Arbeid adelt Groenvoeder. Het aanleggen van blijvende taeilanden. Hoe een boomgaard aangelegd Landbouwweekblad Ö¥er Burgerlijk en Landelijk Recht. Voordrachten Inlonds^he haöep ZONDAG 12 FEBRUARI 1922. Prijs lü centiemen. 4de*JAARGANG Nr lö3. Wk - Abonnementsprijs 5,00 frank s jaars. Men schrijft in op ons Bureel en op alle postkantoren. Bureel en Redactie GROOTE MARKT, 8, AALST Verantwoordelijke Opsteller ORTA1RE CAUDRON, Aalst. De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen Ongeteekende stukken worden niet opgenomen. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven. Het zal van overgroot belang zijn voor den landbouwer dezen zomer zoo veel en zoo vroeg mogelijk groen voe der aan zijn vee en paarden te kunnen geven. Daar iedereen niet over genoeg wei landen beschikt en daar de klavers meest al mislukt zijn, zullen alle middelen moe ten aangewend worden om dit tekort aan groenvoeder aan te vullen. Eene van de beste middels is het zaaien van haver voor voeder, waarin men ook klavers zaait. Wanneer de haver gemaaid is, schieten de klavers op en geven nog een paar goede sneden gedurende den zomer en in den herft is het een goed tarweland. Het lukken der klavers zal veel afhan gen van de manier van vetten en het zal niet van belang ontbloot zijn hier eenige wenken te geven over de manier van bemesten. Benevens de stikstofbemesting, 't is te zeggen het toedienen van beir, mest, nitraat of ammoniak voor de haver be stemd, moet men bijzonder letten ook de jonge klavers die er moeten op vol gen niet te vergeten. Deze klaverplanten vragen geen stikstof, maar wel potasch en phosphoorzuur. Geeft dan aan uw land, waarop uwe haver en klaver moet gezaaid worden ten minste 1 of 2 kilo super vesta of superphosphaat per roe de en 1 kilo kaïniet. Dit mag dooreen gemengd worden. Men mag ook klaver- vet gebruiken hetgeen ook eene menge ling is van phosphoorzuur en potasch. Sommige natte of kalkarme gronden zouden ook goed varen met eene goede kalking. Al deze vetten "moeten toegediend worden vöör het zaaien der haver, inge werkt of licht ondergeploegd. Op die manier is men verzekerd veel en goed groenvoeder te hebben en zal men veel kunnen nitsparen in het koopen van krachtvoeders, Landbouwers, die slechte klavers heb ben, zullen best doen dit land, dat niets dan onkruid zal geven direkt om te ploe gen en zich op die manier een overvloe dig voeder te verzekeren. O. C. Weldra breekt het gunstig tijdstip aan, waarop de verstandige landbou wers zullen gebruik maken van beek-, bron- of draaineerwaters, ten einde er hunne weiden te laten mede bevloeien. Over het nut dier bevloeiïngen die nen we hier niet zeer uit te weiden im mers eenieder van ons heeft zich meer dan eens met eigen oogen kunnen over tuigen, hoe de meerschen. die in het voorjaar aan bevloeiïng werden onder worpen, zich boven de anderen onder scheidden door hunne vroege groene kleur en hun weelderigen waschdom. Daarbij, grassen meer nog dan ander planten, hebben behoefte aan veel vocht. In het water bevinden zich een belang rijk deel voedende bestanddeelen, die aan de gronden worden afgegeven. Wij achten het dus gepast hier te spreken over de Wetsbepalingen betreffende de waters. Hier zijn enkel bedoeld deze waters, welke niet werden gerangschikt in de categorie der bevaarbare en vlotbare waters. Deze laatste maken immers deel van de openbare wegenis en vallen derhalve in 't openbaar domein. Daar hebben de aanpalende eigenaars hoegenaamd geen recht op. Krachtens een dekreet van 22 Januari 1808 wordt het aan 't Bestuur des lands overgelaten te beslissen, welke waters als bevaarbare en vlotbare dienen aan zien te worden. Wij hoeven ons hier dus slechts bezig te houden met natuurlijk loopende wa ters, die niet als vlotbare of bevaarbare aangeschreven