&00E
FASCHEN
De Kamer
m
Pourparlé
2012 14 April 1911
De ft er
ABONNEMENTSPRIJS
voor België 2,50; de vreemde Landen 4,50.
Men schryft in op alle tijdstippen des jaars.
P. DAENS
Volksvertegenwoordiger, AALST
398tc JAARGANG.
Ik zegde het in de Kamer aan Ministers en Volksver
tegenwoordigers
Ik zeg het hier, innig en hartelijk, aan alle Partijgeno
ten, aan alle Lezeressen eu Lezers
Goeden, zaligen Hoogdag
Met veel gelukkige navolgende.
PASCHEN, de dag van Glorie en Heerlijkheid na
zijn arm Leven, zijn bitter Lijden, zijne schandige Dood,
de Heer die errezen is den Zondag morgend, die terug
gekeerd is nog 40 dagen tusschen zijne Discipelen en
Apostelen, met het woord van VREDE op zijn lippen,
met de aanmaning om manhaftig te strijden voor den
Vrede door de Rechtvaardigheid, erbij voegendeDe
Machtigen en Rijken der wereld zullen u vervolgen, gelijk
ze Mij vervolgd vervolgd hebben maar de Vrede zal in
u zijn en door u versterkt worden.
En volgens dat woord werd onze Kristen Volkspartij
ingerichtHet woord van Priester Daens Slaaf noch
Bedelaar mag de Arbeider zijn, hij moet een vrij en wel
varend Man zijn.
Is aat nie een goddelijk woord Is het niet een aller
grootste Onrecht, een sociale misdaad dat de werkende
Man moet gebukt gaan, dathij.de aanbrenger van alle
rijkdommen, armoede lijdt met zijn Vrouw en Kinderen
Te Sleydinge, ik was daar enkel voor mijn gezondheid,
doch zekeren dag aan tafel, ik hoorde zeggen De Werk-
menschen klagen altijd 1... Heeren, zegde ik; hier
aan ons tafel is eten te veel in overv'oed doch dat er
's morgends moesten te weinig boterhammen zijn, 's mid
dags te weinig visch, vleesch of aardappels, zou hier nog
Vrede zijn Zouden wij niet klagen
Allen zwegen.
Geliefde Partijgenoten, wij allen lijden en strijden blij
moedig; zelfs in de bitterste nederlaag ons hart is gerust;
wij beleven schoone dagen, gelijk Zondag de Tooneel-
feest in ons Lokaal Ons Muziek dat zoo s'erk wordt en
zoo schoon speelde;'t hertroerend drama ONSCHULDIG;
de alleenspraken, het blijspel SPOKEN OF DIEVEN
wat is daar geweend van ontroering en van vrolijkheid!..
En zooveel Volk 1 't Lokaal te klein I 't groot en schoon
Lokaalaan allen hartelijken dank I Overal komt nieuw
leven bij de Democraten de verhevenste mannen bren
gen hulde aan onzeu strijd, gelijk onlangs de Kardinaal
Aartsbisschop van Mechelen die uitriep te NijvelWer
kende menschen, ik wensch u een talrijke Familie, maar
ook moed en kracht voor het deftig broodgewin ge moet
ware Kiezers zijn en niet onder voogdij staan.
Zegt, geliefde menschen, is 't niet voor die woorden
dat de Democraten zoo wreed vervolgd werden.dat de
Familiën Daens, De Backer, Lambrecht en andere ge
broodroofd werden en UITGEMAAKT VOOR SLECHTE
KRISTENEN.
Zepelmaos heette het oud vrouwtje, Wantje Zepel-
mans...
Zij woonde op een tiental minuten van de Blaren-
hoeve, nevens een elzenbosch je, waar het jokkerig
Hollebeekje danste en zong. Arm was haar huizeken,
maai* stevig, dicht, warm. t Was er wel verzorgd en
geschikt, dank aan de bemoeiing van Andries De
Reüze.
"Ward was het leven van Wantje geweest...
