In sr om Ret Parlement
Beroepsonderwijs.
Bemesting en Meststoffen
LANDBOUWWEEKBLAD
Arbeid adelt
Zondag 21 Maart 1920.
Prijs 6 centiemen.
2e Jaargang No 65
Aankondigingen volgens akkoord
Abonnementsprijs
3,50 frank 's jaars.
Dezen die het Kamerverslag der
laatste dagen hebben gelezen, zullen
dadelijk bemerkt hebben wat omme
keer er plaats heeft gehad op gebied
van landbouw en landbouwers sedert
de eerste zittingen van het Parlement
na den wapenstilstand
In deze roemrijke vergaderingen
weerklonk heel deze zaal van een
enkele en eenparige lastertaal tegen
over de boeren. Het algemeen gevoe
len werd als eene evangelische leer
verspreid de boeren hebben goud
opgestapeld en hebben zich verrijkt,
terwijl zoovelen verarmd werden
door den oorlog. De landmen werd
vervloekt en bedreigd en men maakte
zich gereed om met eene heele bende
goedbetaalde staatsagenten hunne
goudstapels te veroveren. Hij, de
woekeraar, moest verplet worden,
verkrachtEen jaar verliep sedert
deze voor de landman zoo smaadvolle
dagen
Wat staat er noch recht van die
heirscharen die de boeren gingen ver
pletteren Waar is het goud dat men
tevergeefs in boerken's brandkoffer
zoekt, dat geld dat met bloed en
schande was bevlekt Helaas, na
maanden vindt men niets anders dan
misrekeningen na maanden moeten
alle rechtzinnige ambtenaren beken
nen, dat de meeste landbouwers maar
gedurende den oorlog hebben ge
wonnen datgene wat ze altijd, ook
vóór den oorlog, het recht hadden te
winnen het volle loon voor hun
zwoegen en werken. Hij die rekenen
kan en rekenen wil, zal weten dat
voor den oorlog elke landbouwer de
langste werkdagen maakte, het las
tigste werk deed en tegenover de
minste werkman een half loon ver
diende. Huishoudens met vier en
meer felle zonen en evenveel dochters
werkten van den morgend tot den
avond en waren na elk jaar werkens
niet veel rijker
Ik zeg het en het is eene waarheid
wat een tamelijk groote boer gemid
deld de vier oorlogsjaren won (geene
uitzonderingen nemend) die met eigen
volk en eigen kapitaal werkte, mag
hij gerust elk jaar van zijn leven ver
dienen. Dan kan hij, evenals een han
delaar of nijveraar, die met hetzelfde
kapitaal werkt, zijne kinderen laten
studeeren, of hen als landbouwers op
eene hoeve plaatsen, zoo ze trouwen
en willen boeren. Wanneer hij zoo
zijne kinderen eene broodwinning
heeft bezorgd en hij de zestig jaar
nabij kon>t, mag hij gerust met zijn
vrouwtje gaan rentenieren. En zoo hij
alzoo wil handelen, zal hij wellicht
zooveel of veel meer mogen verdienen
als hij binst de oorlog heeft gewon
nen
Ik zegde dat eene heel andere stem
ming in de Kamer heerscht. Het zou
wel schijnen dat ze beginnen te geloo-
ven, dat boeren ook menschen zijn en
dat zij, wil men ons landeken uit zijne
zedelijke en stoffelijke puinen herop
bouwen, zich zullen moeten bedienen
van de vaderlandsliefde, de arbeid en
de moed der landDouwers.
Toch hebben deze heeren reeds
twee jaren verloren en zijn bezig een
derde te verbrodden. Men wil inland-
sche tarwe hebben om de vreemde
niet te moeten inkoopen in zoo ruime
mate en zoo hooge prijzen. Men wil
aardappels, groenten en fruit voor de
volksvoeding, vlas voor de nijverheid.
Men wil dat onze grond veel voort
brengt om ons land niet langer te ver
armen door aankoop van vreemde
waren. Hewel heeren uit de Belgische
Kamer, gij hebt het reeds bijna twee
jaar vergeten, en met het derde zpl
uw pogen mislukken omdat gij de
middelen niet aanwendt die u deze
uitslagen kunnen geven.
Ik las vooreerst, dat eene commissie
ging samengesteld worden uit bedien
den en leden van het ministerie van
Landbouw en van Bevoorrading om
deze kwesties te studeeren. Al deze
heeren zullen de weg niet vinden zoo
ze niet samenwerken met de wil en de
wenschen der landbouwers. En de
wil en de wenschen der landbouwers
zullen ze niet kennen zoo ze geene
boeren in hun midden nemen. Dus is
het eene eerste noodzakelijkheid
landbouwers, boeren zeg ik, in deze
comissie
Wanneer daar zullen boeren zetelen
zullen deze heeren vernemen dat wij
als eerste puilt eischen voor het geven
van groote opbrengst aan het land
een redelijke prijs voor onze waren.
