JJietittie Haishaormet Beroepsonderwijs DE SMOKKELAARS VAN ST. MALO We geven hier de bijzonderste bepa lingen van de die door den Minister van Rechtswe zen ingediend werd. 1. Huurverlenging. Van het oogenblik af, waarop de huur eindigt, tot op het overeenstemmend tijdstip van 1923, heeft elke huurder of vroegere huurder, het recht het door hem bewoonde perceel verder in ge bruik te houden Op de voorwaarden zijner schriftelijke of mondelinge huur en overeenkomstig de navolgende bepa lingen. De verhuurder, eigenaar of vruchtge bruiker heeft nochtans het-recht de huur verlenging niet toe te staan om gewich tige redenen, waarover de rechter zal oordeelen. In dit geval, moet de verhuurder bin nen den tijd van ten hoogste drie maand, te rekenen van hef inwerking treden de zer wet, den huurder bij aangeteekenden brief de redenen te doen kennen waarom hij de verlenging niet toestaat. Na dien termijn }tan de verhuurder zich niet meer tegen de verlenging ver zetten, behalve het bepaalpe art, 7 der wet van 30 April 1919. Het voordeel der verlenging hangt af: 1. Van de geregelde betaling van den huurprijs met inbegrip van de ver hooging. 2. Van de uitvoering der ge troffen beslissingen betrekkelijk de ach terstallen. Zoo niet, heeft de verhuur der het recht, de huur af te breken vijf tien dagen na een nuttelooze in mora stelling (d. w. z. rechterlijke verwittiging) bij aangeteekenden brief. Eigendoms overdracht ontneemt aan den bewoner het voordeel der huurverlenging niet. 2. Beperking der huurprijzen. Be halve wat betreft de uitsluitend voor handel en nijverheid gebruikte perceelen, is het den verhuurder verboden den op 1 Augustus vastgestelden huurprijs met meer dan 30 p. h. te verhoogen en die verhooging onrechtstreeks te overschrij den door een vermeerderen der op den huurder rustende lasten, van welken aard zij ook wezen. De verhuurder kan nochtans eene grootere, door den rechter te bepalen verhooging eischen, indien deze verhoo ging wordt gebillijkt door eene toene ming van de lasten en uitgaven welke hij, ter zake van het verhuurd perceel, zal hebben te bestrijden. De voor het in werking treden dezer wet, doch na 1 Augustus 1914 gesloten huurovereenkomsten worden, op ver zoek van één dér belanghebbenden, voor de toekomst overeenkomstig vorige bepalingen herzien. De verhuurder kan desvoorkomend vragen om het Voordeel te genieten van de voorziene verhooging. De krachtens voorgaande bepalingen verminderde huurprijzen gelden tot wan neer aan de huurovereenkomst om wel ke reden ook een einde wordt gesteld, zelfs indien de huurovereenkomt eerst na het jaar 1923 een einde neemt. In de gemeenten met meer dan 5.000 inwoners, moeten de eigenaren van vaste goederen en al degenen die woon- gelegenheden verhuren, of het geheele woningen,'appartementen of gemeubi leerde dan we! ongemeubileerde kamers geldt binnen vijftien dagen te rekenen van de huuropzegging of vtfci den dag waarop de verhuurder kennis» krijgt van het tijdstip waarop het perceei beschik baar is, de in hunne vaste goederen leegstaande woongelegenheden laten aanplakken. De plakbrief, die den datum, waarop de te verhuren woongelegenheid beschik baar is, en den huurprijs moet vermelden dient goed zichtbaar te zijn. 3. Recht tot opvordering - In elke gemeente heeft het college van burge meester en schepenen het recht de leeg staande vaste goederen of gedeelten van vaste goederen, die bestemd zijn om tot woongelegenheid te dienen of gewoon lijk worden verhuurd, op te vorderen tot 1 Januari 1923. De gemeenten zijn tegenover de eige naren, wier eigendommen zijn opgevor derd, of hunne rechtverkrijgenden als borg, aansprakelijk voor de betaling der huurprijzen, waarvan het bedrag door het opvorderingsbesluit wordt bepaald, en voor de vergoeding der beschadingen welke de huurder, die het opgevorderde vaste goed in gebruik heeft zou schuldig blijven. 