Heur man was een fruitkoopman. Met ezel en kar
reed hij wekelijks naar Brussel met zware vrachten.
Dat fruit ging hij zelf plukken, meest alleen. Te Brus
sel kocht hij groenten, mosselen en leurde dan er
mede rond in den wijden omtrek.
Drie kinderen kwamen, en ruwer werd de strijd voor
't broodgewin.
Op een Sint-Pietersdag was Lamme Zepelmans
gaan kersen plukken. De ladder kantelde en nij viel
jammerlijk op nen hoop steenen. Men bracht hem
naar huis hij martelde, kwalsterde. Dagen, maan-"
den lag hij op het ziekbed. Te vergeefs beproefde hy,
als hy weer beter werd, een beentje te stijven; 't ging
niet meer aai. Hij was voor 't leven gebrekkelijk
Vreeselijk trof die slag hij treurde, kwijnde, teerde
weg en stierf wanhopig in zijn kracht, in zijn fleur,
nauw 35 jaren oud...
Wantje was vyf jaar ouder dan Lamme en met haar
drie kinderen bleef ze alleen, alleen in de bitterste
armoede, in den vreeselijksten nood.
Wat al zorgen en zwoegen dag en nacht zonder ooit
te wankelen, ooit te talmen, ooit een oogenblik, een
enkel, den moed te verliezen. Stram werden haar le
den, krom haar vingers, geel en gerimpeld haar huid,
dof haar oogen onder het afmattende van den ruste-
loozen arbeid. Haar twee oudste kinderen stierven en
grys werden heur haren van verdriet, het zielewee
ploegde diepe rimpels in haar voorhoofd....
Ward bleef en groeide op tot een feilen, flinken
jongen. Hij was haar troost, hare vreugd, naar ge-
Dit moeten wij doen uitschijnen, gelijk Vriend Caudron
van Moorsel zoo wel zegde op onzen Arrondissements-
Bond alle Kiezers, alle Landgenoten moeten het weten.
Het herinnert mij de woorden van Mer de Harlez door
Bien Public genoemd een heilige Priester De Rijke,
zoo schreef die Hoogleeraar van Leuven, de Rijke die den
Arbeider ziet lijdenzijn krachten uitputten in den last
van eiken dag en die in zijn hert de begeerte niet voelt
een lot te verbeteren zoo medelijdenswaardig, DIE RI
HEEFT GEEN KRISTEN HERT. JKb
Aalst, 12 April 1911.
PIETER DAENS, Volksvertegenwoordiger,
baren en vrede aanbrengenden kristen plicht,en om reden
van het goede werk dat gij heden verricht hebt, zou ik U
allen de absolutie geven. (Gelach)
De heer Persoons. Maar gij zijt toch Pastoor Daens
niet
De heer Daens. Och neen, mijn vriend Persoons,
maar elke ware vrijé Democraat is een Priester Daens.
i Dijnsdag waren met 132 man, velen waren daar uit
disciplien, gelijk in dwangarbeid, van weerskanten, ik
zie veel gramme spijtige gezichten. Dijnsdag en Woens-
1 dag is gehandeld over de Pensioenen van de Mijnwerkers,
over hun Weduwen en Weezen. Er zal 1 fr. daags zijn,
i mits wederzijdsche stortingen. Woensdag avond, Porta
clausa, Paasch-vakantie tot 2 Mei.
Redevoering uitgesproken door Iden heer P. DAENS,
i in kamerzitting van 7 April 1911
De heer Daens. Mijne heeren, 't is met eene zalige
vreugde dit ik hier heden rechtsta. In mijn eenzaamheid
van Sleidinge volgde ik met groote aandacht de beraad
slagingen der Kamer over de wet betreffende de Pen
sioenen der Mijnwerkers en ik bestatig nu met innige
voldoening dat alle Partijen het eens zijn om dit Wets
ontwerp aan te nemen, 't Is inderdaad het schoonste
Paaschei dat de Kamer aan de Werklieden der Mijnen
kon ten geschenke geven.
