Arbeid adelt
De notelaar
Aan de Barricade.
Landbouwweekblad
De Landbouwkwestie
in Italië
Zondag 2 Mei 1920
ZONDAG 2 MEI 1920.
Prijs 6 centiemen.
2de JAARGANG. Nr71
Bureel en Redactie GROOTE MARKT, 8, AALST
Verantwoordelijke Opsteller ORTAIRE CAUDRON,
Burchtstraat, 3, Aalst.
Aankond;gingen volgens.akkoord.
Abonnementsprijs
3,50 frank 's jaars.
De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen
Ongeteekende stukken worden niet opgenomen.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven.
Een bericht in "De Standaard heeft
ons reeds ter keenis gebracht dat op het
jongste Congres der Italiaansche Chris
telijke Volkspartij de kwestie van de
verdeeling der groote grondeigendom
men ter sprake gekomen is.
De nadeelen van het al te uitgebreid
grondgebied op sociaal als op econo
misch gebied doen zich in Zuid-Italië en
vooral in Sicilië gevoelen. De Agrari
sche kwestie is in Italië een aanleiding
geweest tot grove troebelen en wanor
delijkheden. Aldus lazen we onlangs dat
de erfgenamen van den admiraal Nel
son en de Spaansche hertog van Bivona
op hun landgoed door de huurders wer
den lastig gevallen en deerlijk werden
toegetakkeld, en dat 10000 landbouwers
te Bari met geweld de grondeigendom
men wilden bemeesteren.
De grond van het heele eiland Sicilië
is in het bezit van ten hoogste een dui
zendtal families, waarvan de meesten
niet op het eiland zelf wonen en sommi
gen zelfs niet eens Italianen zijn.
Die uitgebreide landerijen worden
meestal slechts zeer weinig intensief uit
gebaat op het heele gebied vindt men
slechts één gebouwencomplex, waar de
intendant met al zijn landbouwers samen
wonen en huis met stallingen en schuren
door een muur omringd zijn 's avonds
sluit men de poorten als van een mid-
deleeuwsche stad.
Het grootste gedeelte van die gron-
pen, latifundia geheeten, is nog grasland;
's zomers drijft men de kudden naar de
bergen 's winters komen zij terug naar
beneden alleen in de onmiddellijke na
bijheid van de hoeve wordt er bouwland
gevonden.
Het te kort aan graan, de algemeene
wereldvoedselpositie, de economische
crisis, welke eveneens een wereldver
schijnsel is, hebben de kwectie van de
verdeeling dier latifundia op den voor
grond gedreven. Herhaaldelijk zijn reeds
voorstellen in de Italiaansche Kamer in
gediend.
De socialisten eischen de onteigening
en de verdeeling van alle groot grond
bezit. Tegen de socialistische theorie
wordt echter aangevoerd, dat de lati
fundia zooals zij nu zijn, eigenlijk toch
nog een economische eenheid vormen,
welke zich, wel is waar langzaam, van
uit een enkel centrum ontwikkelt. Wil
men nu echter die eenheid verbreken,
dan zal het in de gegeven omstandighe
den zeer moeilijk zijn om de onteigende
gronden voor den terugkeer tot een
toestand van volkomen wild land te be
hoeden.
De Christene Volkspartij heeft dan
ook een gematigder voorstel ingediend
alleen gronden, welke zich binnen een
kring van 5 kilometer rond een bebouwd
midden of van 3 kilometer rond een
spoorwegstation bevinden, zullen voor
onteigening in aanmerking komen. De
uitbating ervan zal toevertrouwd wor
den aan reeds bestaande coöperatieve
vereenigingen van landbouwers. De
minimum groote van de eigendommen
worden op 200 hectaren vastgesteld.
Een radicaal socialist stelde die mini
mum-grootte op 200 hectaren vast, En
de extremisten onder de leden van de
christene volkspartij wilden de mini-
mum-grootte op 25 hectaren terugbren
gen.
Het gematigd voorstel werd aangeno
men met 106.000 stemmen tegen 27.000.
Het is waarschijnlijk dat de Regeering
zich met dit voorstel der Katholieke
Kamerleden zal vereenigen en dat het
wet zal worden.
Buitengewone
A Igemeene f ergadering
voor de Aandeelhouders der Sam.
Maatsch. Redt U Zei ven in het
lokaal te Aalst, Groote Markt, op
om 3 ure (Zomeruur).
DAGORDE
1. Verslag over de drukkerij
De Koornbloem
2. Vergrooting van het Maat
schappelijk Kapitaal.
