Arbeid adelt
HOOGER OP
vk
au
PLANTAARDAPPELS
Landbouwweekblad
A
V
koIleïs
i
fee
fVitte haver uit Canada
Plantenziekten in den
Ixandbouuj.
Samenspraak tussehen
Jej en W a lines.
ZONDAG 13 Feb. 1921
Prijs 10 centiemen.
3de JAARGANG. Nr 112
Bureel en Redactie GROOTE MARKT, 8, AALST
Verantwoordelijke Opsteller ORTA1RE CAUDRON,
Burchtstraat, 3, Aalst.
Aankondigingen volgens akkoord
Abonnementsprijs
5,00 frank 's jaars
Men schrijft in op ons Bureel
en op alle postkantoren.
De rrl ede werkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen
Ongeteekende stukken worden niet opgenomen.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven.
Hal
VI.
VOOR BOERENMEISJES.
In het feit dat groote sociale denkers
de vrouwenbeweging daarstellen als
ene levensbeweging, eene wereldbewe-
jing, ligt toch wel het klaar bewijs dat
,je vrouw door hare levenswijze, hare
verstandelijke en zedelijke ontwikkeling
jrootelijks om niet te zeggen geheel
- de verschillende maatschappelijke
oestanden kan gestand houden of beïn
vloeden, 't zij ten goede of ten kwade.
Er bestaat geen lijden, zegt John
buskin, geen onrechtvaardigheid of el-
ende op aarde, of de schuld ligt ten
lotte bij dë vrouw Maar, voegt
3. Berthold er bij, geen heilmiddel kan
;oo krachtdadig werken tot leniging
van het leed, dan de koninklijke macht
.4 jarer liefde
Welnu, zoo het vrouwen-wezen van
k:oo n invloed is in de groote maatschap-
jij, dan mogen wij gerust verklaren, dat
-ra jnze vrouwen in den boerenstand, ook
►en gewichtige rol te vervullen hebben.
Niet alleen als huishoudster speelt de
joerin een groote rol, maar vooral ab~
jpvoedster heeft zij de breede taak on-
;e boerenjeugd vatbaar te maken voor
iet reine, het schoone en het goede. Als
lusdanig heeft zij te zorgen, dat hare
anderen zich later in hunnen stand
huis voelen, in 't leven gelukkig zouden
►ijn en ze zoo te ontwikkelen dat zij zich
ater door hunnen stiel een menschwaar-
dig leven weten aan te schaffen.
Op twintig jarigen leeftijd zal de mensch
:ich niet zedelijk en verstandelijk ont-
vikkelen, zoo hij op dien leeftijd niet
reeds de kiemen in zich heeft, die hem
voor ontwikkeling vatbaar en geestdrif
tig maken.
Liefde voor het werk, begeestering
oor het vak waarin alles gelegen is
zal een boerenzoon of dochter weinig
:ennen, zoo moeder er niet voor ge-
r het
1st
3 Af°'
'ken
LEBA
s eer
rt zorgd heeft die liefde en begeestering er
ten en ^^ti jongs af in te prenten,
en zoi I Hier moet ik weerom uit P.Berthold's
De Levensbestemming der Vrouw
kriifk aanhalingen doen.
"De allergewichtigste taak der vrouw
gen scl jgt niet in het echtgenoote-zijn, maar
wel in het moeder-zijn. En hier beschikt
t en bc tij over eene groote sociale macht. Van
uit de kinderkamer, waar moeder
LEN ilregeert, wordt de wereld bestuurd en
op haren schoot wordt het grootste
plaag Imeesterwerk der wereld vervaardigd,
namelijk een goede mensch. Niet te pei-
is de 'bron van zegen, waarmede
N zijn noederliefde en moederzorg de maat-
m 1ichappij verkwikken.
