Vlaamsehe Hoogesehool
DE SMOKKELAARS
VAN ST. MALO
Onze Hollandsehe Plant
aardappels "Roode Staf'
willen. Gij berekent misschien, generaal,
dat Frankrijk uitsterft en dat België,
Vlaanderen vooral, met zijn hoog ge
boortecijfer u wellicht nog eens redden
kan. Maar dit zeggen wij u wij willen
onze grenzen niet roekeloos weer open
zetten voor strijdlustige legers, onze
landouwen niet meer laten dienen tot
bloedvelden, niet meer nutteloos ons
krachtig bloed vergieten voor kibbelige
hanen en grijpvogels;'dat moet uit zijn!..
We willen ook voortaan eerst en
vooral denken aan ons eigen belang,
aan 't geluk van ons volk en ons land.
We willen en zullen eerst kalm-weg
overleggen wat ons te doen staat en dan
handelen. Daarom kan er nu geen spraak
zijn van een militair verbond met Frank
rijk alleen, Engeland moet er bij zijn.
Want zoo niet, als binnen vijftig jaar,
zooals gij het voorspelt, weer een oorlog
uitbreekt tusschen u en Duitschland, dan
wordt weer eens over ons lot beslist en
zoo we dan niet verbonden zijn met En
geland dat steeds eerst zijn belang
voorstaat kan het met ons voor goed
uit zijn
Een stevig verbond of geen verbond,
dat moet ons leus zijn. Na het incident
van Francfort, heeft Engeland eens op
de kneukelen getokt van ons Regeering
om haar overhaasting en de Belgische
regeering heeft beternis beloofd.
Laat ons hopen dat het waar zal zijn,
tot heil van ons land en vergeten wij niet
de bittere les van dezen laatsten oorlog,
die wij nog aan den lijve gevoelen.
DE
Och ja, de katholieken waren van
1834 af begonnen de aloude hooge
sehool van Leuven herin te richten. Zij
bekommerden zich niet met het staats
onderwijs, waarin zij een gevaar zagen
voor hunne katholieke grondbeginselen,
en ieverden des te meer voor hunne
eigen en vrije hoogesehool van Leuven.
Dat was hun recht en hun plicht.
Anderzijds schenen de niet-katholie-
ken al evenmin betrouwen te hebben in
het zoogenaamd onzijdig staatsonderwijs
want de groot-meester der vrijmetse
laars, de heer Verhaeghen, besteedde
zijne fortuin om te Brussel eene vrije
hoogesehool volgens zijne beginselen in
te richten.
Iedere der twee groote politieke par
tijen liet den Staat maar begaan eene
Vlaamsehe partij bestond er niet en
Rogier's misdaad bleef een voltrokken
feit. De Vlamingen kregen geen hooger
onderwijs in eigen taal de Gallische
haan kraaide victorie.
Toen de Vlamingen langzamerhand
de noodlottige gevolgen der omwente
ling gewaar werden en hunne oogen
zagen waar de Franschgezinde bestuur
ders heen wilden, ontwaakte stilaan het
Vlaamsch bewustzijn en ging er hier en
daar een stem op, om voor Vlaanderen
recht te vragen. Lang waren dit stem
men, klinkende in de woestijn doch de
kreet RECHT VOOR VLAANDE
REN werd herhaald, hij weerklonk in
de Statenkamers, daverde in volksver
gaderingen, werd versterkt door dag- en
weekbladen en tijdschriften, vond weer
klank bij het volk, dat met honderddui
zenden handteekens, zijn wensch naar
hooger onderwijs bekrachtigde, tot dat
eindelijk wetsvoorstellen werden neer
gelegd en de oplossing van het bran-
denge vraagstuk even sterk bekampt
als hardnekkig en geestdriftig verdedigd
onvermijdelijk scheen. Een konink
lijke mond erkende het recht der Vla
mingen op hooger onderwijs en drong
aan op eene spoedige oplossing.
