De Fosfoorzuurmesten Tist en Wannes Rem? Van de Velde Voordrachten Vergaderingen. schilders, beeldhouwers en bouwmeesters voedde, d e zijn roem onsterfelijk hebben gemaakt. Eens komt de dag van Vlaanderen.- grootheid terug Eens komtd e dag dat wij de jongeren zullen mogen wijzen naar een Rubbens, een Vandyck, een Memlinck en dat hunne tale, de tale van ons volk van onze boeren, klinkt en telt in de stoep van den nederigen werker tot in de paleizen onzer regeerders. $JVoor ons heeft de strijd eene dubbele waarde want in Vlaanderen wordt hij slechts tegenge werkt door verstokte aristokraten, dezelfde die ons boerenvolk willen onder den hiel houden. De zege van Vlaanderen is de zege van den landman, en de verplettering onzer verdrukkers. Mijnheer en Mevrouw Frans Van de Velde-Van den Bossche Mijnheer Emiel Van de Velde Mijnheer en Mevrouw Emeri De Smet-Van de Velde en hun kind Mariette Mejuffer Stephanie Van de Velde Mijnheer Jan Van de Velde Mijnheer en Mevrouw Jan Van de Velde-Ras- poet, kinderen en kleinkinderen Mevrouw W* Joseph Van den Steene-Van de Velde, kinderen en kleinkinderen Mevrouw W° Frans Cooman-Van de Velde, kin deren en kleinkinderen. Mevrouw We Frans Raspoet-Van de Velde, kinderen en kleinkinderen Mijnheer Petrus Van den Bossche-Van Pottel- berghe en kinderen Mijnheer en Mevrouw Felix Van den Bossche- Van Daelem De familiën Van de Velde, Van den Bossche, Dierickx en de Vriendt, melden Ued. met innige droefheid, maar met kristepe gelatenheid, het af- sterven van hunnen teergeliefden zoon, broeder, schoonbroeder, oom, neef en kozijn, MIJNHEER Lid van het Broederschap der H. Familie en de Muziekmaatschappij De Dendergalm geboren te Welle, den 1 Juli 1890, en godvruch tig overleden in het hospitaal Hotel Dieu te Amiens (Frankrijk) den 14 Januari 1915, ver sterkt door de HH. Sacramenten. De plechtige lijkdienst tot denwelken Ued. wordt uitgenoodigd, zal plaats hebben in de paro chiale kerk van Denderleeuw, op Dinsdag 3 Juni 1919. om 10 uren (Zomeruur). Wees zijne ziel indachtig in uwe gebeden Zondag 8 Juni, om 5 1/2 ure, bij M. Van den Berg, te Erembodegem-Tenbosch. veinsde voor zijne vrouw en kinderen eene stille wel gemoedheid. Op eenen namiddag evenwel kwam hij naar huis, liet zich zwak en ontzenuwd op eenen stoel vallen, en zeide, dat de koude koorts hem had bevangen. Hij was inderdaad zeer bleek, en van tijd tot tijd/"doorliep,eene zonderlinge siddering zijne leden. Eene uitdrukking van geheime verschriktheid, eene kwaadvoorspellende ontsteltenis zijns gelaats deden vrouw Damhout vree zen, dat haar man eene ernstige ziekte kon hebben be trapt. Zij bedwong hare tranen om hem niet te veront rusten, deed hem te bed gaan en kookte hem eenigen warmen drank, hem onderwijl troostende en hem de hoop op eene spoedige herstelling insprekende. Maar de toestand van Adriaan Damhout verergerde alle oogenblikken hij had groote pijn in het hoofd, hoestte met dor keelgeluiden klaagde over eene hevige steekte in de zijde. De bekommerde vrouw wist niet wat te doen zij dorst haren zieken man niet alleen laten, en evenwel moest er iemand in allerhaast naar den dokter loopen. In het over en weder gaan zeide zij in stilte aan haar kleinste meisje, dat zij bazin Wildenslag moest gaan verzoeken onmiddelijk te komen. Toen zij kort daarop de deur hoorde openen, daalde zij de trappen af, ver telde aan hare buurvrouw hoe Damhout met eene drei gende ziekte was naar huis