan de vruchten, ziekten
in huis en andere diergelijke ongevallen.
De Schepene had zich moedig getoond en den tegenspoed met
verduldigheid onderstaan; zonder den jaaghals te spelen, naar mid-
delen van redding zoekende en zijn uitgaven zooveel mogelijk ver
minderende; de trotsche boom wordt door het onweer gebroken,
terwijl het nederige riet, zich plooiende, den hevigsten rukwind
ongehinderd doorstaat.
Zes kinderen waren het huisgezin van den Schepene komen ver
rijken; zijn jongste zoon ging sedert eenige maanden dagelijks naar
de stad, om de latijnsche studiën te beginnen; Vader en Moeder
hadden na rijp overleg en raadvraging, besloten hun jongste zoon
te laten studeeren. mits wel oplettend te zijn en verzekerd dat hij
reep en bekwaamheid had tot een stand, die het hert der brave
Ouders in de zaligste vreugde bracht; hun zaken verbeterden; de
tegenspoed is lastig en pijnlijk, doch als men boven water geraakt,
ais men kan denken om hypotheken af te leggen, schulden te zui
veren, dan heeft men een voldoening en een vreugd, onbekend aan
degeen die nooit in moeielijke gevallen zijn geweest; na 't zuur
komt 't zoet, na regen zonneschijn; na de lange winter, de liefelijke
lente.
't Was op 'ne voormiddag der maand Meert dat de Schepene
en zijn brave vrouw in de keuken alleen waren en over hun zaken
handelden.
Och man, sprak de vrouw, wat zal 't 'ne steen van mijn hert
fijn, als wij ons schuld op de steencn hoeve zullen kunnen betalen!
Regina, als 't God blieft en als dees jaar niet slechter is als
gepasseerde jaar, dan zullen wij toch een groot deel van die som
kunnen afleggen.
Och Heere, mij dunkt als die zaak vereffend is, 'k zal de
gelukkigste vrouw van de wereld zijn; de kinderen moeten gekleed
lijn volgens staat, maar dees jaar zal ik nog met mijn oud kleed
voortdoen.
Regina, mijn vader zaliger zegde ons dikwijls: Men kan geen
loopend peerd beslaan;iacht gaan en verre zien, is 't werk der wijze
liên, laat ons stiilekens voortdoen volgens gewoonte.
Maar, indien Nard ons eens opvalt!
Dat vreesde ik ook in 't begin, vrouw, maar de hofboer, Ons
Heer wilt zijn ziel hebben, is nu al 8 maanden dood en waarschijn
lijk zal Nard den laatsten wil van zijn vader gevonden hebben.
i Al gelijk; ik sidder en beef, eiken keer dat ik hem zie; en hoe
leeft hij nu?
Hos hij leeft, Regina, och, niet werken, meer en meer den
slechterik speienl Den hofboer beeft veel verdriet gehad!
Is hij niet gestorven van verdriet, man?
Heel waarschijnlijk, Regina! maar indien hij nu leefde en zag
wat er in siijn huis gebeurt, hij zonk van droefheid en schande deu
grond in... Och, Regina, alzoo een baantje hebben en zón ellendig
varen! 'ne mensch zou ervan dubbineeren, zonder einde.
Ja, eenig kind zijn. en bedorven worden.
Er was daar geen Religie, vrouw, heeft de hofboer het mij
later geen honderd keeren verteld, dan heeft hij het geenei eenen
keer gezegd. De man had spijt genoeg.
Als het te laat was!
Voor zijn zoon, ja, doch hij is toch een christelijke dood ge
storven.
Maar zijn ongelukkige zoon!
Daar zegt g'het wel, vrouw, zijn rampzalige zoon! 't Schijnt
dat hij nu gaat trouwen met een gemein vrouwrpersoon uit de
stad I
Met eea gemein vrouwspersoon uit de stad
Ja, Regina, zoo is mij toch door den cha mpetter verteld en
dat moet ons niet verwonderen, vrouw; van als zijn vader-zaliger
nog leefde, had hij slechten aanhang op de prochie en nog slechte-
ren in de stadEn eens in die garens
Ja, geraakt er dan uitl
't Is vriendschapen genegenheid zoolang er scflij ven zijn, maar
eens 't boelken om zeep, z'en kennen u niet meer, als om u te ver
achten en te misprijzen.
