Arbeid adelt Vetten voor den Oogst. Vlas en zijn Bemerking. VLASOOGST Landbouwweekblad Muilplaag. ZONDAG 20 JUNI 1920. Prijs 6 centiemen. 2de JAARGANG. Nr78 Bureel en Redactie GROOTE MARKT, 8, AALST Verantwoordelijke Opsteller ORTA1RE CAUDRON, Burchtstraat, 3, Aalst. Aankond gingen volgens akkoord. Abonnementsprijs 3,50 frank 's jaars. De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdrager; Ongeteekende stukken worden niet opgenomen. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven. Het is hoog tijd om in te schrij ven voor Nitraat en Superphos- phaat, voor den aanstaanden oogst. Alle schrijvers der bonden zenden zoo rap mogelijk hunne inschrijvingen binnen, opdat het bestuur op tijd de noodigeaankoo- pen kunne doen. Wij zullen trachten alles zooveel mogelijk op de dichtgelegene sta tie te doen verzenden ofwel het ter beschikking houden in magazijn. De prijzen kunnen nog niet be paald worden, aangezien er nog niet gekocht is. De leden mogen echter vertrouwelijk inschrijven. Van heden af zal het magazijn ook altijd sterk voorzien zijn voor dezen die hun gerief voor den oogst hier weghalen. Voorziet u allen op tijd en doet uwe inschrijvingen voor heel den oogst.- Het Bestuur. enz. Veel vlas werd er gezaaid. Zal men het bewerken zooals hier in de streek de manier was Onmogelijk, want er zijn roten en droogplaatsen te weinig. Zal men het op struik kunnen verkoo- pen Daar er zooveel werd gezaaid, zal het moeilijk gaan en zullen sommige kooplieden ervan profiieeren om lage prijzen aan te bieden. Wij denken het dus noodzakelijk dat het vlas gedroogd worde op 't veld, zooals in West-Vlaan deren, waarna men het in mijten of in schuren steekt en het in den Winter of op gepasten tijde kan verkoopen. Deze manier levert ook veel minder werk en de landbouwers die op die ma nier zullen werken, zullen alle gelegen heid hebben om hun vlas aan de Kor- trijker koopmans te verzetten ten gepas ten tijde. Hieronder geven we eene studie van een man uit de streek der Leie en een vakman. Dit is echter nog voor de eer ste bewerkingen. Binnen een veertiental dagen geven we de manier van roten, In de streken waar het vlas op groote schaal wordt aangekweekt zoo b.v. Brabant, Henegouwen wordt mees tal ofwel de grond door den boer ver huurd, ofwel het vlas op struik verkocht. Gewoonlijk zorgt alsdan de kooper zelf voor het slijten en het drogen, alsmede voor het noodige werkvolk ertoe. Daar echter waar de cultuur op klei nere schaal wordt gedreven is het voor den kooper moeilijker en kostelijker deze bewerkingen zelf te bezorgen, en wor den ze dan ook door den boer uitge- gevoerd. Op de hoedanigheid en de waarde van het vlas hebben ze een groo- ten invloed, zoodat het er op aankomt. met de noodige zorg en kennis van za ken te handelen. Het tijdstip waarop het vlas wordt ge sleten verschilt eenigszins volgens de wijze van bewerking (van roten), welke later zal gekozen worden. Om onberis- pelijk vlas te bekomen is het volstrekt noodig dat dit tijdstip met zorg gekozen worde. Vlas dat vöör de volledige rijpheid wordt gesloten geeft fijner en leniger vezels, met witte kleur en meer glans. Wordt het echter te vroeg gesleten, dan is er verlies op de opbrengst. Bij te late slijting is de vezel hard en ruw en heeft hij minder waarde. De geschikte tijd voor het slijten is de geelrijpheid namelijk wanneer het on derste gedeelte van de stengels geel ge worden is, de bladeren beginnen af te vallen en de zaden hard en donkergroen geworden zijn. Vlas dat bestemd is om op het veld te worden geroot, laat men gemeenlijk iets rijper worden. In Vlaanderen wordt soms het vlas gesleten wanneer het nog gedeeltelijk groen is, het onderste gedeelte echter geelachtig is geworden. Zulk vlas wordt dan na de slijting