Influe Door de opvoeding wordt grooten-
T (leels bepaald wat voor mannen en
1 vrouwen straks komen. Van de moeders
fe tal het af hangen of hunne kinderen so-
6U i ;iale menschen zullen zijn, christene
bt gij mannen of vrouwen, die het opvoe-
pootpl lingswerk der christene moeder in
g van school en staat zullen voltooien.
eer j Het ligt immers in de macht der moe-
ieHx' ders, ons kloeke zonen en knappe doch-
vom e rers te 9even- die sterk naar ziel en li_
i de kot :kaam- den roem moeten worden van
heid nü ms volk, de heropbouwers onzer in
or een" puinhoop geschoten natie en de steun-
1 werd blaren van Gods Kerk.
■ale pot De moeder is de opvoedster der
door i menschheid. Willen wij dan, dat de
Pa- toekomst ons betere mannen, maar bij-
c verff tonder betere vronwen geve, dan heb-
ivoudij j,en wij moecjers en meisjes van noode,
1 die ontwikkeld en krachtig aangelegd
kil 4( °P alle gebied,draagsters of toekomende
iraagsters zijn zullen van gezond en
:,llggej bisten volksleven. Met haar begint dan
een nieuw maatschappelijk leven, want
weten wij het wel, alle opvoedingswerk
dat buiten huis plaats heeft is aanvul-
lingswerk en wat de moeder heeft ver
waarloosd, dat is voor de maatschappij
verloren
Bijna geheel dat boek, hetwelk bij
geen enkele vrouw of meisje zou mogen
ontbreken, zou ik kunnen aanhalen,
maar dit weze voldoende om onze moe
ders en toekomstige boerinnen voor
oogen te brengen, welke breede rol zij
te vervullen hebben. Onze boerinnen
van nu en straks kunnen er niet genoeg
op gewezen worden.
Voor de boerin en boerendochter
geldt nog meer dan voor een andere
vrouw, het spreekwoord de vrouw
bouwt het huis op of breekt het af.
Hetgeen wij hier kunnen verstaan
als de vrouw maakt het huisgezin
groot en bloeiend en brengt welstand en
genot in den kring ofwel Zij doemt heel
haar huis in ellende en ongeluk. Dat die
spreuk waarheid is zal ieder in zijne
buurt wel kunnen bestatigen en men
zal bij een ernstige overweging overtuigd
zijn dat de invloed van eene moeder of
zelfs van eene dochter in een huis over
wegend is zoodanig dat van haar bijna
uitsluitend het lot van al de huisgenoten
afhangt.
Eene moeder die los is, lui of vuil,
zet dit gewoonlijk op hare kinderen over.
Is zij praatziek of lasterend zoo zullen
de kinderen wel van 'tzelfde zop over
goten zijn.
Zooals de ouden zongen piepen de
jongen.
Natuurlijk zijn er altijd uitzonderin
gen, maar in 't algemeen is de macht
der vrouw overwegend.
De landbouwster heeft nog eene spe
ciale en groote rol en wel namelijk het
bedrijf aan hare kinderen schoon en
goed voor te stellen. Waar de moeder
gedurig klaagt over de lasten en de mi
serie van het landelijk leven, zullen de
kinderen gewoonlijk weinig moed heb
ben om dit leven voor 't hunne te ne
men en trekken liever naar de stad of
hijgen naar 't minste plaatsken om zich
aan 't boerenleven te onttrekken als een
drenkeling die in de rivier klautert om
aan kant te komen.
De landbouwster moet karakter ge
noeg bezitten om haar huis, haar leven
en de opvoeding harer kinderen zoo
schoon en verheven mogelijk te maken
en aan deze laatste de kunst over te zet
ten om met iever en blijheid het lande
lijk leven te beginnen.
De taak der vrouw is op zedelijk en
geestelijk gebied zoo groot en zoo ver
heven, dat van haar karakter, haar le
vensgang en haar doen, het geluk van
heel de wereld afhangt. "'Zij is voor de
haren eene engelin of eene duivelin
zegt vader Cats.
