DE SPOOK.CEL Een vliegtuig liet een bom op het dek van de «Carmencita» vallen Een weg van de Vereenigde Staten naar Alaska: 1900 kilometer! Een slang door een menschenbeet vergif tigd! De macht van het geld Oude kranten Brillen voor honden Een oud heertje raapte kalm de bom op zij bevatte zijn... scheermes en bretels, die hij vergeten had Toen het Portugeesche passagiersschip Carmencita dezer dagen uit New York de haven van Lissabon binnenvoer, hoorde men de vreemde geschiedenis van een «luchtaan val in volle zee, die onder de passagiers een vreeselijke paniek veroorzaakte, totdat bleek dat een scheermes en een paar bretels nog lang geen bommen zijn. De Amerikaansche kust was reeds gerui- men tijd uit het zicht der «Carmencita» toen aan den wolkenloozen horizon plotse ling een vliegtuig verscheen. De in het zon nelicht glensterende machine kwam steeds nader, en er bestond geen twijfel dat zij recht op de Carmencitaaan kwam. De passagiers, die het schouwspel van het dek af volgden, werden onrustig. Ten slotte was men tegenwoordig in oorlog, en dat het op de zeeën niet pluis was, kon men iederen dag in de kranten lezen. Men had er wel nog niets van vernomen, dat de bommenwerpers van de oorlogvoerende naties zoover in den Atlantischen Oceaan kwamen, maar men kon niet weten of dat niet veranderd was. Het vliegtuig, dat noch een herkennings- teeken had, noch een radiobootschap uit zond, begon de «Carmencita» op geringe hoogte te omcirkelen. Nu ontstond een vree selijke paniek aan boord. Ook de kapitein geloofde, dat het vliegtuig vijandelijke be doelingen had. Hij gaf daarom het bevel de booten gereed te maken en aan ed 300 pas sagiers de zwemvesten uit te deelen. Steeds weer cirkelde het merkwaardige vliegtuig om het schip, terwijl het meermalen een snelle duikvlucht maakte. Op hetzelfde oogenblik, dat de kapitein van de brug af in hevige op winding het bevel tot het uitzetten van de booten wilde geven, viel een donker voor werp uit het vliegtuig, dat bij zijne nieuwe duikvlucht bijna den schoorsteen van de «Carmencita» raakte, op het wandeldck. Een bom Ontzet wachtten de passagiers op de ontploffing, maar er gebeurde niets. Het vliegtuig verwijderde zich in de richting van de Amerikaansche kust. De bomlag rustig op het dek. Driehonderd passagiers durfden weer te ademen. De kapitein verliet de brug Intusschen had zich een oude heer naar het projectie] begeven, dat hij in alle kalmte in de hand nam. De bom was niets anders dan een pakket, dat vrij omvangrijk scheen, omdat men het met houtwol omwik keld had. De oude heer het was de mil- lionnair Gustav Austin, uit Chicago, pak te het pakket zonder veel omwegen uit, en wat kwam te voorschijn Een heel gewoon scheermes, en een paar bretels, Austin had kort voor de afvaart van het schip zijn se cretaris telefonisch meegedeeld, dat hij zijn scheermes met kwast en een paar bretels vrgeten had, en nu om nazending verzocht. De secretaris, die de luimen van zijn baas kende, bestelde, om de opdracht onmiddel lijk uit te voeren, een vliegtuig dat de Car mencita» in volle zee bereikte en het pak ket naar beneden wierp. Het is wel onnoodig te zeggen, dat de heer Austin zich gedurende de verdere reis nu juist niet bepaald in de bijzondere sympa thie van zijn medepassagiers mocht verheu gen. en dat de kapitein er van af zag af scheid van hem te nemen. Het aanleggen zal 14 millioen dollar kosten Een der gevolgen van de oorlogen in Eu ropa en in Azië zal het bespoedigen zijn van het ontwerp tot het aanleggen van een weg die de Vereenigde Staten met Alaska zal ver binden schrijft de correspondent van de New York Herald Tribune te Washing ton. Deze weg zou 14 millioen dollar kosten en een lengte hebben van omtrent 1900 km. Deze correspondent meent te weten dat in den loop van zijn jongste bezoek aan de Ver eenigde