4. Algemeene bepalingen Tot voor deel dezer wet worden alleen toegelaten: 1. De Belgen: 2. De burgers der landen die. in - den oorlog bij belgië aangesloten waren; 2. De burgers der vreemde landen die, onder den oorlog, gediend hebben' bij het Belgisch leger of bij dat van een dei- landen welke in den oorlog aan de zijde van Belgie streden, alsmede de voor- ên nazaten in rechtstreeksche linie, broe ders en zusters dier vreemdelingen, indien deze hun kostwinners waren en bij hen inwoonden. Worden buiten het voordeel dezer wet gesloten 1Zij die veroordeeld werden ter zake van misdaad of wanbedrijf tegen de vei ligheid van den Staat of ter zake van overtreding van de besluit-wet van 10 December 1916; 2. Zij die oorlogswinsten hebben ge maakt in de voorwaarden voorzien bij de wet van 3 Meert 1919. (Slot) Het landbouwonderwijs dient zich natuurlijk aan te passen bij de verschil lende eischen van elke streek en moet voorts alles behelzen wat betrekking heeft op een verhooging van produktie, natuurkunde, plantenkunde, dierenle- vensleer, Iandhuiskunde, enz. De leeraars moeten ook beschikken voor aanschou welijk onderwijs over landbouwwerk tuigen, proefvelden, enz. Zoo zal men een aantal landbouwkundigen kweeken, die hun bedrijf tot hooge ontwikkeling kunnen brengen. Ook de opvoeding der aanstaande boerinnen mag niet uit het oog verloren worden. De boerin moet eerst en vooral eene degelijke huisvrouw, een voorbeel dige moeder zijn. Doch zij moet ook de boerderij helpen besturen de tuin, de melkerij, het hoenderhof dienen haar toevertrouwd. Zij moet den boer dus bij staan in het tot bloei brengen van de boerderij. De boerin, zegt een spreek woord, kan in haar voorschoot meer uit de hoeve dragen, dan de boer er met vier paarden inbrengen kan. Verplichtend landbouwonderwijs zou dus ook voor onze boerendochters geen overbodige weelde zijn. Soms beweert men dat noch het onderwijs, noch de tusschenkomst der openbare machten, noch den goeden wieder belanghebben den het lot der landbouwers zal kunnen verbeteren, omdat alleen de eigenaars en niet de pachters van den grond voor deel zullen kunnen trekken uit de ver meerderde opbrengst en de hooge. e winsten. In sommige gevallen is dat waar. Want wanneer de bloei van een land bouwstreek toeneemt, stroomen de m<£ dedingers van alle kanten toe, en daar ook de pachtprijs door de wet van vraag en opbod wordt beheerscht, moeten de pachters er zeer hooge pachtsommen be talen. Op het tiende internationaal land- bouwcongres werd aangetoond, dat de rente van den grond ten minste het derde van de waarde der producten be draagt. "Deze bewering gaat echter niet op wanneer de boer zijn eigen grond bebouwt zou men hiertegen kunnen inbrengen. En dit is inderdaad zoo.Doch dit geval doet zich niet dikwijls voor, aangezien volgens statistieken de 2/3 van den bebouwden grond van België huurgrond is en 3/4 der kleine landbou wers pachters zijn. Om paal en perk te stellen aan de groote mededinging, die het betalen van de overdreven pachtsommen ten gevol ge heeft, zouden de belanghebbenden zich met elkander moeten verstaan, en zou de.staat zijnerzijds de onbebouwde landerijen van onze Kempen moeten ont- ginnen. Volgens de landbouwopstelling van 1895 beslaan de bosschen, de onbe bouwde landerijen, en het braakland te. zamen eene uitgestrektheid van 721.939 hectaren. De landbouwkudigen schatten dat 100.000 hectaren daarvan in wei- en bouwgrond kunnen herschapen worden. Daardoor zou de mededinging onder de de pachters afnemen, de rentestandaard van den grond zou verminderen en de welstand