En spijtig zijn hoofd schuddende ging de Schepene den hof op,
het een en 't ander na te zien en bleef ia zijn gedachten verslonden:
Spijtig, mompelde hij, met halfluide stem spijtig van die
Steenen Hoeve! Een bedrijf om schatrijk op te worden En nu
Zou 't waar zijn dat Nard al verre uitgebo" d is zou hij op zulkea
korten tijd dien grooten middel kunnen opgedaan hebben Mijn
vrouw heeft gelijk.... Wij moeten die schulcUzuiverea... 'dij zal er
toch den eenen of anderen dag omkomen I... Niet langer als zon
dag ga ik 'ne vriend spreken 1200 fr. ik zal dat gemakkelijk
krijgen... Ons zaken verbeteren... God zij geloofd; we geraken op
ons effen.... Veel angst afgezien, maar toch geen schande, niemand
eenig onrecht aangedaan.... Niemand.... Kijk nu eens! wie mag dat
«jn Een heer uit de stad die naar ons hof komt I Misschien dat
M. de Burgemeester afwezig is... 't .val voor een zaak van 't (Pro-
chiebestuur zijn
Gelijk de Schepene zegde, een heer met zwarte toegeknopte frak,
stapt statiglijk d'hofsteê op, zonder te kloppen, en ging recht naar
de deur der keuken, zijn lippen tegeneen gefronst en gereed om
een compliment af te leggen. ..o-a-*ag. «-•
Mijnheer mijnheer roept de Schepene.
Ha, landsman! Is 't hier dat de Schepene X. woont?
Ja, om u te dienen.
En ge zijt gij misschien den Schepene
Gelijk gij zegt
Dan is het juist gepast; ik hier een sommatie en zal u dezelve
voorlezen.
Een sommatie, M.
Ja, vermits ik deurwaarder ben.
Een sommatie! maar kom binnen, in de kamer; daar zullen
wij alleen zijn. Een sommatie, van wie is dat toch
Van den eigenaar uit de Steenen Hoeve
Ha... zet u neêr, M,
Ge zijt wel goed; en de deurwaarder ontkuoople zijn frak,
haalde uit een der zakken een groote leêrea omslag, nam een dik
papier in vieren gevouwen 't Is, zegde hij, om een zekere schuld
die ge daar nog hebt, binnen de vijf dagen te komen voldoen.
't Was onnoodig daarom den Deurwaarder te zenden, M'
indien Nard mij aangesproken had, hij zou zijn geld gekregen heb
ben zonder moeielijkheid 'ne mensch kan in een lastig geval zijn,
dat hij geld moet leenen.
Zekerlijk, Schepene, maar ziet ge wel, wij moeten toch ons
funktie doen, gelief mij te aanhooren.
En de Deurwaarder gaf lezing van het dagement, wijdloopig be
schreven, met naam, datum, dag en plaats der eissche.sen compa-
renten, waarbij de Schepene wettelijk verzocht werd binnen de 5
dagen de som van Twaalf Duizend franken te betalen....
Mr, onderbrak de Schepene, 12,000 franken, 't is zeker toch
zoo niet
12,000 franken Mr, juist op den kop
Indien zijn hol plotselings in brand geschoten ware.de Schepene
zou niet erger ontsteld geweest zijn.
De deurwaarder ging voort met zijn protocollen af te lezen, tee-
kende, legde het dwangbevel op tafel, stak zijn zwartlceren brie-
ventasch weg, knoopte zijn frak toe en ging vertrekken, als de
Schepene uit zijn verbazing schoot en zegde:
Maar, deurwaarder, ik ben geen 12000 fr. schuldig maar 1200;
't is zulk groot verschil.
Hoort, Mr, daar kan ik niet tusschen komen. De kwitancie zal het
uitwijzen en doet er 't beste meê. Salü En hij was weg.
12,000 fr.! sprak de Schepene, hoe is dat mogelijk! 12,000 fr... Hoe.