Staten, M. Mackenzie King, eerste- minister van Canada, dit ontwerp van weg zou besproken hebben met president Roose velt en dat een tweede onderhoud over dit zelfde onderwerp te Washington plaats had. Deze weg zou, in geval Japan of Rusland, Noord-Amerika aanvielen, van ongewoon be lang zijn de Vereenigde Staten zouden rechtstreeks troepen en materieel naar Alas ka kunnen vervoeren. Het blad haalt het verslag aan van de kommissie belast met de studie van den grooten internationalen weg en drukt op de voordee len van dergelijken verkeersweg in waarde brengen der rijkdommen van Alaska, van de Yukon en van Britsch Colombie. Het is waarschijnlijk weinig bekend dat oude kranten een belangrijk voorwerp van den wereldhandel vormen. China betrekt b.v. uit de V. S. per jaar voor ruim een millioen dollar aan oude kranten, waarvan één ton 16 dollar kost. In Hongkong maakt men van dit oude papier tropenhelmen en lampion nen, speelgoed en verpakkingsmateriaal. Vooral worden er vlaggetjes van gemaakt, waarvan men er in China geweldige hoeveel heden noodig heeft. Bij de geringste feeste lijke gelegenheid worden aldaar de straten en gebouwen met deze vlaggetjes versierd. Een merkwaardig voorval in Noord-Amerika Het is bekend dat het speeksel van bepaal de menschen, wanneer het in een wonde terecht komt, een vergiftigde en doodelijke uitwerking heeft. Tot nog toe verheelde men zich echter dat een menschenbeet eveneens doodelijk kon zijn voor een dier. Waarschijn lijk wel omdat nog nimmer menschen zich daaraan gewaagd hadden. Onlangs overkwam het echter een planter in de Noord-Amerikaansche Staat Colorado, die op jacht achter slangen was gegaan, dat hij door zoo'n dier werd bedreigd. De planter, T. M. Dowell, die in het ge vaarlijke beroep sterk bedreven was, slaagde er in de slang met een hand in het nekvel achter den kop te grijpen om den vergiftig den beet te ontgaan. In zijn andere hand had hij een instrument, dat hij niet wenschte los te laten. Twijfelend over de vraag hoe hij zich wel van de slang zou kunnen afmaken, besloot hij tenslotte het beest te bijten. Hij verzamelde al z'n moed, verwon huive rend zijn afkeer, en beet de slang in z'n nek. Het lag zeker niet in zijn voorstelling dat hij de slang had kunnen dooden en men kan zich dan ook zijn verbazing indenken toen hij de slang na enkele stuiptrekkingen zag sterven. Een menschenbeet bleek een doodelijk ver gift voor een slang geweest te zijn... Sommige honden hebben brillen noodig en Robert Muller, een Zwitsersch opticien, is de man, die ze maakt. De bril wordt bevestigd aan de halsband en op zijn plaats gehouden door een rub ber band, die onder de ka- door- loopt. Koe de van hond een worden keurd Men gebruikt hier toe een kluif. Eenige dagen mag de hond been schoon ken, daarna wordt het chemisch gereinigd, totdat er niets meer aan te ruiken valt. Dan wordt het opgehangen op een afstand van 4 1/2 m. van den hond. Als hij het ziet, gaat hij er op af, want in zijn brein wekt het been associaties op met smakelijk vleesch. Gaat hij er niet op af, dan weet men dat hij het niet ziet en men brengt het dichter bij, totdat men eindelijk weet hoever de hond kan kijken en dus weet welke brilglazen hij noodig heeft. HET ALGEMEEN NIEUWS WOENSDAG 29 MEI Geld brengt geen geluk, maar gemakkelijk is het wel en het voert dikwijls tot macht en aanzien. Zoo wordt door menigeen geoordeeld en zoo dacht men er ook vroeger over. In de 17de eeuw, toen vele dichters en nog meer rijmelaars hun pennevruchten in maat en rijm ten beste gaven, was het de Amster dammer Jan Zoet, die de macht van het geld bezongen heeft. In zijn Hedendaagsche Mantel-Eer, voorstellende de Groote Geld- sugt deeser beduiwen Eeuwe, met 150 nieuw© Kluchtighe ende bedenckelijke Segts-Woor- den geet hij een opsomming van wat er met geld zooal bereikt kan worden: Krachtig Geld, wie kan u prijzen, Og genoegzaam eer bewijzen, Wie u roemen naar waardij, Die daar maakt gevangenen vrij? 