onmiddellijk geroot, zonder drogen. De kwaliteit van dit half groen geroot vlas is echter minder goed en in de streken waar de vlasbewerking tot hooge volmaaktheid is opgevoerd zoo aan de Leie wordt dit stelsel dan ook weinig of niet gebruikt. Het uittrekken van het vlas is, bij langdurige droogte een zeer lastig werk. Met beide handen vat de werkman een greep kerels, in hun bovenste helft, en rukt ze uit met een gelijkmatige bewe ging, zoodat aan alle stengels gelijkelijk wordt gerukt en niets wordt gebroken. De grepen moeten niet te groot worden genomen, om te vermijden dat de wor teleinden ongelijk zouden liggen. Gebro ken kerels worden niet medegenomen evenmin te zeer korte. Zooveel moge lijk moet er ook voor gezorgd worden, dat geen onkruid wordt mede uitgerukt en in de greep komt. Het uitgerukte vlas wordt op den lin kerarm gelegddan wordt met de rechte hand nog getrokken totdat een groot handvol voorhanden is een poote, wordt dit genoemd.Deze poote wordt lichtjes geschud, opdat de kerels zouden los liggen, dan wat gladgestreken en op het worteleinde gestuikt, zoodat ze goed gelijk zit. Dan legt de werkman de poote (het handvol) achter zich op den grond, waarbij er op gelet wordt dat de pooten geschranst liggen. Dit om te beletten dat de zaaddoozen in elkaar zouden ver ward geraken en bij het oprapen van de pooten afgerukt worden en verloren gaan. Op den pand mogen de pooten niet te lang blijven liggen, want daar zou een begin van gisting kunnen ont staan dat de latere rooting ongunstig zou beïnvloeden. Ten andere moet het groene vlas altijd zoo spoedig mogelijk uit de handen worden gelegd, om alle beschadiging te vermijden. Nog denzelfden dag moeten al de uit getrokken pooten in hagen opgezet wor den. Dit geschiedt aldusDe pooten vlas worden opgeraapt en tegen elkander ge stuikt, recht gezet, de toppen tegeneen aanleunend. Om de haag steviger te ma ken, en om met den vrijen doortocht van de lucht het drogen te verrappen, wor den de worteleinden eenigszins van el kaar verwijderd. De toppen staan ge kruist, overhand één poote aan weers kanten van de haag. De uiterste pooten worden lichtjes toegebonden. In Vlaanderen worden deze hagen 1.50 tot 2 meter lang gemaakt. Op an dere plaatsen echter worden hagen ge- vormd welke 10 tot 15 meter lengte heb ben, en er wordt beweerd dat deze laat- sten beter tegen het vallen kunnen. De hagen staan in de richting van den wind, somtijds ook worden ze geplaatst Noord-Oost naar Zuid-West, omdat ze dan gedurende een zelfden tijd op iedere zijde de volle zon krijgen. Dit laatste stelsel is gemakkelijk aan te wenden en daar in onze streken de wind meest Zuid-West naar Noord-Oost blaast, be staat dan veel kans dat de twee voor- deelen samen bereikt worden. Bij gunstig weder gaat het drogen tamelijk snel. Gewoonlijk zijn veertien dagen voldoende. Regen op de hagen is nadeelig en de natgeregende plaatsen worden zwartachtig. Bij schoon weder integendeel wordt het vlas witter. Wanneer het vlas droog is wind- droog wordt dit geheeten wordt het in bussels gebonden. Daartoe wordt van de hagen, die soms om meerder ge mak van werken omvergelegd worden, de noodige hoeveelheid samengenomen, opeengelegd en met een band van rog- gestroo samengebonden. De pooten mogen niet geschranst worden wor teleinden liggen bij malkaar.Gewoon lijk wegen de bussels zoo wat 5-6 kg. Zijn ze volkomen droog, dan kunnen ze rechtstreeks in de schuur geborgen of in groote mijten gestapeld worden. Zijn ze echter minder goed droog, zulks ingevolge veranderlijk of ook slecht weder, dan worden ze in mijten gezet. Deze mijten vormen een muur, welke nooit meer dan een bussel dik is, en worden van weerszijden sterk ge schoord. Dit belet eenerzijds het omval len en anderzijds gaan de