Arbeid adelt De Hoenderteelt. aangelegd flet fokken van het Trekpaard in Duitsehland Vergaderingen Landbouwweekblad XIe Tentoonstelling Landbouwmachienen ZONDAG 22 JANUARI 1922 Prijs 10 centiemen. 4de JAARGANG Nr 160. Abonnementsprijs 5.00 frank s jaars. Men schrijft in op ons Bureel en op alle postkantoren. Aankondigingen volgens akkoord. De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen Ongeteekende stukken worden niet opgenomen. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven. KUNSTMATIG UITBROEDEN. Binnen ecu paar maanden zullen de bezitters van een broedmachien weder hun toestel in orde brengen. Mij dunkt, dat het daarom niet ongepast is eens uit te wijden over t kunstmatig uitbroeden. Het staat vast, dat om hennen te kweeken die in den Winter leggen, men vroege kiekens moet hebben. Nu met de hen, natuurlijke broeister, kan men dat niet altijd hebben, want hoe dikwijls hoort men niet zeggen het is reeds Mei en nog geen hen, die broeien wil. Zulks behoeven zij niet te vreezen, die met een broeimachien werken. Meerdere voor deden zijn nog verbonden aan het kunst matig uitbroeden. Halen wij er enkele aan 1° Men kan veel eieren in eens laten uitbroeden. 2° De hennen in plaats van te moeten broeden, gaan voort met leggen, dus heeft men geen verlies van eieren, het geen tegenwoordig, gezien den prijs der eieren van groot belang is. 4° De kweeker heeft niet af te rekenen met de grillen zijner hennen, want hoe dikwijls gebeurt het niet, dat hennen na eenigen tijd gebroed te hebben het nest verlaten, van waar verlies van een gansch gebroedsel. 5° Het werken met een broeimachien is zeer gemakkelijk zooals wij in een an der artikel zullen zien.Het is tevens aan- weest bij al de nieuwe uitvindingen Vreesde men niet, toen de eerste trein in België rolde, dat de eieren per trein ver zonden, zouden ter plaats komen in vorm van een eierkoek, dat de melk zou veranderen in boter en botermelk Wat heeft men niet al geprutteld tegen het gebruik van scheikundige mesten, tegen deafroomers, tegen de zaaimachienen overal ingevoerd, en heeft men te Brus sel alle dagen versche eieren en versche melk. i Het ware te wenschen, dat elke land bouwer een broedmachien bezat. Zoo doende zouden wij onzen hoenderstapel merkelijk vermeerderen, wij zoüden in staat geraken eieren genoeg te hebben in België voor onze bevolking, meer nog wij zouden kunnen en moeten uitvoeren, hetgeen nu het geval niet is. Nu worden hier duizenden vreemde eieren inge voerd, meest oude, en was zulks het ge- i val niet dan zou de prijs der eieren nog merkelijk hooger zijn en de landbouwers evenals de andere kweekers zouden meer winsten kunnen verwezenlijken, en dat is 't juist waar wij moeten naar trachten. Ik weet wel, dat stedelingen hiermede niet instemmen, doch verkoo- pen de winkeliers uit de stad u hunne waren minder duur als de prijs der eieren daalt Het is niet meer dan billijk, dat de landbouwers winsten zouden te ver wezenlijken, waar zulks gedaan kan wor den. Kiekens gekweekt dus zooveel mo gelijk. Bonden gesticht, waar gij uwe belangen kunt bespreken, die uwe be langen betrachten en verdedigen, doch hier op zullen wij later nog eens terug komen. D. DE DIEPSPITTING. j De diepspitting, op sommige plaatsen uitzetten, op andere plaatsen diepvoren geheet en, is een bewerking waardoor men den grond tot boomgaard geschikt tot op een diepte van 0,80 tot 0.90 m. omroert, zonder nochtans den onder grond naar boven te brengen. Het ge- j beurt ook niet zelden dat er in den on- i dergrond, op een diepte van 1 m. tot j 1,25 m. een steen- of ijzerachtige laag ligt, ondoordringbaar voor de regenwa ters en welke dient gebroken en wegge voerd te worden. genaam. 