't Geld dat is een trouwe hoeder, 't Geld dat is een vaste broeder, 't Geld in nood steeds voor u spreekt, 't Geld de sloten openbreekt, 't Geld dat draagt zijn meesters lasten, 't Houdt er menig uit de basten, Nooit en hangt m' een rijken dief, 't Zijn al meest berooide vleugels, Die daar dansen in de beugels, Geld weegt steeds het zwaarst op aard, Om het Geld is 't dat men spaart, Om het geld en om de schijven, Gaan de advokaten kijven, Om het geld is 't dat men draagt, Om het geld is 't dat men graaft, Om het Geldje moet men neigen, Om het Geldje moet men zwijgen, Om het Geld is het dat men vecht, Om het geld dat men kromt en regt, Om het Geldje gaat men zeilen, Om het Geldje gaat men peilen, Om het Geld is 't dat men vischt, Om het Geld is 't dat men splitst, Om het Geldje gaat men zweeten, Om het Geldje gaat men meten, Om het Geld is 't dat men zaait, Om het Geld is 't dat men maait, Om het Geld is 't dat men zakt, Om het Geld is 't dat men pakt, Om het Geldje pacht de pachter, Om het Geldje wacht de wachter, Om het Geld is 't dat men brouwt, Om het Geld is 't dat men trouwt, Om het Geld is 't dat men zoetelt, Om het Geld men ieder troetelt, Om het Geld een ieder smeekt, Om het Geld men maakt en breekt, Om het Geldje zaagt de zager, Om het Geldje draagt de drager, Om het Geld de fluiter blaast, Om het Geld de trommel raast, Om het Geldje zingt de zinger, Om het Geldje springt de springer, Om het Geld de snijder last, Om het Geld de schoeister past, Om het Geldje drukt de drukker, Om het Geld plukt de plukker, Om het Geldje smeedt de smid, Om het Geld de spitter spit, Om het Geldje tapt de tapper, Om het Geld de schout steeds vangt, Om het Geld de beul steeds hangt, Om het Geldje koopt de kooper, Om het Geldje loopt de looper, Geld, dat aangename Geld, Is hier meester van het Veld, Want het lieve Geld dat stom is. Maakt zelfs regt wat hulploos krom is. «Een dief opsporen», zei de schrijver Jan- dera, is al zoo oud als de weg van Rome veel merkwaardiger is het, als de dief zelf wil opsporen, wien hij eigenlijk bestolen heeft. Ronduit gezegd dit is mij overkomen. Ik heb een verhaal geschreven en het la ten drukken, maar toen ik het in druk las, kreeg ik een onaangename gewaarwording. Kerel, zei ik tot mijzelf, iets dergelijks heb ik al vroeger onder de oogen gehad. Wat drommel nog toe, van wien zou ik het ge gapt hebben Drie dagen heb ik loopen ijsberen en ik kon er maar niet op komen, aan wien ik, euphemistisch uitgedrukt, de stof ontleend had. Ten slotte kwam ik een kameraad tegen en ik zei hem: «Vriend, ik geloof stellig dat ik mijn laatste verhaal van iemand gegapt heb. Dat heb ik al bij den eersten oogopslag gemerkt», zei mijn vriend, «je hebt het van Tsjechow gegapt». Toen was ik erg opge lucht. Dit is maar een kleinigheidzei mijn heer Bobek, een oude bajesklant, terwijl hij zijn keel schraapte. «Het doet mij denken aan het geval, dat ze den moordenaar beet hadden, maar zijn moord niet op het spoor konden komen. Maar nu moeten jullie niet denken, dat het mij overkomen is; ik heb alleen een half jaar in dezelfde gevangenis gewoond, waar te voren die moordenaar ge zeten had. «Het is gebeurd in Palermo», legde mijn heer Bobek uit. «Eens op een nacht zagen de dienders ze patrouilleeren in Italië al tijd met z'n tweeën de Via Butera, die naar de stinkenc' xeidt, iemand uit alle macht wegloopen. Ze hebben hem ge grepen, en proco dio, hij had een bloedigen dolk ln zijn hand. Natuurlijk hebben ze hem naar het bureau gebracht en gevraagd «Kerel, zeg op wie u gestoken hebt.» De Jongeman begon te grienen en zei Ik heb een mensch vermoord, maar meer zeg ik u niet; als ik meer zou zeggen zou ik nog an deren menschen ongelukkig