Arbeid adelt HOOGER OF! Op de Wefeldmafkt 1 1 1K 'wmm K Landbouwweekblad De Regeling van liet Lasdtöüwwerk tiy L :k Qelangpiji^ Qspi^ht. Gem eente Smet lede. Plantenziekten in den Ltanclboucu. v. \N ran ZONDAG 13 Maart 1921. .Prijs 10 centiemen. 3de JAARGANG. Nr 116 mÊm^i Bureel en Redactie GROOTE MARKT, 8, AALST Verantwoordelijke Opsteller ORTAIRE CAUDRON, Burchtstraat, 3, Aalst. Aankondigingen volgens akkoord. Abonnementsprijs 5,00 frank 's jaars. Men schrijft in op ons Bureel en op alle postkantoren. De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen Ongeteekende stukken worden niet opgenomen. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven. ?rt - en gen. VIII. Met welke middelen bekomen wij nu li wat tot hiertoe werd voorgehouden, raten wij hier eens geleidelijk te werk jarin en niet alles dooreen gooien. Als eerste noodzakelijkheid hebben vij de godsdienstige en zedelijke ont- vikkeling van onzen stand. De gods- ienst is de grondslag en het eerste en ïoodzakelijkste middel, dat leiden kan ,ot echte en gezonde volksontwikkeling. Vlet een goed krachtig geloof kweeken wij goede zeden, gepaard aan een ge rande levenswijze. Dit is vooral het werk van onze priesters en hunne hel lers te vecwezentlijken in hunne sociale nstellingen. Een tweede noodzakelijkheid is de Ontwikkeling onzer levenswijze. Hier is aneindig veel verbetering aan te bren- jjen. Onze jruisvesting, onze voeding, deeding, ons familieleven, de opvoeding :n opleiding onzer kinderen zijn door dans erbarmelijk bij ons boerenvolk, iet meest practische om hier verbete- ing aan te brengen is wel de zedelijke n verstandelijke opleiding der vrouw, vlet goede verstandige meisjes aan te ;weeken, krijgen wij goede huishoud- ters, die dan op hunne beurt goede ïenschen aan de maatschappij zullen even. Als degelijk opleidingsoord hebben rij de huishoudschool. In geen enkele enigzins belangrijke gemeente zou die nogen ontbreken op kleine gemeenten ouden er toch jaarlijks lessen in huis oud- en opvoedkunde aan onze meis- :s moeten gegeven worden. Meisjes- ondagscholen die op alle gemeenten och bestaan, moesten zich daarmee rnstig bezig houden. Wordt er nu van oogerhand daarin niet spoedig voor- ien.dan kan persoonlijk initiatief daarin eel verhelpen. Met de aanstaande ge- ïeentekiezingen mogen en moeten de emeenteprogramma's met dit puntaan- evuld worden. Ook kunnen onderwij- ers en onderwijzeressen hier veel ver- eteringen aanbrengen daarom zorgen gemeentebesturen voor goede op- oeders en opvoedsters der gemeente- ugd. Op algemeene vergadèringen der aatselijke bonden zouden hierover met rocht kunnen ernstige voordrachten cgeven worden, Als derde noodzakelijkheid hebben j beroepsontwikkeling. Niet langer :ag er worden gezegd, dat een boer !n domme mensch mag zijn.Hier weer les aanhalen wat een goede boer moet eten en waarover hij met oordeel moet eten te spreken, zou tot vervelende trhaling leiden, meermalen werd er in eze artikelen opgewezen. Als beste middel hebben wij hier het pkonderwijs en de vereeniging. Voor t vakonderwijs hebben wij onze land- i tuinbouwscholen van den Staat en de trschillende leergangen die hier en tar worden gegeven. Welnu, die land- tuinbouwscholen en die afzonderlijke ergangen worden met veel te weinig ^langstelling bejegend van wege ons >lk. Ternauwernood 4 per honderd in er die voor den oorlog van dat on twijs gebruik maakten.Na den oorlog er daar verbetering aan gekomen, aar toch is de belangstelling nog veel i gering. Elke jongeling van klein of roote landbouwer, die later boer blijft, pu tóch moeten eenige vakopleiding Quoten hebben. Alhoewel aan het ver rekken van het landbouw-onderwijs >g veel kan verbeterd worden, ligt hier di eene groote schuld bij onze land- «wers. Hier wederom moeten leiders van plaatselijke bonden een handje toe steken. Als tweede middel hebben wij de Vereeniging.