BAVO EN LIEVEKEN. P0KZ1EKTE Bij 2 de volgende opheldering Een jong, nog groeiend dier produceert vleesch, beenderen, somtijds vet, enz. een melkkoe produceert een kalf, (of) en melk een volwassen dier, dat ge mest wordt, stapelt op bepaalde plaatsen in zijn lichaam vet op een werkpaard en een trekos verrichten nuttigen arbeid, een schaap produ ceert wol, een kip en eene eend leveren eieren. Ontvangt een dier, dat niet werkt, zooveel voeder, dat 't op hetzelfde gewicht blijft, dan krijgt het, wat men noemt, onderhoudsvoerder. Dit is in de practijk uitzondering. Krijgt het meer voeder, zoodat het in gewicht toeneemt of melk, nuttigen arbeid, eieren, enz. voortbrengt, dan ontvangt het productievoeder. Nu versahilt. wel beschouwd, de voeding der plant is beginsel niet met die van het dier. Eén kenmerkend verschil is er tusschen de verwerking van het voedsel van beide. Het dier neemt ook veel op, dat niet lot de voeding kan bijdragen, omdat het niet verteerbaar is, niet verteerd of niet geresorbeerd wordt, dus niet in de vaten voor het voedingsvocht overgaat. Dit verlaat het lichaam in de vaste uitwerpselen. Dat deel van hetgeen in het lichaam ontleed, maar niet aangezet is, doch slechts warmte en arbeidsvermogen geleverd heeft, verlaat door de longen, door de afvoerkanalen der nieren en door de huid het lichaam. Maar dit is niet het geval met de plant. Van wat deze uit de lucht opneemt, verlaat slechts een deel in de gasvormigen toestand haar lichaam (hetzij dat het eerst een'bestanddeel van het plan- tenlichaam uitmaakte, hetzij dat dit niet het ge val geweest is), evenals het grootste deel van het uit den bodom opgenomen water. Evengoed als het dier, verricht de plant arbeid, hoe vreemd dit moge schijnen. Het opstijgen van vocht in de plant in een richting tegenovergesteld aan die der zwaartekracht, het openen en slui ten der bloemen, het samenvouwen of draaien der bladeren, hetwelk in bepaalde gevallen ge schiedt, het zoeken van ranken naar een steun, dat alles zijn arbeidsverrichtingen. Deze zijn niet mogelijk zonder verbranding, vandaar, dat ook in het plantenlichaam iets ontleed wordt. Ontleding en verbranding gaan gepaard. Zonder zuurstof is geen verbranding mogelijk, vandaar dat de plant, evenals het dier, zuurstof in- en koolzuur uitademt. Wat het dierlijk lichaam tengevolge van ver tering, ontleding en verbranding verlaat, noemt men uitscheidingsproducten. Welnu, de eenige uitscheidingsproducten der plant zijn koolzuur en water. Beide plant en dier moeten zich dus voeden om arbeid mogelijk"te maken.'Wat zij meer dan het daarvoor noodige opnemen kan voor de productie dienen. Wat deze pro?üctieT5ëtreftrbestaat er tusschen door. Hendrik CONSCIENCE. 13. Het eerste geld, dat ik met werken had gewonnen, zou mijnen vader de gezondheid helpen teruggeven I Ik bezweek schier van geluk bij die gedachtePrijs mij dus niet, moeder lief, ik ben genoeg beloond ge worden Met eenen gil van bewondering sprong de ontstelde vrouw recht en liep naar boven, zonder acht te geven op de smeeking van haren zoon, die de handen ophief om haar te wederhouden. Niet lang daarna klonk de stem van den zieken Damhout met groote kracht tot beneden de trap Bavo, Bavo 1 kreet hij. Kom, kom De jongen kon de roep zijns vaders niet weder- staan hij klom aarzelend naar boven, en dewijl hij daar twee bevende armen tot zich uitgestrekt zag, om helsde hij zijnen zieken vader met blijde uitstortingen des harten. Damhout dankte en loofde zijnen zoon voor zijne schoone en moedige daad uit zijne woorden bleek, dat zijne grootste vreugde daarin bestond, dat Bavo uit eigene beweging werkman was geworden. Hij drukte eindelijk toch eenig spijt uit, omdat zijn zoon op eene fabriek van bougies arbeidde hem scheen het, dat dit niet juist het beste vak was. de verschillende cultuurplanten minder onder scheid dan tusschen de verschillende dieren. Bij de