Studie
over den
Oorlog
E
a
Pastoor
Heldewijs
44eJaargang y. 2~ü0 5 Mei
1916
Eerste Kapittel
Vrede aan de menschen van goeden wil
Staat recht, ontelbaar getal Kristene Slaven
eischt een meerder deel van de goederen die gij met
nw zweeten en zwoegen helpt winnen
Brief over 'li Brood.
ST pr
1
zijn Ezelken
en
f3?
S5&
31
5
g o»
B'
Hoofdopsteller Volksvertegenw. DAENS.
DruKkers-UitgeVers
KRANZ DAENS <S ZUSTER.
Xtiflflfli*' 'n de Vereenigde Staten van Ame-
H rika wordt elk jaar een BIDDAG
gehouden. De Voorzitter der Republiek geeft het
voorbeeld van Gebed in de Kerk zijner Geloofsbelijde
nis. Het gebed maakt de droefheid minder pijnlijk en
de vreugde zuiverder.
Menschenbloed is voor 't storten veel te
goed. Tollens.
Die zijnTslechte driften overwonnen heeft,
voelt een zoete vrede in zijn binnenste... Wie
kan het uitleggen en nogthans, 't is zoo.
OORLOG. De eerste Oorlog werd ge
voerd jdoor Kaïn, uit nijd tegen zijn broeder
Abel. "J
Hoe schoon, hoe rijk, hoe genadig, hoe goed het Aarderijk, bij
zonder in de jeugd van 't jaar, de Lente.. Overal zacht jeugdig
groen, o groene Vlag, o kleur der Weide Overal Bloemen in
overvloed, blij ge/.ang der Vogelen...
En in die schoone wereld alles gestoord door den Oorlog Al
macht, Schepper Regeerder, is dit Uw wil, Uw werk? Wordt de
Oorlog door u over de Volkeren gezonden
Van't begin der Wereld, uw Tien Geboden: God beminnen,
den Evenmensch eeren en achten in zijn Persoon, in zijn Zeden,
in zijn Huisgezin; zijn Goederen niet benijden, 't is Vrede in
't hert, Vrede in Huis en Gebuurte, algemeenen Vrede..
En in 't nieuw Testament, de Wet van Vrede en Liefde.de Zoon
Gods die geboren werd op een tijdstip van ALGEMEENEN
VREDE, de Engelen die zongen in 't hemelruim
Leering Kristi, die meer vraagt dan Eerbied voor den Even
mensch, die Liefde, gebiedt, een ware Liefde, geen eigen genot,
Opoffering, goeddoen, zelfs aan degenen die ons kwaad doen.
O groote Russische Schrijver Tojstoï, ge zegt het zoo wel
Door de rechtzinnige'oefening der Leering Kristi,
zou de wereld een Paradijs zijn van Welvaart en
Vrede.
Nooit preekte de Heiland wraak of straf, maar- immer en altijd
Vergiffenis, Vrede. In den Hof der Olijven, als de Joden Hem ge
vangen namen, Hii wilde niet verdedigd worden aan 't Kruis,
Zijn woord was VREDE, zelfs aan een openbare booswicht.
Zijn eerste woord na de Verrijzenis was Vrede zij metUlieden.
Op de 40 dagen voor zijn Hemelvaart, gedurig sprak Hij van
Vergiffenis en Vrede.. In Zijn Sacrament der Biecht, de Priester
zegt Ga in Vrede
En zou die oneindige Goedheid de wereld straffen met Oorlog,
om de zonden van eenigen, de Oorlog die bijzonderlijk de arme
Menigte doet lijden Hij die weende als Hij die werkende Me
nigte zag lijden
En hoe kan iemand denken en zeggen dat het Oorloe gewor
den is, omdat er te veel welvaart kwam bij de W erkersklas Om
dat de werkende menschen in vereenigirg kwamen en het hoofd
begonnen te verheffen Is 't de Paus der Werklieden niet, Leo
XIII, die in zijnen Wereldbrief schreef
En moest het lot der Werklieden in Vlaanderen niet verbeteren,
als de Jesuiet Pater Stracke de volgende woorden schrijft en doet
drukken
Wat al ellende, wraakroepende vuilnis nog in ons zoo
hoog voorspoedig geroemde Vlaanderen De betreurde Staatsmi
nister Beernaert heeft niet geschroomd te zeggen, dat een zesde
onzer bevolking niet kan leven zonder steun van de Weldadig
heid. Wat moet het dan geweest zijn. toen de krachten die nu aan
het werk gingen, te slapen lagen in den versteven grond van on
kunde, onverschilligheid of baatzuchtLaat het mij van het hart,
ik ontmoet op mijnen levensweg misschien meerhavelooze slordig-
smerige menschen dan verbalemonde dieren, en ik krijg den krop
in de keel als ik in 'n achterbuurt onzer Nijverheidscentra op een
koning of koningin, of prins of prinsesje der heele Schepping
stoot, die veel eer het uiterlijk hebben van 'n afgesloofd lastbeest
dan van 'n redelijk schepsel Gods, geschapen naar zijn beeld en
zijn gelijkenis, door Christus geadeld tot Erfgenaam des He
mels.
Waarheid droeve Waarheid En de werking om dezen hel-
schen toestand te verbeteren, zou door God gestraft worden met
den Oorlog
Hoe komt men toch aan zulke buitensporige slechte gedachten!
Hier een woord aan leBien Public. ('t Verv.)
Aalst, den 30 April 1916. j
Zeer Geachte Heer Burgemeester,
Een uwer Stadsgenooten heeft de eer U dit open schrijven te richten,
ten einde uwe goede tusschenkomst te vragen, in 't voordeel der Inwo
ners onzer Stad.
