r
Arbeid adelt
Naklanken van een Congres.
HOOGER OP
Onze Onderlinge
Brandverzekering
in
Landbouwweekblad
Bravo-'jongens...
maar niets anders
OS'1
1
ZONDAG 6 Feb. 1921.
Prijs 10 centiemen.
3de JAARGANG. Nr
j^B
Bureel en Redactie GROOTE MARKT, 8, AALST
Verantwoordelijke Opsteller ORTAIRE CAUDRON,
Burchtstraat, 3, Aalst.
Aan dit blad behoort een bijvoegsel.
Aankondigingen volgens akkoord.
Abonnementsprijs
5,00 frank 's jaars.
Men schrijft in op ons Bureel
en op alle postkantoren.
De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen
Ongeteeketide stukken worden niet opgenomen.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven.
Verleden Zondag werd in de Kogel
straat te Brussel een congres gehouden
door de landbouwers van het Arrondis
sement Brussel.
Als Redenaars traden op de heeren
Van den Berghe, van Vlesembeke, Van
Snick van Meerbeke, Caudron van Aalst
en Van Bavel van St. Jans-Molenbeek.
De meest verschillende punten op
landbouwgebied werden er besproken
De Vereeniging, de landbouwer op
vakgebied op economisch en politiek
gebied.
M. Van den Berghe, handelde over
de vooroorlogsche syndikaten van vee,
zwijnen, enz. over de beroepsvereni
gingen van aardbezie- groensel- en
bloemen.
Spreker klaagde over de slechte han
delwijze van ons tegenwoordig ministe
rie van Landbouw die de toelagen wei
gert voor dergelijke instellingen en in
't bijzonder aan de veekweeksynnikaten.
M. Van Snïck, gaf zeer nuttige wen-
een over vakkenis, over kweek van
sommige vruchten en hvnne bemesting.
Hij vroeg een wet die de boomplantin
gen in volle veld verbood. Hij verdedig
de het landbouw onderwijs in den vier
den graad der gemeentescholen.
M. O. Caudron, gaf een breedvoerige
studie over de economische toestanden
der landbouwers. Hij verdoelde de.huis-
houdkunde in drie afgezonderde deelen,
1° de private economie of huishoudkun
de, 2° de sociale en 3° de politieke
economie.
Voor de private economie op land
bouwgebied wees hij op de opvoeding
der kinderen in landbouwscholen de
veredeling van het landelijk leven; de
oordeelkundige aanleg en verbetering
van beer- en mestputten van koestallen,
en woningen de oordeelkundige be
mesting hij handelde over de innige
samenwerking tusschen landbouwers en
brandmerkte de haat en nijd die bleek in
sommige verkoopingen en verhuringen
van land.
Voor de sociale economie wees hij
op de syndikaten en samenwerkingen op
zuiver landbouw gebied, buiten alle
politiek en met boeren aan 't hoofd.
Hij eischte een wet op de regeling
der pachten, een bail van 9 jaren voor
alle verhuringen, en eene wet die de
huurder toelaat zijn grond te verbeteren
door draaineering enz.
Voor de politieke economie viel hij
de hoogere landbouwraad aan die slechts
uit kasteelheeren en advokaten is
saamgesteld, en die enkel uit boeren zou
mogen bestaan.
Hij zegde dat er uit elke aanzienlijke
landbouwgroepeen afgevaardigdemoest
gekozen worden uit wier midden men
de hoogere landbouwraad kon aanstel
len.
Hij vroeg dat deze raad de belangen
der klasse zou in handen nemen. Eens
komt de dag dat onze waren zoo goed
koop zullen gemaakt worden door
vreemde mededinging, dat de landbouw
het armoedig stieltje zal worden van
vóór den oorlog. Op dien dag vragen
we beschermwetten, 't is te zeggen
hooge toltarieven voor vreemde waren.
Dit zal ten koste zijn van den verbrui
ker, maar ten voordeele der landbou
wers of voortbrengers. Laat ons tegen
dien dag sterk zijn, want er staan ons
twee machtige vijanden af te wachten
de rijke klas en de werklieden-syndika-
ten die beiden zullen goedkoope waren
eischen
Hij vroeg verder een meer uitgebreid
hooger en middelbaar landbouwonder
wijs waar wij onze latere leiders kunnen
aankweeken.
M. Van Bavel gaf vervolgens een
breedvoerigen uitleg van het lannbouw-
programma dezer vereeniging. Hij wees
op de noodzakelijkheid dat de landbou
wers zich alleen en als landbouwers
voor de Kamer zouden voordragen. Hij
viel de Hoogere Landbouwraad aan,
die buiten zijn bevoegdheid en rechten
in onzen naam handelde.