Dat de moeders wel hunne eigene
taak verstaan en aan hunne dochters
eene opvoeding geven die hen weerdig
maakt en bekwaam om de moderne
ontwikkelde landbouwster van de toe
komst te worden.
Kolen van ons schip in magazijn van
Mr Arthur Possemiers te Hofstade, met
minttens 1000 kM genomen worden ver
kocht aan 13,75 fr. per 100 kos.
Wij moeten niet meer drukken op de
allereerste hoedanigheid, deze die ze ge
bruikten zijn er ten zeerste van over
tuigd.
van allereerste hoedanigheid zal in maga
zijn Aalst en Burst verkocht worden
aan fr. 82.00 Dit is de beste voederha-
ver die er bestaat.
I
Nu de tijd weer gekomen is, dat we
moeten voor plantaardappelen zorgen,
is het wellicht niet van belang ontbloot,
daarover entwat te schrijven.
Nopens de keus van plantsoen en de j
zorgen die daaraan besteed worden, zijn
de gedachten en doenwijzen bij ons j
boeren zeer verschillend.
Nemen wij vooreerst de verschillende
gedachten over de grootte van het
plantgoed. De eene is liefhebber van
tamelijk groot plantgoed, terwijl de an-
dere liever een kleine heeft om te plan
ten dan een groote.
Dan over het te schieten leggen der
plantaardappelen. Deze doet zulks van
op het einde der maand Januari, begin
Februari, wijl een andere er niet aan
denkt voor half Maart voorbij is.
Dan hebben wij nog dat de eene niet
plant voor dat de scheuten 4 a 5 centi
meters lang zijn, wijl de andere korte
botten verkiest.
Wie van allen feitelijk gelijk heeft,
zullen we dooreenige redeneering trach
ten klaar te krijgen.
De ondervinding en wetenschappe
lijke proeven hebben bewezen, dat een
kleine aardappel van 20 grammen, zoo
veel aardappelen kan opbrengen dan
eep groote van 50 grammen. Als men
met kleine geene goede opbrengst heeft,
bekomt men gewoonlijk met gtoote ook
geen goede uitslagen.
De plantaardappel is alleenlijk van
nut om eene nieuwe plant het leven te
geven en deze jonge plant voedsel te
verschaffen zoolang de plant niet groot
en ontwikkeld genoeg is 'om zich zelf
het voedsel van den grond toe te eige
nen doof hare wortels, en in een kleine
aardappel is genoeg voedsel voor han
den, om in dit eerste onderhoud der
nieuwe plant te voorzien.
Dus verliezen wij er bij te groot plant
goed te gebruiken. Nemen wij als voor
beeld aardappelen van 20 grammen en
rekenen we dat wij 100 struiken per
roede planten, dan behoeven wij voor
één dagwand aardappelen 200 kgr.
plantgoed. Nemen wij nu plantaardap
pelen van 50 grammen dan behoeven
wij voor een dagwand 400 kgr, wat een
verlies daarstelt van 200 kgr. per dag
wand of 2 kgr. per roede.
Voor het te schieten leggen der aard
appelen meenen we t volgende legt
men de aardappelen zeer vroegtijdig te
schieten, dan blijven deze een heele tijd
liggen zonder dat ze beginnen te schie
ten, daardoor heeft men dat het plant
goed langar op zolder of andere plaats
openligt en dus langeren tijd aan gevaar
van vorst is blootgesteld en eene groote
ruimte inneemt. Leggen wij onze aard
appelen laattijdig te schieten, dan is dit
tijdstip veel korter, maar dan schieten
de botten te rap en te flauw door en be
komen wij min kloeke scheuten. Ons is
het voordeeligst en meest aan te raden,
een gepast tijdstip te kiezen niet te
vroeg of niet te laat.
Lange botten voor plantaardappelen
is aan te raden voor vroege hofsoorten,
waarvan we maar enkele roeden zetten
en dus het plantgoed met meerdere zorg
kunnen behandelen, dan gewoonlijk het
geval is met onze gewone variëteiten.