6° De kiekentjes, welke geboren wor den in een machien, hebben niet te lijden ">*<4 van ongedierte, hetgeen zeer dikwijls |406 66l) DOOfllQScifU niet het geval is bij degenen uitgebroed u door de hen. 7° De uitslag, dien men bekomt met een broedmachien is verreweg dezelfde als dien men bekomt met de broeihen. 8° In een machien heeft men nooit be vuilde eieren, die men zooveel aantreft bij de broeihen en die opgesloten kiem dooden. 9° Met een machien heeft men nooit gebroken eieren, dus geen verlies van eieren en geen gevaar, dat door den in houd der gebroken eieren de andere bevuild worden. 10° In een machien worden de eieren regelmatig gekeerd en van plaats veran derd, hetgeen noodig is en zeer dikwijls bij de hen niet gebeurt. Nu de groote opwerping: Die kiekens zijn kleiner, minder sterk dan die, welke natuurlijk uitgebroed zijn, ook leggen zij later minder. Die kiekens zijn kleiner. Een kieken verlaat het ei, als het volkomen is, zoo wel in een machien als onder de hen. Eer het zoover is moet het 21 dagen in het machien blijven, onder de hen ook. Ne men wij bijv. twee eieren, waarin de kiem even sterk is,waarvan de voedende bestanddeelen gelijk zijn. Die kiem ont wikkelt zich in de warmte. Wel in het machien en onder de hen heerscht dezelf de warmtegraad. Het kieken wordt ge vormd door de bestanddeelen van het ei, maar in de twee genomen eieren zijn de bestanddeelen dezelfde, dus...Het kieken verlaat het ei, wanneer al de bestanddee len uitgeput zijn. Waarom dan zou het kieken geboren in 't machien kleiner zijn dan dat geboren onder de hen Die kiekens zijn minder sterk. Blijven dan in het ei na de geboorte bestand deelen, die het kieken niet benuttigt, wanneer het geboren wordt in een ma chien Zeker niet. Waarom dan zou het minder sterk zijn Het zal later minder leggen. Is dan de eiertros, dien het kieken van af zijne ge boorte in zich draagt, kleiner omdat het kieken zich normaal ontwikkelde in een machien Neen, zulks kan niet ernstig gezegd worden. Het is toch uit ondervinding.dat som migen zoo spreken. Zeer wel mogelijk, doch zijn die sommigen op de hoogte van het opkweeken van een groot aan tal kiekens en dat zeer dikwijls zonder natuurlijke moeder Daar zit de knoop. De hen, moeder, weet wat de kiekentjes noodig hebben en wordt hun dat niet gegeven door den kweeker, dan loopt zij rond om het te zoeken. Daarom zul len wij later eens schrijven over dat op kweeken. Bij de landbouwers vooral vindt het kunstmatig uitbroeden het meest tegen kanting. Maar is dat niet immer zoo ge- Iedereen weet, en de landbouwer nog best van al, dat beide bewerkingen hier- joven aangehaald, lastig en kostelijk zijn. Slechts degene, die met de goede uitwerksels der diepspitting niet bekend zijn, zullen er van terugschrikken en lie- i ver dat kleine vischje niet uitsmijten om er een grooter te vangen. Laat ons slechts een oogenblikje rede neeren en we zullen weldra overtuigd zijn dat de diepspitting niet alleen noo dig, maar zelfs onontbeerlijk is, om kloe ke en gezonde boomen te kweeken die uitstekend en overvloedig fruit voort brengen. In gronden op een dergelijke diepte gebroken, kunnen lucht en warm te gemakkelijk indringende zuurstof der lucht, welke zulk een grooten rol speelt in het ontbinden en het oplosbaar maken der meststoffen, ontbreekt hier nooit en de warmte dringt gemakkelijk tot de wortels der boomen door en helpt krachtig mede tot het in werking treden der microben voor de gisting der mest stoffen noodzakelijk hoe vroeger en overvloediger de warmte aan den voet der boomen, hoe vroeger de sapbewe- ging en hoe sneller hare werking. Ware 't maar om deze reden alleen, dan zou de diepspitting reeds ruimschoots de ge dane onkosten vergoeden. Maar er is meer De regenwaters zijpelen in diep- gespitte gronden gemakkelijk door en vergaderen zich in den ondergrond, van waar ze dan, bij groote droogte, door de haarbuiskracht