Er moest voor de Vlamingen toch iets
gedaan worden dat werd bijn,a alge
meen herkend doch wat al voorstellen
kwamen voor den dag om de Vlamin
gen maar in schijn voldoening te
geven wat al dwaasheden werden er
niet uitgekraamd tegen het Vlaamsch
als taal tegen de Vlamingen, die met
hooger onderwijs te vragen in eigen
taal hunne eigene belangen niet begre
pen
Laat ons terloops eenige van die be
weringen onderzoeken
1° Het Vlaamsch is geene wetenschap
pelijke taal en 't niet mogelijk hooger
onderwijs in 't Vlaamsch te geven.
Kennen de heeren, die dat zeggen,
Vlaamsch Zijn het wetenschappelijke
mannen en hebben zij beproefd ons de
uitkomsten hunner geleerde studiën in
't Vlaamsch op te geven Verre van
daar, 't zijn mannen die noch wetenschap
noch taalkunde bezitten en dan komt het
er op eene domheid meer of minder niet
aan. Onze Jacob van Maerlant vond in
de XIIIe eeuw in onze taal woorden ge
noeg om al de wetenschap van zijn tijd in
't Vlaamsch weer te geven. Reeds in de
dertiende eeuw, kon de zalige Jan van
Ruusbroec, in een wonderbaar schoone
taal, al de innige verzuchtingen der my
stieke ziel en de hoogste beschouwingen
over het wezen der Godheid vertolken
Onze geleerde wiskundige, de Brugge
ling Simon Stevin, schreef zijne weten
schappelijke werken in 't Vlaamsch het
Kruidboek van Dodoens werd in
keurig Vlaamsch opgesteld; onze on
overtroffen Vondel beschikte over een
woordenschat, waarmede hij 't verhe-
venste wat de menschelijke geest kan
denken, het innigste wat 's menschen
hart kan voelen in ongeëvenaarde
schoonheid en duidelijkheid weergaf.
Welken verbazenden woordenrijkdom
bij Bilderdijk, bij onze huidige dichters
en schrijvers Een taal waarin De
Ziekte der Geleerden kon geschreven
worden moet toch zeker voor geene en
kele Europeesche taal onderdoen On
derwijzen de Nederlandsche hooglee
raren niet in de volkstaal Verwierven
zij geene wereldberoemdheid, hoewel zij
de vruchten hunner studiën in het Ne-
derlandsch op de markt brachten
Kon het Nederlandsche volk geen voor
den. En daarom heb ik tot uw huwelijk met hem
besloten.
Ja
deel trekken uit hunnen arbeid Wer
den hunne namen niet door heel de we
reld bekend en winnen zij geene Nobel
prijzen op wetenschappelijk gebied
Schreef onze Dr Bauwens (van Aalst)
geen geneeskundig woordenboek in 't
Vlaamsch, beter en vollediger dan er
een in Europa bestaat ('t Verv.)
Dit jaar was het vrij moeilijk orn
in Holland planters te krijgen van
de kleigronden. Enkel over eenige
weken stond het Hollandsch gou
vernement de uitvoer toe. Toen
zijn we onmiddellijk aan 't koo
pen gegaan, maar vonden niet ge
noeg Krugers en bij de Krugers
die we nog konden koopen waren
we verplicht eene groote hoeveel
heid Roode Star te nemen.
Dit was de oorzaak dat we Kru
gers te weinig en Roode Star te
veel hadden. Er is op den zolder
van ons magazijn nog ruim 3000
kilos allerschoonste Roode Star
plantgoed, dat open ligt, gereed
om uit te botten. Het ware eene
wraakroepende zonde moesten we
dit zoo veel aan opbrengst belo
vend plantgoed aan den koopman
voor eetwaar verkoopen.
Alle landbouwers moeten er een
deel van nemen om hunne op
brengst te vermeerderen in plaats
van nog van hunne oude planters
te zetten. Om dezelve aan te moe
digen, heeft het bestuur van den
Bond besloten de nog overblijven
de planters te verkoopen aan den
prijs van 40 frank de 100 kilos,
(zonder zakken).
Landbouwers, profiteert van de
gelegenheid om uw plantgoed te
vernieuwen en u eene dubbele op
brengst te verzekeren.