staan Volgens art. 640 B. W. zijn de la gere gronden, ten opzichte der hooger liggende gronden, onderworpen aan het ontvangen der wateren, die van dezelve natuurlijk, zonder 's menschen toedoen, afloopen. De lagere eigenaar mag geenen dijk opwerpen, om dezen afloop te beletten. De hoogere eigenaar mag niets ver richten, waardoor de erfdienstbaarheid van den lageren grond verzwaard wordt. Uit dit artikel blijkt dus, dat de lagere eigenaar alleen natuurlijke waters moet ontvangen en geene andere. Wanneer op zijn grond andere wa ters, voortkomende uit fabrieken, mel- kerijen of van daken zouden vloeien, zou hij daarvoor eene schadevergoeding mogen eischen. Stortregens voortkomend van een zwaar onweder worden aanzien als een geval van heirkracht, zoodat noch de eigenaar van den lageren, noch -deze van den hoogeren grond aan art. 644 onderworpen zijn. Dus zou de eigenaar van den lageren grond dien van den hoogeren grond niet kunnen dwingen een dijk op te werpen of andere werken uit te voeren, om den afloop dier stort regens te voorkomenmaar ook de eige naar van den hoogeren grond zou niet kunnen beletten, dat deze van den lage ren grond een dijk opwerpe, om den afloop dier waters op zijn erf tegen te houden (Journal des Tribunaux 1883). Indien een stroom, eene wel of niet bevaarbare of vlotbare rivier een nieu wen loop neemt en de oude bedding verlaat, nemen de eigenaars van de nieuw overspoelde gronden, ten. titel van vergoeding, de oude verlaten bed ding, elk naar evenredigheid van den grond, die hem ontnomen is. Om nu het gebruik te kunnen vast stellen, dat men van de waters mag ma ken, dienen wij een onderscheid te ma ken tusschen de natuurlijke waterloopen, die 1) Voorbij iemands erf vloeien, en 2) deze die door iemands erf vloeien. A. Voorbijloop van natuurlijke waters. 1Hij, wiens eigendom paalt aan den boord van een vloeiend water, mag van het voorbijloopend water gebruik ma ken, doch enkel voor het bespoelen zij ner gronden. 2. Dit recht van bespoelen bestaat voor al de oeverbewoners, zoodat de eene niet al het water zou mogen aan wenden, doch ook een deel ter beschik king moet houden der overige aanpa lende eigenaars. Het niet naleven van dit beginsel van rechtvaardigheid is dikwijls, in de stre ken waar veel tot het bevloeien wordt overgegaan (zooals b.v. in Zuid-Vlaan- deren) een oorzaak van menigvuldige twisten en geschillen, die dan door de vrederechters dienen beslecht te worden. 3. De eigenaar, die voor het bespoe len zijner eigendommen, zal willen ge bruik maken van de waters, waarover hij mag beschikken, zal, mits vooraf gaande vergoeding, het recht bekomen, de werken tot zijnen watervang noodig, op den eigendom van den tegenoverlig- genden eigenaar te steunen. 4. De tegenoverliggende eigenaar op wiens erf de steun zal geëischt worden, zal altijd het gemeen gebruik van de afdamming kunnen bekomen, mits tus- schenkomst in de kosten van plaatsing en onderhoud. 5. De eigenaar die, tot bespoeling zij ner weiden, wil gebruik maken van de natuurlijke en kunstwaters, waarover hij het recht heeft te beschikken, zal den doorloop dier waters kunnen bekomen over tusschenliggende gronden, mits eene billijke en voorafgaandelijke ver goeding. 6. De eigenaars der lagere gronden zullen de waters der aldus bespoelde weiden moeten ontvangen, behoudens de vergoeding, welke hun zal verschul digd zijn. 7. Hetzelfde vermogen van doorloop over de tusschenliggende gronden zal mogen toegestaan worden, mits dezelfde voorwaarden, aan den eigenaar van een moeras of een grond, die geheel of ge deeltelijk overstroomd is, ten einde aan de schadelijke waters hunnen afloop? te verschaffen en ook aan den eigenaar van een natten grond die door onder- aardsche of opene riolen moet gedroogd worden. Dit is zeer belangrijk, met