Arbeid adelt
De nieuwe Rijken
Landbouwcongres
Landbouwweekblad
Schapen kweek
Wij vragen Agenten voor onze
Onderlinge Brandverzekering,
ZONDAG 12TSEPT. 1920.
Prijs 6 centiemen.
2de JAARGANG. Nr 90
Bureel en Redactie: GROOTE MARKT, 8. AALST
Verantwoordelijke Opsteller ORTAIRE CAUDRON,
Burchtstraat, 3, Aalst.
Aankondgingen volgens akkoord.
Abonnementsprijs
3,50 frank 's jaars.
De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen
Ongeteekende stukken worden niet opgenomen.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven.
In een Antwerpsch blad las ik over-
laatst eene schets van het boerenleven
in Limburg.
De schrijver van dit artikel, die be
weerde geen vijand van de landbouwers
te zijn, verhaalde breedvoerig hee een
boerenfamilie leefde op onze dagen
Gierig en geldzuchtig, nijdig enhooveer-
dig.
Een landman dierf het spek niet
eten' omdat het te duur was, hij ver-
kocht zijne zwijnen, zijne eieren, zijn
boter en zijn melk en hield zich tevree
met een gemeten rantsoen van zwart
brood en botermelk.
Men kon op hunne gezichten de
flauwte met lepels afscheppen en ze
waren zoo mager dat zij nauwelijks
het vel over de beenen hadden.
Aalmoezen gaven ze niet en overal
in hunne handelwijze lag de kiem der
grenzelooze gierigheid en geldzucht.
Hunne beddens waren vuile nesten
van kaf en vodden, waarvan ze zich
's morgends van voor zonsopgang op-
richtten om te werken.
Van de andere zijde waren ze hoo-
veerdig en nijdig. Hun geld werd in
banken geplaatst of voor landaankoo-
pen besteed. Op openbare verkoopin-
gen werden ze rood van nijd en hoo-
veerdij en riepen om het zeerst om
te doen zien wie het meeste geld had,,
Hunne kleedij evenwel was prach-
tig en op de feesten en kermissen ver-
drongen zich de jongelieden om hun-
ne kleederpracht en goud ten toon te
spreiden.
Werden er feestelijkheden ingericht
vredefeesten of andere openbare op-
tochten of praalstoeten dan werden
honderde en duizende franken be-
steed en wedijverden de families uit
hoogmoed en nijd om de schoonste en
de prachtigste wagens en kostumen.
En zoo verhaalde onze Antwerpsche
confrater breedvoerig de manier van het
leven van onze limburgsche landbou
wers.
Ik zou wel gelooven dat dit erg ver
dreven is, en dat hij de uitzonderingen
tot algemeene regel neemt, om de boe
ren nogmaals in een valsch daglicht te
stellen. Het is ongelooflijk dat onze he-
dendaagsche buitenmensch.en op deze
manier zouden leven.
In elk geval is het niet het geval met
onze streek waar men in t algemeen
eene goede keuken doet, een goed bed
heeft en op menschelijke wijze leeft.
Heel zeker heeft men hier ook uitzon
deringen en zijn er boeren die een slech
ter leven hebben als de beesten van hun
stal, maar dit zijn rare uitzonderingen,
die allengs verdwijnen,
Ik zou aan onzen Antwerpenaar kun
nen verzekeren, dat de boerkes stilaan
aan hun leven van ontbering en armoe
die velen vóór den oorlog leefden, vaar
wel hebben gezegd en dat hunne tafel
misschien door vele stedelingen zou be
neden worden.
Dit kan natuurlijk bij alle lieden den
eersten dag niet veranderd zijn, zooals
sommige menschen uit de stad dit den
ken. Dit kan maar gaan nadat de land
man eenigen tijd door de stedelingen
verweten zijn 't is te zeggen nadat zij
eenigen tijd goed hun broodje winden. 1
Vóór den oorlog was de boerderij
een armoedig stieltje als men niet op
een groot bedrijf zat. In dien tijd
hadden de boeren de middels niet om
eén goed en menschelijk leven te leiden.
De koeboer van Vlaanderen is altijd
een slaaf geweest, die na een jaar in ar
moe en ontbering te hebben gezwoegd,
gelukkig was als hij iedereen betalen
kon. Zijne kinderen werden met ruwe
kost groot gebracht en vroegtijdig van
de schoolbanken naar het veld gesleurd.
