Arbeid adelt
Aardappelteelt
HOOGER OP
Moeshof werk.
Landbouwweekblad
1
o v e a
Plantenziekten in den
IxandboatD.
ZONDAG 27 Feb. 1921.
Prijs 10 centiemen.
3de JAARGANG. Nr 114
Bureel en Redactie GROOTE MARKT, 8, AALST
Verantwoordelijke Opsteller ORTAIRE CAUDRON,
Burchtstraat, 3, Aalst.
Aankondigingen volgens akkoord.
Abonnementsprijs
5,00 frank 's jaars.
Men schrijft in op ons Bureel
en op alle postkantoren.
De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen
Ongeteekende stukken worden niet opgenomen.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven.
SAMENWERKENDE
MAATSCHAPPIJ
REDT U ZEEVEN
AALST.
JAARLIJKSCHE ALGEMEENE VERGADERING
De HH. Aandeelhouders worden
vriendelijk uitgenoodigd naar de Alge-
meene Vergadering, welke zal gehou
den worden den 6 Maart, om 2 ure na
middag ten lokale Groote Markt, Aalst.
Dagorde
1° Balans van winst en verlies voor
het jaar 1920.
2° Kiezing voor twee leden van den
beheerraad in vervanging van twee le
den ontslaggevers.
3° Gebeurlijke goedkeuring van eene
kapitaals verhooging.
4° Uitdeeling der winstaandeelen en
niet afgehaalde aandeelboekjes.
De lidboekjes zullen als bewijs aan
den ingang geëischt worden.
De Bestuurder, De Voorzitter,
O. Caudron. B. Schockaert
door M. BRICOURT landbouw
ingenieur.
De opbrengst onzer aardappelvelden
is zeer wisselvallig, om rede dat de aard
appel blootgesteld is aan tergende pla
gen, om rede ook dat zijne kuituur op
geene wetenschappelijke wijze geschied.
Keus van verhandeling van plantgoed
of pootgoed, onder meer laten dikwijls
vezl te wenschen.
Het verlanden der aardappels is noch
tans hedendaags algemeen in voege. Die
verlanding is een noodzakelijk gevolg
van het spoedig ontaarden van het al
hier ingevoerde pootgoed. Welke is de
oorzaak van dit ontaarden, is dit ver
schijnsel onvermijdelijk Die oorzaken
zijn ongetwijfeld veelvuldig. Het ge
bruik van gemeen pootgoed, onvoldoen
de bemesting zeggen wij hier dat éene
overvloedige bemesting dikwijls het
beste middel is, om vele ziekten en woe-
kerdïeren te bestrijden, het is gemeenlijk
de zwakheid der gewassen die aanlei
ding geeft tot stoornis en beschadigingen
het verwaarloozen en het bestrijden
der zwamziekten verhaasten op buiten
gewone wijze dit ontaarden of verval
len
Wij moeten nochtans openhartig be
kennen dat wij, tot hiertoe, zelfs de beste
geteelde aardappels in welverzorgde
proefvelden b.v. vroeg of laat zagen
vervallen, niet tegenstaande al de geno
men maatregelen. Verdere navorschin-
gen ondernomen met de verkleefde en
bekwame medewerking van Meester
Suys, zullen ons toonen hoe, tot hoever
en met welke soorten dit vervallen kan
vermeden worden. Ons dunken zou een
der beste zoo niet het beste - middel
bestaan in het stichten van plaatselijke
verscheidenheden. Immers zijn al de
aardappels die we alhier gebruiken,
vreemdelingen, elders gevonden en ge
kweekt ze spruiten niet voort uit on
zen bodem en verzwakken alhier, om
dezelfde rede, die onze belgische paar
den, bij de moffen ingevoerd, doen ont
aarden. Waar moeten we liefst onze
soorten gaan hernieuwen De Industrie
in Poland, de Roode Star uit Holland,
van waar ze herkomstig zijn,
De lange asexueele voortplanting
dit is zonder geslachts bevruchtiging
is, heel zeker, ook eene rede van ont
aarding, doch die geldt overal en
veroorzaakt het vervallen en uitsterven
der variëteiten ze komt min te pas bij
de bespreking van het verlanden. Hoe
het ook zijn moge, een feit is zeker een
doelmatige teelt kan de ontaarding mer
kelijk vertragen.