het oog op de belangen van den landbouw. Het laat immers den eigenaar toe zijne te vochtige gronden en weiden te draai- neeren en zelfs de draaineerbuizen te leggen door de eigendommen, welke zich zouden bevinden tusschen zijn droog te. leggen grond en eene in de nabijheid liggende beek of rivier. AANMERKING. - Zijn onttrok ken aan de erfdienstbaarheden (servi tudes) door de paragrafen 5,6 en 7 hier boven voorzien de gebouwen, de koe ren, tuinen, parken en beluiken aan de woningen palende. ('t Vervolgt). (Vervolg). Wat deze formuul betreft zie nr van 29 Januari 1922 gelieve men te bemerken dat het niet geraadzaam is veel roode klavers te gebruiken. Nadat ze in het eerste jaar veel bijgedragen hebben tot verhooging van de op brengst, verdwijnen ze in het tweede of derde jaar en de ontstane open plekjes worden soms maar langzaam opnieuw ingenomen. Nu een klein vraagstuk. Moet men het gras met eene dekvrucht zaaien, ja of neen. De voorstanders van de dek vrucht zeggen ja. 1° Omdat de onkrui den zich minder ontwikkelen. 2° Omdat men spoediger nog eene schoone hoe veelheid groenvoeder bekomt en alzoo de financieele inkomsten van het eerste jaar verbetert. 3° Omdat ze den grond vochtiger houdt. De tegenstanders der dekvrucht be weren integendeel dat de jonge gewas sen zich op een naakten bodem beter ontwikkelen en kloeker zijn dan onder eene dekvrucht, dat het aanleggen van weiland eene zaak is van groot belang, bij dewelke de opbrengst der dekvrucht niet in aanmerking te nemen is. 2° Dat op vochtige gronden het oogsten zeer nadeelig zijn kan, door den heen- en weergang van karren enz. Wat er ook van zijn moge, indien men eene dek vrucht gebruikt zal men deze dunne zaaien en ze groen oogsten. Het zaaien geschiedt meestal in het voorjaar en dan niet te laat, liefst in Maart of begin April met de havèr. Eerst wordt de grond wel fijn gelegd. Men zaaie dan eerst haver b.v., die goed wordt ingeëegd en daarna de gras- en klaverzaden. Zekere lieden zaaien deze in eenmaalwij denken het geraadzaam ze in twee en zelfs in drijmaal te zaaien, 't is te zeggen eerst de dikke zaden die nog al diep moeten ingeëgd worden, zooals die van engelsch, italiaansch en fransch ray-gras, beemdlangbloem, enz., dan de fijne zaadjes die maar eventjes dienen bedekt te worden en eindelijk de klaversoorten. Ieder lot zal zorgvuldig gemengd worden. Het eerste wordt in geëgd en de 2 anderen worden gerold. Eenige woorden nopens de meest ge bruikte gras- en klaversoorten 1. Kropaar (Daetglis Glomerata). Lang gras, zeer snel groeiend, vroeg rijp, dikke, stevige, gevulde halmen, groeit overal, behalve op zeer drooge gronden, vormt geene goede graszode. Past beter voor het maaien dan voor het grazen. Blad en stengels worden vroeg hard. Niet veel van gebruiken. Beemdlangbloem (festuca pratensis). Past best op leemachtigen bodem, ook op versche zandgronden. Zeer lang le vend gras. Snel groeiend en zeer voed zaam tot den bloei. Binst het bloeien wordt het spoedig hard. Goed voor het maaien en het grazen. Lammerstaart of timothee (Phleum pratense). Vormt tamelijk dichte bossen, dus geene gesloten zode, lange en tal rijke wortel-bladeren, stevige stengels die spoedig hard worden, groeit bijna overal, doch liefst op wat vochtige gron den, wordt in vele streken alleen ge- teelt in hooiweiden. Geeft veel en ge zond hooi. Fransch raygras (afrenatherum ela- tius). Bloeit in schoone zilverachtige pluimen. Ontwikkelt zich tamelijk vroeg. Zeer geschikt voor 't maaien. Goed hooi. Wel bestand tegen de droogte. Niet te veel van zaaien. Goudhaver (avena flavescens). Zeer goed gras, gedijt op bijna al de gronden Is zeer langlevend wordt door de dieren gaarne gegeten. Geeft veel hooi en veel toemaat. Veldbeemdgras (poa pratensis). Zeer i gezond gras.Weerstaat goed