Gedurende den Oorlog hebben wij in onze Stad reeds zeer weinig
goed Brood geëeten, en de Aalstenaars moeten waarlijks jaloersch zijn
van al de andere steden en dorpen, die altijd eetbaar Brood hebben. Nu
dat de warme dagen aankomen, Heer Burgemeester, zal dit Brood rap i
bedorven zijn en zeer veel personen zullen daardoor ziek worden.
Maar hetgeen ik niet begrijpen kan, is, dat men alle dagen witte bloem
geeft in den Amerikaanschen Winkel. Daar het brood slecht is, zou het
zeer natuurlijk zijn, dat die Bloem bij het Meel gedaan wierd dan ten
minste zal het eetbaar zijn, en men zal de menschen niet verplichten, 1
zich van Brood te voorzien aan schrikkelijke prijzen. Het geld, bij onze j
Stadsgenoten, is reeds zeer kostelijk geworden, en het ware wenschelijk, i
dat men hun niet verplichte tot buitengewone uitgaven.
Aalst is de eenige Stad in het Land, waar de Bevolking gesplist is in
twee kategorieën de eenen goed, de anderen slecht. In de huisgezinnen
die slecht Brood moeten eten, is menig Vader of Zoon aan het front, en
ik denk dat die lieden ook recht hebben op goed Brood, zoowel als de
anderen.
Mag ik hopen, Heer Burgemeester, dat gij u met de zaak eens zult be-
z'gho iden Daar het de gezondheid aangaat der gansche Stad, en daar
bij een eerlijke maatregel is, hoop ik, dat gij weldra aan uwe Stadsge
noten goed eetbaar Brood zuit geven.
Aanvaard, Heer Burgemeester, met mijne vurigste bedankingen, de
verzekering mijner hoogachting. Een Stadsgenoot, Bakker.
as
-n s
0
nT n-
S O
o
o O
JQ
if
9
S. s
t OPGELET ISeiert 1 Mei is de dag èén uur
■'JgjJJJ" r vervroegd... Dijnsdag achternoen 4 ure is 3 ure.
Bliksem, donder en regen. Morgen moet ik oppas
sen, of de Tram al één uur partenzS is.
Godlof neen, Klara is gezond als altijd. Maar
k heb veel broeders en zusters die in nood ver-
keeren.
Broeders en zusters En 'k meende, dat ge slechts éen broeder
bezat.
Zijn wij niet allen kinderen van één Vader
Ah, bedoelt ge 't zoo
Ja vrouw Luyten, zoo bedoel ik het. Ge wilt zeggen, dat is praat
voor de kerk. Maar eens buiten Gods huis, denken we daar niet meer
aan. Zijt ge ook een van die lieden, welke 's Zondags, als de mis gedaan
is, zeggen Vaarwel Religie, tot den naasten Zondag Dan kom ik u
hier in de kerk weer terugvinden Of draagt ge uw geloof in uw harte
mee, overal waar ge gaat
De boerin keek onthutst den priester aan.
Alle menschen, vervolgde de laatste, zijn mijne broeders en zus
ters, en ik herhaal u, velen van hen verkeeren in nood. Daar voor u ligt
brood en hesp, en ik ken menschen, die eene droge, harde korste ver
slinden zouden.
Ba, mijnheer de pastoor, zoo erg zal 't nu wel niet gesteld zijn.
Het arme volk klaagt altijd steen en been, en bijzonderlijk tegen een
geestelijke, meende de boer.
Bijzonderlijk tegen een geestelijke herhaalde Heldewijs op lang-
zamen toon. Ge wilt eigentlijk zeggen, omdat een geestelijke de men
schen niet door en door kent en daarom alles zoo licht gelooft. Luyten,
mijne oogen en ooren zijn immer open en 'k geef ze goed den kost. En
ik zeg u, er is in menige hut hongersnood. Te Lapscheure krijschen kin-
derkensom eten En dat is wreed, dat zou niet mogen zijn, vooral niet
als ik in de hoeven brood en hesp, gansche reesems worsten, brokken
yleesch van tien pond, zie. Luyten, ik zeg u, dat Gods Engelen hun ge
laat bedekken uit schaamte, omdat de menschel kinderen elkander zoo
liefdeloos behandelen... Maar ja, ik kwam mijn ezel verkoopen. Hoeveel
is 't beeste waard
Och 't dier is oud.
Hoor eens, Luyten, 'k hoor niet gaarne kwaad spreken van mijn
vriend. Ik aanzie u als een eerlijk mensch. Begin dus niet met echte of
gewaande gebreken van mijn grauwtje op te noemen, doch bepaal in
eens den prijs, 'k Vertrouw, datgc zulks volgens recht en rede doen zult
Maar waarom wilt ge uw ezel....
Geen vragen, als't u belieftviel de priester haastig in. Mijne
rechterhand mag niet weten wat mijne linker uitsteekt.
De boer dacht eenige oogenblikken na.
Ja, mompelde hij, 't is een slechte
Ge weet, wat ik u zei, onderbrak weer de geestelijke, geen gezaag,
ik verzoek 't u dringend. Koopen of niet.
De landbouwer noemde eene som, Heldewijs aanvaardde 't voorstel
en weinigen tijd later verliet hij de hofstede, zonder ezel, maar met geld
op zak.
Dien dag werd in menige hut de droefheid in vreugde veranderd.
co o.
L O»
-4; 0
B.<
os
CTQ 5
ro CE
Q. o
P-
o>
O
O} «5
3 ÏS*
ra
C0§
O
PTD
ffi a
s
to
-«J-
90
O
S3:
3§
gf