gekomen, en verzocht haar bij zijn bed te waken, totdat zij den dokter zou hebben •kunnen gaan verwittigen. Bij geluk vond vrouw Damhout den dokter te huis Te CHERSCAMP voor de leden van den bond bij Jos. Kelemau, op Zondag i Juni, na de ves pers. Inschrijving van vetten voor 't loof. Aan vaarding van nieuwe leden. WELLE. Alle eerste Zondagen der maand, vergadering voor al de leden, mededeelingen en inschrijvingen bij Prosper Standaert. HERDERSEM. Vergadering alle tweede Zondagen van de maand, bij Emile Van Nuffel- De Witte. Opmaken van Reglement. Mededee lingen. Inschrijvingen. Tist Dag Wannes wie dat daar is, hoe gaat het met den man WanneS. Och, Tist jongen wat beter dan in den oorlog, nog altijd mager en gezond gelijk ge ziet. Tist. Hebt ge eene wandeling gedaan vriend. Wannes. Ja, Tist, ik heb met het schoon weder, eens het veld afgeweest om te zien hoe de vruchten staan Tist. En hoe vindt ge ze Wannes jongen Wannes. Ze staan allen malsch en gezond en groeien dat ge 't ziet, behalve eene partij rogge. Tist. Jongens toch, wat al goeds dat schoon weder doet. Wannes. Ja 't schoon weder doet veel goed, maar het en heeft alleen mijn vruchten op zoo'n korten tijd niet groot gemaakt. Tist. Neen, natuurlijk niet, uwe goede om ploeging bemesting met aal en mest, hebben er allen hun deel in. Wannes. Ja zeker, een groot deel, maar de amoniak en nitraat hebben er,het grootste deel in. Tist. Maar ge zegt allen zijn goed behalve eene partij hebt ge die dan niet met zorg be werkt, bemest en bestrooid Wannes. Maar ja, jongen, ik heb ze zooveel gegeven als het andere en doch wilt ze niet voor uit. Tist. Dat kan ik niet gelooven vriend, dat is niet waar. Wannes. Maar het doet jongen, maar de amoniak Tist. Hoe maar de amoniak, was hij dan niet goed dien wij in onzen bond hebben gekocht. Wannes. Ja, 't is daar juist dat het ligt, dien is zeer goed, maar mijn andere. Tist. Uw andere, hebt ge misschien weeral bij een prulleman geweest om U te laten foppen en gereed om uit te gaan. Hare gebeden waren er niet noodig om hem tot een spoeig bezoek aan te sporen. Uit hare verklaringen oordeelde hij, dat hij hier waar schijnlijk met eene geweldigde pleuris zou te doen heb ben, en zulke kwaal is dikwijls doodelijk, indien men ze niet onmiddelijk bestrijdt. Zijn voorgevoel was gegrond bij het bed van den zieke erkende hij eene borstvliesontsteking, en gevolg lijk was het eerste wat hij deed, den zieke de ader te openen en hem zoolang bloed af te trekken, tot dat hij in bezwijming viel. Bij het gezicht van het bloed haars echtgenoots kon vrouw Damhout hare smart niet meer bedwingen zij borst in eenen tranenvloed los en bleef met de handen voor de oogen weenen, terwijl bazin Wildenslag den dokter in zijn werk behulpzaam was. Toen de geneesheer bemerkte dat de zieke tot zich zeiven kwam, schreef hij een briefje voor een fleschje en zeide Men hale dit bij den apotheker, en geve er den lijder elk uur eenen koffielepel van. Gij moogt zoo niet wanhopen, vrouw de kwaal is wel erg, wanneer men er niets intijds bij is, maai gij hebt wel gedaan mij seffens te komen roepen. Nu ben ik schier zeker, dat ik uwen man geheel zal genezen maar het kan nog weken duren, vooraleer hij geheel hersteld zij. Hij zal nu waarschijnlijk lust hebben om te slapen; stoor hem niet en spreek hem niet aan hij heeft rust noodig. Gaat beiden beneden gij zult wel hooren wanneer hij iets verlangt- Bovenal, dat men hem geen het