Het deed mij wairlijk deugd aan 't hart de achtbare
heer Van der Velde te hooren uitroepen Indien de
Kamer op dien weg voortgaat, dan zullen wij altijd
t'akkoord zijn 1
Mocht het inderdaad zoo wezen 1 Mochten de Partijen
immer te samen werken om, boven de politieke twisten,
de broodwinning en de welvaart onzer dappere werkers
klas te verzekeren
Hulde dus aan den achtbaren heer Minister van Nijver
heid en Arbeid, hulde en dank ook aan de Kamer, die
hier waarlijk als eene goede Volkskamer optreedt. Hulde
en dank aan allen die sinds vele jaren werken om dit
doel te bereiken, en ik mag er bijvoegen dat wij, Demo
craten, van het eerste uur af, onze aandacht vestigden
op den armen afgesloofden man, nog meer dan op het
kind, opdat de ouderling, die enkel nog eenige jaren on
der ons kan blijven, op het einde zijner loopbaan geene
armoede zou te lijden hebben.
Onze Vlaamsche dichter Du Catillon zegde het zoowel
in ons Volkslied
Achlaat mij nooit uit bedelen gaan,
In mijnen ouden dag,
'k Breng rijkdom in mijn Vaderland
Dat mij iets geven mag.
En, na deze gelukwenschen en woorden van dank, laat
mij ook zeggen dat het betaamde eerst en vooral te zor
gen voer het Pensioen der Mijnwerkers. Het is begrijpe
lijk dat de Mijnwerkers, die gedurig onder den grond
wroeten als mollen, opdat wij in den winter geen koude
zouden te lijden hebben, in zaak van Pensioenen den
voorrang hadden. Doch, vergeten wij onze arme Vlamin
gen nietde Aardewerkers, de Steenbakkers, de Fransch-
mans, de oude arme uitgeputte Arbeiders der steden die
het leven toch ook zoo duur hebben I Van 's morgens om
4 ure op de baan om in tijds den trein te gaan vervoegen,
's middags hondenkost en hondenrust en 's avonds laat te
huis bijna nooit kunnen ze hunne kinderen zien en het
Familieleven is hun onbekend.
Laat ons toch ook aan die brave lieden een weinig
welverdiende rust verzekeren in hunnen ouden dag, opdat
ze niet tot bedelen gedwongen worden, wanneer ze,
versleten, tot arbeid onbekwaam geworden zijn.
Als mijn broeder zaliger Priester Daens, hier over deze
zaak handelde en hij heelt het meermalen gedaan
dan riep de heer Woeste hem bitter en bijtend toe De
zaak is niet riep I
Nu durft hij zich niet meer verzetten tegen het Pensioen
van éen frank daags hij volgt van ver, met lamme voe
ten als laatste man der achterwacht. Zoo zal hij gedurig
moeten volgen en na eenigen tijd, zal hij, tot vreugde van
ons allen, eindigen met alleen te staan.
De heer C. Huysmans. En alleen te blijven.
De heer Daens. Ik hoop en ben overtuigd dat al de
hier aanwezige Walen ook aan de Vlamingen zullen den
ken, opdat onze oude arme werkende broeders uit Vlaan
deren, op hunne beurt, een Pensioen zouJen bekomen
van éen frank daags.
Wij benijden de Walen niet, maar wij moeten ook op
ons Volk denken en hun zonder uitstel ook een Pensioen
zouden bekomen van een frank daags.
Een frank daags, dit komt aan 't hertmaar 9 centen,
zooals het nu het geval is, dit is eene ware aalmoes.
En nu, nog eens zeg ik dank aan U allen nu mogen
wij gaan en ik wensch U, heeren die tot dezen medege
werkt hebt, eenen goeden Paschen.
De heer Persoons. Een zaligen Paschen I zoo zegt
men, heer Daens.
De heer Daens. Inderdaad, een zaligen Paschen. Gij
hebt, heeren, een goed werk verricht. Goed doen aan
zijne medebroeders is zich \erheffen tot de Godheid.