^ De bestuurleden zijn niet alleen aangesteld om de bestellingen door hunne leden gedaan op te nemen en uit te voeren,maar moeten ook hunne leden weten goede aanwijzingen te ge ven en over deze of gene meststof of zulk of zoo'n veevoeder of ove,r zaad- goed weten raadgevingen te doen. Ook kan van uit het bestuur der plaatselijke bonden eene werking uitgaan tot het verkrijgen of tot het doen talrijk bijwo nen van landbouw-leergangen. Op de vergaderingen kan er gesproken worden over de een of andere meststof, vee-ver- edeling enz. Ook kan er op groote ver gaderingen eene landbouw-voordracht door een deskundige gegeven worden. Daar wij beroepsopleiding tweërlei moeten beschouwen én als broodwin ning én als kundigheid, mag en moet de vereeniging het beroep bijzonder als broodwinning weten te verdedigen, 't is te zeggen dat het verdedigen der be- roepsbelangen moet eene hoofdzaak uit maken, nu vooral de klassenstrijd zoo hevig gevoerd wordt. Het verdedigen der beroepsbelangen geeft daarenboven 1 meer waardeering van 't beroep, iets wat vele boeren nog niet genoeg doen. Vakbladen dragen ook oneindig veel bij om de beroepsontwikkeling te bevorde ren. Elke boer, hoe gering hij ook zij, zou moeten een vakblad regelmatig le zen. Als vierde belangrijk punt hebben wij ontwikkeling op sociaal en staatkundig gebied. De sociale ontwikkeling is van overgroot belang. Zij moet niet alleen voor oogen hebben de rechten van on zen stand te doen eerbiedigen, maar door haar moeten wij ook de rechten en plichten van anderen weten te kennen en waardeeren. Onze sociale ontwikke ling moet ons niet alleen aantoonen waarop wij in de samenleving recht hebben, maar ook het onrecht, waaron der wij lijden, moeten wij kennen om het te kunnen uitroeien. Allen maken wij deel uit van eene staatkundige instelling. Als kiezers zijn wij om te zeggen bestuurders dier maat schappelijke instelling dus is het aan ons dat deze instelling goed Is voor al hare leden. Wij moeten dus op politiek gebied genoeg ontwikkeld zijn, om te weten wie met ons bestuur, met onze wetgeving te belasten. Zijn wij daar over niet tevreden, dan ligt daarvan de schuld grootelijks op ons. Sociale en staatkundige ontwikkeling wordt best bereikt door voordrachten, 1 nieuwsbladen en vakpers. Maar hier moet de vereeniging weer een groote rol spelen. De leiders kunnen in hunne voordrachten en onderrichtingen, op al gemeene vergaderingen te geven, veel tot sociale ontwikkeling van ons boe- l renvolk bijdragen. Volksontwikkeling wordt nog veel bevorderd door allerhande middelen, waarvan ik hier nog de voornaamste wil aanhalen. Als heel praktisch middel_ hebben wij het lezen. Goede lectuur is waarschijn lijk het best werkende middel tot volks- i ontwikkeling. Maar ook is dit terrein gevaarlijk, zoo er niet met wijs beleid wordt te werk gegaan. Alle lezing waar door de lezer niet verbeterd, is haast uit den booze. Vele romans zijn gevaarlijk, maar toch zijn er ook ontelbaren, die e»n goeden invloed uitoefenen. Het in- I richten van boekerijen zou op ieder dorp moeten verwezenlijkt worden en met j een weinig goeden wil kan men er ge- makkelijk toekomen. Bonden en kringen, gemeentebestu ren en ontwikkelde personen kunnen nog veel tot de ontwikkeling van ons volk bijdragen door plaatselijke werkin gen, door hun omgang met het volk, voordrachten, tooneelspelen en meer dergelijke. Ik eindig. Veel is er nog te doen,maar met een ernstig pogen en den vasten wil vol te houden, kan er op korte jaren veel goeds gedaan worden. Ons boerenvolk, de lievelingen van den Schepper, de kinderen der vrije, prachtige natuur, wacht eene schoonere toekomst, eene heerlijker leven, een j prachtiger bestaan dan het tot hiertoe i genoten en gesleten heeft. Mochten deze regelen er het hunne toe bijgedragen hebben. HARD-LABOUR. De Heeren aandeelhouders, die op de algemeene vergadering van 6 Maart hunne intresten niet afgehaald hebben, worden vriendelijk maar tevens drin gend verzocht deze te komen afhalen in j ons Lokaal, Groote Markt, 8, op Zater dagen 12, 19 en 26 Maart, van 10 tot 11 ure voormiddag.Na dien datum wor den er geene intresten meer betaald. Op 4 April aanstaande zal te Genève in Zwitserland eene Wederlandsche Conferentie van den arbeid vergaderen, met betrek tot het regelen van het landbouwwerken waarvan hier het pro gramma volgt 1°) Toepassing op de Landwerkers der beslissingen genomen in Washington betrekkelijk de Nijverheidswerklieden. a) het achturenwerk, (48 u. per week); b) de werkloosheid c) het gebruik der vrouwelijke werk krachten d) het gebruik der kinderen als werk krachten e) het nachtwerk. 