onzer boeren bevolking toe nemen. De economische opbloei van het Vlaamsche volk, zou van zijn ambachts lieden en handwerkers als van zijne boe ren, moet dus in het Kempenland wor- «^ma—w—McgaataagBPBMmMBaBBCBaM 22. -o- 't Is beter dat gij u vooroordeelen overwint dan dat ge mij-zoudt noodzaken tot iets dat mij tegen de borst zou stuiten, doch waartoe ik niettemin zou overgaan, liever dan te dulden dat geuit dwaze onbezonnenheid u tegen mijn vaderlijk gezag zoudt verzetten. Wat kon het arm meisje nu nog zeggen? Zij dacht aan Henry Fretart en vergeleek hem met den graaf, en zij werd diep bedroefd met die ver gelijking. Zij nam het vaste besluit, den laatsten niet te hu wen: haar gansche ziel kwam in opstand tegen dien eisch: liever zou zij zich het leven benemen. En toch deed het haar leed, haar vader te moeten bedroeven. Welk een donkere wolk kwam drei gend over den jeudigen bloezem der liefde, die pas in haar hart was ontloken! Hoe kon zij nu nog hoop voeden.dat haar vader ooit jegens den armen, nederigen en in zijn oog ontbeduidenden leermee ster gunstig zou gestemd worden Even gaf Isidora zich niet aan vertwijfeling over. De gedachte, als bruid met den graaf naar het altaar te gaan, kwam haar al te dwaas voor om haar voortdurend te kunnen behangstigen. 't Was alsof een geheimzinnige stem haar toeflui sterde dat er wel iets zou gebeuren, waardoor het onzinnige huwelijksplan van haar vader zou ver ijdeld worden. Ik vertrouw dat ge ernstig over mijn voor stel zult nadenken en u herinneren wat ik u het laatst zeide, sprak de markies opstaande. En, mijn vader, antwoordde Isidora met een kalmte waarover zij zelve verbaasd was, zult gij dan ook nadenken over het geen ik gezegd heb? Ach, mijn kind, ik zal zeker niet de taal ver- geten, die ge tegen mij hebt gevoerd. Vader, riep Isodora, naar hem toe ijlende, ge doet mij onrecht door zulke woorden. Bedenk hoe innig ik u altijd bemind heb, hoe trouw ik u ter zijde stond sinds mijne goede moeder ons van t harte werd gerukt, en met hoeveel toewijding uw kind zeide, toen ge haar een voorstel deedt dat haar ziel met afschuw vervult en haar hart als een dolksteek wondde. O, wees liefderijk en oprecht, en gij zult in uw dochter niets berispelijk vinden. Ik ben overtuigd dat ge mijn woorden billijken zult. - Een traan vloeide over de wangen van de mar kies, maar hij wilde toch niet laten blijken dat hij door Isidora's woorden getroffen was, en na een korte pauze sprak hij: - Ik berisp u niet, Isidora! Ik verlang alleen dat ge alle kinderachtige grillen laat varen en be daard nadenken over hetgeen ik u gezegd heb. Bij al mijn behandelingen werd ik alleen door de zorg voor uw welzijn geleid. Overweeg dus rijpelijk en laat uw oordeel door dwaze eigenzinnigheid be- heerscht worden. Isidora had geen tijd meer om hierop een ant woord te geven want haar vader stond toen hij dit gezegd had dadelijk op en verliet de kamer. Toen hij vertrokken was stond ze insgelijks op, ging naar het venster en zag ?n den tuin, zij was treurig en terneergeslagen, maar weende niet. Zij dacht over alles wat haar vader gezegd had. en hoe meer zij er over nadacht, des te zekerder werd zij dat zij nlrtimer de gade van den graaf zou wor den. Zij beschouwde hem als een vermetel, ruw en slecht mensch en hield zich overtuigd dat haar va der zijn waar karakter zou leeren kennen en dan de eerste zou zijn om het huwelijksplan op te ge ven, maar zij wist niet hoe vast besloten dat de markies op dat punt was, en voor de vrede harer ziel was het goed dat zij het niet wist. DERTIENDE HOOFDSTUK De overrompeling De gedurende eenige dagen gevallen regen had opgehouden,en de warme zoVneschijn van den ten einden spoedenden dag had reeds de vochtigheid