Nog zal men steeds zorgen, dat de
scheuten niet al te bleek of te kleurloos
doorschieten, daarom zorge men dat de
aardappel voldoende aan het licht is
blootgesteld. Schieten de scheuten niet
spoedig genoeg door, dan kunnen wij
^aarin verhelpen door ze eenigen tijd
aan het licht te onttrekken, waardoer ze
spoediger zullen schieten, maar dit mag
niet lang duren en eens de scheuten ge
noeg ontwikkeld, moeten we dan zoo
veel mogelijk licht geven, om de scheu
ten te verkloeken.
Algemeene beschouwingen.
II.
Om plantenziekten oordeelkundig te
kunnen bestrijden, moeten wij dus die
ziekten leeren kennen en om ze te ken
nen, moeten we natuurlijk weten waar
door zij ontstaan.
Welnu, bijna alle ziekten die bij onze
landbou\vplanten voorkomen worden
veroorzaakt door cryptogamen of spore-
planten. Cryptogamen of sporeplanten
zijn zeker namen die velen onzer land
bouwers onbekend zijn. Hier enkele re
gels ter verduidelijking.
Het plantenrijk wordt verdeeld in
twee groote groepen: le groep de zaad-
planten of bloemdragende planten
(phancrogamen) 2e groep, de bedekt-
bloeiende of sporeplanten (cryptoga
men).
Die indeeling werd gerangschikt naar
de natuurlijke voortteeling der planten.
Bij de eerste soort hebben wij onze boo-
men, akker- èn hofvruchten, heesters en
bloemen. Bij die gewassen zien wij dat
zij boomen voortbrengen, die op hunne
beurt vruchten geven, die dan ofwel het
zaad uitmaken of waarin het zaad ver
vat zit.
Maar dan hebben wij nog andere
planten, waarvan wij nooit eene bloem
te zien krijgen, en die zich nochtans ook
vermenigvuldigen, dit zijn de bedekt-
bloeiende of sporeplanten en worden
zoo genoemd omdat zij zich door sporen
vermenigvuldigen.
Ofschoon het zaad onzer 'zaadplan-
ten en de spore der sporeplanten allebei
dienen tot voortteeling der moederplant
en dus een nieuw leven in zich bevatten,
verschillen zij oneindig én door vorm,
én door inhoud of samenstelling, én
door wijze van ontwikkelipg. Immers, in
een zaad is eene gansche plant aange
legd; die weliswaar zeer klein is, maar
die toch toelaat de verschillende deelen
te onderscheiden die later aan de plant
van noode zijn alleen de bloemen wor
den later gevormd.
In eene spore is niets van dit alles te
vinden gewoonlijk bestaat zij uit éên
enkele cel, waarin nog geen aangelegde
organen te vinden zijn.
Wanneer een spore kiemt, geeft zij
niet onmiddellijk aanleiding tot eene
plant, die gelijkt op de moederplant,
maar soms eerst aan bepaalde over
gangstoestanden onderworpen zijn, die
dan later andere sporen voortbrengen
ofwel de spore geeft zelf eerst het aan-
zien van nieuwe sporen.
Voorbeelden van dien aard zijn bij de
varens de regel en zullen ook bij onze
verdere beschrijvingen meer dan eens
aangetroffen worden. Sporen zijn ook
altijd zeer klein (gewoonlijk slechts en
kele duizenden van een milimeter) zoo
dat een sterk vergrootglas (microscoop)
van noode is om de bijzonderheden van
een spore te kunnen nagaan.
De groote, groep der sporeplanten
wordt nog verdeeld in 3 groote onder-
afdeelingen en daar ze alle drie in de
plantenziekten nogal voorkomen, zullen
wij er wat breedvoerig over handelen.
Het zijn de woekerplanten, de afval-
planten en de zwammen. De planten tot
deze 3 onderafdeelingen behoorende,
beschikken over geen bladgroen en kun-
nen zich dus geen eigen voedsel ver
schaffen.