2°) Teknisch onderwijs der landwer kers. 3°) Gezondheidsmaatregelen. 4°) Rechten der Landwerkers syndi- katen te vormen en het werk te staken. 5°) Bescherming en Verzekering der Landwerkers in de volgende gevallen ongevallen, ziekten, werkonbekwaam heden, ouderdom. Mr Laur, bestuurde^ der Vereeniging der Zwitsersche landbouwers heeft een zeer hevigen uitval gedaan tegen dit programma. Hij vindt het uitzinnig en geeft er de redens van op waarom, het landbouwwerk te willen regelen, even als het Nijverheidswerk. Daarbij het le punt is de gansche wereld door zeer slecht beoordeeld. En het beste middel ware, als een boer maar zes dagen op de week mag werken, de heeren die deze regeling zouden willen invoeren, den 7e dag zelf de beesten te komen doen voe deren en melken, dan zouden ze toch eens in hun leven iets gedaan hebben dat nuttig is Zondag 13 Maart zal er eene belang- J rijke vergadering gehouden worden bij Vital Elout, na de Hoogmis. Dagorde Voordracht over Onderlinge Brand verzekering dóór den heer Cl. Saeys. Inschrijving voor alle waren op statie Lede. Aanvaarding van nieuwe leden. Niet een landbouwers mag op deze vergadering ontbreken. De ziekte van den aardappel. De ziekte van den aardappel (phyto- phthora infestans,) wordt veroorzaakt door eene zwam die behoort tot de val- sche meeldauwsoorten. Deze ziekte richt sommige jaren eene overgroote schade aan. Het verschijnen en het verspreiden der ziekte geschiedt soms zoo plotseling en zoo snel, dat de schade reeds aanzienlijk is, vooraleer men aan eene ernstige bestrijding denkt. Hoelang de ziekte hier te lande reeds gekend is, valt moeilijk te zeggen. In de jaren 1845 tot 1850 was zij grootelijks oorzaak van de mislukking van den aardappeloogst in onze streek, wat tot groote ellende en hongersnood leidde. Doch eerst op het einde der vorige eeuw werd de ziekte nauwkeurig waar genomen en door de geleerden onder zocht. Gewoonlijk wordt de ziekte waarge nomen omtrent begin Juli, soms eerst in Augustus en dan lijkt het of ze plotse ling verschijnt. Dit komt alleen doordat wij ze gewoonlijk niet eerder opmerken, wanneer slechts weinige planten licht aangetast zijn maar wie in Mei of in Juni op de aardappelakkers met aan dacht wil zoeken, zal meestal hier en daar bladen vinden die de kenmerken der ziekte vertoonen. Aan de bovenzijde der aardappelbladeren ontstaan kleine gele vlekken, die later bruin en eindelijk zwart worden, terwijl zij tevens in grootte toenemen. Aan de onde.rzijde vindt men, vooral als het seizoen regen achtig is, een witachtige, grauwgrijze schimmel, die zich op de grens bevindt tusschen de nog groene en de reeds ver kleurde deelen van het blad. Is het we der vochtig, dan blijven de aangetaste plaatsen week en de ziekte verspreidt zich snelbij droog winderig weder in tegendeel komt de plaag tot stilstand en de verkleurde bruine vlekken worden zoo dor dat men ze tusschen de vingers kan vermorzelen. Bij hevige ziekte ver schijnt het schimmelachtige overtrek, ook aan de bovenzijde der bladeren. In de aardappelknollen kan men dan weldra bruine vlekken waarnemen, die zich verder uitbreiden het weefsel ech ter biijft sappig, tamelijk hard en ver toont geen ledige ruimten,maar gewoon lijk verschijnen dan nog andere zwam men, die de aardappelen doen rotten en waarvan wij later zullen spreken. Een uitgebreide beschrijving der ziek te zou te lang duren, daarom zullen wij ons bij eenige voorname punten bepa len Het mycelium der zwam, die men phytophtora infestans genoemd heeft, dringt tusschen