In het ministerie van arbeid zitten
er werklieden-raadgevers uit alle syndi
katen en van elke kleur. In het ministe
rie van landbouw zitten als raadgevers
bureelratten en stedelingen
Hij handelde verder over de manier
van werken en stelde voor in 't arron
dissement Brussel eene samenwerkende
maatschappij met aandeelen in 't leven
te roepen.
Hij vroeg eene groenselmarkt in eene
overdekte plaats voor de talrijke hove
niers en verkoopers die in alle weer in
open lucht hnnne vruchten en groenten
moeten verkoopen.
Het Congres werd na eenige voor
stellen en wenschen in de beste stem
ming gesloten, om 5 1/2 ure.
Al de Brusselsche gazetten geven in
dezelfde zin als hierboven verslag over
dit landbouwcongres Het Nieuws van
den Dag Libre Belgique,, Le Soir,,
Le Nationale enz. enz.
Ziehier wat Het Nieuws van den
Dag schrijft
M. Van den Berghe sprak over de.
verbetering van het landbouwbedrijf
M. Van Snick over de zending van den
landbouwer, en M. Van den Bogaert
over den hoenderkweek.
M. Caudron, van Aalst, handelde
over de samenstelling van den Hooge-
ren Landbouwraad, en deed uitschijnen
dat deze, zooals hij thans ingericht is, in
't geheel niet de landbouwersklas ver
tegenwoordigt. De minister, zegde hij,
zou aan de landbouwersvereenigingen
het recht moeten geven ten minste een
hunner afgevaardigden in den Raad aan
te duiden. Tegenwoordig zijn meest al
de leden ervan advokaten, nijveraars of
kasteelheeren. De Staat moet ook be-
schermmaatregelen ten voordeele der
landbouwers nemen, en o. a. eene be
lasting leggen op den invoer van zekere
produkten die aan de inlandsche land-
bouwvoortbrengselen een al te groote
concurrentie doen
De spreker drong ook aan op eene
uitgebreidere inrichting van het land-
bouw-beroepsonderwijs.
M. Moens vroeg dat er voor de
groenseliers te Brussel eene overdekte
markt zou ingericht worden. De land
bouwers die jaarlijks aan de stad eene
som van 250,000 fr. betalen, zijn nu ver
plicht hunne koopwaar, op de Groote
Markt, in regen en sneeuw uit te stallen.
M. V an Bavel steunde de gegronde
opmerkingen van M.Caudron en bracht
de Vlaamsche kwestie gepast te berde.
De landbouwers eischen, zegde hij,dat
al de ambtenaars met wie zij in betrek
king kunnen komen, de twee nationale
talen zouden kennen.Hij verklaarde ver
der dat de landbouwers wenschen dat
hunne kinderen de Fransche taal leeren,
daar zulks in het arrondissement Brus
sel noodig is, maar dat zij te gelijk voor
hunne moedertaal de plaats vragen die
haar toekomt.
Le Peuple het blad der Brussel
sche socialisten geeft het volgende, het
geen getuigt van de aanstaande wrijving
tusschen de landbouwers- voortbrengers
en de syndikaten-verbruikers
De katholieke boeren van het ar-
rondissement Brussel Zijn Zondag bij-
eengekomen in het lokaal der "gelen,,
Er zijn op deze vergadering zeer vele
merkwaardige dingen gezegd. Rede-
lijke dingen vooreerst. Afgevaardig-
den hebben gevralagd dat aan den
Hoogeren Landbouwraad, waar jon-
kers, kasteelheeren, advokaten en nij-
veraars zetelen, ook landbouwers en
landbouwwerklieden zouden verte-
genwoordigd zijn door afgevaardig-
den van de landbouw-syndikaten. Zij
vroegen dat de bedienden de twee ta-
len kennen.
Maar van den anderen kant heeft
een afgevaardigde van Aalst den
wensch uitgedrukt dat de Staat be-
schermmaatregelen nemen, om zekere
landbouwwaren met hooge inkomrech-
len te belasten, om aan den belgischen
landbouwer een eerlijk bestaan te
verzekeren.
Het is deze maniér van bescherming
die we eerstdaags aanhaalden en die
de schuld is dat het leven duur blijft
en dat de overgroote winsten der
boeren blijven duren.