maken.En ze konden ook niets meer uit hem krijgen. Het spreekt van zelf, dat ze meteen op zoek gingtn naar slachtoffers, maar er werd geen een gevonden. Toen hebben ze alle dier bare dooden onderzocht, die in dien tijd wa ren aangegeven; maar allen bleken in hun bed te zijn overleden aan malaria en wat dies meer zij. «Toen heeft men zich weer tot dien jon geman gev.er.d. Hij verklaarde, dat hij Marco Biagio heette irt Castrogiovanni en dat hij meubelmakersknecht was; verder, dat hij een christenmensch een twintigtal wonden had toegebracht met doodelijk gevolg; maar wien hij dit gedaan had, wilde hij niet zeg den, om niet andere menschen in het onge- luk te storten. En daarmee basta. Verder hoopte hij op de rechtvaardige straf des he mels en stiet zijn hoofd tegen den grond. Zoo'n berouw, zei de cipier, had hij nog nooit van zijn leven gezien. Ge weet, dat de politie geen mensch op zijn woord gelooft; ze zeiden, dat Marco geen moord begaan had en maar wat stond te liegen. Ze hebben toen den dolk naar de universiteit gezonden en daar vonden ze, dat het bloed op het lemmet van een mensch was en van een steek in het hart.» «Ik begrijp er niets van, hoe ze dat nog kunnen uitmaken. Welnu, maar wat moesten ze toen doen: den moordenaar hadden ze, maar de moord niet, en 't gaat niet, iemand te veroordeelen voor een onbekenden moord; er moet een corpus delicti zijn. Intusschen deed die Marco niets dan grienen en smee- ken, of ze hem wilden veroordeelen, dan kon hij boeten voor zijn doodzondeJou por- co», zeiden ze hem, «als ge wil, dat u naar de wet gevonnist wordt, moet ge bekennen, wien gij vermoord hebt; u ezel, noem ons dan althans een paar getuigen. Ik zelf ben getuigeschreeuwde Marco, en ik bezweer u, dat ik een mensch ver moord heb Daarbij bleef het. «De cipier vertelde mij, dat die Marco een fijn en braaf mensch was;; nog nooit hadden ze daar zoo'n braven moordenaar gehad. Lezen kon hij niet, maar den bijbel had hij aldoor in zijn handen, soms onder steboven, en hij stortte er tranen in. Toen hebben ze een goedhartigen pater gestuurd, om hem geestelijk te sterken en deze onder vroeg hem, wat er aan de hand was met dien moord. De pater ging met tranen in de oogen van Marco weg; hij zei, dat als Marco zoo bleef voortgaan, hij stellig op genade kon rekenen, want zijn ziel dorstte naar rechtvaardigheid. Maar behalve zelf verwijten en tranen kon ook de pater niets uit hem krijgen. Ik verdien den dood en anders niet», zei Marco, «opdat ik boete doe voor mijn zware zonde; rechtvaardig heid moet er wezen.» Dit duurde zoo een half jaar lang: Teen zei de commissaris van politie: Mordiano, als die Marco met alle geweld gefusilleerd wil, dan rekenen we hem den moord aan, die drie dagen na zijn aanhouding te Are- nella gebeurd is, waar we het lijk van een vrouw hebben gevonden; is het geen schan daal, hier hebben we een moordenaar zonder hebben we een onbetwistbaar geval van moord zonder dader! Laten we het eene bij het andere voegen. Ze sloegen dit Marco voor en beloofden hem, dat hij zoodoende in een minimum van tijd den verlangde kogel zou krijgen. Marco aarzelde een wijle en verklaarde toen: «Neen, ik heb mijn ziel al bezwaard met het misdrijf van moord, daarom wil ik niet nog meer doodzonden op haar laden als leu gen, bedrog en valsche getuigenis.Zoo'n rechtschapen mensch was hij. Deze vlieger ging dus niet op; daarom wilden ze dien vermaledijden Marco tot el- ken prijs uit de gevangenis kwijt raken. Weet u wat, zeiden ze tot den hoofdcipier, zie het zoo te plooien dat hij gelegenheid heeft te ontvluchten; voor het gerecht kunnen we hem niet brengen, dat zou maar blamage worden en hem in vrijheid stellen, als hij be kent een moord te hebben gedaan, gaat ook niet: stuur het er op aan, dat die dio cano ma- ledetto ongemerkt de plaat poetst.Van toen af hebben