opgetrokken, zoodat de wegen weer droog-en be gaanbaar waren. Henry Fretart was den geheelen middag bezig geweest aan een schets, die hij voor zijn schoone leerlinge ontwierp, daarbij weinig vermoedend wat er tusschen haar en haar vader was voorgevallen. Juist was hij met zijn schets gereed, toen hij het be speurde dat de zon weldra zou ondergaan. Het tehuis zitten had hem eenigzins misnoegd gestemd, hij besloot dus nog een wandeling naar den achter het slót zich verheffenden heuvel te maken, om de zon te zien ondergaan. Hij laadde zijn pistolen, stak ze in den borstzak van zijn jas, zette zijn muts op en verliet het slot. Terwijl hij door den tuin ging, kwam de gedachte bij hem op, hoe genoegelijk hef voor hem zon zijn, als Isidora hem op zijn wandeling vergezelde; hij bleef een oogenblik aan de acherdeur van den tuin sraan, besluiteloos of hij alsdan niet zou terugkee- ren, om haar op te zoeken,— maar hij herinnerde zich dat de markies thuis was, en deze zijn gedrag vreemd zou kunnen vinden; daarom ging hij alleen op weg. Het dooi' hem gekozen pad leidde door een dicht bosch, dat zich links van den sluittuin tot dicht aan den voet des heuvels uitstrekte. Hij was juist op den heuveltop, toen reeds de diep gedaalde zonneschijf nog even de meest verwijderde kruinen van het voorgebergte vergulde en weldra zou ver zinken in den aanblik van dit eerlijk schouwspel waardoor hij geen acht sloeg op hetgeen hem voor viel. Indien hij had teruggezien naar het pad, dat hij zoo even had verlaten, zou hij twee of drie mannen bespeurd hebben, die voorzichtig den heu vel naderen, en tevens hebben opgemerkt dat zij niet den rechten weg hielden,.maar zich aan den voet noord oostwaarts sluipend naar het houtge was richten. Onze held bespeurde,er echter niets van, hij zag alleenlijk het eerlijk schouwspel voor zich en ver- wonderde zich er over hoe iemand zulke tooneelen kan aanschouwen, zonder in aanbidding neer te 1 nielen. Nu ging de zon onder en de jongeling blikte nog geruïmen tijd in de zee van vloeibaar goud, die den westelijken horizon vergulde.Doch allengskens ver dween die zee van licht in schaduw van de inval lende duisternis. Henry's verrukking maakte plaats voor een gevoel van droefheid en verlatenheid, en zijn geest verwijlde weer zwaarmoedig "bij de scha duwzijde zijns levens. De dauw begon koud op de booinen en velden te vallen, en Henry besloot naar het slot terug te keeren. Hij ging den heuvel af, doch hij had nog slechts enkele schreden gedaan, toen hij achter zich een dof gedruis vernam en op korten afsland de gestalte van een man zag. Dadelijk vermoedde hij gevaar, en snel greep hij naar een zijner pistolen: maar nog voor dat hij het uit den zak had kunnen halen, kreeg hij een hevige slag achter op het hoofd die hem tegen den grond wierp, en eer hij weder tot bezinning was gekomen, voelde hij zich door drie sterke kerels aangegrepen, die hem de armen op den rug bonden. Hij was niet zoo be dwelmd, dat hij niet opmerkte wat met hem ge beurde. en toen hij weder op zijn voeten stond, was hij geheel tot bewust zijn gekomen. Zie zoo, beste vriend, nu zult ge toch wel met ons mee willen gaan, zei een der mannen op spottende toon. Henry spande al zijn krachten in om zich van zijn boeien te bevrijden, doch het gelukt hem niet; de touwen waren sterk, en hij had zich hevige pijn veroozaakt. Wat beteekent dat alles, schurken? riep hij, terwijl hij dengene die hem had aangesproken stoutmoedig ip het gelaat staarde. —Niets anders dan dat wij u met ons willen meeneme, artwoordde de andere koelbloedig. Ga dus goed geschikt mee en houd ons niet langer op. Zeg mij slechts waarom. ('t Vervolgt)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1920 | | pagina 2