En het is aan zulke mannen die zul-
ke taal van uithongeraars voeren dat
de gele werklieden van Brussel hun
lokaal leenen
Dat zal hun gedenken
Le Peuple schijnt dus uitnemend
boos, en t is zeker dat de sukkel niéts
verstaat van al wat er werd gezegd.
Hoe zou het kunnen dat wanneer
de landbouwer niet meer behoorlijk
door zijnen arbeid kan leven, daar zijne
waren waardeloos zijn hij zou moeten
verhongeren, terwijl hetzelfde blad voor
de werklieden een hoog loon en wéinig
werk vraagt
Weet Le Peuple wel dat wij Zulks
maar Wragen wanneer die dag daar zal
zijn
Intusschen kunnen de landbouwers,op
hunne hoede wezen, want de strijd voor
hun brood zal eerstdaags aanbreken en
schijnt niet gemakkelijk te zullen zijn
J. B.
zagen een boer, als een noodzakelijke
dommerik, daar ze meenden dat er geen
kennis van noode was om te boeren.
Slordig en vuil, altijd in stal of wroetend
op t veld, leek het hun een echt bees
tenleven.
Werd er op het dorp een leergang of
eene voordracht gegeven, dan was er
onder de weinige toehoorders op zulke
lessen aanwezig, zelden een boerenjonk-
heid te bespeuren. Het lfet hun heele-
maal onverschillig.
De vrije uren die 't werk meebracht,
besteden zij liever aan plezier of spel
ze dachten het al hard genoeg, als zij
heel de week verplicht geweest waren
zwaar werk te doen.
Onder en na den oorlog is er ook een
verandering ten góede in jonge boeren-
harten ontstaan. Talrijker werden dege
nen die zich met meer liefde aan den
stiel hechten, en ook velen zijn er reeds
geneigd aan standsverheffing mede te
helpen met al hun jonge levenskracht.
Zij worden er langzamerhand van
bewust, dat een boer niet een dommerik
hoeft te zijn, maar zich eene groote be
kwaamheid moet weten aan te schaffen
door de landbouwwetenschap en dat
hij, al gaat hij om mét dieren, of-
wroet hij dagelijks in den grond, even
goed als gelijk wie, een fatsoenlijk man
kan zijn.
v Niet alleen op vaders hoeve trachten
zij de oude doenwijze door nieuwe en
betere te vérvangen, maar ook daarbui
ten, in de groote maatschappij, laat deti
nevigen strijd, die er gevoerd wordt om
recht en standsbelang, hen niet méér zoo
onverschillig. De minachting waarmede
den boerenstand tqt hiertoe werd beje
gend, en de reeds zoo dikwijls herhaalde
fopperij, waarmede vader zich gewoon
lijk liet om den tuin leiden, begint hen
te vervelen,
Langs eigen wegen, in sterke-stoere
kracht willen zij mee ijveren, óm hunnen
stand en zoo hun eigen leven eene'recht
matige plaats
pV&teri?" ióov naddori blncJod naimaiq i
Vlaamsche bóeren jóngen, cén groot
werk wacht U nogv Niet aheen-uw
lichaam moet ge weten te gebruiken,
maar ook uw geest, om u, en gansch
uwen stand een menschelijk leven te
verschaffen.
1
V.
VOOR BOERENJONGENS
Dat de heerschende toestanden hier
te lande, met de noodzakelijk-schaar-
sche levenswijze van ons boerenvolk,
vöör den oorlog, Van aard waren, wei
nig begeesterend in te wérken op ons
jonge boerenkrachten, om zich met hart
en geest aan de voortzetting van vaders
bedrijf te wijden, is eene oorzaak, die
kan aangevoerd worden, om dé onver
schilligheid, om niet te zeggen verach
ting te verschoonen, waarvan onze
boerenjeugd tot hiertoe blijken gaf.