éénjarige plant dient het /productieve deel van het voedsel uitsluitend tot vergrooting van het lichaam en tot het voortbrengen van za den, de deelen, waarin de nakomelingen sluime ren en die men 't best hij de eieren van vogels, kruipende dieren, visschen en insecten kan ver gelijken. In een ei bevindt zich naast de kiem van het jonge dier. datgene, waaruit de kiem zich ont wikkeld, totdat het hieruit ontstane jonge dier, al of nietjpnder de hoede der moeder, zelfstandig kan leven in een zaadje bevindt zich, behalve het jonge plantje, het voedsel voer dit laatste gedurende zijn prille jeugd. Het wil ons voorkomen, dat men juist denk beeld van plantenvoeding, dus ook niet van be mesting kan krijgen, als men niet een overzicht heeft van de ontwikkeling van een plantje vanaf het ontkiemen van het zaad. totdat het daarin sluimerende plantje weder zaad voortbrengt. Daarom het volgende Een plantenkind kan dadelijk na zijn geboorte evenmin voo^" zichzelf zorgen als zoo menig jong dier. Het kan niet direct, zooals de oudere plant, voedsel uit den dampkringen den bodem opnemen en dit te verwerken. Daarom moet het in den eersten tijd van zijn bestaan teren op hetgeen 't van zijn moeder medegekregen heeft. Het ongeboren plantekind heet kiem. Zoodra het zijn windselen verlaten heeft, heet het kiem- plantje Dikwijls is het zaadje of zijn de zaden bij het zaaien en het ontkiemen nog besloten in de vruchtwanden, zoodat men dan geen zaden, maar vruchten of vruchtkluwens zaaithet eer ste is o. a. het geval bij»de granen, het laatste bij mangelwortels, suikerbieten en kroten. Bij de granen is het onmogelijk de vrucht te scheiden in zaad en vruchtwanden. In ieder geval bestaat het zaadje uit de zaad huiden en de kiemDe eerste beschermen de laatste, zoolang het zaad droog bewaard wordt, tegen nadeelige uitwendige invloeden. Vandaar, dat de kiem het vermogen om zich tot een plantje te ontwikkelen, eenigen tijd (bij de eene planten soort langer dan bij de andere) behoudt. Bij de beschrijving van het kiemingsproces moet wel onderscheid gemaakt worden tusschen de eenzaadlobbige en de tweezaadlobbige playiten. Van de land- en tuinbouwgewassen be- hooren o. a. tot de eerste de granen, de grassen, de ui, de prei, de sjalot, het knoflook, de as perge, de ananas van de bloemen de leliën, de keizerskroon, de tulp, de hyacinth, het lelietje der dalen, het sneeuwklokje, de narcis, de aga ves, de crocus, de iris-soorten, de zwaardlelie de (gladiolus) en de palmen. ('t Vervolgt). Op deze bemerking antwoordde de jongen, dat hij door tusschenkomst van den hoofdonderwijzer werk had gekregen op de katoenspinnerij van M. Verbeeck. Hij zou daar gedurende eenigen tijd katoen uitpluizen en in soorten schikken, dan aan den eersten duivel staan, en zoo voorts in het vak zich oefenen en allengs vervorderen. De fabriek van M. Verbeeck ging binnen vijf dagen geopend worden. Dit vervulde vader Damhout met nieuwe en groote blijdschap want dit was inderdaad de baan, langs waar men met verstand en vlijt het verste op eene ka- toenfabriek kon geraken. Bavo zou eens meesterknecht worden, daaraan twijfelde de gelukkige vader niet meer. Toen men genoeg bedaard was geworden om over min ontroerende dingen te spreken, besliste men, dat van morgen af Godelieve terug naar haren winkel zou gaan. Inderdaad, Damhout behoefde geene onophou dende bewaking meer hij zou dien dag zeiven reeds gedurende eenigen tijd uit zijn bed komen. Met de vier of vijf franken per week, welke Bavo nu won, werd het mogelijk betere tijden af te wachten. In den namiddag, toen Bavo beneden bezig was met Lieveken in een boek iets te wijzen of te leeren ging, vrouw Damhout naar boven, en zettezich nevens het bed van haren man en vroeg hem op zegevierenden toon Welnu, Damhout, gelooft gij nog, dat het onder wijs een werkmanskind tot hoogmoed en luiaardij vér- leidt Welke kinderen, in geheel onze