21, X -o-
Ik hoop toch niet dat ge het voornemen hebt,
den graaf het onze te verkoopen. lieve vader?
O neen, dat niet! Hij verlangt het niet te koo-
pen.
Dan begrijp ik er uit dat gij het zijne wilt
koopen.
Neen Isidora! ook dat niet!
Wat bedoelt ge dan? Ge zoudt toch niet een
soort van kompagnieschap willen aangaan de
beide landgoederen tot een gemeenschappelijke
bezitting maken.
Geenszins! Kunt ge u niet een andere manier
voorstellen, om de landgoederen te vereenigen?
Neen; anders ken ik geen;
Dan zal ik me duidelijker verklaren. Weet
dan dat Arnaudt de Montefere om uwe hand aan
zoek heeft gedaan.
Wat? Arnaud de Montefere? de graaf? vroeg
Isidora, van verbazing groote oogen openzettende.
Ja, ge begrijpt het nu?
Isidora lachte hartelijk om de bespottelijkheid
van hetgeen zij hoorde' De graaf is inderdaad
beschaamder dan ik dacht, zeide zij.
De markies was blijkbaar verrast door die ont
boezeming van Isidora maar hij had zich spoedig
hersteld en vervolgde:
Hij heeft mij aanzoek gedaan, en ik heb hem
gehoord.
Nu natuurlijk moest ge hem aanhooren
Juist! En ik heb hem niet alleen gehoord,
maar hem ook gezegd dat hij mocht hopen.
Mocht hopen herhaalde Isidora, die nu
begon te begrijpen dat de zaak ernstig gemeend
was. Hopen? Waarop zeidet gij dat hij hopen
mocht
Op uw hand
Ge moet niet zoo schertsen vader, vooral niet
met den graaf Montefere, want hij zou het ernstig
kunnen opvatten en aan uw woord willen houden.
Bij mijn zien, Isidora, gij schijnt de eenige die in
deze zaak tot schertsen schijnt geneigd te zijn. De
graaf sprak in vollen ernst, en ik meende het insge
lijks zoo. Ik hoop toch niet dat ge denken zult dat
gij altijd bij uw vader kunt blijven
Dat juist niet: ik hoop als dit door het lot
voor mij bestemd is, ook eens te huwen.
Goed gesproken, mijn kindEn nu heeft zich
eene partij en wel een voortreffelijke partij opge
daan.
Bedoeldt ge daarmede den graaf? Zoudt ge er
ooit in kunnen toestemmen dat uw kind met dien
man huwde?
Zeker zou ik dat; en om u daarvan te over
tuigen, behoef ik u slechts te zeggen, dat ik hem
beloofd heb dat ^jij zijne vrouw zult worden.
Isidora verbleekte, want zij begreep dat haar
vader ernstig meende wat hij zeide.Evenwel kon zij
nog niet gelooven dat de zaak tusschen hem en den
graaf reeds vast besloten was, dewijl het plan haar
al te dwaas en te bespottelijk voorkwam.
Ik versta wel wat ge zegt, antwoordde zij,
maar 't gaat boven mijn begrip uw bedoeling te
raden; ik kan toch niet denken dat ge de zaak
reeds als afgedaan zult beschouwen, zonder mij
er eerst over te spreken.
Ge dwaalt, mijn kind, zei de markies, ik heb
de zaak lang overwogen en eerst na rijp beraad
een besluit genomen. Het is aan geen twijfel onder
hevig, dat 't noodzakelijk is dat ge trouwt. De
hoofdvereischte daartoe is echter een man. Nu weet
ik onder al onze bekenden niemand die beter daar
voor beter in aanmerking kan komen dan de graaf.
Hij is in zijn beste jaren hij heeft verstand en
ondervinding hij is goed en vriendelijk en
bezit een der schoonste landgoederen in de provin
cie, ik mag wel zeggen het schoonste. Hij kan u
een eervolle plaats en een voornamen rang aanbie-
En geruimen tijd bleef Isidora zwijgen. Haar
gelaat werd beurtelings bleek en rood gekleurd,
maar eindelijk werd het door den gloed van veront
waardiging overtogen; haar kleine blanke handen
waren krampachtig gesloten, en met haar schoon
gevormd voetje stampte zij op den met tapijten
bedekten vloer.