De heer C. Huysmans. Ik stel u voor als aalmoezenier
der Kamer, heer Daens. (Gelach)
De heer Daens. Ik wenschte uit der harten dat al de
Leden der Kamer zich den Paschen waardig, goed en
zalig maakten, door het volbrengen van hunnen duur-
Rika. Doka, blijft toch
wat staan.
ÊIjDoka. Een momentjen,
Rika, want ik ben gepres
seerd. Is er nieuws
Rika. Ja, Doka, van
Woeste.
Doka. Dien Tranjé?
Wat is er af?
Rika. Ge wetj, Doka,
dat er aan den ijzerenweg
Bedienden zijn met 25, met
3o jaar dienst en die nog aan 3 frank 20 staan gelijk
de beginnelingen.
Doka. Maar Rika, dat en is niê just.
Rika. Elk zegt dat, Doka, veel Kattelieke zeggen
datmaar als de Kamer der Presantanten daar moest
over beslissen, is Woeste rechtgestaan.
Doka, Ja, ja en wat was 't
Rika. Zonder aan de goedwillige Kattelieke den
tijd te laten hun consent te geven, heeft hij de zaak
van der hand gewezen.
Doka. Daarvoor moet ge krawat zijn, Rika; en
d'ander Kattelieken?
Rika. Doka, ze simulleerden voor den flauwen
savé van meester Woeste.
Doka. Rika, ware ik daar, ik zou niet zwijgen
mijn ziel ik zou niet zwijgen. En dat is hier gekozen!
Rika. Omdat hij aan den kop staat, Doka.
Doka. Kop op of neer, Rika; dat ze voor de De
mocraten kiezen, dat zijn veel beter Kristene Men
schen als die rijke Kattelieken.
Rika. 't Zou nog veel schillen, Doka; maar wat
rensj en stuur weêr!
Doka. Zegt effenaf, Rika, dat het koud ls,
't vriest alle nachten; veel steenfruit is kapot.
Rika. Ze zeggen, Doka, dat te LEDE
Doka. Die schoon groote Prochie I
Rika. Zoo afgrijslijk veel schade is aan de Mer-
bolanen, voor meer dan honderd duizend franken
schade.
Doka. En ge zijt gij klein Boer-
ken, Rika; uw Vrouw moet scharten en
krochen om toe te komen.
Rika. En den Kardinaal van Me
chelen, Doka!
Doka. Verongelukt door zijnen
krottemobiel.
Een oud Vrouw
ken dat ging dood
gereden worden op de baan van
Waterloo.
Rika. Waar Nappoleo Bon-
nappart zijnen kassaert kreeg.
Doka. Just, Rika, en geluk
kig dat die Vrouw niet dood is,
Rika.
Rika Dan zoudt g'een geschreeuw gehoord heb
ben.
Doka. Nu, de Kardinaal heeft veel afgezien, ge
kunt dat peizen, Rika, een half dozijn tanden kwijt,
maar hij is toch gesalveerd.
RikaZe zeggen, Doka, dat het 'ne meusch is; (1)
Doka Bijna gelijk Bisschop Lambrecht, Rika; er
is in ons Huis verteld dat hij te Nijvel op 'ne grooten
assemblée was van Werkvolk
Rika. -— Doka, overal kudderen de Volkeren bijeen;
Doka Rika, den Aartsbisschop van Mechelen was
daar ook en hij zegde aan de Werkmenschen dat ze
moeten recht staan, frank en vrij en niet onder de
dominatie van rijke menschen.
Rika Doka, dat zijn woorden van Pastoor Donsj
Doka. - Och, Rika, onzen goeden Pastoor Daens,
Zondag in 't Lokaal.
Rika - Daar was een Volk En schoon dat er ge
speeld is Zelden van mijn leven schooner Feest bij
gewoond Glorie aan ons Mannen
(Zie vervolg 4e bladz. 4 kol.)
(1) Die woorden in den mond van 't Volk 't is 'ne
mensch zijn van goede en hooge beteekenis.