Alvorens verder en ééns te meer
eenige wenken over den doelmatigen
teelt te geven, zeggen wij hier dat de
ontaarding gewoonlijk voor gevolg
heeft, het vormen van lange, dunne
draadachtige schoten, des te dunner en
te zwakker dat de kiesten verder van
den kop staan. Soms zelfs bij zeer
verzwakte soorten ontwikkelen de kie
men of botten zich geenszins meer en
de knol kan alsdan weken lang onge
schonden in den grond blijven. Die
draadachtigheid ontwaardt men, zoo
het schijnt, veel min bij aardappelen
rond, geel, inwendig met diep ge
plaatste kiemen. Deze zouden dus ook
min aan de ontaarding onderworpen
zijn. Dit schijnt, in alle geval, te gelden
voor onzen Industrie. Men ziet reeds
hoe buitengewoon voordeelig het broei
en is die ons toelaat de ontwikkeling
der kiesten na te gaan en derwijze veel
ontaard pootgoed doet verwijderen,
daar de ontaarding bijna immer en
min of meer gepaard gaat met wat
wij de draadachtigheid van de aard
appel noemen.
Het eerste punt bij de aardappelteelt
in aanmerking te nemen is het uitkiezen
van pootgoed. Hoe en welke aardap
pels dienen gebruikt, 't Is binst den groei
dat men reeds de knollen zou moeten
aanduiden die zullen dienen voor de
voortplanting. Niets is gemakkelijker.
Men neemt een stuk die kloek en gezond
staat. Van af einde Juni, begin Juli, gaat
men er over en met zweepjes worden de
struiken waarvan de groei bijzonder
prachtig en weelderig is gekenmerkt.
Later nog eens begin Augusti b.v,
onderzoekt men dezelfde struiken.Vindt
men er tusschen waarvan de ontwikke
ling om eene of andere rede te wen
schen laat die worden natuurlijk van
kant gelaten ze worden het zweepje
uitgetrokken en alleen de kloekste,
weelderigste struiken worden behouden.
De knollen dezer planten worden zorg
vuldig ter zijde gelegd en bewaard. Ze
zullen dienen voor pootgoed. Men ge-
bruike, bij voorkeur, aardappels goed
gevormd, kloek en zuiver. Die van ge
middelde dikte 75 gr. (1) geven de
meest winstgevende opbrengst.
Worden nu de pooters op den hoop
gekozen zonder dat men weet van wel
ke struiken zij voortkomen, dan raden
we aan op de volgende wijze te werk
te gaan. Van af Januari b.v. bij het da-
gelijksch gebruik van aardappels wor
den da koppen,, der dikste en schoon
ste aardappelen zuiver afgesneden en
bewaard in eene gezonde en zooveel
mogelijk verlichte en verluchte plaats
op dunne lagen of beter, neven elkander
op horden of gevlochten plateelen ge
legd, derwijze droogt de snee en er
vormt zich eene soort van nieuwe huid
op de wonde. Versch gesneden poot
goed,onmiddellijk geplant, is meer bloot
gesteld aan bederven, aan vreten van
wormen spekmade, duizendpoot
enz. enz. Het broeien, en bijgevolg het
vergroenen der koppen zal niet alleen
lijk toelaten 't meest der ontaarde aard
appels te verwijderen, maar het zal ook
beter het bederven voorkomen. Over
dit broeien spreken we verder meer.
Deze koppen moeten minstens 60 gr.
wegen. De grondige en herhaalde proef
nemingen van Ph. de Vilmoren te Ver-
rières, op wel bemeste gronden, bewij
zen dat bij het gebruik van lichtere kop
pen, de opbrengst merkelijk vermindert.
Het gebruik van dergelijke koppen heeft,
onder meer, de volgende voordeelen
('t Vervolgt).
VII.
Vlaamsche boerenzoon en boeren
dochter, die de voorgaande artikelen ge
lezen hebt, hebt gij de ruimten gemeten,
die schrijver dezes u trachtte voor oogen
te brengen? Voelt gij hoe plicht, werk
en liefde u wachten en roepen in 't la
tere leven, meer nog dan in 't huidige
Leven is streven en wij staan op de
helling Ofwel moeten wij omhoog naar
het licht, de breede ruimte ofwel naar
de laagte, den afgrond. Ge zult genoeg
begrijpen, wat ik hier bedoel niet al
leen onze stoffelijke belangen moeten
wij in 't oog houden en verbeteren,maar
voor alles, moet ons streven er naar lei
den, om het zedelijk leven van onzen
stand meer te ontwikkelen.
Wat geeft het ons dat wij geld win
nen, zoo dit geld de vrucht is van een
onmenschelijk leven en het enkel gaat,
om meer en meer geld te hebben?
Wat baat het ons boerenvolk, dat de
tijden beter zijn dan eene eeuw of 10
jaar geleden.
Zoo een vooruitgang is zelfs verder
felijk zoo we met meer stoffelijke wel
vaart, wij ook geen meer menschwaar-
dig leven leeren kennen. Maar ook
moeten wij trachten den geest van on
zen stand en het goede dat hem vroeger
eigen was in de goede lijn te houden.