aan droog te en koude, Vormt eene dicht geslo- tene graszode. Groeit op alle gronden. Geeft maar eene geringe tweede snee. Ruwbeemdgras (poa trivialis). Geeft langer doch zuiver gras dan de vorige variëteit. Groeit slechts op frissche en zware gronden. Past beter voor het maaien dan voor het grazen. Vraagt om vroeg gemaaid te worden. Beemdvossenstaart (Alopecurus pra tensis) groeit liefst op vochtige plaatsen en zelf in de schaduw. Geeft twee goede sneden. Is zeer vroegtijdig en zeer goed gras. Engelsch ray-gras (Lolium perenne). Verkiest een frisschen en zelfs vochtigen bodem rijk aan humus. Vormt een goede graszode. Groeit vroeg in de lente en tot laat in den herfst, verdwijnt na 4-6 jaar. Kan zoowel gemaaid als geweid wor den. Wordt spoedig hard en dan door het vee versmaad. Italiaansch ray-gras (Lolium italienne) verschaft eene overvloedige opbrengt, doch verdwijnt na twee jaar. Bijzonder geschikt om te maaien. Kamgras (Cynosurus cristatus) weer staat goed aan de droogte en groeit ook in den lommer. Vormt eene zeer dichte graszode. Brengt weinig bij tot de eerste snede, groeit op alle gronden maar ver kiest eene vochtige grondsoort. De hal men worden spoedig hard, wordt beter geweid dan gegraasd. De bovenstaande beschrijving leert ons de 10 bijzonderste grassoorten ken nen. Het meerendeel der andere heeft maar eene geringe kultuurwaarde. Be nevens deze grassoorten zijn er andere weideplanten van groot belang, name lijk de klaversoorten. 1. Witte klaver of steenklaver. Zeer goed voeder, gemeen in vele weiden. Blijft klein en vermindert daardoor merkelijk de opbrengst der weide. Komt meestal plekgewijze voor. Groot mogen die plekken echter niet worden. 2. Roode of Brabantsche klaver. Men vindt deze klaver in bijna al de goede weiden, groeit liefst op zware of frissche gronden wel met kalk en potasch voor zien. Groeit niet in den lommer. Ver liest gemakkelijk zijne bladeren bij het hooien en verdwijnt gewoonlijk na 2 a 3 jaar. Daarom zal men er niet te veel van zaaien, 1 a 3 kg. per hectare en liefst herkomstig van noordelijke stre ken. Bastaard-klaver geeft beter hooi dan de gewone klaver en is beter geschikt dan deze voor blijvende weilanden. Bij zonder nuttig in boomgaarden. Verzorging der nieuwe weide. Na den oogst der dekvrucht is het geraad zaam de weide tweemaal flink te rollen. Nadien zal men vooral zorgen voor het vormen eener goede zode. Is het land behoorlijk met planten bezet en den bo dem voldoende vast, dan is het in den regel beter het eerste jaar niet te maaien maar wel te weiden liefst met schapen of met jong vee en met een voldoende ge tal dieren om de weide op korten tijd gansch kaal te maken, zooniet geeft men aanleiding tot het vormen van zaadge- vende bosjes. In natte gronden waar het weiden zou nadeelig zijn, zal men natuurlijk van af het eerste jaar moeten maaien. Over 't draaineeren hebben wij hier niet gehandeld, daar dit belangrijk punt eene bijzondere studie vergt. ('t Vervolgt.) D.Bricout. door den Heer F. Cornelis, landbouw- leeraar te Erpe. Te Lede, Boschstraat, in het lokaal, bij Jozef Van Hauwer- meiren, telkens om 3 ure stipt namiddag. Op Zondag 12 Februari, le Voor dracht over eigen zaadkweek. Op Zondag 19 Februari, 2e Voor dracht over de noodzakelijkheid eener volledige bemesting. Gezien onze maandelijksche vergade ring den tweeden Zondag plaats heeft, zal men den 12 Februari inschrijven voor zaailijnzaad en alle benoodigdhe- den. Al de leden worden op deze nutti ge vergaderingen verwacht. Erembodcgem Op Zondag 26 Februari, na de Hoogmis voordracht over de bemes ting van den grond en het veevoeder, bij Fred. De Clercq, Dorp, door den heer D. Bricout, landbouwkundige van den Staat. LANDBOUWERS, steeds moet ge op de bres staan voor de verspreiding van UW blad. DE BEMESTING. Stalmest. Bij het aanleggen van een boomgaard mag men op geen hand vol mest zien. Indien gij en uw nazaten honderdvoudig wilt terugkrijgen wat gij aan uw boomgaard hebt besteed, neemt dan als stelregel geefj geef veel, geef rijkelijk. Stalmest bevat per 1000 kilos 4 tot 5 kgr stikstof, 2 tot 3 kgr. fosfoor, 4 tot 5 kgr. potasch en 5 tot 6 kgr. kalk, behalve water en humusvormende stof fen. 