Ik moet nu wel gelooven dat ge in ernst
spreekt, zeide zij eindelijk; maar naar ik hoop, zult
ge mij toch niet het recht betwisten, in deze zaak
ook een woordje mee te spreken.
Zeker wil ik aanhooren wat ge mij te zeggen
hebt, doch ge moet niet vergeten dat ik me door de
ondervinding laat leiden en door geen kinderlijke
veroordeelen van mijn plan zal laten afbreken.
Spreek zoo niet, vader, zei Isidora met
warmte. Ook aan het kind heeft God het instinct
tot zelf behoud gegeven, en in den boezem van zijn
jonge schepselen heeft Hij een bende schildwachten
geplaatst, die vlugger op hun post zijn dan het
koele oordeel van oude hoofden. Ik spreek slechts
over aangelegenheden van het hart. Mijn gevoel
doet mij met afschuw en walging terug deinzen
voor den graaf de Montefere; ik zou mij alle geluk
en vreugde moeten ontzeggen, indien ik zijne gade
werd, en liever dan daartoe te besluiten, zou ik wil
len sterven. O neen, neen, ik kan hem nimmer
huwen.
De markies was door die woorden geheel ont
stemd, zulk een verzet had hij niet verwacht, en
eenige oogenblikken was hij bij verlegenheid, vol
strekt niet wetende wat antwoorden. Tot nu
toe had hij in Isidora geen enkel karaktertrek opge
merkt, dien hij anders zou gewenscht hebben. Zij
was vriendelijk, liefderijk, deed nauwgezet haar
plicht en was steeds bedacht om hem genoegen te
doen en voor zijn gemak te zorgen. Als hij ziek
was verpleegde zij hem met den teedersten zorg, en
altijd was zij de vreugde van zijn huis. Maar thans
zag hij tot zijn verbazing, dat haar schroomvallig
heid plotseling gewekt was, nu het gold de dier
baarste rechten van het hart te verdedigen.
Doch hij had zijn woord gegeven en een besluit
genomen en was niet geneigd zijn woord te breken
en van zijn plan af te zien.
Ge zult wel spoedig tot ander gedachten
komen, mijn kind, nam hij eindelijk weer het
woord.
Nimmer, antwoordde Isidora haastig. Even
min als het vreesachtig kind den wolf zal lokken,
of het schuwe paard het hol van den leeuw zal
op zoeken, evenmin zal ik Arnaud de Montefere
huwen. Hij is oud genoeg, om mijn vader te kun
nen zijn, is ruw en heeft een boosaardigen blik.
Bovendien is hij een dronkaard, een woesteling en
een dom, hoogmoedig, slecht mensch.
Nu, nu, mijn kind,ge laat uwe tong al te veel
den vrijen teugel. De graaf drinkt tegenwoordig
slechts zeer weinig, en al 't geen ge verder in hem
meent te misprijzen, hebben berust op onbillijke
vooroordeelen. Ik wil er niet meer van hooren en
hoop dat ge mij niet zult noodzaken, mijn vader
lijk gezag te doen gelden, om u naar mijn wensch
te doen handelen.
Isidora verbleekte, want haar vader sprak deze
laatste woorden op een toon die omtrent de bedoe
ling geen twijfel overliet.
Nog één woord, sprak zij met samengevou
wen handen, zijt gij vast besloten dat ik den graaf
zal huwen!
Dan kan ik alleen zeggen dat ge een twistfak
kel geworpen hebt, die den vrede zal verstoren en
het huis in een puinhoop zal doen verkeeren;
't komt mij voor, dat ge mij zoudt willen dwingen
mij zelf'een dolk in 't hart te stooten.
Ik verzoek u dat ge den tijd neemt om er over
na te denken. Spreek nu geen woord meer en
wacht tot dat ge kalmer en bedaarder zijt geworden.
Ge hebt mij begrepen en weet wat ik verlang.
('t Vervolgt)