Neen We mogen niet alleen ons
volk hulp verleenen, om het stoffelijk
beter te maken, maar hooger moet ons
streven gaan, vooral nu dat wij een zoo
gevaarlijk tijdstip doorleven.
Het zedenbederf onzer steden dreigt
meer en meer onze buitendorpen te
verpestenhet mistrouwen, de zucht
naar genot, naar eigenmeesterschap
dat alles hoeft in 't oog gehouden, gezui
verd, beteugeld.
De goede gaven, die in het karakter
onzer voorvaderen lagen en zoolang
den adel van het boerenvolk uitmaakten,
moeten wij met alle kracht trachten te
bewaren, de verderfelijke invloeden die
het moderne leven meebrengt met alle
macht afweren en 't goede wat de tijden
aanbrengen, met vaste hand een weg
banen.
Zonder al te zeer onze oude gebrui
ken en begrippen te willen wegcijferen,
zonder ons blindelings door al het nieu
we 't welk de tijden aanbrengen te laten
meesleuren, moeten wij ons volk aene
beschaving trachten in te leiden, die het
past.
Maar die gepaste beschaving zal er
niet van lieverlede inkomen en op goede
banen blijven, zoo ons boerenjeugd en
door haar gansch onzen stand, langza
merhand niet den weg eener goede be
schaving wil opgaan. Die beschaving
komt er niet op bevel of door maatrége-
len getroffen aan hooger hand, al zijn
deze nog zoo goed; zij hangt niet af van
de ploeterij van volks-parasieten of van
de schoonste onweerlegbare theoriën
der geleerde wereld. Neen, volksbe
schaving loopt niet in een kunstig kader,
maar om ingang te vinden, moet zij uit
gaan van dat volk zelf, 't is te zeggen
van de beste krachten, die er, in de
volksmenigte te vinden zijn.
Hier rust eene groote taak op de in
tellectueelsten onder ons volk. Hooger
leven bij ons volk komt maar eerst door
het in praktijk brengen, door het beoe
fenen eener betere levenswijze, en als
een aantal uit ons boerenvolk een hoo
ger meer ontwikkeld leven weten te
beoefenen en aan zich zelf en bij hun
dichtste naastbestaanden weten aan te
passen, komt er geleidelijk een dergelijk
streven in gansch onzen stand.
Naar lijf en ziel, naar zeden en nei
gingen, aard en karakter, is de mensch
grootendeels wat zijne omgeving van
hem gemaakt geeft Daarom werkt
het goede voorbeeld zoo zeer op het
gemoed van den enkeling. Door woord
en voorbeeld moeten de beste krachten
uit onze rangen ons volk opwekken en
leiden. Voor ieder van ons is het een
groote plicht aan anderen te toonen hoe
wij gelukkig zijn in ons leven en in ons
werk.
1IV.
De meeste zwammen hebben tweeër
lei sporen deze welke onmiddellijk
kiembaar zijn en gewoonlijk hunne kiem-
kracht spoedig verliezen en deze spo
ren, die eerst een rusttijdperk doorbren
gen alvorens zich te ontwikkelen en die
meestal geschikt zijn om aan ongunstige
levensvoorwaarden te weerstaan (droog
te, koude enz.) Met deze sporen kunnen
de zwammen in stand blijven,tijdens een
lang tijdperk. Aan zulke zwammen is de
oorzaak te wijten van het terug uitbar
sten van besmettelijke ziekten bij men-
schen, dieren en planten, die schijnbaar
in langen tijd verdwenen waren.
Maar niet alleen bijzondere sporen,
maar ook het mycelium van sommige
zwamsoorten, kan zonder schade over
winteren, hetzij dat het zich in het le
vende of doode weefsel van de waard-
plant verborgen houdt.
Bij sommige zwammen duurt de vol
ledige levensloop (van het begin der
kieming eener spore, tot dat er nieuwe
sporen worden gevormd) slechts twee
of drie dagen en daar het aantal sporen,
door een enkele plant voortgebracht,
verbazend groot kan zijn, begrijpt men
genoeg hoe de besmetting onder gun
stige omstandigheden zulken snellen
vooruitgang kan maken, zooals b.v. bij
de aardappelplaag dikwijls waargeno
men wordt.
Vooraleer aan afzonderlijke ziekten
te beginnen, zullen wij hier eenige alge-
meene voorschriften tot bestrijden en
voorkomen van de meeste plantenziek
ten opgeven
le Zooveel mogelijk alle aangetaste
planten of plantendeelen zorgvuldig
verzamelen en verbranden. Men late
ze nooit op den akker of op den tuin
liggen en men werpe ze ook niet op
den mesthoop want sommige sporen
kunnen in den mesthoop zeer goed in
leven blijven en zouden dus ook met het
mest terug op den akker gebracht wor
den.