ze Marco zonder geleide allerlei bood schappen laten halen; zijn cel stond dag en nacht wagewijd open, Marco liep den heelen dag alle kerken en heiligen af, maar 's avonds kwam hij met zijn tong uit den mond aanhollen, om vóór acht uur binnen te zijn, anders ging de gevangenispoort voor zijn neus dicht. Eens hebben ze de poort expres vroeger gesloten; hij maakte toen zoo'n kabaal en bonsde zoo op de poort, dat ze hem open deden, om naar zijn cel te gaan. Op een goeden avond, zei de cipier tot Marco: Jou porca madonna, vannacht slaap ge hier voor het laatst; ais ge niet wilt be kennen wie ge vermoord hebt. dan gooien we u, leelijke banditto, buiten de deur: loop dan voor mijn paart naar den duivel, dan kan die u straffen.Dienzelfden nacht heeft Marco zich aan den vensterpost van zijn cel opgehangen. En nu kunt ge mij op mijn woord ge- looven, dat Marco in die cel spookte. Dat ging zoo: wanneer iemand in die cel wordt opgesloten, ontwaakte zijn geweten en be gon hij berouw te voelen voor zijn daden, hij deed boete en werd totaal bekeerd Natuurlijk duurde dit niet bij iedereen even lang: voor een overtreding was één nacht voldoende, voor een wanbedrijf twee of drie etmalen en voor een misdaad duurde het moord en zonder slachtoffer en daarginds wel drie weken, eer de zondaar bekeerd was. Het langzaamste ging het bij bankroovers, plegers van verduistering en allen die groote geldsommen achter over drukken; want ik zeg u, rijkdom verhardt of verstompt het geweten. Het beste werkte de cel op den jaardag van Marco's dood. Ze maakten in Palermo een soort reclasseer-inrichting van die cel, dat wil zeggen, ze sloten daar de gestraften op, om berouw voor hun daden in hen op te wekken en ze te bekeeren. U weet, sommige boeven hebben protectie bij de politie en anderen worden door de prinsemarij ge ëxploiteerd; daarom sloten ze niet elkeen er in op en lieten ze dezen en genen onbekeerd; ik vermoed zelfs, dat ze zich door de groote misdadigers lieten omkoopen. dat zij hen niet in die wonderdadige cel stopten. Zelfs met wonderen wordt nog geschacherd. De cipier te Palermo en collega's die daar woonden, hebben dit bijgewoond. Er was toen juist een Engelsche matroos opge sloten wegens baldadigheid en een vecht partij; deze is uit de cel regelrecht naar Formosa gegaan als zendeling. Het merk waardigste was, dat geen cipier een vinger wilde steken in de cel van Marco; zoo bang waren ze, dat de genade ook over hen zou komen en ze zich hun daden zouden be rouwen. Den hoofdcipier heb ik, zooals ik u reeds vertelde, allerlei kaartspelen geleerd. Hij kon niet tegen zijn verlies en toen hij eens heel slechte kaarten trok, werd hij woest en sloot mij op in de cel van Marco. Per bacco, schreeuwde hij, ik zal u leeren! Welnu ik ben naar bed gegaan en in slaap gevallen, 's Morgens riep de cipier mij wak ker en vroeg: Wel, zijt ge al bekeerd? Ik weet nergens van, signore comman dante zei ik hem, ik heb geslapen als een os. Dan rechtsomkeer marsch de cel weer in, bulderde hij mij toe. Om het kort te maken: drie weken heb ik in die cel gezeten zonder dat er iets ge beurde: er kwam heelemaal geen berouw over mij. Toen schudde de cipier zijn hoofd en zei: Gij Tsjechen moeten toch vreeselijke heidenen of ketters zijn, als dat heelemaal geen uitwerking op u heeft! Daarna heeft hij mij uitgeveterd. Maar sinds dien tijd heeft de cel van Marco opgehouden te werken: wie er ook in werd gestopt, hij bleef geheel en al onbe keerd, onverbeterd en zonder berouw, het wonder was uitgewerkt. Groote gunst, dat gaf een consternatie; ik moest bij de directie komen, omdat ik den boel bedorven had e ik weet niet wat nog meer. Ze hebben r drie dagen cachot gegeven, omdat ik vc r hen de cel verkankelemiend had.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Het Algemeen Nieuws | 1940 | | pagina 4