Vandaar kwam ongeleerdheid en uit
dezen toestand van onwetendheid en
verstomping groeide nijd,achterdocht en
kwade trouw voor alles wat ze niet ken
den noch verstonden. Van 't leven, van
handel, rechten of wetten kenden ze
weinig of niets en zoo kwam het dat ze
stelselmatig door velerlei slimme leeg-
loopers werden gefopt en op flesschen
getrokken. De landman van Vlaande
ren was ongeleerd en ongelukkig, en de
schuld van dat alles was de armoe.
De oorlog bracht hen verbetering en
heden is het niet slechter. Nu zullen zij
de kans hebben om hun leven te verbe
teren, hunne kinderen te laten leeren en
er menschen van te maken, en zich zelf
door alle middels op te heffen uit den
staat van zedelijke en stoffelijke ellende.
Allen die de boeren liefhebben, zullen
hen helpen om hooger te klimmen, deze
die hen verachten, die hen heelden oor
log en heden nog voor woekeraars uit
maakten, omdat zij even zijn brood
wonnen, zullen het beter vinden hen te
kritikeeren, te spreken van hunne goud
stapels, hun hoogmoed en nijd, wanneer
zij zelf de weg willen versperren die
naar meer mensch zijn leidt.
De meeste landbouwers uit de streek
richten zich fel omhoog. Door samen
werking zullen we verhinderen dat men
nog langer elkander benadeelt in open
bare verkoopingen of verpachtingen,
maar dat men altijd door verstandhou
ding en overleg de beste weg kiest tot
elks voordeel
Zijn er nog landbouwers, waar geld
zucht, hoogmoed en nijd de hooge toon
voeren, dat ?ij uit deze wantoestanden
opstaan en hun leven leiden waardig
van hunnen tijd en van hunnen stand.
SANDER.
op 13 September a,s.
Hieronder het programma van de bij
zonderste te verhandelen onderwerpen.
De congresleden worden vriendelijk ver
zocht zich voor te bereiden om hunne
gedachten te doen kennen in de verga
dering aangaande deze punten.
I. De veekeuringen en veekweeksyn
dicaten in betrek op de verbeteringen
der runderrassen.
Verslaggeverde heer Van Bavel,
schrijver van den landbouwers- en tui-
niersbond van het arrondissem. Brussel.
II. De melkkontrole en de samenwer
kende taelkerijen.
Verslaggever de heer Jan Walkiers,
van Meerbeke.
III. Het pachtstelsel en de pachters
rechten in betrek op de verbetering der
hoeven en gronden.
Verslaggever de heer O. Caudron,
Bestuurder van den boerenbond Redt
U Zeiven
IV. De landbouwers ten opzichte der
openbare besturen en hoogere land
bouwraad.
Verslaggever de heer Van Bavel.
V. De stoffelijke en.zedelijke verbete
ring van het boerenleven de Onder
linge verstandhouding de vereeniging
van al de landbouwers van België.
Verslaggever de heer O. Caudron.
VI. De Onderlinge Brandverzekering
in betrek met de landbouwers.
Verslaggever de heer Clement Sayes
bestuurder der Onderlinge Brandverze
kering Redt U Zeiven
De zitting zal alsvolgt verdeeld wor
den
Voor elk te behandelen punt heeft de
verslaggevettwintig minuten; twintig mi
nuten worden besteed aan de berede-
-neeringen, goed- of afkeuringen, stem
mingen van de congresleden.
Zoodat elk punt 3/4 uur zal beslaan.
Er zal wellicht eene tusschenruimte
tusschen het derde en vierde puut gege
ven worden om eenige verfrissching te
nemen.
De Voorzitter zal streng zijn en al de
leden moeten eerst het woord vragen,
alvorens te spreken. De congresleden
die spreken worden verzocht kort en
bondig te zijn en van de te behandelen
zaak niet afloopen.
Het Congres zal beginnen om 11/2
ure zeer stipt.
De toegangskaarten worden streng
geëischt.