de cellen van het blad- moes en spoedig ziet men dat al deze cellen door dat mycelium gedood zijn. Van die mycelium-draden, binne^i in de cellen der bladeren, treden er eenige naar buiten, deze vertakken daar en brengen de sporen voort. Deze sporen komen buitengewoon gemakkelijk los en worden, daar zij zoodanig klein zijn, gemakkelijk op de bladeren van andere planten overgebracht. Vinden zij op die bladeren eenig vocht, dan beginnen zij daar gemakkelijk te kiemen. De kieming dier sporen gebeurt op verschillende wijzen, maar de einduitslag is altijd de zelfde de kiembuis dringt na zeer kor ten tijd langs een huidmondje of door een der cellen der opperhuid in het weefsel van het blad ontwikkelt en ver takt zich daar verder, tot een gansch net van mycelium-draden, die de omlig gende cellen dooden. Naarmate het bladweefsel afsterft, verdwijnt de zwam in dat gedeelte, daar het mycelium alleen In de levende deelen der planten blijft. Is het weder voortdurend vochtig en tamelijk warm, dan ontwikkelt zich de ziekte zeer snel. Bij droog schraal weder wordt de ontwikkeling der ziekte gauw stop gezet. Natuurlijk vallen vele sporen op den grond die door regen en wind worden losgemaakt. Door rege>n meegevoerd, bereiken zij gauw de knollen, kiemen er en deelen zoo aan deze de ziekte mede. De overblijving der ziekte van het eene jaar tot het andere gebeurt heel waarschijnlijk in de door de plaag aan getaste knollen die men van de gezonde niet altijd zeer gemakkelijk onderscheidt. In de aardappelhoopen heerscht eene voldoende warmte om het mycelium dat zich in de aangetaste knollen bevindt in leven te houden, en als wij nu in de Lente geen groote aandacht verleenen aan de keus der plantaardappelen, is er allicht eenen te vinden die de mycelium- draden in zich heeft. ('t Vervolgt) Volgens het Bulletin van het Interna tionaal Landbouw-Instituut bedroeg de tarwe-oogst van Argentinië voor het jaar 1920, 5,000.000 ton, tegen5,800000 ton in de voorgaande campagne en een gemiddelde opbrengst van 4.400000ton. De Australische oogst bedroeg bijna 4,000000 ton tegen 1,300000 ton in het vorige jaar en een gemiddelde van 3.000.000 ton. De opbrengst van den wereldgraan oogst is de volgende 1920-21 Tarwe 339.392,000 Rogge 49,131,000 Gerst 100,240,000; Haver 342,300,000 maïs 405,903,000. In 1919-20 Tarwe 318,663,000; Rog ge 56,018,000 Gerst 83,480,000Ha ver 284.900.000 maïs 365,956,000. De cijfers vcpor den maïs-oogst heb ben alleen betrekking op het Noordelijk halfrond, daar die van het zuidelijk nog niet bekend zijn. Het uitzaaiën van de wintergranen is in de Vereenigde Staten gedaald met 3 pet in vergelijking met het vorige sei zoen, in België, Spanje en Engeland echter gelijk gebleven. De weergesteltenis is overigens voor de granen gunstig in West-Europa, Noord-Amerika, Noord-Afrika en Ja pan, doch te droog in Engelsch Indië. Vele landbouwers schijnen er te wil len van afzien dit jaar veel vlaste zaaiën, daar zij vreezen dat de teelt weinig winst zal afwerpen, daar het vlas heden niet hoog in prijs is. Nu willen de groote vlasbazen (die grootendeels schuld hebben aan de hui dige crisis) al doen wat ze maar kunnen om de vlasnijverheid van ons land voor geheelen ondergang te vrijwaren. Be halve.... er eenige duizenden van de honderd duizenden die zij vroeger ge wonnen hebben te moeten bij inschie ten. Of hun pogen zal vruchten afwer pen is nog af te wachten. In Frankrijk, in het Seinè- en Marne- departement beproefden landbouwers verleden jaar het vlas te maaien, om de groote handwerk-kosten te verminde ren. Die proef heeft bewezen dat het geenszins schadelijk is vlas te maaien, ten minste als het vlas eenige lengte heeft. Het verlies aan kilos vlas werd ruimschoots vergoed door de mindere uitgaaf aan bewerkingskosten. De overproduktie van verleden jaar is ook grootendeels oorzaak van de hui- k fj Ijgg^ppjMgcgigsssfgaBzaaaa r i xu \ia »wa»ww 9SflMnraMBMMMaB9 tMMMNMMR&MI

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1921 | | pagina 1