2e Op eene plaats, waar dit jaar een
ziekte heeft geheerscht, zal men het
volgend jaar dezelfde plant niet kwee
ken, of ook geen plant, die door dezelf
de ziekte kan aangetast worden. Hoe
meer tijd er kan gelaten worden tus
schen kuituren van denzelfden aard, hoe
meer kans men heeft de ziekte te zien
verminderen, dus hebben wij groot
voordeel bij eene goede vruchtafwisse
ling.
3e Men zal steeds het onkruid op alle
mogelijke wijze bestrijden, want vele
onkruid-soorten worden door ziekten
aangetast, waaraan ook de gekweekte
gewassen lijden en kunnen aan deze de
ziekte mededeelen.
4e Steeds zal men zorgen, zulke varië
teiten te kweeken die 't meest aan de
ziekten wederstaan.
('t Vervolgt.)
Begunstigd door een buitengewoon
goed weder, zullen de vroege werken,
uit te voeren in den moeshof, vroeg
kunnen aangevat worden, en daar ieder
een liefhebber is van vroeg groensel,
hebben wij er dus alle belang bij te zor
gen, dat alles in den hof goeden vroeg
tijdig kan gedaan worden. Maar vroeg
groensel, om goed te lukken, hoeft vele
zorgen.
Vooraleer met de zorgen, te besteden
aan vroeg groensel, te beginnen, wil ik
hier terloops een woordje zeggen over
het fruit dat in onze moeshoven ge
kweekt wordt.
Als fruit hebben wij vooreerst, iets
wat om te zeggen, in alle moeshoven te
vinden is, namelijk tros- en stekel-beziën.
Deze planten heelemaal aan zich zeiven
overleden, is eene missing maar ook is
het geenszins aan te raden er te veel
besnoeïngen aan te doen. Alle scheuten
aan den voet dier planten uitkomende
(dus wortelscheuten), moeten zoo spoe
dig mogelijk weggenomen worden. De
vruchtbaarheid van dergelijk hout is
zeer gering, daarenboven ontnemen
dergelijke scheuten eene groote hoeveel
heid voedende stoffen van de plant, die
dan voor het goede vruchthout verloren
zijn. Het overtollige hout zal men ook
uit het gestel verwijderen, al te oude
gesteltakken zooveel mogelijk door
nieuwe vervangen. Verdere snoei aan
het vruchthout is maar noodig en nut
tig als de jonge scheuten soms te veel
misgroeiën of al te waterachtig opschie
ten zoo de plant al te lange scheuten
geeft, mag men deze op 5 a 6 goede
oogen inkorten.
Losse vormen van perzikboomen, die
men ook in vele boerenhoven vindt,
mogen ook niet al te veel gesnoeid wor
den. Alleen het doode, overtollige hout
en de waterscheuten worden weggeno
men, oude afgedragen takken zal men
steeds op tijd door nieuwe trachten te
vervangen.
Pyramieden, struik of andere vormen
van appel of peer, moeten alle jaren ge
snoeid of ten minste toch gezuiverd
worden. De snoei van het vruchthout
vast aangeven, is bijna onmogelijk, daar
den aard van de plant steeds bij de
snoeïng moet in oog gehouden worden.
Sommige variëteiten geven weinig
hout, anderen geven slechts vruchten
aan het einde van 15 a 25 cm. lange
twijgen, wijl nog andere slechts geneigd
zijn, steeds alleen hout voort te bren
gen. Als algemeene regels mogen wij
't volgende voorop stellen
Variëteiten die weinig of geen hout
geven, waarop men bijna niets anders
heeft dan vruchthout, mogen weinig ge
snoeid worden, bij dergelijke planten zal
men nochtans jaarlijks, het al te zeer
ineengekroezeld vruchthout moeten
dunnen.
Zulke variëteiten die liefst vruchten
dragen op 't einde der twijgen, mogen
ook bijna nooit gesnoeid worden, alleen
de heele lange twijgen worden op regel
matige lengte ingekort. Bij dergelijke
soorten zal men steeds zooveel mogelijk
het vruchthout behouden.
Deze die alleen veel hout gbven en
weinig vruchten, moeten gesnoeid wor
den, maar hier zal men een lange snoei
toepassen. Voor dergelijke planten zal
men nooit stikstofmest gebruiken, liever
minerale meststoffen geven. Ook is het
geraadzaam bij die planten eenige groo
te wortels af te stampen, ofwel de plant
eens uitdoen en weer ter plaatse zetten.
Daardoor wordt de groei tegengehou
den en zal er misschien vruchthout ge
vormd worden.