Brood voorafgeen 45 frank voor
graan en i5 voor aardappels een
prijs die aan de landman een redelijk
bestaan verzekert.
Dan zullen deze heeren weten dat
ze, zoo er uitvoervergunningen toege
staan worden, deze eerst aan de land
bouwersbonden dienen gegeven, in
plaats van aan millioenenlikkers. Dan
zullen ze weten hoe het mogelijk is
onze grond eene dubbele opbrengst te
doen geven, want nog zoovele punten
zijn te verhandelen om daartoe te
komen.
Wij willen echter niet van die onge
noemde comissie die verleden jaar
met minister Wauters over de prijs
der tarwe handelde en de belangen
van den landbouw over 't hoofd zag.
Wij zouden willen, en dit voor het heil
der natie, dat er door de boeren uit
elk arrondissement eenige mannen
werden gekozen om hunne belangen
bij genoemde ministeries en in ge
noemde comissiën te verdedigen De
wil van 't volk worde hier ten minste
eerbiedigt
Wij zouden willen, eveneens in
't belang der natie, dat welhaast het
algemeen landbouwersverb'ond van
heel België in voege kwam, die voor
ons land de heilzaamste vruchten zou
afwerpen.
Heeren uit het Parlement, wilt ge
dat de landman zijn krachtige steun
bijdrage tot herstel van ons vader
land, treedt nader tot hem en drukt
hem de hand. Brengt hem in uw mid
den en in uwe commissies, opdat gij
van hem leert, hoe hij opbouwen kan.
Gij kent enkel de theorie, hij kent de
praktijk O. Caudron.
Het is algemeen gekend dat de stel
selmatige opleiding tot het ambacht of
handwerk van de middeleeuwen dag-
teekent. Van af dien tijd tot 179b had
den onze bedrijfshoofden zich ver-
eenigd om de geheimen van het
ambacht aan hunne leerjongens te
onderwijzen. Laatstgenoemden moes
ten, aan het einde van hun leertijd,
een proefstuk maken om te bewijzen
drt zij als gezellen konden werken
daarna volgde de meesterproef.
Deze opleiding, die door de gilden en
ambachten verplichtend was gesteld
en gesteund werd, wierp heilzame
vruchten afde nagelaten kunstwer
ken onzor voorouders leveren daarvan
genoegzaam bewijs. Onder den in
vloed van de Fransche omwenteling
werden, overeenkomstig de ongeluks
wet van 2 Maart 1791, de gilden en
ambachten in naam der Vrijheid,
Gelijkheid en Broederlijkheid ont
bonden. De nieuwe wet werd toege
past niet alleen in Frankrijk, maar
ook in al de landen waarover de
nieuwe republiek heerschte en dus
ook in België. Alzoo kreeg het leer
lingwezen den genadeslag in bijna
gansch Europa.
In den blinden haat, dien zij opge
vat hadden tegen al wat tot het oud
regiem behoorde, zagen de hervor
mers van 1789 over het hoofd dat de
gilden en ambachten voor ontwikke
ling en verbeteringen vatbaar waren,
en bedachten zij niet dat hun onhan
dige maatregel zijn noodlottige gevol
gen langer dan een eeuw zou doen
gevoelen.
Indien het leerlingwezen in België
nog niet geheel en al. is uitgestorven,
zoo is het er op de meest ondoelma
tige wijze ingericht.
De belangen van de leerjongens
worden immers niet meer door de
bazen en hunne onderhoorigen behar
tigd. Dezen trekken integendeel onge
oorloofde voordeelen uit den arbeid
der jongeren allerlei werkzaamheden
worden hun opgelegd die met het
ambacht hoegenaamd niets te maken
hebben, men gelast ze met werk dat
hun geleidelijke opleiding en ontwik
keling benadeelt. Onder zedelijk op
zicht is het ook al met beter gesteld.
Sedert eenige jaren tracht het ambt
van ambachten en neeringen aan het
Ministerie van Nijverheid en Arbeid,
deze misbruiken uit te roeien, doch
tot heden is men er nogmetmgeslaagd
veel meesters voor een stelselmatige
opleiding der leerjongens warm te
maken.
Doch zelfs al werd de oproep der
regeering door al de meesters behar
tigd, dan nog zou het noodzakelijk
wezen, de practische vorming der
belanghebbenden aan te vullen met
theoretisch onderwijsDit wordt reeds
vereischt door de mdeeling van den
arbeid, door het machienwezen en
door de toepassing van de wetenschap
op de productie. Voorts maakt het
groot getal arbeiders in de groote be
drijfsinrichtingen het onmogelijk dat
het bedrijtshoofd aldaar de leermees
ter van al zijne leerlingen zij. Hoe
meer de bedrijven-zich uitbreiden hoe
moeilijker het wordt zfch geheel in het
vak te bekwamen.