zonder moeite terug in j 't bereik der wortels worden gebracht. Er is hier dus geen gebrek aan vocht en ook geen overtollig nat te vreezen, tenzij men te doen hadde met een grond die niet genoegzaam afwatert. Buiten deze uitstekende voordeelen is er nog deze dat het wortelmutje, dat zich aan 't uiteinde der vezelhaartjes be- I vindt, zich door zulke losse gronden ge makkelijk een weg baant dat de wortels zich meer zullen uitbreiden en hun voed- j sel op eene zoo wijd mogelijk uitge strekte oppervlakte zullen gaan zoeken en zoo den grond niet te zeer zullen uit putten. Bovendien hoe wijder zich het wortelgestel uitbreidt, hoe meer sap- trekkers er zullen aanwezig zijn en hoe weelderiger en regelmatiger al de deelen van den boom zich zullen ontwikkelen. Men ziel de diepspéttlng bij t aanleggen van boomgaarden nog te weinig aange wend en men schijnt eer zijn troost te gaan zoeken in t gebruik van stikstof- rijke meststoffen zonder zich te bekom meren om de minimumwet 'van den Duitschen scheikundige Liebig, die alle verlies aan meststoffen trachtte te ver mijden door een evenredige verhouding tusschen stikstof, potasch- en fosfoor- rijke meststoffen te behouden. De diepspitting wordt het best ge daan in de maand September, dan liggen de gronden het droogst en laten ze zich 't gemakkelijkst bewerken. Wil men dus onkosten en arbeid bezuinigen dan zal men in deze maand met dit werk aan vang nemen. Om te sluiten dring ik er nogmaals op aan dat men bij deze be werking de bouwvlaag moet bovenhou den en de onderlaag zorgvuldig ver- kruimelen. L. HAEMS, Landbouwvoordrachtgever. in het Halfeeuwfeestpaleis te Brussel 18-27 FEBRUARI 1922. Binnen enkele weken zal er in het Pa- leis van het Halfeeuwfeest, versierd zoo- als het was voor het Automobielsalon, een groote en prachtige Tentoonstelling van Landbouwmachienen geopend wor den. Men zal er de eigenlijke landbouw machienen vinden, evenals het materieel voor kolonialen landbouw, voor bosch- kweek, voor bijen-en hoenderteelt, de stoommotors enz. Edoch, men zal ér ook en voorname lijk de autotractors zien en al hunne toe passingen op de veldwerken, met de eg gen, de wellen, de verstuivers, de maai- machienen, de pikmachienen, kortom, al het materiëel waarvoor zij kunnen aan gewend worden. Dit zal van overwegend belang zijn voor al wie zich bezig houdt met land bouw, en men mag zeggen dus, voor iedereen, want het grondbewerken, het zaaien en het oogsten staan, in dezen tijd van ijveren voor s lands herstelling, vooraan tusschen de bekommernissen der openbare machten en partikuliere personen. Niemand mag onverschillig blijven te genover de ontwikkeling en de verbete ringen van die bewonderenswaardige werktuigen, die beter werk aan minde ren prijs verrichten, die menschelijke en dierlijke krachten laten uitsparen, die, in een woord, het maximum nuttige uitsla gen opleveren voor minimum arbeid en kosten. Die tentoonstelling mag van heden at op een volledig welgelukken rekenen. Landbouwakademie van Frankrijk M. Alfred Masta. In den loop dei- zitting van de akademie van 28 Mei 1919. heb ik u een artikel getoond uitge geven in de maand Februari 1918, t is te zeggen in vollen oorlog, in een Rijnsch dagblad. Dit artikel handelde over het Belgisch trekpaard, waarvan het centrum van 't fokken, zegde de schrijver, ter oorzake van den oorlog zich verplaatst vond ten voordeele van Duitsehland. Men onderzocht er de ge lukkige gevolgen welke deze verplaat sing kon hebben voor het keizerrijk dat alleen gedurende eenige jaren in mate zou zijn van uit te voeren, daar Frank rijk en België verplicht zouden zijn hun ne stallen weer in te stellen. Gedurende deze eenige jaren dat Duitsehland onze concurrentie niet te vreezen had, moest het op zijne mededingers zulk voordeel nemen dat het beslissend meester zou blijven van den buitenmarkt, wat betreft het trekpaard of koud bloed gelijk men aan den anderen kant van den Rijn zegt. Zoo was het programma opgesteld door onze vijanden van af de maand Februari 1918. 