Maar wat!... Ei, nu schiet het mij te binnen; wij hebben de som in cijf-
fers geschreven!!! Wie zou dat toch gepeisd hebben, Regina. ('t Vervolgt)
Kerkdieven te Gent.
D'ander week is er ingebroken en gestolen in de St Nikolaaskerk van
Gent. Ufïra Verschafïelt die in een der huizen tegen de kerk woont,
zag na middernacht 'ne kerel in de kerkgoot loopen en riep om hulp.
Men is gaan zien en men heeft een andere chenapan gevonden, die nog
in 't bezit was van voorwerpen in de St Antonius-kapel gestolen, 't Is
zekere Semeyn,oud 25 jaar; zijn medeplichtige is thuis, Byloke-veste, van
zijn bed gehaald. Semeyn was langs de venster in de kerk geraakt. Des-
nerek bleef in de goot, Semeyn moest hem de gestolene kerkornamenten
of 't geld geven door de venster en beneden stond 'ne manskerel en een
vrouwspersoon die alles moesten in veilige have brengen. Over 14 dagen
zijn er in St Michielskerk offranden gestolen en eenige dagen nadien
heeft men in St Pieterskerk het O. L. Vr. beeld van haren prachtigen
Rozenkrans beroofd.
Subiete dooden.
Die dood! die dood! hoe dikwijls komt ze waarlijk ale oen diefin den
nacht. Donderdag is te Zele schielijk overleden de huisvrouw van Leop.
De Bond; zij had 's avonds ten 10 ure nog in volle gezondheid zitten
kaarten. Iedereen was verslagen over dit treurig nieuws en den nacht
nadien was het de beurt der huisvrouw van Philemon Zaman die insge
lijks een subiete dood stierf... Menschen, zijt niet verslaafd aan d'aard-
sche goederen, leeft gerust en vrolijk, maar vermijdt al dat slecht is, en
vergeet d'H. Barbara niet. Er zijn er velen die zeggen: later zal ik beter
leven! maar dit later is zeer twijfelachtig.
Huis ingestort.
Te Brussel in de Rattestraat, zondag morgend, ten 5 ure, een groot
huis dat men aan 't opbouwen was; de geruchten liepen dat de waker er
onder lag, en aanstonds begon men te ontruimen; doch na korten tijd
zag men de nachtwaker uit een kantientje komen, waggelende op zijn
beeaen. De schade wordt op 10,000 fr. geschat.
Barbaarsche behandeling.
't En ontbreekt er tegenwoordig in Brussel niet, aan wild enbarbaarsch
volk. Een dezer dagen, een geminkte persoon van Charleroi, komt uit
Sint Pieters-Hospitaal; niet ver van de Vosseplaats hij vraagt aan eenige
jonkheden naar een logement. Ze zeggen hem den weg te zullen toonen
en brengen den armen sukkelaar in een eenzame plaats langs de vaart
van Charleroi op Meulebeek. Daar wordt de dompelaar op den grond ge
worpen en beroofd van aorlogie, geld en pakske kleederen, Maar de
schurken zijn reeds gekend en ontdekt, weeral oud-veroordeelden, wo
nende langs de kanten der Yossesïraat.
Brandrampen.
D'ander week Mr X., landmetor te Schaarbeek, Paleizenstraat 3, las
ten half elf's avonds op zijn kamer zijn gazet, in zijn bed liggende, bij
het licht eener petrollamp die op zijn nachttafelken stond De lamp valt
om, de brandende petrool steekt 't vuur aan 't ledekaut en de landmeter
moet vluchten in zijn nachtgewaad, wil hij niet levendig verbrand of ver
stikt worden. In de Stoofstraat te Brussel, bij den AntikairL. L. is
een begin vin brand geweest, door eeu kachel die te dicht bij een houten
vonsterblad stond.
Eeo duitsche bakkersgast gasnapt.
T'Antwerpen aanboord van de Westernland dienaar Amerika ging
varen, heeft de Policie komen aanhouden, een bakkersgarst maar 16 a
17 jaar oud, die in Duitsckiand aan zijn meester 300 mark ontstolen had.
De duitsche paal had valsche papieren.... Hij zal nu keipen ers-
brood bakken