minste Wanfes. Och ja, ik was niet ingeschreven en moest eenige dagen Wachten, tot de naaste bestelling, en dat kon ik niet zoo heb ik mijn geld uit gegeven aan geklopt steengruis en bouw afval. Tist. Ja jongen, dat weze u eene les, lrat U in tijds inschrijven eenige dagen op voorhand en dan zult gij zulks niet tegenkomen. Wannes. Dat heb ik al voor mij genomen Tist, dan moesten wij ons niet vereenigen ook. Tist. Dat is gesproken Wannes, toekomen de jaar zal alles goed op zijn pooten staan, en dan zult gij bij die prullemans geen vuiligheid moeten halen, en dan nog duurder betalen dan onze goe de waren. Dag Wannes, dag Tist, tot later hé, (Vervolg en slot). Beenderzwart of beenderkool Beenderzwart wordt bekomen door de beende ren in lnchtdichte ketels te gloeien, dat gebruikt wordt in de suikerfabrieken en saikerraffineede- rijen tot het klaren van het suiker. Wanneer het beenderzwart tot dit doel ongeschikt geworden is, wordt het als meststof gebruikt. Beenderzwart der suikerfabrieken bevat 30 tot 340/o fosfoorzuur en een weinig stikstof, dit der rafineerderijen 25 tot 30% fosfoorzuur en 1,5 tot 2% stikstof. Wordt dit laatste in hoopjes gezet, het begint te gisten, zoodat de werking der vruchtbaarmakende bestanddeelen bespoedigd wordt, en eene grootere waarde herlangt dan met gegist beenderzwart. Het fosfoorzuur der meststoffen dat van been deren voortkomt is slechts oplosbaar in sterke zuren de stikstof is van organischen aard. Zij moeten langen tijd vóór de zaaiing of de planting aangewend worden, en worden dan met voordeel op den stalmest utigestrooid waardoor de oplos baarheid van het fosfoorzuur bespoedigd wordt en het stalmest eene meer geëvenredigde samen stelling herlangt. De beendermeststoffen, in gyoote hoeveelheid aangewend, bewijzen beduidende diensten in de bebouwing van nieuw ontgonnen gronden zij zijn op hunne plaats in zure gronden en op moe rassige weiden. De beendermesten worden voor de winterge wassen zoo vroeg mogelijk en voor de zomerge wassen ook vóór den winter aangewend. Zij worden goed ondergeploegd. voedsel geve of late nemen. Het zou hem doodelijk kunnen worden. En met de vrouwen beneden gekomen, zeide hij nog, terwijl hij het huis uitstapte Hebt goeden moed dezen avond zal ik wederkee- ren om te zien, hoe het met onzen ^ieke gaat. Bazin Damhout liet zich op eenen stoel vallen en be gon nog overvloediger te weenen. Uit hare verschrikte snikken kon men slechts nu en dan de woorden mijn ongelukkige man i mijne arme kinderen Verstaan Hare gebuurvrouw poogde haar te troosten en moed te geven Of zij daarin gelukte en of de bewustheid van haren plicht als echtgenoote en moeder de arme bazin Damhout eenige kracht terugschonk, althans de. tranen dezer laatste hielden op van vlieten. Ja, Lina, zeide zij, gij hebt gelijk ik moet het hoofd recht houden, alhoewel ik verga van droefheid en van angst. Ik ben alleen voor alles. Ach, mijn ar me Bavo hoe zal ik hem zeggen, dat men zijnen vader al zijn bloed heeft afgetapt Maar ik mag zoo niet spreKen. Ik zal pogen het hem te verbergen. Daar is het briefje, Lina ik kan mijnen zieken man niet verla ten. Zoudt gij de goedheid hebben, eens om het flesch je te gaan Welke vraag antwoordde vrouw Wildenslag. Zeker, men gromt en scheldt reeds ten mijnent, om dat ik weg ben maar om u dienst te bewijzen, zou ik al wel ergere diensten uitstaan.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1919 | | pagina 3