Als dusdanig kunnen wij ze weerom
in 2 groote groepen verdeelen ofwel
i voeden zij zich ten koste van andere le
vende wezens (planten of dieren), waar
aan zij de noodige zelfstandigheden ont-
leenen en dan noemt men ze woeker
planten of parasieten, ofwel onttrekken
zij hun voedsel aan doode stoffen, doode
dieren en planten, uitwerpselen, afval,
enz. en dan noemt men ze afvalplantcn
of saprophyten. De studie der afvalplan-
ten heeft tot hiertoe voor den landbou
wer weinig beteekenis.
('t Vervolgt.)
Jef. Ah, dag Wannes, hoe is 't jon
gen, ge ziet er zoo wel gezind uit.g'hebt
zekeJ uw vlas verkocht.
Wannes. 'k En doen toch Jef,
maar ik heb gisteren naar de vergade
ring geweest van onze Brandverzeke
ring en als ge dat daar allemaal van 't
naaldeken tot den draad hoort uitleg
gen wat dat er uitgegeven is en wat dat
er ingekomen is en wat dat de winsten
zijn, 't is ongeloofelijk.
Jef. Allo toe, Wannes, vertelt
voort, 'k Heb er al sedert eenigen tijd
iets van gehoord dat er daar zoo
veel winst aan is, en ben er ook al bij
verzekerd, taaar wat de winst is van
verleden jaar dat weet ik nog niet.
Wannes. Toet jongen, er is reeds
al een schoon sommeken te verdeelen;
als ik dat goed verstaan heb is het meer
dan acht duizend frank
Jef. Jamaar, W^annes, ge zijt daar
mis in, van het eerste jaar, en er is af
vijftien per honderd vermindering bp
van het inkomen, 't is onmogelijk.
Wannes. 't Is gelijk ik u zeg, want
ik heb er hooren bijzeggen dat de reke
ning gemaakt is op'vijftien per honderd
winst, 't is te zeggen al in 't geheel der
tig per honderd minder dan in andere
maatschappijen.
Jef. Dat is dan volgens uw zeggen
op iedere frank dertig centiemen dat wij
gaan terug trekken, dat is prachtig, 't
Zal mij een schoone stuiver gespaard
zijn, mijn verzekering bedraagt van
voren in de vijftig franken en ga daar
vijftien tot zestien franken op terug
trekken, t is al 't oprapen weerd,
Wannes.
Wannes. Ja Jef, en t is maar een
begin, naarmate dat onze maatschappij
zal aangroeien, zullen de winsten ver
meerderen.
Jef. Ja, dat staat vast, aangroeien
zal zij daar is geen twijfel aan. Ik geloof
dat de óogen der boeren nu toch wel
zullen opengaan, dit zijn nu geen woor
den meer maar dat zijn daden.
Wannes. Ja, Jef, en nu hebben wij
een plicht van onzen kant en dat is onze
verzekering kenbaar te maken aan onze
geburen, kennissen en vrienden en die
ook overtuigen om er in te komen, en
als elk zijn plicht doet en iedere ver
zekerde een nieuw lid bijbrengt zal
onze winst toekomend jaar verdubbeld
zijn.
Jef. Ja. Wannes, ge zegt dat nog
al goed, maar mijn geburen zijn meest
al in onze verzekering. Daarbij ik en
kan dat ook niet al te goed om iemand
te overpraten.
Wannes. Jongen, 't is toch zoo
gemakkelijk om daarover te klappen, ik
zou er nog een geheele uur kunnen over
i vertellen.
Jef. Dat geloof ik wel, maar ieder
een heeft die begaafdheid niet.
j Wannes. G en moet gij u daarvoor
in 't zweet niet klappen, gelijk die man
nen die komen liegen en met schoone
beloften bij de boeren komen en die
vreezen zich te misspreken.Bij ons is dat
het geval niet. wij hebben niet meer
noodig dan de waarheid te zeggen en
\1
77.