't I» Winterweer. t Is winterweer: het sneeuwt, het vriest, De wind maakt woelig spel Sa vrouweken wat deert het ons, Wij zitten hier zoo wel Wij hebben kolen in den bak Ons stoof ken bloost er bij. En maakt dat 't binnen zomer is Hoe 't buiten winter zij Daar even bracht de bakker thuis Ons versch gebakken brood Wij hebben voor een dag of drij Nog niet den minsten nood Temeer, wij hebben eenen Vriend, De beste nog van al, Die, als ge maar op hem betrouwt, U 't noodig geven zal Kom, zet u wat gerust bij mij En laat de zorgen gaan Schep nog wat kolen op de stoof, Ik steek mijn pijpken aan 't Is waar, wij hebben geld, noch goed De last drukt u en mij, En ieder jaar brengt 't kinderschip Ons nog een eter bij Maar wat ik aan ons kleuters heb, Gelooft mij brave vrouw, Dat ik, al was 't de heele aard Het nog niet geven zou 1 Fons Van de Maele. Ik zou u vandaag willen toonen, met mij op offkieele documenten te steunen, hoe het zich ten deele reeds verwezen lijkt heeft. Op eersten December 1912, bepaald op de grenzen van 1920, bezat Duitsehland 3,821.560 paarden. Op eer sten December 1919 had het er nog 3,465,234 en 2,581,380 op eersten De cember 1920, zij dus van 1912 tot 1920 eene vermindering van slechts 6 ten hon derd, onbeduidend indien men ze verge lijkt met deze geleden door Frankrijk en die 30 ten honderd bereikt. Daarente gen van 1919 tot 1920 is er eene ver meerdering van 3 ten honderd zoodat heden het aantal paarden van het keizer rijk op zijne tegenwoordige grenzen be paald, gelijk is aan dat van voor den oorlog. Er dient opgemerkt te worden dat de optelling van voor den oorlog de paar den van het leger bevatten, en dat deze van na den oorlog ze niet tellen. Indien men wil rekening houden, dat de machinale beweegkracht in de nijver heid en in den landbouw, in eene altijd toenemende verhouding de dierlijke be weegkracht vervangt, waaruit volgt dat de noodzakelijkheid van de paarden im mer vermindert, komt men tot deze lo- gieke gevolgtrekking dat de groote krachtinspanning door Duitsehland ge daan om zijne ruiterij te vermeerderen bijzonder voor doel had de voldoening van de behoefte van den vreemde, door den uitvoer. Van 1900 tot 1912 is de middelmatige jaarlijksche vermeerdering slechts ge weest van 27,300 hoofden, zij 0,65 per 100, tegen 116,146 in 1920 hetgeen overkomt met 3 per 100. Maar de Duit- sche ruiterij is niet alleenlijk vermeer derd in getal de hoedanigheid der pro- dukten is ook erg verbeterd. De streken wgar men zich vroeger slechts met het fokken van half-bloed, koets- of legerpaard bezig hield, houden zich nu bijna uitsluitelijk bezig met het fokken van trekpaarden. Ik heb persoonlijk de hooge graad van verbetering kunnen vaststellen tot dewelke de fokkers van deze streek ge komen zijn, met een wedstrijd te bezoe ken over eenige maanden bij Mayence ingericht, waar al de aangeboden paar den keurdieren waren aan het Belgische ras toebehoorende. Duitsehland laat niets aan het toeval over, het handelt met methode. Om zijn doel te bereiken moest het eerst het Fransch en het Belgisch fokken vernie tigen en zijn ras van trekpaarden ver meerderen. Het Fransch en Belgisch fokken ver nietigd, 't fokken van het zwaar paard ontwikkeld in Duitsehland door ver meerdering der aanwezige paarden en de verbetering der rassen, blijft er aan onze mededingers niets meer te doen dan de vreemde markten te veroveren en de maatregelen te nemen om zich 'hunne bewaring te verzekeren. Dat is waarop zij zich thans toeleggen. Om er toe te geraken heeft het Be heer sedert den wapenstilstand, de toe lagen toegestaan aan de