't Is een volledige meststof waarvan de verhouding voedende bestanddeelen tamelijk wel voldoet aan de minimum- wet van Liebig. Stalmest wordt best gebezigd als het half ontbonden is, spekachtig en vettig, Stalmest bevat veel organische stikstof, die zich eerst tot ammoniakale, daarna tot nitrische stikstof moet omzetten om door de planten opgenomen te kunnen worden het beste tijdstip om stalmest te gebruiken is juist op 't oogenblik dat hij reeds veelammoniakale stikstof bevat die zich weldra in den grond tot nitri sche omzetten zal. Versch stalmest in den grond delven, onmiddellijk voor het planten der fruitboomen, is dus niet aan te prijzen en bijzonderlijk niet in zware leemgronden. Om goede, sterke en veel opbren gende boomen te bekomen geve men, bij de diepspitting, van 30 tot 40000 kg. halj ontbonden stalmest en men vult die bemesting aan met 2 tot 3000 kgr. me taalschuim en 2 tot 300 kgr. kaïniet. Vroeger legde men stalmest op den bo dem der putten, dat gebruik heeft reeds gelukkiglijk opgehouden. De wortels der boomen konden daar niets of toch bitter weinig genieten van al de voe dende bestanddeelen in den mest bevat, aangezien zij door de regenwaters naar onder zijpelden en verloren gingen. Bovendien deze meststof, wanneer ze verteerde, was oorzaak dat de boom zakte en dan heel dikwijls te diep stond; hij begon te kwijnen bij gebrek aan lucht en warmte, kreeg 't schimmel aan zijn wortels en stierf wel eens. Versch stalmest mag maar alleen gebezigd wor den op de oppervlakte van den grond, rond den stam van den boom om hem warm te houden en door de doorzijging der regenwaters de voedende bestand deelen in den mest bevat, in 't bereik der wortels te brengen. De waarde van den stalmest verschilt veel en de samen stelling er van wordt gewijzigd door de soort van dieren, hun ouderdom, hun hun voedsel en hun verzorging. Zelfs de verzorging van den stal mest zelf laat soms te wenschen over. Wanneer men hem dus in hoopen zet, moet men wel zorg dragen hem te begie ten met ale, zijk "of beir, anders ver warmt hij te snel, brandt hij zooals men gewoonlijk zegt en verliest alzoo veel van zijn waarde. Als aanvullingsmeststof heb ik dan aangeraden 2 tot 3000 metaalschuim en 2 tot 300 kgr. kaïniet per Ha. Thomas slakken zijn niet giftig, kunnen ten allen tijde toegediend worden en hebben, om hunnen inhoud aan fosfoorzuur en kalk, den heilzaamsten invloed. Het gebruik in fruitboomteelt van ijzerslakken kun nen we niet genoeg aanraden, en ziet men er de uitslagen niet zoo onmiddel lijk van als bij de superfosfaten, ze be vatten toch geen zwavelzuur dat schade kan toebrengen aan de wortels en aan de werking der nuttige bacteriën in den grond noodzakelijk. Niet evengoed is het gesteld met kaïniet, waarvan de waarde veel betwist wordt door des kundigen inderdaad ze beweren dat kaïniet dikwijls schadelijk is voor de planten door het keukenzout dat het natuurlijk of door vervalsching bevat. Zoodra dit proces klaar zal zijn uitge- pleten en toegelicht zullen we er ons bij neerleggen. L. HAEMS, Landbouwvoordrachtgever. Wij verkoopen heden beste inland- sche haver op zware gronden gegroeid. Deze kan ook best geschikt zijn voor zaaihaver, bijzonder wanneer deze ha ver bestemd is om als groenvoeder ge maaid te worden. r QiRtiïfmmmÊ Aankondigingen volgens akkoord.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1922 | | pagina 1