Gemeentebediendenburgemeesters,
renteniers, nijveraars, notarissen zijn
agent van assurantie. Boeren kunnen en
mogen het ook zijn. Wij vragen een
agent voor elke gemeente waar nog geen
plaatselijke agent van onzen bond be
staat. Geene vakkennis wordt er ver-
eischt want een Hoofdagent zal u ko
men op de hoogte stellen en zal u in
alle moeilijke omstandigheden ter zijde
staan. Agent zijn. van REDT U ZEL-
ZEN zal binnen weinige jaren eene
positie'zijn, want dan zal onze inrichting
alle concurrenten overvleugelen. De
oorsprong van Redt U Zeiven is ne
derig, zooals trouwens alles wat van
boerenafkomst is, maar zij is geroepen
om eene grootsche taak te vervullen en
zij is voor dezer vervulling opgewassen.
Lukken moet zij, en lukken zal zij 1
de uitslag der eerste maanden arbeid
is er borg voor I!
De aanvragen dienen gezonden te
worden aan den bestuurder Clement
SAEYS, Moorselbaan, te Aalst.
Een vrouwelijk schaap heet ooi, een
mannelijk ram en gekastreerd hamel of
weer. Beneden den leeftijd van een jaar
noemt men het lam of een half jaar oud
ook wel jong schaap, en verder éénjarig,
twee- en meerjarig. Eenjarige schapen
heeten ook wel enters, tweejarigen
twinters.Ooischapen die moeten lamme
ren noemt men drachtig zoo niet, dan
noemt men ze gust of gelde.
Het geraamte van 't schaap, waarvan
de lichaamsbouw vooral afhankelijk is,
komt, wat het getal beenderen betreft,
met dat van het rund overeen. Ook in
den vorm is er veel overeenkomst. Al
leen in 't getal staartwervels is er ver
schil. Langstaartige schapen hebben
meer dan 13 (tot 22) en kortstaartige 13
of minder wervels in hun staart, terwijl
het rund er 18 tot 20 bezit. In zijn in
wendige organen, zijn darmkanaal en
maagafdeelingen en in zijn gebit komt
het schaap mede veeLmet het rund
overeen. Ook worden de lichaamsdeelen
door nagenoeg dezelfde namen aange
duid.
Het schaap ontwikkelt zich echter
sneller dan het rund. De vroegrijpe En-
gelsche schapen zijn reeds op 2 a 2 1/2
jarigen leeftijd volwassen de minder
veredelde schapenrassen wel eerst op
ongeveer vierjarigen leeftijd, maar ook
deze nemen de eerste twee jaren 't meest
in gewicht toe en zijn reeds vóór hun
eerste jaar geslachtsrijp. Met die meer
dere of mindere vroegrijpheid hangt ee-
nigszins samen het vroeger of later door
breken en wisselen der tanden en kie
zen in 't algemeen kan daarnaar echter
evenals bij 't rund, de leeftijd bepaald
worden.
Het schaap heeft in de onderkaak 8
snijtanden, die bij het bijten tegen de
veerkrachtjge plaat van het tusschen-
kaaksbeen worden aangedrukt. De eerst
aanwezige zijn melktanden, die bij het
wisselen door blijvende, meer breede
tanden worden vervangen. Verder heeft
het schaap 24 kiezen, in elke kaak 12 of
rechts en links van de snijtanden 6. Van
deze zes wisselen de eerste drie, zij hee
ten prémolaren, terwijl de laatste drie,
molaren geheeten, niet wisselen. Bij de
geboorte zijn gewoonlijk 2 tot 4 melk
tanden en de premolaren aanwezig.Kort
daarna breken ook de andere melksnij-
tanden door. Van deze wisselen de mid
delste op 1 a 1 1/2 jarigen leeftijd, de
volgende twee met den leeftijd van 1 1/2
a 2 jaar, de daaropvolgende op 2 1/4 a
2 3/4 en de buitenste of hoeksnijtanden
op 3 a 3 3/4 jarigen leeftijd. Intusschen
hebben ook de premolaren gewisseld en
zijn de molaren doorgebroken.
Na het aftanden, dus op den leeftijd
van 4 a 4 1/2 jaar of bij de Engelsche
een jaar vroeger, wordt de ouderdoms-
bepaling meer onzeker. Men kan daar
voor zien naar het afslijten der tanden,
wat met het 5e jaar begint en het terug
trekken van het tandvleesch, zoodat de
tanden langer schijnen te worden, wat
vooral na het 6e jaar in 't oog begint te
vallen. Langzamerhand beginnen dan de
tanden min of meer los te worden, bre
ken af en vallen uit. Oude schapen be-