Deze verschillende factoren hebben
een nieuwe opleiding in het leven ge
roepen. Overal heelt men begrepen
dat de arbeiders zich eiken vooruit
gang in den techniek en Chemie moe
ten ten nutte maken, en dat daarom
stelselmatige studie tot het ambacht
of handwerk door middel van vakon
derwijs onontbeerlijk is.
Men wil den jongen arbeider de
noodige theoretische kennis aanbren
gen, ten einde hun productievermogen
op te voeren, zoowel wat degelijkheid
als wat hoeveelheid van producten
betreft, en zoo doende tevens door
hoogerelooner hunne maatschappe
lijke positie te verbeteren.
Al is het vakonderwijs in België nog
niet door de wet geregeld, toch heeft
de regeering vroegtijdig voor de
levensbelangen van 't land gezorgd en
handel en nijverheid beschermd door
het technisch onderwijs te ondersteu
nen en uit te breiden. Te dien einde
moedig zij het particulier initiatiel
alsook dat van provincie en gemeente
aan, door het^verleenen van geldelij-
ken en Zedelijken steun bij het oprich
ten van inrichtingen waar jeudige
personen de noodige kennis voor het
oordeelkundig uitoefenen van hun vak
of beroep kunnen opdoen.
De belangstelling in eene betere
kennis voof de verschillende beroepen
en bedrijven, door de belanghebbende
zelf, is niet groot, en dit is jammer
want de bedrijven breiden zich van
dag tot dag uit, in werkplaats of
fabriek is elke gelegenheid tot bekwa
ming te loor gegaan, de arbeidssplit
sing neemt hoe langer hoe meer toe„
de steed - ingewikelder werktuigen en
do toepassingen der wetenschap op
de productie maken het vormen van
de noodige goede werkkrachten steeds
moeilijker.
De nijverheid en landbouw stelt aan
de arbeiders dus voortdurend zwaar
der eischen, en toch, aan goed gé-
schoolde werkkrachten ontbreekt het
in België, en vooral in Vlaanderen,
geheel en al. De statistieken opgesteld
door bevoegde beheeren. wijzen zulks
duidelijk uit.
Met het inzicht onze lezers dienstig
te zijn zullen wij in korte woorden
zien, hoe het vakonderwijs in vreemde
concureerende landen met belangstel
ling gevolgd wordt, welke vruchten
zij er van oogsten of verwachten. Dit
onderzoek zal onzen blik verruimen
en ons doen zien, dat wij de voetstap
pen onzer mededingers moeten vol
gen om het beoogde doel te bereiken,
't Vervolgt. F.
B. VAN DEN AKKER
30e (vervolg).
In chloorgehalte staat laatstgenoemd
mestzout nog boven kaïniet, waarmede
het tot de ruwe kalizouten behoort.
De chloorverbindingen der ruwe kali-
zouten zijn nadeelig voor vele cultuur
planten daarom moet hiermede steeds
in het najaar worden bemest, opdat die
schadelijke verbindigen kunnen wegzak
ken en wisselwerkingen met andere in
den grond aanwezige verbindingen kun
nen aangaan, waardoor zij buiten het
bereik der plantenwortels komen of in
onoplosbare verbindingen worden vast
gelegd.
Door velen wordt beweerd, dat kaïniet
met name ook voor suikerbieten en man-
gelwortels, met het oog op de daarin
aanwezige chloorverbindingen steeds
aan de voorvrucht en anders in het voor
afgaande najaar, nooit in het voorjaar
onmiddellijk vóór 't zaaien, gegeven
moet worden. Die chloorvrees is werke
lijk al te groot en dankt haar ontstaan
aan het feit, dat de chloorverbindingen
op den groei van aardappels nadeelig
werken. Prof. Adolf MAYERr heeft ge
zegd
Onder de suikerbieten zijn de fijnere
soorten met hoog suikergehalte, vermoe
delijk in verband met hun sterkere blad
ontwikkeling, waardoor de chloriden
worden afgeleid, minder gevoelig voor
chloorrijke zouten. Ook hebben deze
fijnere soorten meer voordeel van de in
de ruwe (kali)zouten aanwezige natrium-
verbindingen, die toch door de aardappe
len geheel versmaad worden. Dergelijke
verschillen zijn door de geheel nieuwe en
zeer uitgebreide onderzoekingen van
P. Wagner, ook bij gramineeën, aan
't licht gebracht. Gerst en haver verdra
gen veel chloornatrium, ja, hebben mis
schien een soort natronbehoefte, terwijl
rogge zich meer als de aardappel ge-
De
Koornbloem
Bureel en Redactie GROOTE MARKT, 8, AALST.
Verantwoordelijke Opsteller ORTAIRE CAUDRON
Burchtstraat, 3, AALST.
De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen
Ongeteekende stukken worden niet opgenomen.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven.
DOOR