bussels niet al te sterk op elkaar drukken, zoodat de lucht min of meer vrij doorgaat en het drogen merkelijk bevorderd wordt. Het beste middel echter om het dro gen te voltrekken, is het vlas uit de ha gen of uit de mijten in kapellen op te zetten. Deze kapellen vormen ronde, kegelvormige teutjes, de toppen leunen tegen een aan en de worteleinden staan in een kring geplaatst. Eenige uren zon daarop en het drogen is gedaan. Daarna wordt het vlas weer samengenomen, lichtjes geschud om bladeren en stof te verwijderen en vervolgens opnieuw in bussels gebonden. Wanneer bussels gebonden worden uit hagen welke min of meer zwart ge worden zijn, wordt de zwarte kant naar binnen gekeerd, zoodat de bussel weer wit lijkt, 't Zelfde gebeurt met kapellen. - waarvan bij het opnieuw in bussels bin den, de binnenkant naar buiten komt liggen. Volkomen droog vlas, in bussels ge bonden, wordt dan ofwel in de schuur geborgen, ofwel in groote mijten opge zet (ronde of andere). De mijten moeten met alle zorg gedekt worden. Inzijpeling van water moet volstrekt vermeden wor den, want ze zou verrotting van het nat- geworden gedeelte veroorzaken. De mijten worden opgesteld op een leger van platliggende staken of balken, met den grond mogen ze,op gevaar van ver rotting, in geen geval in aanraking ko men. Ook moeten ze goed geschoord worden om het vallen te voorkomen. Bij al deze bewerkingen dient er goed op gelet te worden dat het vlas goed ge lijk blijft liggen. Benevens slijten en droogen moet het vlas nog gerepeld worden, met andere woorden, ontdaan van de zaadhulzen. Dit kan geschieden, ofwel onmiddellijk na de slijting, ofwel later, wanneer het vlas winddroog is. Om de plant van 'haar zaadhulzen te ontdoen, worden de pooten of de bus sels eenvoudig met de toppen door de tanden van een ijzeren kam getrokken, repel genaamd, welke bezet is met vier kante tanden op 3 millimeter afstand van elkander. Deze wijze van repelen is ech ter schadelijk voor het vlas omdat nogal uiteinden mede afgerukt worden. Op vele plaatsen wordt dan ook het vlas van zijn zaadbollen ontdaan bij het booten. Daarvoor worden de toppen gedorschen met een platten houten blok die schuin aan een steel zit. Na het booten wordt het vlas opnieuw tot bussels gebonden. Thans echter wor den de pooten geschranst gelegd, de toppen een weinig overeen. Zoo wor den de bussels natuurlijk merkelijk lan ger. Ze worden dan ook met 2 of soms met 3 banden van roggestroo samenge bonden en zijn aldus gereed om geroot te worden in loopende water (Leie). In de putten wordt echter ook vlas geroot in bussels welke niet geschranst zitten. Bruno Lagae, Cuerne bij Kortrijk. Het is voor al de landbouwers eene noodzakelijkheid eene groote voorzich tigheid aan den dag te leggen om deze plaag niet te verspreiden. Deze die de plaag hebben, zijn gehou den dit onmiddellijk kenbaar te maken en de plakbrieven aan te plakken om de geburen te verwittigen voorzichtig te zijn. Ongelukkiglijk wordt er te veel ge zwegen door dezen die de muilplaag in hunne stallen hebben. Dit is eene dwaas heid en eene slechte handelwijze, daar zij op die manier de plaag aan anderen voortzetten. Ook zouden de overheden moeten streng te werk gaan om overal plakkaten te doen hangen en om alle boeren te verplichten seffens de aangifte te doen bij de eerste verschijnselen der ziekte. Ongelukkig worden kozijntjes en vriendjes door de vingers gezien, het geen voor de verantwoordelijke perso- nea eene laffe daad is. Het is te hopen dat alle landbouwers zelf verstand genoeg hebben om hun plicht te doen en de voortzetting dezer plaag te beletten tot hun eigen eer en de geheele welvaart van den boerenstand. Boerken van Sint Job. oem

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1920 | | pagina 1