Maar zou de slechte boerentijd, met
zijn noodzakelijk, bekrompen levens
wijze van vroeger, ook niet voor een
groot deel, aan eene te groote onver-
verschilligheid onzer jeugd, moeten toe-
gewezen worden
Met hoe weinigen waren zij metl die
wat liefde voor den stand bezaten. De 1
meerdere hoop onzer boerenjongens
was liever wat anders, 't was gelijk wat i
als 't maar geen boer zijn was. Ze aart- j
Gij zijt brave jongens, maar... niets
anders Dat zei aan ons twintigjarigpn
een goeie professor. En, wij die een jaar
of acht over de schoolbanken hadden
geschoven, Latijn en Grieksch geleerd,
niets dan brave jongens 't Was pro
fessorspraat. h-i'
Maar sedert dien heb ik ondervonden
dat dé grijze man waarheid sprak en 'k
heb getracht wat meer te worden dan
brave jongen en intusschen me te
troosten met het gedachtik ben toch
maar 'nen boer, en iedereen zegt dat dit
boeren brave jongens zijn en niets an-
ders. - r
Ja, wij boeren, zijn brave jongens,
heel brave jongens iedereen weet dat
en iedereen maakt er gebruik van om
ons uit te buiten. Wij zijn te goedzak
kig, te lamlendig we laten maar alles
gebeuren zonder er ons tegen te ver
zetten we klagen dagen en avonden
over onrecht en we willen of durven
ons recht niet vlakaf vragen. En beko
men doen we toch niemendal,al hadden
wij nog zopveel gelijk, gis we ons recht
met geen, macht kunnen opeischen.Deqk
daarom niet dat we te Brussel de Ka
mers moeten gaan bestormen, of zells
huilen of schreeuwen. Neen, dit is niet
noodig, er is ten andere al rumoer ge
noeg in de wereld.
Wij, Vlaamsche boeren, zijn beste
jongens t is te zeggen, wij zijn door
en door eerlijk, rondborstig en hebben
geen vrees voor zwaren lichamelijken
arbeid en dat zijn uitstekende hoedanig
heden, die wij kost wat kost moeten be
houden maar we hebben veel te wei
nig geest van samenwerken en doorzicht
en vooral hebben we te grooten afkeer
voor geesteswerk en te weinig zelfbe-
trouwen.
Daar was zeker een tijd waarop onze
handelwijze kon volstaan,maar de tijden
zijn veranderd, en in den huidigen kamp
voor het bestaan moeten de zwakken,
of zij die hun eigen kracht niet kunnen
of willen gebruiken, onvermijdelijk ten
onder of ten minste tot eenen staat van
verregaande achterlijkheid vervallen.
Dit is des te meer waar voor ons, boe
ren, in een nijverheidsland.
We hebben te weinig geest van sa
menwerking. Alle standen, vooral de
werkmansstand, zien wij, door machtige
vereenigingen, al hunne rechten beko
men, zoo niet almachtig worden, terwijl
de boeren nog slechts hier en daar een
betrekkelijk zwakken bond stichtten, en
dien nog slechts met veel moeite aaneen
kunrten houden en dat, omdat wij,
landbouwers, ons nog te veel den eqo-
nomisehen strijd, denstrijd om het be
staan, voorstellen als een kamp van
elkefl enkeling voor zijn eigen ik, wijl
het er toch om gaat het bestaan van
groepen, en in dié groepen dat van él-
ken enkeling ervan deelmakend te ver
dedigen.- Ik weet wel dat we 't niet ge
makkelijk hebben; alles, toestanden, be
stuur, al wat iets kan of iets te zeggen
heeft, is tegén ons of onverschillig; maar
juist, dat moeten we veranderen en gaat
het niet gemakkelijk moeilijk gaat ook.
Eens dat wé een deel genomen geno
men hebben, dat we iets zijn en willen
zijn, dan zal een groot deel van hen die
ons nu bekampen met ons zijn.
Wij houdért óók niet véél van vereé-
nigingen omdat' vereen igirtgen leidérs
noodig hebben en we niet veel betrou
wen hebben in leiders. We hebben tot
hiertoe dikwijls voormannen gehad, die
veel meer hun eigen en hiln pörte-mon-
naie leidden dan ons; en daaruit beslui-
sluiten we dat leiders noodzakelijker
wijze misleiders zijn. Maar wie waren
die leiders Dikwijls menschen die niets
kennen van landbouw en wier belangen
recht tegenover de onze staan en ver
geten we joch niet dat het eigenbelang
een der voornaamste drijfveeren is (toch
niet de. eenigste/die een niensch doen
handelen. Tot hiertoe werden wij, land
bouwers, dikwijls vooruitgeholpen
doer mannen, voor wien het best was
dat we qchteruitgingen en vertegen
woordigd door heeren die niet eens we
ten ^at ,e.en ruinpaard is... We moeten
fefeerp hebben, dat is zeker maar we
mpefen ziep wie we kiezen. Een ander
tal r
mgal praten we nog wat voort.
V. D.
De Aandeelhouders die op de alge-
rtteene vergadering van 2 Februari
niet tegenwoordig geweest zijn, kun
nen hun aandeelboekje en hunnen in
trest ontvangen alle Zaterdagen in
het Lokaal, van af 8 ure s morgends.
VJS&macmTrj&aasBjtsxja&azm
j i.
■KM»»
tïfjfn