Stud-Book en aan de Landbouwkamers vermenigvul digd. Duitsehland dat geen geld heeft om zijne schulden te betalen, vindt er wan neer het geldt ondernemingen te steunen en aan te moedigen, die werken om zijn economische macht spoedig te herstellen. De studie van zijn budjet zou hierover ten zeerste belangrijk zijn. Men zou er overgroote sommen zien, toegewijd aan de herstelling van zijne handelsvloot en de uitbreiding van zijn nijverheden. Het is den zelfden geest die het leidt in de verdeeling der fondsen bestemd tot de verbetering van het ras van trekpaarden en deze bovenmate te vermeerderen. De opofferingen welke het zich ge troost, hebben geen ander doel dan paarden uit te voeren. Men leest inderdaad in eene briefwis seling van de "Duitsche Landwirtschaft- liche Tierzucht van 10 Juni 1921, het volgende In Pruisland is het aantal paarden voor eene zelfde uitgestrektheid niet ver minderd maar wel belangrijk vermeer derd. De stallen van onze boeren zijn overvolkt. Wij moeten onzen veestapel niet vermeerderen door amerikaansche merriën en hunne voortbrengselen. Ge zien den ellendigen toestand van onze financen kunnen wij heden eerder spre ken van uitvoer dan wel van invoer van paarden Maar het is niet genoeg de buiten- markt te veroveren, men moet nog maat regelen nemen om er zich de bewaring van te verzekeren. Frankrijk en België kunnen na eenige jaren hunne stallen wederom bevolkt hebben. Men moet voor altijd deze gevaarlijke mededingers verwijderd houden. Daarom is er maar een middel van voorop hunne produk- ten doen mistrouwen met overal uit te roepen dat den oorlog 't ras van Belgi sche trekpaarden heeft doen verdwijnen, en dat er tegenwoordig maar een enkel ras meer bestaat, bekwaam de diensten te bewijzen welke men vroeger van de Belgische paarden eischte. Dit ras is het Rijnsche ras. Indien gij wilt overtuigd zijn over dit deel van het Duitsch programma, luister naar de uitleggingen gegeven den 10 October 11. te Weimer, op het Congres van de Duitsche associatie van 't fokken door den professor Kronacher, toegela ten vertegenwoordiger van de fokkers van trekpaarden. Voor het grootste gedeelte van Duitsehland, zegt hij, is er sleehts een paard dat telt, 't is het Belgisch Rijn- paard, of gelijk het zijne belangrijkheid en zijne ontwikkeling ons toelaten het weldra te heeten het Duitsch koud- bloed of Duitsch Rhijnlander Om aan deze Duitsche propaganda te antwoorden moeten wij bevestigen dat noch in Frankrijk noch in België het ras van het Belgisch trekpaard verdwe nen is, en dat wij wel hopen, dat wij bin nen korten tijd in de mogelijkheid zullen zijn aan hunne vreemde klanten produk- ten van zoo goede hoedanigheid te leve ren als degene welke zij voor den oorlog verkochten. De heer Voorzitter, M. Masté, is een goede profeet geweest, want al wat hij ons in 1918 aangekondigd heeft, is on gelukkiglijk ten nadeele van onze fok kers verwezenlijkt geworden. Indien wij de taaiheid mogen bewon deren met dewelke de Duitschers hunne nijverheids- en landbouwwerken vervol gen. moeten wij ons verwonderen over de onbeschoftheid welke zij gebruiken om hunne misdadige middels op te he melen, die er hun den bijval moeten van verzekeren. AALST-MIJLBEEK. Zondag 22 Januari, algemeene vergadering, om 10 uren voormiddag, bij Jan Schockaert. Inschrijving voor lijnzaad en andere za den, kolen enz. enz. OORDEGEM. Leden en niet- leden worden dringend verzocht de ver gadering bij te wonen op Zondag 22 Januari onmiddellijk na de Hoogmis, bij Joseph Casteels. Dagorde Inschrijving van nieuwe leden. Uitlegging en werking van den bond door den bestuurder heer O. Caudron. Regeling voor het aankoopen van plantaardappelen, kolen en vetten. Allen op post. Het Bestuur. ij: sjc

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1922 | | pagina 1