stege, zijn zoo beminnend, zoo verstandig en zoo deugdzaam als Ba- Beknopte inhoud eener Voordracht door Prof. Heymans, van Gent, gehouden voor de leden eener veeverzekering in 1911. Belang- der zaak. De pokziekte, ook wel tüberculose en knobbel ziekte geheeten, is eene der ergste kwalen welke het rundvee aantasten. Niet alleen wordt zij op het hoornvee bevonden ook op zwijnen, en in een andsren vorm, ook op menschen wordt zij aangetroffen. Zij leidt tot uittering, en do»t zich in verscheidene lichaamsdeelen voor zij verwekt er beenderziekten, vliesontstekingen, enz... In onze streek is het vee over 't algemeen van pokziekte zeer aangedaan minstens 20 ten hon derd der runddieren lijden er aan. Zoo men deze verhouding toepast op gansch den Belgischen veestapel, welke uit omtrent 2 millioen stuks vee bestaat, komt men tot de ongelooflijke hoeveel heid 400.000 runddieren lijden aan pokziekte Indien men hierbij rekening houdt van de min dere melkopbrengst, het grooter verbruik van voeder de mislukkingen bij 't voortkweeken, het moeilijk bevruchten en meer andere ongunstige gevolgen, alle aan deze besmettelijke kwaal toe geschreven, dan is men overtuigd van de groote schade welke zij aan den Landbouw veroorzaakt. Niet alleen in België is hare verwoesting groot; alle landen van Europa lijden er eveneens door. Aangenomen dat de verhouding pokzieke dieren in den vreemde niet hooger is dan bij ons mag men de schade welke zij teweeg brengt op mil- liarden berekenen. Wat nog meer onze aandacht op 't ga vaar der pokziekte trekt, is wel haar overgang op den mensch. Volgens de bewijzen door bevoegden aangehaald, maakt zij onder de kleine kinderen ook taltijke slachtoffers. Men schat dat in België jaarlijks 15 a 20,000 menschen aan pokziekta sterven 10 ten honderd hiervan zouden hunne kwaal van dat rundvee hebben opgedaan... Ontstaan der ziekte. Over een honderdtal jaren was de pokziekte in onze streken weiDig of niet gekend. Voorzeker moet hare snelle uitbreiding toegescheven wor den aan 't invoeren van dieren welke or door aangetast waren. Aangezien deze kwaal zoo ge makkelijk voortzet, is zij spoedig van 't een dier op t andere overgegaan en werd zij van den ee nen stal op den anderen gebracht, zoodat zij he- dendaags op 100,000 arven van ons land har© vernielingen uitvoert. In sommige streken van België is de ziekte zoo zeer uitgebreid, dat zij er zelfs 60 tot 80 ten honderd van d« koeien aange tast heeft. 6 vo en Lieveken. Het is alleenlijk, omdat zij geleerd zijn en weten wat goed en wat kwaad is. Onder den slag eenqr bijzondere ontroering bevoch tigden zich de oogen des werkmans hij greep de hand zijner vrouw en zeide Neen. neen, Christina, dit alleen is de oorzaak hunner schoone inborst niet. Het is uw hart. uw go«d en edel hart, dat klopt in hunnen boezem. Eene moe der als gij is de zegen Gods in een huishouden 1 VII Met het begin der volgende week werden er inder daad een zeker getal fabrieken geopend maar, in af wachting van stellige tijdingen aangaande den Euro- peeschen vrede, lieten zij slechts een beperkt getal werklieden toe. Bavo arbeidde op de spinnerij van M. Verbeeck Hij droeg nu zijne slechte kleederen, en, dewijl hij door den aard van zijn wetk altijd met vlokken katoen als met een spinneweb was overdekt, zag hij er op verre na zoo zindelijk niet meer uit als te voren. Dit gaf Godelieve, als zij des avonds van haren winkel kwam, dikwijls stof tot lachen, en zij noemde den jongen schertsend de katoenvozel maar hij, in stede van daarover spijtig te worden, was altijd ten uitterste blijmoedig en scheen trotsch door de overtuiging, dat hij nu tot iets nuttig geworden was en zijne ouders mocht behulpzaam zijn. Ondanks den nood en de trage herstelling van va- «o» Wij spreken uitsluitend orer openlijke bloeiende planten (phanerogamen). OVER

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1919 | | pagina 2