3. Bijzondere besprekingen.
De Bestuurder, De Voorzitter,
Q. CAUDRON. B. SCHOCKAERT.
Sedert verscheidene jaren heeft het
fruitkweeken in ons land een groote uit
breiding genomen. Zoo zien we in 't
Limburgsche uitgestrekte gronden bezet
met appelaars in Brabant worden op
groote schaal de perelaars geplant, Dob-
bele Philippe en Beurré Hardy te
Hoeylaert, in Brabant, zijn het perziken,
opgejaagde aardbeziën en zelfs druiven
te Groot-Bijgaarden, Wemmei, Neder-
Overheembeek, Vlesembeek, Konings-
loo-Vilvoorden, allen rond Brussel is
het vooral aardbeziën en stekelbeziën
voor konfijt. En die uitbatingen zijn een
bron van rijke inkomsten voor die ge
meenten. Een enkele fruitboom geniet
nog steeds niet van die goede faam, na
melijk de notelaar. Hij is nog altijd
en ten onrechte de verstooteling, ver
drongen als hij wordt in een hoekje van
den boomgaard, op den hof van de boer
derij en in onze tuinen. Ik zeg ten on
rechte, want de notelaar geeft een dub
bele opbrengstzijn fruit en zijn hout.
Laat ons op groote schaal notelaars
planten, het meubelhout kost stukken
van menschen en de noten worden fel
gevraagd door het buitenland.
't Jaar veertien bloedig jaar De kleine Belgen streden
Met taaien moed, gelijk hun Vaderen in 't verleden,
Ginder aan de Oostergrens wanhopig dag en nacht
Doch moesten wijken voet na voet voor de overmacht.
Op een verdelgde schans te midden van de straten
De strijd scheen uitgewoed en 't dorpje scheen verlaten
Een knaap van dertien jaar ontmoet een Duische bent
Men snauwt hem toe Ook Belg De kleine zei Ik ben 't.
Daar stonden dood van angst, soldaten, mannen, vrouwen
En kinderen, o wee te schriklik om aanschouwen,
Als offer voor 't verweer dat 't Belgisch leger bood
Te wachten aan den muur op een gewissen dood.
't Is wel, zei de officier, we zullen ze gaan leeren
Soldaten op uw post en schoudert uw geweren
Bevel, geschreeuw, geknal, de bliksems van het vuur
En 't knaapje zag verschrikt voor zich tegen den muur
Twaalf Belgen onder 't schroot van tweemaal twintig ballen.
Omdat ze Belgen zijn, als martelaren vallen,
En gij, verdomde snaak, vooruit nu, 't is uw beurt.
En met een woeste greep wordt 't kind ter muur gesleurd.
Mijnheer, zoo sprak de knaap, mijnheer, wacht nog eens even,
Ik moet toch eerst naar huis mama een kruisje geven
Ha, ha gij slimme guit, zoo, zoo gij wilt naar huis
Bij Luther, dat 's niet slecht, grinnikt de wreede Pruis.
Hoe durft ge 't aan, gij jong, een ouden vos bedriegen
Mijnheer, ik heb geleerd, dat 'k nooit of nooit mocht liegen.
En woont ge ver van hier Op 't hoekje van de straat,
Ge ziet, Mijnheer, daarginds waar die lantaarne staat
Mijnheer de kapitein, een stond en ik ben weder.
Zoo zeker klonk zijn stem, zoo smeekend en zoo teeder.
Vooruit dan en maak spoed
Hij liep zoo snel hij kon,
En spottend klonk de lach van 't bloedig peloton
Want geen die twijfelde of het knaapje was gevloden.
En in hun lach verstierf de reutel van de dooden
Plots hield het lachen op daar stond het kind voorwaar
Met bleeke wang, doch fier o jonge martelaar
Hij stapte naar den muur en naar de Warme lijken,
Hier ben ik zegde hij... Zij stonden stom te kijken,
Verbaasd voor zooveel moed in zijnen eenvoud groot
En voor dat bleeke kind van schaamte week de dood.
Zeg, weet ge eenvoud'ge knaap, o held van dertien jaren,
In dezen tijd van storm en dreigende gevaren.
Waaraan uw fier gelaat en uwe jonge moed
In 't aanschijn van den dood ons heden denken doet
Jong Vlaandren ook staat bleek aan huidge barricaden,
Doch onverschrokken fier, bewust van stoute daden
En dronken in het licht van 't glanzend ideaal
En weet het is de tijd voor dood of zegepraal.
Ook Vlaanderen wordt gesleurd en naar den muur gewezen,
Zijn lijden is hen lief, ze spuwen in zijn wezen,
Ze tergen zijn geduld, ze zijn zoo laag en laf
Ze hoonen zelfs zijn bloed dat 't zoo vrijmoedig gaf.
Ze smaden zijn gebed, ze spotten met zijn klachten
En zoeken in 't geniep zijn schoonheid te verkrachten,
Het onrecht viert nu feest een bende franskiljons
Vergeten zij toch niet, eens komt de beurt aan ons
En komt de beurt aan ons om 't vrije feest te vieren,
Gedenkt, tyrannen, gij, die ons bedjakt als dieren
En liever voor uw hond dan ons uw kruimels spaart
Die geen genade schonk is geen genade waard.
December 1919.
Helen Praet.
De
V
oorn
oem
■V£^C|CiT'T"